| |
| |
| |
Alfons Vansteenwegen
Spontaan of echt?
Over de voor- en nadelen van spontaniteit en echtheid
Spontaan zijn is ‘in’. Velen onder ons hebben de - spontane! - reflex, iets wat spontaan is te verkiezen boven iets wat niet spontaan is. Radio en televisie verheerlijken spontane mensen met spontane reacties. Overigens laat de directheid van die media meestal ook geen reflectie toe. Zij bepleiten een gedrag vanuit een direct aanvoelen. ‘Leef vanuit het spontane aanvoelen’, lijkt de slogan. ‘Als het vanzelf goed voelt is het ook goed’, hoor ik cliënten in therapie zeggen. Spontaniteit wordt geprezen. Vroeger vereiste de gewone beleefdheid het beheersen van een aantal ‘spontane reacties’: boeren, gapen, zich uitgebreid uitrekken, enzovoorts. Wat toen niet gepast was, lijkt nu in gezelschap weer te kunnen: het is immers spontaan. Ook vloeken, krachttermen, scheld- en schuttingwoorden die vroeger helemaal niet zouden hebben gekund, worden nu in gezelschap en op de televisie gebruikt. Onbeheerste, grove en onbeleefde reacties moeten kunnen, want ze vertolken de ‘ware’ aard van een persoon. Onechtheid, komedie spelen, een façade ophouden vindt men meestal negatief. Doen alsof is zeker niet te verkiezen. Veinzen vindt iedereen ongepast.
Dat alles roept een aantal vragen op. Wat is het verschil tussen spontaan zijn en echt zijn, en zo ja: wat houdt dat dan in? Is spontaan zijn beter dan echt zijn? Bestaat er een verschil tussen directe spontaniteit en beslissen na overleg? Is directe spontaniteit beter dan handelingen waarmee inspanning gepaard gaat, of dan handelingen die veel moeite hebben gekost om aan te leren? Waar is men als persoon het meest in aanwezig?
| |
| |
| |
Wat is spontaan?
Spontaan kan men omschrijven als datgene wat gebeurt uit eigen beweging, zonder uitwendige oorzaak, als ‘vanzelf optredend’. Spontaan is dat wat ik in mezelf voel opkomen zonder dat ik er naar zocht. Het spontane heeft iets reflexmatigs: het gaat om gedrag dat onwillekeurig optreedt, buiten mijn controle om. Men kan het ook ‘weinig bewust’ of, met enige onnauwkeurigheid, ‘onbewust’ noemen. Dat zou inhouden dat ik spontaan iets zeg of doe waarvan ik me niet helemaal bewust ben. Of is het spontane veeleer ‘niet echt bedoeld’, in die zin dat het gevolg ervan niet bewust werd nagestreefd? Met het spontane bedoelen we soms ook het natuurlijke, iets wat we van nature doen, wat volgt uit hoe of wat we zijn. Spontaniteit heeft daarmee iets van onmiddellijkheid, directheid, in tijd en ruimte dichtbij, direct voorhanden, niet ver te zoeken. Het spontane ontstaat zomaar, het is er toevallig. Het spontane komt op, het is er vanzelf. Het dringt zich aan mij op, bijna ondanks mezelf. Het spontane komt door mij heen naar buiten.
Het is ons ‘zelf’ dat spontaan reageert. Spontaniteit vind ik in mezelf! Maar als spontaniteit ‘vanzelf’ gaat, van welk ‘zelf’ gaat het dan? We kunnen hier een onderscheid invoeren tussen het ‘ik’ en het ‘zelf’. Het ‘zelf’ is datgene dat ik vind als ik over mezelf nadenk, maar het lijkt niet het ‘ik’ te zijn dat spontaan reageert. Als er te veel ‘ik’ in mijn boodschap of mijn gedrag zit, dan komt dat niet meer ‘vanzelf’! Het lijkt dan meer gekunsteld of zelfs geforceerd. Het spontane is als het ware een uiting van het kind in mezelf: het spontane vind ik in mezelf als iets dat is gegeven, en niet gemaakt.
Een voorbeeld van het tegendeel kan dat nader verduidelijken. Soms verliezen overbewuste mensen hun spontane gedrag: alles wat ze doen komt over als gemaniëreerd, gekunsteld, gepland. Men vindt dat bij sommige psychotische patiënten. Ze lopen door de lange gangen van het psychiatrisch instituut terwijl zij elke stap als het ware bewust zetten, elke beweging bedenken, elk gebaar produceren als het ware na innerlijk overleg en met moeite. Zij zijn hun spontane bewegingen verloren: zij reageren over-intentioneel.
| |
De voordelen van spontaan zijn
Het lijkt zo mooi als iemand een ander spontaan tegemoetkomt. Het is ontroerend als ik de ander zomaar, vanzelf, begrijp en aanvoel. Het spontane aanvoelen moet wel een bijzonder aangenaam gebeuren zijn, zowel voor diegene die wordt begrepen als voor diegene die de ander aanvoelt. Hier vallen heel even twee zusterzielen zo- | |
| |
maar samen, als vanzelf: hoe mooi! Spontaan zijn heeft iets naïefs, iets onschuldigs, iets van vóór de erfzonde, van de natura pura. Kinderen zijn spontaan, en onschuldig! - Dat is wat zo stoort bij programma's als Eurosong voor Kinderen: die opgefokte, kapotgetrainde wezens waarvan zelfs de spontaniteit is ingestudeerd. We vinden dat soort bewuste spontaniteit wel meer in de media (ooit las ik dat het vijfenveertig minuten in de schminkkamer kost om een model natuurlijk te laten overkomen). Spontaan is goed: het moet in het leven allemaal vanzelf gaan. Spontane seks is betere seks. Spontane omgang tussen geliefden verdient de voorkeur. Spontane gesprekken zijn betere gesprekken. Die prachtige afstemming van twee verliefden die spontaan alles voor de ander doen en vanzelf de wensen van de ander vervullen, nog voor dat die ander ze heeft uitgedrukt - dat is toch een vorm van echt geluk. Het lijkt soms alsof spontaan iets doen voor de partner een groter teken van liefde zou zijn dan met moeite iets voor iemand doen.
Een kunstenaar, een schrijver of een denker moet spontaan te werk gaan. Want wanneer dat niet zo is, komt het kunstwerk niet ‘echt’ over; riekt het geschrift naar inspanning, en lijkt het denkwerk geforceerd.
Spontaan van iets kunnen genieten is prettig. Maar ook het genot dat we ervaren, hebben we aangeleerd: niemand wordt geboren met het ‘gen’ voetbalplezier, en toch is het kijken naar voetbal een wijdverbreide vorm van spontaan genieten. Veel beter nog is het voorbeeld van het genieten van klassieke muziek: slechts zij die er herhaaldelijk mee in contact zijn geweest, zullen er echt van kunnen genieten. De vraag is dan of ze er ook spontaan van houden. Hier vinden we een soort tweede niveau van spontaniteit.
Sympathie is een vorm van spontane aantrekking: sympathie komt op. Een sterkere vorm van aantrekking is verliefdheid. Verliefdheid is iets dat ons overkomt: we hebben een spontane voorkeur voor iemand. Zo ook kan er binnen een relatie een spontane afkeer van de ander ontstaan, soms zelfs zonder dat beide partners het merken. Dikwijls is het zo dat wie uitsluitend consumerend in relaties staat, na spontaan van de ander te hebben genoten die ander ook spontaan door een ander zal vervangen. Het spontane blijkt momentaan en niet duurzaam.
We hebben de illusie dat we in de spontaniteit van de ander die ander leren kennen zoals hij of zij ‘echt’ zou zijn. De ander is dan immers niet geforceerd, en draagt geen masker: we kijken zomaar binnen in het zelf van de ander. Spontaan zijn is ook kwetsbaar zijn, omdat men iets van zichzelf laat zien dat een deel van zichzelf is, dat men heeft gevonden in zichzelf, dat niet ‘gemaakt’ is.
| |
| |
We hebben de indruk dat de spontane voorkeur van een persoon de ware voorkeur is. Zo zouden mensen bij verkiezingen spontaan moeten stemmen. Maar wat dan met iemand die spontaan voor Pim Fortuyn of Bert Anciaux stemt? Is dat een ‘betere’ stem? De vraag is hoeveel van de hedendaagse verkiezingsuitslagen te danken is aan spontaniteit, aan spontaan uitgebrachte stemmen. Dat is ook het gevaar van het ‘populisme’ in de huidige politiek: dat mensen spontaan stemmen, maar niet meer echt kiezen. Echt kiezen zou immers zijn: zijn of haar voorkeur bepalen na enig overleg, ofwel het maken van een bewuste keuze.
| |
Spontaan zijn heeft nadelen
Nergens is het nadelige gevolg van spontaniteit zo goed te zien als bij verslaving. Men doet spontaan wat men niet kan laten, zelfs al zou men dat willen. Men is overgeleverd aan iets dat men vanzelf steeds weer herhaalt: aan drugs, eten, drinken of seks. Wellicht is het niet toevallig dat in een cultuur waarin het spontane zo wordt gewaardeerd, ziektes als anorexia en boulemie zich meer voordoen, en dat vaker seksueel misbruik wordt vastgesteld.
Ook geweld doet zich heel dikwijls spontaan voor. Een voorbeeld is het geweld in het verkeer. De impulsieve reacties van chauffeurs op reacties van anderen zijn vaak gevaarlijk. Ook geweld tussen partners ontstaat veelal spontaan, soms als een spontane reactie op het vernederd worden door die partner. Vaak zijn partners achteraf verwonderd over hoe zij spontaan met elkaar in de knoei zijn geraakt: het overkomt hen als vanzelf. Ze maken ruzie, niet omdat ze dat zo graag willen, maar omdat het hun overkomt.
Partners die geconfronteerd worden met het vreemdgaan van hun partner reageren soms uitermate impulsief. Ze gooien de ander de deur uit, of ze gaan scheiden als spontane reactie op wat hen is aangedaan. Ook hier kan geweld tussen partners als vanzelf ontstaan.
Een ander nadeel van spontaniteit is de kwetsbaarheid die ermee gepaard gaat. Wanneer men spontaan rood wordt van schaamte, of spontaan intieme dingen over zichzelf vertelt, kan dat immers door anderen worden misbruikt. Het is alsof delen van zichzelf die men niet wenst prijs te geven, zich toch vertonen.
Vele mensen hechten belang aan intuïtie als een spontaan aanvoelen. Men bedenkt hypothesen, maar die zijn zelden gestoeld op waarnemingen. Maar hoe waardevol is ons spontaan aanvoelen, als we beseffen dat we zo een onbekende in een fractie van een seconde beoordelen? Bovendien blijkt dit eerste aanvoelen moeilijk te veran- | |
| |
deren. En weten we dat deze spontane opinie meestal niet klopt: het blijkt een vooroordeel.
| |
Wat spontaan uit mezelf komt, is dat altijd goed?
Soms wordt de indruk gewekt dat wat spontaan is, altijd goed is. Het spontane komt als het ware vanzelf tot stand, en schijnt dus echt te zijn. Dat is echter juist de vraag: komt het vanuit mijn diepste kern of vanuit een (oppervlakkige) façade? Als het spontaan opkomt, lijkt het veeleer iets dat vanzelf in mij ontstaat, en waar ik niet veel mee te maken heb. Een bewuste keuze daarentegen komt uit mijn diepste zelf.
De vraag is dan, of iets wat ik onmiddellijk, impulsief of direct doe, ook beter is omdat het direct en als vanzelf gebeurt. Een spontane reactie is immers veelal een reflexmatige reactie - een reactie buiten het bewuste ik om. Een reactie die het ‘ik’ ondergaat veeleer dan een reactie die het ‘ik’ bewerkt. Daarmee is een spontane reactie een reactie waarin ik zelf maar heel sporadisch aanwezig ben - een reactie vanuit de oppervlakte, niet vanuit de diepte van mijn persoon. Natuurlijk is dan de vraag, wat hier onder de diepte van de persoon wordt verstaan. Het gaat hier om iets wat degelijker, zwaarder, gewichtiger, meer waard is, meer menselijke waarde bevat, en een ‘dieper niveau van leven’ raakt. Daarmee verstaan we onder ‘diepte’ iets wat me meer eigen is - niet in de zin van wat in mij opkomt, maar in de zin van wat ik tot stand breng. Bovendien bedoelen we met dieper hier ook: geïntegreerd, deel uitmakend van een geheel. Het gaat niet om losse stukjes van mezelf, maar er zit een patroon in.
| |
Veel ‘spontane’ gedragingen waren ooit niet spontaan
Wanneer iets inspanning kost, vinden we het zelden ‘spontaan’. Toch is er gedrag dat we nu spontaan uitvoeren, maar dat we ooit met veel moeite hebben geleerd: praten, lopen, schrijven. Als we nu vlot een andere taal spreken, is dat alleen maar mogelijk na veel oefening. Wanneer we nu de muziek van Bach mooi vinden, dan is dat omdat we hebben geleerd die muziek mooi te vinden. Het kost veel werk, bezinning, oefening en herhaling om uiteindelijk te komen tot een argeloze... spontane keuze.
Hoelang moet een pianist oefenen om te komen tot een spontane vertolking van een stuk? Men kan hier opwerpen dat het zijn stuk niet is, dat hij het moet aanleren om het spontaan te kunnen vertolken. Maar dat geldt evenzeer voor de pianist die een eigen stuk spon- | |
| |
taan vertolkt: ook dat heeft hij langdurig voorbereid. Hetzelfde geldt voor spontane improvisaties in de muziek, zoals bij echte jazz - ook daar geldt dat een groep jarenlang samenspeelt om ingespeeld te raken, en pas dan ‘spontaan’ kan beginnen te improviseren, omdat de thema's en de verwerking in grote lijnen bekend zijn! Zo kan men een soort tweede spontaniteit opbouwen: door iets veelvuldig te herhalen, gaat het uiteindelijk vanzelf. Dergelijk gedrag vertoont de neiging zich te bestendigen en meer en meer vanzelf te gaan. Het wordt... spontaan. Het wordt dan een reflex, een reactie op een prikkel uit de omgeving: steeds volgt op dezelfde prikkel - zonder reflectie - eenzelfde reactie, eenzelfde antwoord.
| |
Echt en authentiek
Authentieke mensen laten zien wie ze echt zijn. Authenticiteit, echtheid gaat over de vraag: wie ben ik echt? Echtheid als het samenvallen met mezelf heeft ook iets van een innerlijke groepering: verschillende ‘spontane stukken’ van mezelf (die soms met elkaar in tegenspraak zijn) worden erin samengebracht.
Als die innerlijke groepering ontbreekt, laat iemand tegenstrijdigheden zien in de omgang. Men vertoont dan innerlijke conflicten in zijn gedrag en de omgang met anderen. Dat is de dubbelzinnige communicatie die zo veel relaties in moeilijkheden kenmerkt. Wanneer je mij vraagt met jou te gaan wandelen, is er een stuk van mezelf dat - uit liefde voor jou - wel wil gaan wandelen, en een deel van mezelf dat zich te moe voelt. Ik antwoord: ‘Ik wil wel met je meegaan, maar ik ben zo moe!’ Men zegt tegelijkertijd ‘Ja, ik wil het’ en ‘Neen, ik wil het niet’. Of men belooft iets en men doet het niet. De samenbrengende instantie in onszelf die de tegenstellingen naast elkaar zet en kiest, noemen we het ‘ik’. Uiteindelijk zegt het ‘ik’ wat ik echt ben en wat ik echt wil. Echt zijn veronderstelt een stellingname. Sartre (1950) en Rogers (1970) - beiden behoren tot de existentiefilosofie - pleiten voor echtheid in relaties, niet in de zin van de ‘ons overkomende spontaniteit’, maar in de zin van met zichzelf samenvallende stellingnames, stellingnames waarvoor wij ons verantwoordelijk weten en waarvoor we ook daadwerkelijk de verantwoordelijkheid nemen.
De vraag wordt dan: hoeveel van mezelf laat ik zien in een relatie? En hoeveel van wat ik vertoon is spontaan, hoeveel daarvan is echt, hoeveel daarvan is geforceerd? Het spontane is dat wat ‘vanzelf’ naar buiten komt, het echte is wat naar buiten komt en bewust door mij wordt getoond. Het spontane ‘vertoont zich’, maar het echte (ver)toon ik. Het ‘geforceerde’ is wat door de omgeving wordt op- | |
| |
gelegd of zich uit innerlijke drang zo opdringt dat geen stellingname meer mogelijk is (obsessie, dwang, drang). Van het ‘echte’ ben ik voor een belangrijk deel de auteur: wanneer ik echt ben, ben ik daarin aanwezig. Dat geldt niet voor het spontane, dat vanzelf opkomt.
Als ik me helder en duidelijk wil uitdrukken, gaat dat dan spontaan? Een heldere uiteenzetting vereist veel oefening, dictie en retoriek. Het stotterende, haperende ik is meestal spontaan. Zich ‘echt’ uiten is dan het resultaat van jarenlange opvoeding: ik vind het in mezelf en ik wil het ook zo en ik druk het uit. Dat is echtheid. Echtheid is samenvallen met jezelf. Maar dat is niet eenvoudig. Misschien is echt zijn op het eerste gezicht niet zo aantrekkelijk als spontaan zijn. Het lijkt minder sympathiek: het gaat immers om een getemperde vorm van spontaniteit. Men is dan bijvoorbeeld niet zo wild enthousiast over iets, men is niet impulsief, maar gelijkmatig en evenwichtig. Echt zijn is degelijk, meer gefundeerd.
| |
Conclusie: spontaan zijn is neutraal, echt zijn is beter
Echt zijn is tot uiting brengen wat ik werkelijk ben. Wat ik werkelijk ben, is meer dan wat ik spontaan in mij voel opkomen. ‘Mezelf’ is ook een woord voor een beeld dat ik maak van mezelf, een idee, een begrip van wie ik ben. Ik ben mezelf als ik echt ben, en toch ben ik dan niet gereduceerd tot, bijvoorbeeld, mijn fysieke lichaam. Wanneer ik ‘ik’ zeg, weet ik wat ik bedoel. Dan bedoel ik meer dan wat van mij verschijnt in mijn mislukkingen, mijn versprekingen en tekortkomingen. In die zin ben ik meer dan mezelf. Wanneer ‘mezelf’ (mijn zelf) zich laat zien, ben ik spontaan. Wanneer dingen van mezelf zomaar tot uiting komen, ben ik spontaan.
Maar als een ‘ik’ stelling nemen is echt zijn. Wie echt is, valt samen met zichzelf. Mijn gevoelens uitschreeuwen kan spontaan zijn: spontaan zijn heeft meer met expressie te maken. Mijn gevoelens uiten of vertolken tegenover iemand daarentegen is echt zijn: echt zijn heeft meer met werkelijke communicatie te maken.
De vraag is of van iemand houden een kwestie van spontaan gevoel of van echte keuze is. Wat de media ons voorhouden, is dat liefde spontaan is: stelletjes die vanzelf op elkaar gesteld zijn, liefde als spontaan gevoel in plaats van liefde als inzet voor een ander. Wie met iemand samenleeft, houdt rekening met de ander. Komt dat rekening houden met de ander spontaan op, of is het iets dat bewust tot stand wordt gebracht? In sommige fasen van verliefdheid kost het helemaal geen moeite iets voor die ander te doen dat gewoonlijk een inspanning vergt. Maar wie met iemand samenleeft, moet af en toe bewust rekening houden met de ander: spontaniteit
| |
| |
is niet genoeg om te kunnen samenleven. Rekening houden met de ander gebeurt niet altijd vanzelf, temeer omdat we niet spontaan weten wat de ander nodig heeft. Mijn spontane aanvoelen kan een illusie zijn - en daarom is het beter ‘echt’ te zijn dan enkel ‘spontaan’ te zijn.
| |
Literatuur
G. Bateson, Steps to an ecology of mind, Ballantine Books, New York, 1972. |
C. Rogers, On becoming a person, Houghton Mifflin, Boston, 1970. |
J.P. Sartre, L'être et le néant, Parijs, 1950. |
|
|