Streven. Jaargang 71
(2004)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 991]
| |
Geert Lernout
| |
[pagina 992]
| |
Kuhn. Joyce is daarmee niet alleen de enige literaire auteur in de top tien (tenzij we Martin Heidegger ook tot de literatuur rekenen), met Finnegans Wake en A Portrait of the Artist as a Young Man heeft hij niet minder dan drie romans in de top 25. De lijst bevat verder alleen nog Marcel Proust met zijn romancyclus A la recherche du temps perdu en T.S. Eliot met het gedicht The Waste Land: alle andere werken zijn filosofisch en theoretisch. Deze kwantitatieve studie zegt niets over de intrinsieke waarde van dit werk, maar bevestigt wel dat Joyce een centrale figuur is voor auteurs in de humane wetenschappen. Dit feit alleen al maakt van Ulysses een mijlpaalboek. Maar dat blijkbaar heel wat auteurs graag uit Ulysses citeren, zegt helemaal niets over de roman zelf. Tijdens het grootste deel van de twintigste eeuw behoorde in het oosten van Europa het verzameld werk van Karl Marx en Friedrich Engels tot de meest geciteerde werken. En in boeken en artikelen die vanaf de jaren vijftig in China verschenen, stonden altijd citaten uit het werk van de Grote Roerganger. Als we de geschiedenis van de westerse beschaving in haar geheel bekijken, dan zou op die manier de bijbel wel eens het enige mijlpaalboek kunnen zijn. Daarom is het nuttiger de vraag op een andere dan kwantitatieve manier te beantwoorden: Ulysses is een mijlpaalboek omdat het een hele discipline, die van het schrijven van romans, blijvend heeft veranderd. De nu jammer genoeg vergeten Britse romanschrijver B.S. Johnson noemde James Joyce ‘de Einstein van de roman’, en dat is de stelling die ik hier zou willen verdedigen. Dat zou zelfs waar zijn als de cynici gelijk hadden en Joyce inderdaad de meest ongelezen schrijver van de twintigste eeuw zou zijn, die alleen maar wordt geciteerd om indruk te maken en wiens boeken gedoemd zijn om op koffietafels te pronken, niet om gelezen te worden: hebt u ook echt Einstein gelezen? Ook dan is Ulysses een mijlpaalboek, niet alleen voor romanschrijvers en dichters, maar ook voor literatuurwetenschappers. Voor B.S. Johnson was Joyce de Einstein van de roman omdat hij met Ulysses bewees dat ‘wat er gebeurt helemaal niet zo belangrijk is als hoe het geschreven is, als de woorden en vormen die nodig zijn om de lezer mee te delen wat er gebeurt’. Dat laatste deed Joyce op twee verschillende manieren: eerst door wat er gebeurt zo veel mogelijk te beperken en dan door een enorme verscheidenheid aan te bieden van manieren waarop de gebeurtenissen werden beschreven. Het beperken van de actie in een roman lijkt nu een legitieme ambitie van een romanschrijver en sommige schrijvers maken er een specialiteit van: Nicholson Baker schreef een eerste roman over wat er gebeurt tijdens één lunchpauze en een tweede over wat er in het hoofd van een schrijver omgaat die zijn baby een flesje geeft. Georges Perec heeft dit in La vie, mode d'emploi tot de uiterste consequentie doorgedreven en be- | |
[pagina 993]
| |
schrijft daar exact wat er zich afspeelt op één minuut in één huis in Parijs. Maar dit alles is maar een literair cliché geworden omdat we in een wereld leven waar Ulysses al bestaat. Toen het boek in 1922 verscheen, vertelden romans nog een liefst zo spannend mogelijk verhaal over zoveel mogelijk interessante personages. Tegen die trend in had Joyce al eerder, in zijn verzameling kortverhalen Dubliners, met verhalen zonder echt verhaal geëxperimenteerd. De verschillende hoofdpersonages worden geconfronteerd met ziekte, lelijkheid, dood en verval, en ze slagen er niet in uit de greep van de wanhoop te blijven. Maar ze krijgen niet de kans om tot diepe inzichten te komen: het verhaal is altijd al veel eerder gedaan, het leven glipt tussen de vingers weg en de lezer moet maar leren tussen de regels te lezen. Wat belangrijk is, is datgene wat niet verteld wordt. Het is volgens Joyce aan de lezer om zelf betekenis te zoeken in deze verlamde en mislukte levens. A Portrait of the Artist as a Young Man was een Bildungsroman, het verhaal van hoe een jongeman, die lijkt op een aantal van de personages uit Dubliners, moet vechten en uiteindelijk zelfs zijn vaderland moet verlaten om kunstenaar te kunnen worden. Maar op het einde van het boek is hij helemaal nog geen kunstenaar en heeft hij nog niets bewezen. Als Ulysses begint, ontdekken we dat dezelfde held, Stephen Dedalus, terug in Ierland is en nog altijd geen meesterwerk heeft geschreven. Opnieuw denk je als lezer dat dit nieuwe dikke boek nu eindelijk de jongeman als kunstenaar zal laten zien en opnieuw gebeurt dat niet. Op het einde van A Portrait komt Stephen nog tot een aantal belangrijke inzichten: dat hij zich niet mag laten vangen door de netten van familie, godsdienst en nationalisme, en dat hij vooral zijn weg alleen moet zoeken. Ambitieus is hij helemaal op het einde van het boek zeker: hij wil volgens de laatste woorden van de roman niet minder dan ‘in de smidse van zijn ziel het ongeschapen geweten van zijn ras [...] smeden’. Maar als Ulysses begint, zijn er nog niet zoveel ongeschapen gewetens gesmeed. Geen enkel, eigenlijk. Lezers die denken dat Ulysses het verhaal van de grote doorbraak van de kunstenaar zal worden, komen dus bedrogen uit. Stephen loopt ontevreden door de stad, voelt vooral medelijden met zichzelf maar in tweede orde ook met zijn zussen, die na de dood van zijn moeder zitten opgescheept met een altijd dronken en dus altijd berooide vader. Maar hij is egoïstisch genoeg om zijn zuur verdiende centen toch te investeren in drank en vrouwen. Hij wordt gekweld door herinneringen aan de dood van zijn moeder en in een apocalyptische scène verschijnt ze in haar lijkwade. Maar ook die nachtmerrie brengt geen verlossing en Stephen verdwijnt in het voorlaatste hoofdstuk van de roman in de kilte van de nacht voor altijd uit het werk van James Joyce. We weten dat | |
[pagina 994]
| |
Ulysses oorspronkelijk nog een kortverhaal was voor Dubliners, en als je in de roman alleen naar Stephen Dedalus kijkt, dan weet je hoe dit verhaal zou gewerkt hebben: zonder inzicht voor het hoofdpersonage en zonder ontknoping voor de lezer. Maar Ulysses is niet het verhaal van Stephen Dedalus, hoogstens het afscheid van de pompeuze en egocentrische would be-kunstenaar. In plaats daarvan gaat dit boek over een held die pas in het vierde hoofdstuk verschijnt, maar daar meteen in volle glorie wordt getekend: ‘Mr Leopold Bloom ate with relish the inner organs of beasts and fowls. He liked thick giblet soup, nutty gizzards, a stuffed roast heart, liverslices fried with crustcrumbs, fried hencods’ roes. Most of all he liked grilled mutton kidneys which gave to his palate a fine tang of faintly scented urine.’ (blz. 45)Ga naar eind[3] Dit is de echte held, de titelheld van de roman. Als Stephen al een rol speelt in Ulysses, dan is hij Telemachus, de zoon van Odysseus. Maar dan is hij een merkwaardige koningszoon die meer op Hamlet lijkt dan op de jonge held van Homeros. Hij loopt door Dublin te mokken en te mopperen. Men verwacht grote dingen van hem, maar hij is een zwakke figuur die zeker niet in staat is om de vrijers uit zijn koninkrijk te verjagen, laat staan dat hij daarvoor, zoals in de Odyssee, op zoek zou gaan naar zijn vader. De echte en natuurlijke vader van Stephen is een volwassen versie van zijn zoon, die zich al even weinig verantwoordelijk voelt voor het welzijn van de kinderen die hij op de wereld heeft gezet als zijn oudste zoon voor zijn broers en zussen. Misschien is Stephen wel op zoek naar een geestelijke vader, maar wie zou dat dan zijn? In één hoofdstuk schetst hij aan een groep Ierse intellectuelen zijn theorie over de autobiografische relevantie van Hamlet, en daar zegt hij dat je er nooit zeker van kan zijn wie je vader is: vaderschap zou wel eens een juridische fictie kunnen zijn. Als Stephen Telemachus is en Bloom Odysseus, dan is Bloom de vader die Stephen volgens het Griekse epos nodig heeft. Maar net dit deel van de Odyssee vindt geen parallel in Ulysses. De twee zien elkaar overdag een paar keren (Dublin is niet zo groot), Bloom haalt de dronken Stephen uit de handen van de politie en neemt hem mee naar huis. Ze wisselen van gedachten over een grote verscheidenheid van onderwerpen, waarbij opvalt dat Stephen slechts aarzelend aan het gesprek deelneemt. Als de jonge dichter voldoende nuchter is geworden, wijst hij beslist Blooms aanbod om te blijven slapen af en verdwijnt hij in de nacht. Tot zover de spannende avonturen van de moderne Telemachus. Mijnheer Leopold Bloom is de echte held van dit moderne epos. Maar wat voor een held! Odysseus slaapt met nimfen, vecht met monsters, is reuzen, sirenen en heksen te slim af, doodt de vrijers die zijn koninkrijk | |
[pagina 995]
| |
willen inpikken en herwint ten slotte de liefde van zijn trouwe koningin. Mijnheer Leopold Bloom brengt zijn vrouw een ontbijt op bed, eet dan zelf en gaat naar het toilet, loopt door Dublin, neemt een bad, gaat naar een begrafenis, loopt door de stad, masturbeert op het strand, bezoekt een kraaminrichting. Het is daar dat hij een ondertussen al erg dronken Stephen ontmoet en dat hij besluit de jongeman in het oog te houden. Hij volgt hem naar een bordeel, ontfermt zich over zijn geld en redt Stephen uit de handen van de politie als de jonge dronkeman ruzie krijgt met twee Britse soldaten. Hij neemt de jongeman mee naar huis en biedt hem aan daar te overnachten. Stephen wijst het aanbod af en verdwijnt in de nacht. Leopold Bloom ruimt nog wat op en gaat slapen, waarna zijn vrouw het laatste woord krijgt in haar beroemde monoloog. Een niet abnormale dag in het leven van een doordeweekse man, meer krijg je in deze roman niet te zien. Niets van wat er op 16 juni 1904 gebeurt is echt belangrijk. Natuur-lijk gebeurden er in de echte wereld wel belangrijke dingen en Joyce was ook een realist die ervoor zorgde dat nagenoeg alle feiten in zijn roman historisch accuraat waren. Japan en Rusland vochten echt een oorlog uit, er zinkt een schip op een van de Amerikaanse meren en die historische feiten worden ook door de fictieve personages besproken. Maar in Dublin zelf gebeurt er niets bijzonders. De onderkoning rijdt met zijn gevolg dwars door de stad naar een kermis en dat is zowat de belangrijkste gebeurtenis van die dag. 16 juni 1904 is alleen een historische dag geworden omdat het de dag is die James Joyce achttien jaar later in zijn roman beschreef. Ook in het leven van de twee belangrijkste helden van het boek gebeurt er niets belangrijks. Hoewel we weten dat dit de dag was waarop Nora Barnacle van James Joyce ‘een man maakte’ (dat was hij overigens al een tijdje), gebeurt er in het leven van zijn alter ego Stephen Dedalus niets bijzonders. Wat er in deze roman gebeurt, is dus niet belangrijk: er gebeurt nauwelijks iets. Maar Ulysses is een mijlpaalboek vanwege de manier waarop dat ‘bijna niets’ wordt beschreven. Daarbij experimenteerde Joyce op zoveel verschillende manieren en paste hij zoveel procédés en technieken toe die in de literatuur nog niet eerder waren gebruikt, dat het bijna onmogelijk is ze allemaal op te sommen. Daarom kies ik er hier alleen de belangrijkste uit. De eerste revolutionaire vernieuwing is het gebruik van de mythe. Volgens de dichter T.S. Eliot was het boek vooral zo vernieuwend door de verwijzingen naar de Griekse mythologie. Joyce gebruikte een ‘mythische methode’ door de personages en de gebeurtenissen in zijn roman te toetsen aan het epos van Homeros. Daarbij deed hij niet wat schrijvers lang voor hem en eigenlijk al altijd hadden gedaan: het eenvoudige vertalen of herschrijven van een mythe. Hij beschreef een dag | |
[pagina 996]
| |
in het leven van zijn twee moderne hoofdpersonages, maar deed dat in achttien hoofdstukken die op een veelal vage manier verwijzen naar een van de avonturen van Odysseus in het epos van Homeros. In de literatuur over Joyce geeft men de verschillende hoofdstukken een ‘homerische’ naam omdat die oorspronkelijk als titel werd gebruikt toen de roman in een Brits en een Amerikaans tijdschrift werd gepubliceerd, maar in 1922 verscheen Ulysses zonder die titels. Het verband tussen hoofdstuk en titel ligt ook niet altijd voor de hand. Als Bloom gaat lunchen, verwijst de titel van het hoofdstuk naar de mensenetende Lestrygoniërs, en als Stephen les geeft en met de schooldirecteur praat, zou dit iets te maken hebben met Nestor, de wijze man die Telemachus vertelt wat er met zijn vader is gebeurd. In het algemeen kunnen we zeggen dat er in de vergelijking tussen de helden van Homeros en de inwoners van het Dublin van 1904 een zekere inflatie aan het werk is. Dit is zeker het geval als we Bloom vergelijken met de sluwe held Odysseus. Odysseus is koning, strijder, en ondanks zijn eigen wilde liefdesavonturen is de trouw van zijn koningin legendarisch. Bloom is een buitenstaander in Dublin die de kost verdient met het verkopen van krantenadvertenties, zijn vrouw heeft op 16 juni om vier uur een afspraak met haar minnaar. Bloom zou dit kunnen verhinderen door gewoon op dat ogenblik naar huis te gaan, maar hij blijft weg en maakt zo het overspel mogelijk. Hij heeft zelf een platonische relatie via correspondentie en masturbeert uiteindelijk op het strand van de baai van Dublin terwijl hij naar de benen en het ondergoed van een kindermeisje kijkt. De cultuurpessimistische interpretatie ligt voor de hand: vroeger wandelden helden met de góden op aarde, vandaag zijn er alleen nog zielige schlemielen. Maar een dergelijk cultuurpessimisme heeft meer te maken met het gedachtegoed van Eliot dan met het werk van James Joyce. Leopold Bloom is helemaal geen kleinburgerlijke mislukkeling. Wat Ulysses juist aantoont is dat de góden dan wel dood zijn, maar dat heldenmoed niet aan tijdperken is gebonden. In een wereld van dronkaards, profiteurs en verzuurde klaplopers gedraagt Leopold Bloom zich wel degelijk als een held. Als niet-katholiek, niet-protestant en niet-jood is Bloom de enige man in Dublin die over een moreel besef lijkt te beschikken. Niet alleen zet hij zich in voor het financieel welzijn van de weduwe van een overleden vriend, hij bezoekt een kennis in haar kraambed en verdedigt zich in het hol van de leeuw tegen de antisemitische praatjes van een nationalistische krachtpatser. Hij is op de eerste plaats een man met het hart op de juiste plaats, wat in het Jiddisch een ‘mensch’ heet. We weten zoveel over Bloom dankzij een tweede revolutionaire techniek die Joyce in deze roman toepast: de monologue intérieur of innerlijke | |
[pagina 997]
| |
monoloog. Traditionele romanschrijvers beschrijven de wereld van buitenaf, als alwetende vertellers. Zelfs de innerlijke wereld van hun personages staat open voor hun vorsende blikken; zij weten op ieder ogenblik wat er in het hoofd van him personages gebeurt en als dat nodig is, vertellen zij dat aan hun lezers. Natuurlijk waren er ook romans met ik-vertellers of brievenromans, waarin het perspectief van de personages him waarnemingen kleurde. Maar voor Ulysses vond Joyce een manier uit om die objectieve en subjectieve verteltechnieken met elkaar te combineren. Als Leopold Bloom door de straten loopt, zien we Dublin door zijn ogen. We krijgen nog wel beschrijvingen van wat hij doet, maar die worden voortdurend onderbroken door ‘citaten’ uit wat men de stream of consciousness noemt, een stroom impressies en gewaarwordingen in ons hoofd die alles wat we doen begeleidt. Deze bewustzijnsstroom bestaat volgens Joyce wel uit taal maar houdt zich niet aan de taalregels: hoofdwerkwoorden en/of werkwoorden vallen al eens weg en soms, tijdens erg emotionele scènes, krijgen we alleen maar een reeks woorden: ‘frseeeeeeeefronnnng train somewhere whistling the strength those engines have in them like big giants and the water rolling all over and out of them all sides like the end of Loves old sweeeetsonnnng the poor men that have to be out all the night from their wives and families in those roasting engines stifling it was today Im glad I burned the half of those old Freemans and Photo Bits leaving things like that lying about(biz. 621)Ga naar eind[4] Het meest radicaal wordt de techniek toegepast in de laatste hoofdstukken van het eerste en het derde deel van de roman. Op het einde van deel I loopt Stephen Dedalus over het strand en de lezer leest wat er zich in zijn hoofd afspeelt. Hetzelfde gebeurt wanneer Molly op het einde van het boek naast haar slapende echtgenoot in bed ligt en terugdenkt aan de voorbije dag. Het verschil tussen de twee hoofdstukken is groot omdat de personages zo verschillend zijn. In het ene geval hebben we een would be-dichter en intellectueel die alleen uit literaire citaten lijkt te bestaan, in het andere een vrouw die door haar schepper beschreven werd met een omdraaiing van wat Goethe over Fausts duivel zegt; ‘das Fleisch der [sic] stets bejaht’. Of de innerlijke monoloog een realistische weergave is van wat er in het hoofd van een mens gebeurt, kan men betwisten. Vladimir Nabokov vond Joyce een heel groot schrijver, maar hij dacht (niet zonder reden) dat de innerlijke monoloog een vergissing was: mensen denken nu eenmaal niet in taal. Toch kan men niet ontkennen dat deze techniek een belangrijke vernieuwing was die een enorm succes kende in alle Euro- | |
[pagina 998]
| |
pese literaturen. Het is bijna onmogelijk nog een boek te vinden waarin de techniek niet wordt toegepast, zelfs door schrijvers die nog nooit van Joyce hebben gehoord. De mythische methode en de innerlijke monoloog waren de twee belangrijkste nieuwe technieken in Ulysses, dat vond Joyce zelf ook. Maar tegelijkertijd gaf hij aan dat men het belang ervan ook niet mocht overdrijven: de homerische verwijzingen, schreef hij, waren bruggen die hij nodig had om zijn hoofdstukken over te laten marcheren, wat er daarna mee gebeurde interesseerde hem totaal niet. Maar er is zoveel meer dat Ulysses een goudmijn maakt voor beginnende schrijvers die het vak willen leren. In het hoofdstuk dat volgens Joyces schema zou gaan over Aeolus, de god van de wind, bevinden we ons in het bureau van een dagbladuitgever. Niet alleen verwijst dit naar de rol van de media als windmakers, maar het hoofdstuk gebruikt voortdurend uitdrukkingen die met lucht of wind te maken hebben. Ook dat is niet genoeg voor Joyce: aangezien ook retoriek een soort windmakerij is, stopt hij het hoofdstuk vol met voorbeelden van retorische figuren, anaforen tot zeugma's komen allemaal aan bod. En dit alles zonder dat het de lezer onmiddellijk opvalt. In het volgende hoofdstuk volgen we Bloom die gaat lunchen: hij heeft honger en dus gebruikt hij zonder het zelf te beseffen voortdurend beelden en uitdrukkingen die met eten te maken hebben. Van Frank Budgen, een vriend van Joyce in Zürich waar dit hoofdstuk geschreven werd, weten we met hoeveel zorg de schrijver te werk ging. Budgen vroeg hem op een avond of hij die dag goed had kunnen werken: dat gaat wel, zei Joyce, ik heb twee zinnen geschreven. Problemen met ‘le mot juste’, vroeg Budgen? Neen, was het antwoord: de woorden had ik al, het was de volgorde die ik niet juist kreeg. Dankzij Budgen weten we over welke zin het gaat. Bloom loopt hongerig door de stad, ziet in een etalage elegant ondergoed en droomt van een oosterse wereld van lust en luxe. ‘Perfume of embraces all him assailed. With hungered flesh obscurely, he mutely craved to adore.’ Op de rand van wat nog grammaticaal mogelijk is, beschrijft Joyce hier de honger naar seksuele bevrediging met een overgave die aan sommige gedichten uit Fleurs du mal doet denken. Geen wonder dat Joyce later kon pochen dat hij een positie had bereikt ‘au bout de l'anglais’, en dat hij met de Engelse taal kon doen wat hij wilde. Dit is nog lang niet alles. Ieder hoofdstuk van Ulysses is geschreven in een eigen stijl, met een eigen techniek. Het hoofdstuk op de krantenredactie wordt onderbroken met tussentitels, een ander hoofdstuk is geschreven in de vorm van een toneelstuk, een derde hoofdstuk wordt verteld in een stijl die de geschiedenis van het Engelse proza nabootst, de laatste monoloog van Molly Bloom is een ‘pure’ innerlijke monoloog: een stroom woorden met nauwelijks hoofdletters en geen lees- | |
[pagina 999]
| |
tekens. Het is tot vervelens toe nagebootst en geïmiteerd door mindere góden, maar Joyce deed het eerst en heeft het allemaal in één enkel boek gestopt. Na verloop van tijd vond de ondertussen wereldberoemd geworden schrijver het jammer dat één aspect van zijn werk onderbelicht werd: de humor. Ulysses is een van de grappigste boeken die ik ken en het is moeilijk meer dan enkele bladzijden te lezen zonder te glimlachen. Bij mijn eerste lectuur kreeg ik een ernstig geval van slappe lach toen ik de opmerkingen las van twee hoeren als Stephen dronken op straat in de hoerenbuurt zijn theorieën uiteenzet over oorlog en vrede. Op het einde tikt hij tegen zijn voorhoofd en zegt ‘But in here it is I must kill the priest and the king’. Dit is de reactie van twee omstanders met toepasselijke namen: ‘BIDDY THE CLAP Ulysses doet ons in lachen uitbarsten, maar ontroert ook. Als Leopold Bloom op het einde van het voorlaatste hoofdstuk in het echtelijke bed sporen vindt van overspel, aanvaardt hij dat. In het volgende hoofdstuk krijgen we in de al te menselijke stem van Molly de versie van de feiten van mevrouw Bloom, die maar al te blij is dat ze die dag met haar minnaar eindelijk de bevrediging heeft gevonden die ze nodig had. Maar helemaal op het einde van haar hoofdstuk en dus ook van het boek, na een hele reeks herinneringen aan alle mannen in haar leven, lijkt ze toch te kiezen voor haar echtgenoot Poldy: ‘and then he asked me would I yes to say yes my mountain flower and first I put my arms around him yes and drew him down to me so he could feel my breasts all perfume yes and his heart was going like mad and yes I said yes I will Yes.’Ga naar eind[6] (biz. 644) | |
[pagina 1000]
| |
De belangrijkste reden waarom Ulysses een mijlpaalboek is, heeft alles te maken met de reden waarom het boek een tijd in Engeland en Amerika verboden was. In deze roman wordt geen enkele lichamelijke functie onbesproken gelaten: voor het eerst in de geschiedenis hebben we romanpersonages die urineren, zich ontlasten, masturberen, menstrueren. We kunnen betreuren dat ook deze trend in de literatuur en in de algemene cultuur niet zonder gevolg is gebleven, maar kunnen niet ontkennen dat het misschien nodig was in het begin van de vorige eeuw het lichaam terug een plaats in de literatuur te geven. Joyce heeft met Ulysses voor het eerst een roman geschreven die op een niet-romantische en dus wetenschappelijke wijze naar de wereld keek. Ulysses laat ons voor het eerst de wereld zien zoals die is, niet zoals hij zou moeten zijn. Als dat geen mijlpaal is! |
|