aan het humanisme werd toegekend, terwijl juist hier uitdrukkelijk zou moeten worden verwezen naar de betekenis van het christendom voor de Europese cultuur, en daarmee voor de Europese Unie, om een evenwichtiger tekst te krijgen. De delegaties kwamen zelfs lijnrecht tegenover elkaar te staan: sommigen vonden iedere verwijzing naar godsdienst ongepast, anderen noemden het niet vermelden van het christendom een voorbeeld bij uitstek van gebrek aan historisch besef, of zelfs van geschiedvervalsing ingegeven door misplaatste angst voor het verwijt dat men inbreuk zou maken op de scheiding tussen kerk en staat. Maar in plaats van over deze geschilpunten door een inhoudelijk debat te beslissen, werd gekozen voor een politieke en pragmatische oplossing: de alinea werd geschrapt! Wat dit duidelijk maakt, is dat er tussen de nationale regeringen zeer uiteenlopende inzichten bestaan over de betekenis van zo belangrijke aspecten van de Europese cultuur. Wil de Europese Unie meer zijn dan een samenwerkingsverband op economisch gebied - en het huidige beleid van de Europese Unie is erop gericht dat zij meer wil zijn; dat is iets wat uit de Preambule spreekt - dan zal men zich juist ook op de betekenis van de cultuur voor de Europese Unie moeten bezinnen.
Daarom lijkt het de redactie van Streven interessant, de aandacht te richten op aspecten van de cultuur van de ‘nieuwe lidstaten’ van de Europese Unie, omdat deze vaak nog zo onbekend is. In zeven bijdragen wordt aandacht besteed aan voorbeelden uit de cultuur van deze nieuwe lidstaten - cultuur, opgevat in de brede zin van het woord. In de eerste bijdrage gaat WAM DE MOOR in op de moderne Poolse poëzie - die terecht een grote reputatie heeft. Elianne Muller en Erika Winkler schetsen een portret van Sándor Márai, de Hongaarse schrijver en filosoof; vier aforismen van Márai worden in deze bijdrage voor het eerst in Nederlandse vertaling gepresenteerd. Guido Vanheeswijck wijst op de grote betekenis van Kaliningrad en Riga voor de Europese Verlichting. In de bijdrage van Wouter Steffelaar wordt Arvo Pärt voorgesteld, de meest bekende componist van Estland. Peter Vermeersch gaat in op de vraag, hoe de nieuwe oostgrens van de Europese Unie wordt getrokken. Maxim Kovalenko beschrijft de problemen van de Russische minderheden in Letland. Raymond Detrez ten slotte biedt een kennismaking met de Sloveense avant-garde in de jaren twintig.
De redactie hoopt met dit themanummer te kunnen bijdragen aan de kennismaking met de cultuur van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie. Aan de lezer om te oordelen hoe deze zich verhoudt tot de tradities waarop in de Preambule van de ontwerpgrondwet wordt gedoeld.
□ Herman Simissen