Streven. Jaargang 69
(2002)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1004]
| |
Jef Van Steenbergen
| |
[pagina 1005]
| |
slissende pijl op het BK in 1998. Dat zijn momenten waarop je in ‘overdrive’ gaat, ik ervaar dat als een soort ‘roes’. ‘A gut feeling’, zou men in het Engels zeggen. Je bent uitermate geconcentreerd, de adrenaline stroomt door je bloed, en dan moet je lef hebben, je moet durven doorgaan. Het is een gevoel, - het gevoel dat je tegen je eigen grenzen aan beukt en ze verlegt, waardoor je steeds betere prestaties haalt, maar tegelijk een gevoel van balanceren op die grens. Want het lijkt ook allemaal zo fragiel; als alles even goed gaat, zet je een topprestatie neer, maar er kan zoveel fout gaan, dat je alles in een fractie van een seconde weer verliest. Een mooie vergelijking kun je maken met het opblazen van een zeepbel: het is ongelooflijk hoe groot je die kunt maken als alles even meezit, maar meestal spatten zeepbellen al veel eerder uiteen. En wanneer haal je de top? Als je kunt omgaan met die spanning! Als je die roes steeds weer kunt opzoeken op de momenten dat het nodig is, en je het lef hebt om ermee door te gaan. Twijfelen is uit den boze. ‘Als het maar goed gaat’, flitst dan door je gedachten, de twijfel slaat toe, je houdt je in en je bent verloren! Mij geeft die roes een kick, vooral als uiteindelijk het gewenste resultaat wordt behaald. Het is een soort voldoening die moeilijk te omschrijven is. Het heeft mijn schieten jarenlang beheerst. Deze manier van omgaan met piekmomenten was aanwezig in m'n hele schieten. Zoals ik het zelf graag zeg, het kwam uit mijn ‘bast’, ‘my gut’. Ik trainde heel veel, maar wanneer en hoe ik trainde werd voor 75% bepaald door mijn gevoel, of anders gezegd, maar wel minder juist, door mijn ‘goesting’. Dat was mijn manier van schieten in de jaren dat ik bij de jeugd schoot, en ongeveer nog een halfjaar nadat ik de overstap had gemaakt naar de senioren. Toen al kreeg ik uit bepaalde hoeken bijzonder veel commentaar, omdat ik niet ‘professioneel’ bezig was. Ik was te nonchalant, iets wat ik ook de afgelopen twee jaar nog veel gehoord heb! Wat werd daar nu juist mee bedoeld? Ik hoop dat het u min of meer duidelijk wordt naar het einde van het verhaal. Een belangrijk punt zal wel zijn dat ik een hekel heb aan trainingsschema's, of beter gezegd, aan trainingsschema's die uitermate strikt moeten worden toegepast. Een schema houdt er geen rekening mee dat ik soms wel eens met het verkeerde been uit bed stap. Nog iets waar ik moeite mee heb, zijn doelstellingen. Mijn doelstelling voor elke wedstrijd is ‘schieten voor wat ik waard ben’. Als ik dat heb gedaan, heb ik een goede wedstrijd geschoten! En zo kan ik nog wel wat zaken opnoemen, maar dat gaat ons te ver brengen (ik sta namelijk voor de zware opdracht, nog enigszins een draad te volgen binnen dit verhaal). Het was trouwens vooral die nonchalance waarmee ze geen weg wisten! Maar die zullen we later nog tegenkomen. | |
[pagina 1006]
| |
Als mijn schieten, zeg maar tot voor twee jaar, beheerst werd door mijn eigen aanvoelen en ook een stuk door dat van mijn persoonlijke coach, wat kwam er dan daarna? Van toen af ben ik geleidelijk gaan evolueren naar de ‘professionele aanpak’. Ik was natuurlijk de commentaar en de discussies daaromheen meer dan beu. Ik moest met die mensen steeds weer op tournee. Voorts hadden zij op sommige punten wel gelijk, een beetje meer structuur, met name in mijn trainingen, was wel wenselijk. Ik zag dat wel in. Dat besef wekte een impuls, in mijzelf, om me toch aan te passen. Daarbij kwam dat er binnen onze handboogliga een programma werd opgestart met een ‘professionele aanpak’, met als doel per team de Olympische Spelen van Athene te bereiken. Hierbij werd o.a. ook een sportpsycholoog aangetrokken die absoluut zijn sporen al verdiend heeft in de topsport. Dat was dus een tweede, heel sterke impuls, van buiten af. En dat maakte samen dat ik het afgelopen jaar ‘goed bezig’ was volgens hen die vroeger steeds commentaar hadden. Ik had mijn bedenkingen bij deze aanpak, maar goed, ik had besloten mee te doen en het een kans te geven! Om een lang verhaal kort te maken: het heeft mij zwaar ontgoocheld, in vele opzichten. Ik zal proberen te vertellen hoe ik het allemaal ervaren heb. En zeg mij niet dat ik excuses zoek voor m'n slecht presteren - ik heb namelijk niets van betekenis gepresteerd in die periode - want iedereen die me een beetje kent, weet dat ik twee jaar geleden ook al andere ideeën had over boogschieten en sport! Wat was nu die ‘professionele aanpak’? Het uitgangspunt waren de Olympische Spelen, en je moest er ‘alles’ voor overhebben om die te halen! Wat eigenlijk al absurd is. Ik had er veel voor over, maar in vergelijking met alles bijzonder weinig. Als je begrijpt wat ik bedoel. Wat ‘alles’ inhield, werd dan ook nog eens voor je ingevuld, en daar had je zelf weinig in te zeggen. Voorts werd alles beredeneerd en in procedure gegoten, alles werd gerationaliseerd met een wetenschappelijke aanpak. U zult ongetwijfeld denken: ‘dat is toch dé weg in de topsport’, - zoals vele anderen menen, en dus ook onze begeleiding denkt. Maar toch... Ik heb bedenkingen. Zo werd er eerst een trainingsschema opgesteld, dan kwam men met ons praten. Niet om het schema aan ons aan te passen, maar om ons aan te passen aan dat stom stuk papier dat meer op een kleurboek leek dan wat anders (even gemeen). Alsof wij, de vijf verschillende personen van het team, allemaal hetzelfde zijn en allemaal hetzelfde reageren op dezelfde situaties. Ook het schieten op zich werd in een nauw keurslijf gedwongen. We moesten een mentale en strikte technische routine volgen bij elk schot. Routine heeft voordelen, maar het verschrikkelijke nadeel was dat ik er niet meer in slaagde op zoek te gaan naar dat gevoel van een goed schot, | |
[pagina 1007]
| |
naar die bovengenoemde ‘roes’. Ik was zo aan het denken, zus en zo, dat er geen gevoel meer bij kwam. De twee gingen voor mij niet samen. Dat was zeker en vast ook zo, omdat er nooit gesproken werd over het gevoel bij het schieten. Men kwam altijd terug op die routine! Men vroeg mij op een ‘Grand Prix’: ‘hoe voel je je?’ De was op dat moment zenuwachtig, dus zei ik dat ook, waarop men antwoordde: ‘Doe uw routine en dan komt het wel in orde!’ Altijd opnieuw routine hier, routine daar..., van een onttovering van het schieten gesproken! Dat schieten moet een avontuur zijn. Aan die lijn gaan staan, pijl opleggen, pees vastnemen en in boog staan. Jij alleen met die boog, een pijl, het doel, en voor de rest is er niets. Je moet helemaal opgaan in dat schot, tot je die pijl z'n doel ziet treffen! Laat ik nog in het midden houden of een dergelijke ‘professionele aanpak’ in het algemeen de juiste weg is om aan topsport te doen. Voor mij was het geen optie! Ik durf gerust te zeggen dat die professionele aanpak heel wat wordt opgeblazen. Ik heb overigens in de topsport veel opgeblazen gedoe en bekrompenheid gezien. Maar nu wil ik aan dit verhaal twee bedenkingen vastknopen. Ik heb namelijk de indruk dat een aantal dingen die ik zo heb meegemaakt in mijn sport, wel typisch zijn voor onze hele samenleving. Zo heb ik, ten eerste, aan den lijve ondervonden wat professor Vanheeswijck bedoelde in zijn cursus ‘wijsgerige psychologie en antropologie’Ga naar eind[1]. Namelijk hoe de positief-wetenschappelijke methode en een gemechaniseerd mensbeeld onze maatschappij hebben doordrongen. Ten tweede denk ik echt dat mensen tegenwoordig helemaal de essentie van de dingen missen.
Turning true emotion into digital expression
Turning raw compassion into fields of plus and minus’
Uit ‘The gray race’, van Bad Religion, 1996.
‘At a time when wise men peered trough glass tubes toward the
skies, the heavens changed in predictable ways’
Uit ‘The answer’, van Bad Religion, 1992.
Hoe zit dat met die positief-wetenschappelijke methode en dat mechanische mensbeeld? Hiermee bedoel ik enerzijds de manier van werken van de exacte wetenschappen, zoals bv. wiskunde. Analyseren en verbanden zoeken. Anderzijds de idee dat de mens bepaald wordt door wetmatigheden zoals we die in de wiskunde ook kennen. Mooie voorbeelden om dit laatste te illustreren zijn dat trainingsschema waar ik van gesproken heb, die mentale routine in het schieten en ook de technische routine, alsof | |
[pagina 1008]
| |
er voor elk van die drie zaken één manier is die voor iedereen altijd geschikt is. Ik heb zelfs iemand horen vertellen dat iedereen topper kan worden in het handboogschieten! Onder bepaalde voorwaarden zoals vrije tijd, geld en inzet, en de juiste begeleiding, zou dat volgens die persoon een kwestie van tijd zijn! Grote afwezigen in dit rijtje zijn volgens mij talent en aanleg. Maar dat mag volgens onze goede man niet overdreven worden, in zijn visie zal iemand met talent alleen maar sneller de top bereiken! Ik knap absoluut af op dat soort ideeën. Dus, ‘iedereen’ klopt al niet meer in deze wet! Ben ik dé grote uitzondering? In de visie van die persoon is dat mijn schuld, omdat mijn inzet onvoldoende is! Verrassend hé... De wetmatigheden die worden toegepast, worden achterhaald via de positieve wetenschap, via de methode van analyse waarmee men de fysische causale verbanden gaat zoeken. Een voorbeeld uit onze sport kan zijn: ‘hoe moeten we trainen om tot een juiste spierkracht te komen in verhouding met de boogkracht die ik moet uittrekken?’ Of ‘welk voedsel is geschikt tijdens een groot kampioenschap en kort voor de wedstrijd zelf?’ Nu zijn deze methodes hoegenaamd niet verkeerd, ware het niet dat men geen oog meer heeft voor iets anders! Het antwoord op de tweede vraag is bv. pasta, het voedsel bij uitstek voor de wedstrijd: voedzaam, licht verteerbaar. Maar nooit of nooit vraagt er iemand zich af of het iets kan uitmaken of de betrokkene eigenlijk wel pasta lust! Voor zoiets doms is geen plaats in de topsport. Hoewel... wie weet welke rol het zou kunnen spelen. Ik zal een persoonlijker voorbeeld geven. Ons werd gevraagd op grote wedstrijden, en dan eigenlijk ook thuis, onze eetgewoonten aan te passen aan onze topsport, als onderdeel van een ‘topsportmentaliteit’ die we in ons leven moesten aannemen. Dat kwam er o.a. op neer dat we geen dessert aten op de grote wedstrijden. Terwijl ik enorm graag chocolademousse eet, die natuurlijk elke avond in het hotel op tafel stond! Nu zeg ik dat het gewoon veel beter is wel af en toe een potje chocomousse te eten, omdat je daarbij een goed gevoel krijgt! Begrijpen wie wil, je moet het gewoon allemaal zo ver niet gaan zoeken. Volgens mij is elke mens anders: elke boogschutter heeft een andere techniek, een andere beleving van schieten, een andere manier van leven, om tegen de dingen aan te kijken, enz. En juist voor die verschillen is er naar mijn ervaring geen plaats in de topsport. Er werd ons gevraagd, of opgedragen, te leven als een topsporter. Zo was het aankweken van de bovengenoemde ‘topsportmentaliteit’ een van de belangrijke punten van ons programma. Wat een dergelijke mentaliteit inhoudt, wordt je van tevoren verteld, zonder dat je zelf wat kunt inbrengen! Óf je loopt mee in het rijtje en je bent professioneel, óf je bent het niet! | |
[pagina 1009]
| |
Maar dit is geen ziekte van de topsport alleen. In een gesprek kreeg ik te horen dat ik wel mooie theorieën heb, maar dat die waardeloos zijn in de praktijk. Men noemde als voorbeeld een groot bedrijf: daar kan men ook geen rekening houden met de subjectieve wensen van elke werknemer. En ik moet die persoon gelijk geven! Op de dag van vandaag zijn deze ideeën in de praktijk haast waardeloos. Het is inderdaad zo dat de werknemers in een groot bedrijf nu meer dan ooit nummers zijn. Maar is dat dan zo wenselijk? Is er echt geen alternatief? En waarom niet? Omdat de hele westerse maatschappij ‘in de praktijk’ overheerst wordt door de exacte wetenschap en een mechanisch mensbeeldGa naar eind[2]! En dingen die niet door de exacte wetenschap kunnen worden beheerst, worden opzij geduwd of weggemoffeld. Zo probeert men in het euthanasiedebat tot een empirisch controleerbare maatstaf te komen voor de ‘kwaliteit van leven’! Gaan we straks proberen een rechte lijn te trekken met een passer misschien? ‘Turning true emotion into...’ We moeten de wetenschap naar waarde schatten, en dus ook de beperktheden ervan zien. Zou het niet goed zijn ons een beetje meer te richten op het ‘aanvoelen’ dan op ‘analyse’? Dat zou een manier kunnen zijn om bv. in te schatten wanneer iemand beter rustig zou sterven dan dat zijn leven misschien onnodig wordt gerekt. Ik hoor u al zeggen: ‘dan is er helemaal geen controle meer!’ Maar hoeveel controle is er nu? In welke mate kunnen we pijn opmeten? Fysische of psychische? Ga zo maar door, dit vraagt echt een hele omkering van denken, en die is volgens mij dringend nodig. Ik weet zelf zeker dat het mogelijk is. Juist vanuit mijn ervaring in het schieten. Ik ben zelf veel zekerder van een goed schot als het goed aanvoelt dan wanneer ik enkel rationeel weet dat de handelingen goed zijn uitgevoerd. Dat is nu regelrechte praktijkervaring. Beeld je eens in wat we kunnen bereiken als we tot een zinvolle combinatie van beide benaderingswijzen zouden komen!
‘In this world of competition the compassion is gone, yet we ignore
the needy and we keep pushing on’
‘Like ants in a colony we do our share but there are so many other
fucking insects out there’
Uit ‘Punk rock song’, van Bad Religion, 1996.
‘We made it to the moon but we can 't make it home’
Uit ‘They stood up for love’, van Live, 1999.
| |
[pagina 1010]
| |
Ik had nog een tweede luik, namelijk dat men tegenwoordig de essentie van de dingen mist. Of anders gezegd, dat weinigen nog oog hebben voor de vraag naar de zin van het leven. ‘Hè, wat een zever’, zullen sommigen denken, maar ik heb in die twintig jaar dat ik hier rondloop duidelijk gemerkt dat bijzonder veel mensen vroeg of laat toch eens op deze vraag stuiten! ‘Succes’ lijkt nu de zin van het leven: een geslaagde carrière, veel geld op de bank, en noem maar op. Prestatie en voorkomen, twee toverwoorden van vandaag! En daarbij lijkt het zo dat mensen voortdurend concurreren tegen elkaar. Wie wint? Tijdens een van de buitenlandse wedstrijden dit jaar heb ik een discussie gevoerd met een van mijn teamgenoten over wat ‘atleet zijn’ inhoudt. We zaten op dat moment naar de finale bij de dames te kijken. Mijn gesprekspartner vond dat een van beide vrouwen, die de wedstrijd nota bene zou winnen, absoluut geen atlete genoemd kon worden, omdat ze een tonrond figuur heeft en waarschijnlijk vlot 120 kg weegt... Ik kon mijn oren niet geloven: wat mij betreft is de persoon die op het einde van zo'n wedstrijd de meeste punten heeft, toch wel een atleet! Het is toch geen modeshow! Nog gekker werd het voor mij, toen een aantal mensen de stelling bevestigde! Dat heeft iets te maken met het imago van topsport! Kom op, kindjes, allemaal in de rij... Ook wat dat ‘presteren’ betreft, kan ik nog een mooi voorbeeld geven uit mijn sport. Er zat iemand bij mij in het team die beweerde dat hij boogschieten helemaal niet graag deed. Maar hij deed het, omdat hij naar de Olympische Spelen wilde. Dat kan ik dus niet begrijpen, ik vind dat het tegenovergestelde van hoe het zou moeten zijn. Waar komt het op aan? Wat is de essentie van iemands sport? Gaat het er nu echt alleen maar om, een medaille te halen op de Spelen? Of clubkampioen te worden? Voor mij niet: ik wil boogschieten! En als ik goed genoeg ben om mij te meten met de besten van de wereld, dan wil ik naar de Spelen. Maar de sport zelf komt wel eerst, en niet omgekeerd. Het plezier van mijn sport komt eerst. Een deelname, of zelfs een medaille op de Spelen kan voor mij niet meer zijn dan de kers op de taart! Niet de hele taart zelf, hoewel men mij dat wel heeft willen wijsmaken. Dit is ook typisch voor onze huidige maatschappij. Men doet dingen vaak louter om een bepaald resultaat te halen, in plaats van er gewoon van te genieten. Of beter gezegd, zonder resultaat kan men er niet van genieten. Prestatiemaatschappij? Zelfs de visserij is ermee besmet! In plaats van gewoon aan het water te gaan zitten met een hengeltje... en met de spanning van wat er gaat bijten, wordt er nu bijzonder veel aan ‘target-visserij’ gedaan! Vooral in het vissen van karpers vind je dit terug. Men zoekt dan de wateren op waarvan men weet dat er een speciale of grote vis in zit, die dan vaak ook al door tientallen mensen gevangen is, en men gaat daar | |
[pagina 1011]
| |
vissen tot men deze vis gevangen heeft! Wauw, dan voelt men zich een goed visser! Geld is een ander voorbeeld. Met geld kunnen we veel dingen kopen die kunnen bijdragen aan ons geluk. Geld is dan een middel om gelukkig te worden. Maar, wonder boven wonder, je ziet de dag van vandaag bijzonder veel mensen die geld en bezit niet langer zien als een middel, maar wel als het doel! En soms krijg je van die mensen die bijzonder veel hebben, en zich dan afvragen wat ze in hemelsnaam ooit met dat alles moeten gaan doen! Ik heb de indruk dat mensen tegenwoordig moeite hebben om gewoon van iets te genieten. Om gewoon van het leven te genieten zoals het komt. Volgens mij leven veel mensen in tunneltjes, ze hebben reusachtige oogkleppen op. Mensen zien gemakkelijk wat ze niet hebben, en nemen wat ze wel hebben als vanzelfsprekend aan. Om even terug te komen op het punt van de positieve wetenschappen die ons leven zo doordrongen hebben, durf ik gerust te beweren dat dit ertoe heeft bijgedragen dat de mensen steeds meer hun gevoel voor zin kwijtraken. ‘De zin van het leven? Dat moet iedereen voor zichzelf uitmaken! Dat kun je toch nooit bewijzen!’ Maar ondertussen wordt er amper over gesproken en verdwijnt de zinsvraag helemaal uit het prentje. Daarbij komt dat men elke verwondering kwijt is! Kijk even naar de wolken door de ogen van een kind, en je ziet kastelen, dieren, ruimteschepen, noem maar op. Wie van u neemt er ooit nog de tijd voor? Kijk naar diezelfde wolken door de ogen van de wetenschap, en je ziet een opeenstapeling van waterdamp die grillige vormen kan aannemen. Zoals wel duidelijk is geworden, zijn het juist die verwondering en dat avontuur die ik ben kwijtgeraakt in mijn schieten door het doorgedreven plannen en beredeneren. Ook wat die oogkleppen betreft: ik had het gevoel dat van mij gevraagd werd die op te zetten in mijn sport! Olympische Spelen en niets anders... Plezier in de sport? Als de resultaten er maar zijn! Jammer, maar, zoals ik al heb laten uitschijnen, ik vind die Olympische Spelen helemaal niet het meest fantastische wat ik in het leven zou kunnen meemaken, en ik zie topsporters ook niet echt als zo'n grote helden (hoewel ik zeker wel respect en bewondering heb voor wat zij doen voor hun sport). Ik had er graag aan deelgenomen, maar ik heb er ook steeds heel nuchter tegenover gestaan. Dit is gewoon niet mijn manier! Laat me nog iets vertellen wat ik afgelopen jaar in Kroatië heb meegemaakt. Drie uur voor de wedstrijd werd ons eten opgediend. Heerlijke, goedgevulde schotels, maar onverantwoord als sportvoeding, dus meer dan de helft ging de vuilbak in! Nu mag daar een gediplomeerd diëtist mij twintig keer zeggen dat het geen goede sportvoeding is, in een land als Kroatië waar de helft van de bevolking zo'n maaltijd nooit voorgeschoteld krijgt, vind ik dat op zijn minst gezegd vervelend. Temeer omdat ik met de ervaring die ik heb, dergelijke voeding gerust aandurf voor een | |
[pagina 1012]
| |
wedstrijd. Daar komt volgens mij die opgeblazenheid van de topsport weer even om de hoek kijken! Ik denk dat het niet slecht is daar af en toe even bij stil te staan! We hebben van alles, maar we klagen voortdurend over alles wat we niet hebben, over Sinterklaas die bij de buren altijd meer brengt dan hier! We zijn bang dat de migranten ons arm komen maken, terwijl we gerust een stuk welvaart kunnen verliezen en daarbij alleen een stukje luxe zullen moeten afgeven. De zanger van de rockgroep Live heeft dit alles heel mooi beschreven in zijn lied ‘They stood up for love’, dat nog niet zo lang geleden een echte hit was in België. Een zin daaruit - ik heb die al aangehaald - zegt zowat alles: ‘We made it to the moon, but we can't make it home!’ Ik ben ondertussen gestopt met het volgen van de professionele aanpak in het boogschieten. Het zal me waarschijnlijk mijn deelname aan de Olympische Spelen kosten, want goed presteren volstaat niet altijd om geselecteerd te worden. Maar ik zou met deze aanpak toch niet presteren. Na de laatste twee ‘professionele’ seizoenen is mijn boog twee maanden aan de haak blijven hangen. Ik had er gewoon genoeg van! Wat heb ik aan een deelname aan de Spelen, als ik daarna mijn boog voorgoed aan de haak zou laten hangen? Dat is te duur betaald! De ben geen professional maar wel sportman, en vooral dan boogschutter, in hart en ziel. Geef mij maar mijn ‘nonchalance’ om door het leven te gaan. Ik wil alles, en vooral mezelf, niet te serieus nemen. Ik kan wel een keer naar de maan vliegen, maar je moet ergens met beide voeten op de grond blijven!
Am I a fool or a wise?
They both often live in a cave...
So does it make a difference
in a world that doesn't know it needs to be saved?
Will I find my way in the herd?
Go along the stream or end up in a cave?
I'd prefer to fly away, knock it all down with a star...
Maybe it's me that needs to be saved!
(mijmeringen van mij, na de heerlijke discussie over onze tonronde atlete)
|