Streven. Jaargang 72
(2005)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 675]
| |
Dirk Rochtus
| |
[pagina 676]
| |
AKP, zou de Europese Unie niet de weg zijn waarin de regering gelooftGa naar eind[2]. Erdogan zou een opportunist zijn die de waarden van de Europese Unie niet echt heeft verinnerlijkt. Maar misschien heeft de premier nog het meest van al schrik dat de eurosceptische nationalisten in hem een waterdrager van de Europese Unie zouden zien. Zelfs de Duitse sociaal-democraten, die tot nu toe volledig achter een Turks EU-lidmaatschap stonden, reageerden geërgerd op de lamlendigheid van Ankara. Martin Schulz, de voorzitter van de sociaal-democratische fractie in het Europese Parlement, riep Turkije op eindelijk werk te maken van de hervormingenGa naar eind[3]. Er is al aardig wat inkt gevloeid over de vraag of Turkije nu al dan niet zou kunnen of mogen toetreden tot de Europese Unie. De kandidaatstelling van Turkije maakt dat ook de gewone burger in Europa is beginnen nadenken over de verdere uitbreiding van de Europese Unie. De toetreding van de Centraal-Europese en de Baltische staten op 1 mei 2004 is als het ware sluipend verlopen. De kwestie Turkije daarentegen deed de gemoederen oplaaien, en wel omdat het land zo anders is dan de nieuwe EU-lidstaten, met andere woorden, omdat het als ‘minder Europees’ wordt ervaren. Zou de Franse en Nederlandse afwijzing van de Europese grondwet ook niet ingegeven zijn door de scepsis over de uitbreiding (ook wat Turkije betreft)? Op 3 oktober beginnen de onderhandelingen. Niet dat de toetreding dan op automatische piloot kan gebeuren - want voor het eerst gaf de Europese Unie te kennen dat het een proces met een ‘open einde’ is -, maar de kans dat Turkije ooit de EU-club zal vervoegen, is dan toch al heel wat waarschijnlijker. De discussie was na de top van 17 december 2004 verstomd. Maar het buitensporige optreden van de Turkse politie in Istanbul heeft bij vele mensen de ogen geopend. De oude vragen duiken weer op in een meer verhevigde vorm. Het debat over Turkije is niet eenvoudig, en het is zeker niet in zwart-wittermen te voeren. Elk argument dat vóór Turkije wordt aangevoerd, kan onmiddellijk worden weerlegd met een al even sterk tegenargument, en omgekeerd. De discussie over een mogelijke toetreding van Turkije tot de Europese Unie draait rond twee grote vragencomplexen die te maken hebben met enerzijds factoren van cultuur en identiteit, anderzijds kosten en lasten van economische, politieke en geostrategische aard. Naarmate het tegen begin oktober 2004, het tijdstip waarop de Europese Commissie op het punt stond haar rapport over Turkije voor te stellen, duidelijker werd dat Turkije de criteria van Kopenhagen zou vervullen (‘in voldoende mate’ zoals de Commissie uiteindelijk zou schrijven), werd het moeilijker de deur voor de neus van de Turken dicht te gooien. De tegenstanders van het EU-lidmaatschap van Turkije begonnen te schermen met argumenten die minder meetbaar zijn, namelijk cultuur en iden- | |
[pagina 677]
| |
titeit. Giscard d'Estaing had als voorzitter van de Europese Conventie de aanzet gegeven met zijn stelling dat Turkije niet thuishoort in een Europa dat door het christendom is getekend. Dat versterkte op zijn beurt het vooroordeel van Turkse commentatoren dat de Europese Unie een ‘christian club’ zou zijn. Vooral in Duitsland, waar de christen-democratie nog een echte volkspartij is, liet het verzet tegen de Turkse EUambities luidkeels van zich horen. De christen-democraten kwamen zelfs op de proppen met een alternatief: het zogenaamde ‘geprivilegieerd part-nerschap’ (wat neerkomt op alle voordelen van de Europese Unie behalve het lidmaatschap van de EU-instellingen). In Duitsland zijn ook een aantal historici als Heinrich August Winkler en Hans-Ulrich Wehler erg in de weer met het bedenken van argumenten die slaan op de kwestie van de identiteit, met waarden als geschiedenis en cultuurGa naar eind[4]. In dit artikel ga ik dieper in op de problematiek ‘cultuur en identiteit’. Problemen van economische of institutionele aard die een eventuele toetreding van Turkije zou opwerpen, worden buiten beschouwing gelaten. | |
Verwatert de Europese identiteit?Is de grootte van Turkije het probleem (wat bevolking betreft, telt het land zo veel inwoners als de tien nieuwe EU-lidstaten tezamen)? Indien Turkije een land was met een kleine moslimbevolking, zou het al veel vlugger in de Europese Unie opgenomen zijn. Hetzelfde geldt wanneer het een land was met een grote, maar niet-islamitische bevolking. Het probleem zit voor de Europese publieke opinie dus in de combinatie van islam en demografie. Daarachter gaat de vrees schuil dat een land met zo'n grote bevolking van moslims door zijn gewicht binnen de instellingen van de Europese Unie zou bijdragen tot de versterking van de islam in Europa. Zo zou de identiteit van Europa, van de Europese Unie, stilaan verwateren. Maar: wat betekent identiteit? Wanneer is ze bedreigd? Identiteit heeft te maken met kenmerken waardoor mensen een eigenheid vertonen die hen anders maakt dan de anderen of die hen afgrenst van de anderen. De meest zichtbare en doorslaggevende zijn - als we het niet zozeer over enkelingen dan wel over bevolkingsgroepen hebben - de taal en de godsdienst. Het kan zijn dat Vlamingen en Walen, de twee grote bevolkingsgroepen van België, misschien niet zo veel van elkaar verschillen qua mentaliteit en gebruiken, maar het feit dat ze een andere taal spreken, leidt tot onderscheiden groepsvorming, het gevoel dat ze andere belangen hebben en het bewustzijn dat het samenleven onder één staatsdak niet zo gemakkelijk is. Maar een andere taal hoeft niet per se een gemeenschappelijke Belgische identiteit uit te sluiten: er kan een wil zijn om ondanks de verschillen samen te leven, zeker ook omdat er een historische continuïteit en vertrouwdheid is. Hetzelfde | |
[pagina 678]
| |
geldt voor de Europese Unie, waar het naast elkaar bestaan van vele talen nog altijd grenzen trekt, maar geen hinderpaal is op de weg naar de creatie van een Europese identiteit, zeker wanneer de sprekers van die verschillende talen, die zichzelf zien als behorende tot onderscheiden naties, een vertrouwdheid met elkaar hebben die gebaseerd is op geschiedenis en geografie. De kwestie Turkije doet de vraag rijzen of dit land binnen Europa past. Er zijn voor de bevolking in Europa op het eerste gezicht weinig aanknopingspunten met Turkije door de geschiedenis heen. Ook de perifere ligging van het land maakt dat er weinig persoonlijke contacten zijn tussen de Europeanen (met uitzondering van de Grieken) en de inwoners van TurkijeGa naar eind[5]. Bij de inwoners van West- en Noord-Europa worden de historische vervreemdheid en de geografische afstand nog versterkt door een religieuze component, namelijk het feit dat de overgrote meerderheid van de Turken moslim is. De kennis over de islam is in Europa niet groot - omgekeerd geldt hetzelfde -, en die gebrekkige kennis voedt vooroordelen die nog worden versterkt door de misdaden die terroristen begaan in naam van de islam. Elf september 2001 heeft de thesis van Samuel Huntington over de ‘clash of civilizations’ weer actueel gemaakt. De religie begint in vele landen (de Verenigde Staten, Rusland, verscheidene Europese landen) weer een rol te spelen in het bepalen van de eigen identiteit en wordt zelfs gebruikt als een wapen om te strijden tegen krachten die haar zouden belagen. In dat vriend-vijanddenken past de uitspraak van de Duitse bisschop Algermissen: ‘Unsere Schwäche macht den Islam stark’Ga naar eind[6]. De islam waarover hij het heeft, is iets bedreigends, expansief, agressief. Hij heeft het niet direct over Turkije, maar de gedachte dat een staat die met een moslimbevolking aan de deur van de Europese Unie aanklopt (of voor de poorten van Wenen staat, om een metafoor te gebruiken), de gedachte dat zo een staat een bedreiging zou kunnen vormen, is niet veraf. | |
Turkije als ‘het andere’?De genoemde elementen maken dat Turkije als ‘het andere’ wordt ervaren. Wehler stelt in zijn bijdrage voor Die Zeit dat een opname van Turkije ook de deur opent voor Wit-Rusland en de Oekraïne, omdat de Europese Unie steeds verzuimd heeft haar grenzen te definiëren. Dat zou volgens hem niet mogen, omdat deze landen ‘nooit bestanddeel van het historische Europa geweest zijn [...] ze zijn niet door de Oudheid, het Romeinse Recht, de Reformatie, om nog maar te zwijgen van de Verlichting, het westerse burgerdom [...] gekenmerkt’Ga naar eind[7]. Europa is in die optiek gebaseerd op de erfenis van de antieke en de joods-christelijke cultuur. Aangezien de genoemde historische periodes niet voorko- | |
[pagina 679]
| |
men in de Turkse geschiedenis, zou Turkije noch de secularisering noch het pluralisme hebben verinnerlijkt die zich uit de Europese geschiedenis laten afleiden. De secularisering in Turkije zou van bovenaf opgelegd zijn en dus oppervlakkig blijven. Deze argumenten klinken plausibel, maar ze zijn tegelijk eenzijdig en selectief. Want die historische en culturele perioden (van Reformatie tot Verlichting) zijn enkel te situeren in het westelijke, katholiek-protestantse gedeelte van Europa. Griekenland, de Balkanstaten, en zelfs Finland zijn er dus van verstoken gebleven. In Spanje speelde de islam een grote rol tot in de vijftiende eeuw. De waarden die in West-Europa uit die perioden zijn voortgekomen, zijn daar misschien sterker geworteld dan in de andere sta ten, maar het is niet bij voorbaat uit te sluiten dat ze aangeleerd kunnen worden. Een staat die niet door deze historische fases is gegaan, kan het kader creëren om deze waarden door te geven aan de burgers. Het komt er dus op aan of een staat bij machte is zich de politieke cultuur van de westerse democratie eigen te maken: institution building met het oog op de inplanting van de democratie, is wat telt. Dat een staat democratische tekorten vertoont, zoals Turkije, betekent niet per se dat dit voortkomt uit een anders-zijn. In de West-Europese staten zijn die tekorten weggewerkt door onder meer het proces van de Verlichting, maar ook niet in allemaal. Het Duitsland van de negentiende eeuw bijvoorbeeld wordt beschouwd als een ‘verspätete Nation’ omdat het geen volwaardige liberale democratie was. De Duitsers van het Keizerrijk gingen zelfs prat op hun eigen ‘Kultur’ die zich onderscheidde van de westerse ‘Zivilisation’. Zelfs het democratische experiment van de Republiek van Weimar (1919-1933) kon de terugval in de nationaal-socialistische barbarij niet verhinderen. Duitsland werd daaruit in 1945 bevrijd door militaire actie en door een ‘re-education’ die door vreemde mogendheden van bovenaf was opgelegd. Ondanks het feit dat de Reformatie en de Verlichting op Duitse bodem hebben gewerkt, bleef Duitsland tot 1945 in de greep van een denken dat sceptisch stond tegenover de ontwikkelingsgang van het Westen. Turkije bevindt zich reeds sinds 1839 in een proces van modernisering (Tanzimat-hervormingen), dat weliswaar niet te vergelijken valt met de Verlichting, maar ook hier hebben - net als in het Westen - ‘verlichte despoten’ (sultans) en intellectuelen (Jonge Turken) gepoogd de structuren en de denkwijze te hervormen. De Turkse politicoloog Hasan Unal, die weliswaar een tegenstander van het EU-lidmaatschap van Turkije is, wees in een dubbelinterview met de Duitse historicus Wehler op de voorbeeldfunctie van de Verlichting en de idealen van de Franse Revolutie voor Turkije: ‘In het late Ottomaanse Rijk werd het rechtssysteem van de Europese landen overgenomen en aan de islam aangepast’Ga naar eind[8]. De kemalistenGa naar eind[9] - de aanhangers van Mustafa Kemal Atatürk, de stichter | |
[pagina 680]
| |
van de Republiek Turkije - hebben dit werk voortgezet en zich daarbij van een westers instrument, de natiestaat, bediend. Het verschil met het Westen is dat Turkije in die fase is blijven steken. Terwijl de Europese naties zich na de Tweede Wereldoorlog mentaal van het nationalisme verwijderden, heeft Turkije die stap naar het concept van de postmoderne staat nog altijd niet gezetGa naar eind[10]. Landen die tot de jaren zeventig van de twintigste eeuw in de greep van autoritaire regimes waren en nu gerespecteerde lidstaten van de Europese Unie zijn als Spanje, Portugal en Griekenland, hebben ook democratische tekorten gekend. Het verwijt als zou de rol van het leger in Turkije een teken van het ‘anders-zijn’ van Turkije zijn, snijdt geen hout. Het is veeleer een teken van een zwakke democratie. Naarmate ze sterker wordt, heeft ze minder behoefte aan een leger dat de democratie moet bewaken. De rol van het Turkse leger vroeger - vóór de recente hervormingen die een direct ingrijpen onmogelijk zouden moeten maken - paste (op een radicale wijze) in wat Duitse politicologen een ‘streitbare Demokratie’ noemenGa naar eind[11]. De vraag is nu of het Turkse leger bereid is van die rol af te stappen om de democratie ten volle te laten werken. Turkije beschikt over de instituties van de parlementaire democratie waardoor het formeel al compatibel is met het westerse waardensysteem. Toch noemt Wehler de Turkse democratie ‘ein merkwiirdiges konstitutionelles Gemisch’Ga naar eind[12]. Zijn stelling dat er in Turkije geen echte partijen naar westers model zijn klopt, omdat ze vooral rond bepaalde persoonlijkheden zijn opgebouwd. De vraag blijft dus wat Turkije ‘Europees’ maakt. Kan de geschiedenis hier misschien een antwoord op geven? Volgens Wehler voerde het Ottomaanse Rijk 450 jaar lang oorlog tegen het christelijke EuropaGa naar eind[13]. De bezetting van de Balkan door de Turken zou de oorzaak zijn van een economische, politieke en sociale stagnatie, en Wehler laat niet na te waarschuwen voor wat een Ottomaanse overwinning bij Wenen in 1683 had kunnen betekenenGa naar eind[14]. Dat argument van de ‘geschiedenis’ wordt graag aangehaald om het Ottomaanse Rijk als de ‘tegenpool van Europa’ voor te stellen. Maar klopt dat ook? Op het ogenblik dat de Turken voor de poorten van Wenen stonden (in 1529 en 1683), was er geen sprake meer van een universeel christelijk Europa. De Europese naties bevonden zich in oorlog met elkaar, en de ‘raison d'état’, het staatsbelang, primeerde op religieuze overwegingen. Tijdens de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) spande het katholieke Frankrijk onder kardinaal Richelieu samen met protestantse Duitse vorsten en met (het eveneens protestantse) Zweden tegen de katholieke Habsburgse keizer. Wat waren dan de drijfveren van het Ottomaanse Rijk? Wilde het soms de islam verbreiden, terwijl het binnen het eigen staatsverband de christe lijke minderheden de mogelijkheid gaf via het millet-systeem hun eigen persoonsgebonden aangelegenheden te regelen (zoals mutatis mutandis | |
[pagina 681]
| |
de gemeenschappen binnen het Belgische federalisme)Ga naar eind[15]? Of vocht het Ottomaanse Rijk dan toch niet tegen ‘Europa als geheel’, maar tegen het Habsburgse Rijk waarmee het wedijverde om het bezit van territorium? Handelde het vanuit dezelfde raison d'état die andere staten aan de dag legden? Als dat zo was, werd dit weliswaar met religieuze drijfveren verbonden, maar iets gelijkaardigs gold ook voor christelijke staten. Vanaf de Vrede van Parijs van 1856, die de Krimoorlog bezegelde (waarin Frankrijk en Groot-Brittannië aan de zijde van de Turken streden tegen de expansiedrang van het tsaristische Rusland), werd het Ottomaanse Rijk trouwens opgenomen in het ‘Europese concert van staten’. De problemen die verbonden waren met de opstand van Grieken, Armeniërs, Bulgaren en Serviërs in het Ottomaanse Rijk tijdens de negentiende eeuw, waren het gevolg van het nationalisme dat uit het Westen was overgewaaid. | |
Zit Turkije verstrikt in het staatsnationalisme?Het staatsnationalisme zou een volgend argument kunnen zijn om het verschil tussen de Europese Unie en Turkije te verklaren. De Europese Gemeenschap was een antwoord op het staatsnationalisme dat Europa in de twee wereldoorlogen had gestort. Het nationale egoïsme van elkaar bevechtende staten moest overwonnen worden. De Europese Unie is erin geslaagd de oude vijanden weer bij elkaar te brengen en te verzoenen, maar de nationale identiteiten zijn blijven bestaan, en dat maakt het functioneren van de Unie als een krachtig geheel er niet gemakkelijker op. De kemalistische staat wordt gekenmerkt door een jakobijns streven natie en staat te doen samenvallen. Terwijl de kern gebouwd is rond de etnische meerderheid van de Turken, wordt van de niet-Turkse bevolkingsgroepen verwacht dat ze zich assimileren. Om die assimilatie door te drukken heeft de Turkse staat in de loop van de geschiedenis ook gebruik gemaakt van minder democratische middelen. Die assimilatiedrang hangt dus samen met het concept van de homogene natiestaat zoals die in het Europa van de negentiende eeuw opgang had gemaakt. Maar ondertussen is het Westen zelf veranderd (na de Tweede Wereldoorlog). Deze assimilatiepolitiek werd dan ook door de Europese Unie op de korrel genomen omdat ze de culturele en linguïstische verscheidenheid binnen Turkije niet zou respecteren. Een van de kenmerken van de Europese identiteit is immers het respect voor andere volken en culturen. In verscheidene Europese staten leven nationale minderheden en zijn er systemen uitgekiend om de rechten van deze minderheden te doen respecteren. Het is dan ook niet meer dan logisch dat de Europese Unie van kandidaat-lidstaat Turkije verwacht dat het meer tegemoet zou komen aan de verlangens van bijvoorbeeld de Koerden | |
[pagina 682]
| |
naar meer culturele rechten. De huidige AKP-regering nam ietwat meer afstand van de oude kemalistische concepten en kende de etnische en religieuze minderheden meer rechten toe, maar toch nog altijd slechts met mondjesmaat. Zo werkte de regering op papier alvast mee aan een relativering van de natiestaat zoals dat kenmerkend is voor de Europese Unie. Maar er kleven aan de natiestaat nog enkele aspecten die niet helemaal te verzoenen vallen met wat eigen is aan de Europese Unie, bijvoorbeeld chauvinisme. Dat kan zich uiten in de weigering de duistere aspecten van het verleden te erkennen. Meerdere EU-staten hebben een koloniaal verleden dat niet altijd zuiver op de graat was. Maar door op te gaan in een groter internationaal verband leerden ze hun misstappen onder ogen te zien. Dat maakt een open debat mogelijk over de fouten uit het eigen verleden. Geen enkel Europees land heeft zo onvoorwaardelijk zijn historische verantwoordelijkheid erkend als Duitsland. De kans dat de Republiek Turkije met een gelijkaardige grootmoedigheid de misdaden erkent die haar voorgangster, het Ottomaanse Rijk, heeft begaan, is zo goed als onbestaande. Elke verwijzing naar de ‘genocide’ op de Armeniërs (1915) wijst het officiële Turkije (maar ook de Turkse publieke opinie) verontwaardigd van de hand. Niet alleen omdat het aanspraken van de Armeniërs op schadevergoeding of het territoriale revisionisme van de Armeense staat vreest, maar vooral omdat het zoiets als een knieval ziet, en dat strookt niet met zijn zelfbewustzijn en nationale trots. De zeldzame Turkse intellectuelen die vinden dat Turkije zijn verantwoordelijkheid moet opnemen, zoals de historicus Halil Berktay, professor aan de Sabanci Universiteit in Istanbul, of de wereldberoemde auteur Orhan PamukGa naar eind[16], worden in de Turkse pers neergesabeld en krijgen zelfs doodsbedreigingen. In een interview met een Turkse krant zei de historicus Nese Düzel letterlijk: ‘In Turkije staan wetenschappers permanent onder druk. De Armeense kwestie, Koerdische thema's, de kwestie van minderheden, verschillende nationale en religieuze kwesties zijn taboe’Ga naar eind[17]. Die druk manifesteerde zich in mei 2005 weer toen Ciçek, de Turkse minister van Justitie, het initiatief van drie gezaghebbende universiteiten (Bogazici, Bilgi en Sabanci) om een wetenschappelijke conferentie over de ‘Armeense tragedie’ te houden in Istanbul (waar ook aanhangers van de genocide-stelling aan het woord zouden komen), als een ‘dolkstoot in de rug van Turkije’ brandmerkteGa naar eind[18]. Wanneer zulke taboes door buitenlanders of andere staten worden aangekaart, duikt het ‘Sèvres-syndroom’ weer op. Net zoals met het (achteraf herziene) Verdrag van Sèvres uit 1920 de verdeling van het Ottomaanse rijk werd beoogd, wordt vandaag kritiek van buitenaf door de Turkse instanties geïnterpreteerd als een middel om de Turkse staat te verzwakken of te ontmantelen. De Turkse president Necmet Sezer bekritiseerde in een recente toespraak voor de Militaire Academie van Istanbul de | |
[pagina 683]
| |
suggesties vanuit EU-kringen aan Turkije om de ‘Armeense genocide’ te erkennen. In het licht van Sèvres verwondert het dus niet dat een rechtgeaarde kemalist als Sezer in de genocide-problematiek een bijkomend element ziet om het Turkse EU-lidmaatschap te bemoeilijkenGa naar eind[19]. Een ander minder positief aspect van de kemalistische natiestaat is de voorrang van de staat op het individu. In het verleden was de staat een waarde op zichzelf, iets heiligs, waarnaar de maatschappij zich moest plooien. Ook hier is de laatste tijd een kentering ingetreden in die zin dat de rol van de ‘civil society’ is versterkt. Het is ook mogelijk geworden kritiek te uiten op de organen en instellingen van de staat. De macht die de stafchefs via de Nationale Veiligheidsraad uitoefenden, is formeel ingeperkt, maar het leger blijft zelfs dan een instituut met een groot moreel gezag, een ‘staat binnen de staat’. | |
Religie of secularisme?Het element dat nog het meest van al het ‘anders-zijn’ van Turkije in de ogen van de tegenstanders verklaart, is de religie. Maar kan het ‘anders-zijn’ nu nog worden gedefinieerd door de religie? In Europa wordt gediscussieerd over de vraag of het individualisme en de idee van de mensenrechten hun oorsprong vinden in het christendom, een godsdienst die de vrije wil en de individuele verantwoordelijkheid tegenover God benadrukt. Zelfs als dat zo is, heeft Europa die waarden moeten veroveren op het klerikalisme, dat zich lang verzette tegen het modernisme. De vraag waarmee vele Europeanen worstelen, is hoe de islam zich verhoudt tot de waarden van de seculiere maatschappij. De Belgische kardinaal Godfried Danneels meende dat de islam een soort ‘Franse Revolutie’ nodig heeft. Het toont aan dat er in Europa nog veel twijfel en onzekerheid heerst over de vraag hoe letterlijk de boodschap van de islam genomen wordt. Er heerste dan ook een zekere angst toen de moslimpartij AKP op 3 november 2002 de parlementsverkiezingen met een overweldigende meerderheid won. Ondertussen heeft de AKP zich gematigd opgesteld en heel wat verreikende hervormingen doorgevoerd die Turkije rijp moeten maken voor een toetreding tot de Europese Unie. Maar het wantrouwen tegenover een partij die uit de ruif van de politieke islam eet, blijft bestaan. Volgens de kemalisten, die de seculiere erfenis van Atatürk verdedigen, is de AKP een wolf in schaapsvacht. Door de polemiek rond de bestraffing van overspel in de nieuwe strafwet, zoals die zich midden september 2004 afspeelde, zou de AKP volgens de kemalisten haar masker hebben laten vallenGa naar eind[20]. De vraag is dus of religieuze scheidingslijnen ook politiek-maatschappelijke grenzen zijn. Veronderstelt de Turkse identiteit dat je als Turk ook moslim bent? Weliswaar zijn er ook joden, Armeniërs en christelijke Assyriërs die | |
[pagina 684]
| |
Turks staatsburger zijn, maar kan een Turk die niet tot een van deze minderheden behoort, er ook voor kiezen christen te worden? Is Turk-zijn niet hetzelfde als moslim-zijn, in welke gradatie ook, als je bedenkt dat 99% van de bevolking in de islamcultuur ‘hineingeboren’ wordt? In Turkije wordt graag het beeld van de Europese Unie als ‘christian club’ gebruikt, maar zouden we niet met meer recht van Turkije kunnen zeggen dat het een ‘islam club’ is? Dat de islam nog altijd een wezenlijk bestanddeel van de Turkse identiteit uitmaakt, bewijzen de uitspraken van minister voor Religieuze Aangelegenheden en theoloog Mehmet Aydin over het zendelingenwerk van protestantse missionarissen in Turkije. Die zouden volgens hem ‘de culturele, religieuze, nationale en historische eenheid van het Turkse volk schaden’Ga naar eind[21]. De commentator Semih Idiz, redacteur van Turkish Daily News, maakte brandhout van deze paranoia: ‘[...] meneer Aydin heeft nog niet volledig de notie van Turkije als een seculier land ‘geabsorbeerd’ of begrepen dat het elementaire principe van het secularisme luidt dat religie een persoonlijke aangelegenheid is en niet iets wat een staat of regering kan of zou moeten regelen voor het individurGa naar eind[22]. Idiz vraagt zich dan ook af of de Europese schoen niet te groot is voor de Turkse voet. De Europese Unie komt historisch gezien voort uit de inspiratiebron van het christendom, maar presenteert zichzelf niet als een ‘christian club’. Dit bewijst de discussie over het toelaten niet alleen van Turkije, maar ook in de toekomst van Bosnië-Herzegovina. Ook is het christendom niet in alle EU-staten de dominerende of exclusieve wereldbeschouwing. België bijvoorbeeld is gebouwd op het evenwicht tussen katholicisme en vrijzinnigheid. Moeten we Turkije in de Europese Unie laten om de clash of civilizations te logenstraffen? Houdt het afwijzen van Turkije het gevaar in dat het land in de greep van de fundamentalisten komt? Fundamentalisme is ‘geen deel van de Turkse traditie’, stelt Hasan ÜnalGa naar eind[23]. Het denkbeeldige construeren van een fundamentalistisch gevaar is niet het beste argument om de toetreding van Turkije tot de Europese Unie te bepleiten. Meer nog: zelfs Turkije een gematigde moslimstaat noemen is er voor de kemalist Sezer al te veel aan. De president gaf in zijn boven geciteerde toespraak voor de Militaire Academie te verstaan dat Turkije een seculiere democratie is en niet een gematigde moslimstaat, omdat zulke staten vroeg of laat het pad van het fundamentalisme zijn ingeslagen. Zelfs als Turkije geen lid van de Europese Unie zou worden, zullen de Turken zich niet afkeren van Europa. Voor de kemalisten is de oriëntatie op Europa de garantie dat Turkije een land is dat tot de westerse beschaving behoort. Europa houdt de vervulling van hun dromen in, of die droom nu wordt geformaliseerd in een volwaardig lidmaatschap of in een geprivilegieerd partnerschap. Wel hebbende Europese bewindvoerders de fout gemaakt dat ze al meer dan veertig jaar lang Turkije het | |
[pagina 685]
| |
lidmaatschap van eerst de Europese Gemeenschap en dan de Europese Unie hebben voorgespiegeld. Op beloften terugkomen is niet mogelijk zonder dat de Europese Unie gezichtsverlies lijdt of zonder dat men Turkije voor het hoofd stoot. De tegenstanders van een toetreding van Turkije tot de Europese Unie kunnen alleen maar hopen dat de futloosheid die Ankara de laatste maanden kenmerkte, blijft aanhouden. En misschien beginnen de Turken meer en meer te balen van Europa, zoals Dirk Jacob Nieuwboer, correspondent van De Standaard in Turkije, schrijft. Tonen de Franse en Nederlandse afwijzing van de Europese grondwet immers niet aan dat Turkije zo vaak het voorwerp van discussie uitmaakt of dat er zo sterk aan zijn mogelijk EU-lidmaatschap wordt getwijfeldGa naar voetnoot[24]? Deze bijdrage werd afgesloten op 20 juni 2005. |
|