Streven. Jaargang 68
(2001)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 849]
| |
PodiumLeonardo da Vinci en Janus Secundus
| |
[pagina 850]
| |
wijn mocht drinken. Zo kwam er een einde aan de belediging dat in zijn land de mooiste en beste druiven ter wereld tot wijn werden geperst. De les die we uit fabels kunnen trekken wordt door Da Vinci voor hardleerse lezers in enkele gevallen nog eens keurig in een afsluitende zin samengevat. Dat is o.m. het geval in de fabel van de aap en het vogeltje, die een wijsheid bevat die sommige ouders en opvoeders van nu nog altijd ontgaat, met alle nefaste gevolgen vandien. Oordeel zelf maar: ‘De aap trof een nest kleine vogels aan en naderde heel blij. Maar omdat zij al konden vliegen, kon hij alleen meer het kleinste vangen. Vol vreugde nam hij het in de hand en trok ermee naar zijn schuiloord. Hij begon het vogeltje te bekijken en te kussen. Smoorverliefd kuste en draaide hij het zo vaak om en om dat hij het dood drukte. Maar zelfs als zo'n expliciet belerend of moraliserend toemaatje ontbreekt, blijft de kritiek en de waarschuwing die in de allegorie verpakt zit onverminderd van kracht. Een voorbeeld: ‘De limoenboom was trots op zijn schoonheid, verachtte de struiken in de omgeving en liet ze uit het gezicht verwijderen. De wind, door niets meer tegengehouden, ontwortelde hem daarna en wierp hem op de grond.’ ‘De tragiek achter de fabels is die van de blinde onwetendheid die de mensen misleidt. Da Vinci's fabels nodigen daarom uit de ware natuur van elk ding te leren kennen en te respecteren’, concludeert Patrick Lateur. De fraai uitgegeven fabels van Leonardo da Vinci blijken ook vandaag de dag een krachtig antidotum tegen verwaandheid, arrogantie en verloedering.
Jan Everaerts (1511-1536) had een Walcherense vader die bevriend was met Erasmus, een Mechelse moeder en zeventien broers en zussen. In tegenstelling tot de geniale Da Vinci beheerste hij wel het Latijn. Als Janus Secundus schreef hij de taal van de academici, wetenschappers, clerici en juristen zo uitmuntend dat hij er poëzie mee maakte die nu nog gesmaakt wordt de Basia of kusgedichten. Astma en malaria en drie liefjes die alle drie prostituees bleken, hebben het leven van Jan in een mum van tijd gesloopt. Hij is geen vijfentwintig geworden. Als bron voor zijn poëzie worden de Carmina aangewezen van de Romein Catullus uit de eerste eeuw voor Christus. In zijn handboek van topmomenten uit de Latijnse literatuurGa naar eind[2] citeert Paul Claes Carmen V van Catullus en noteert erbij dat de jong gestorven humanist Janus Secundus ongetwijfeld daaraan gedacht heeft toen hij zijn Basia dichtte. Catullus' vijfde lied luidt als volgt: | |
[pagina 851]
| |
Zoenen
Leven, Lesbia, is liefhebben
en geen rooie duit geven
om het knorren van ouwe heren.
De zon gaat uit, gaat aan.
Als ons licht is uitgedoofd
wacht ons de nacht - voorgoed.
Geef me duizend-en-een zoenen,
en duizend-en-een erbij;
en duizend-en-een tot slot.
En zo duizenden keren,
tot we de tel verliezen
en het getal vergeten
zodat geen boze tong jaloers
kan zijn als hij te weten komt
hoeveel het er zijn geweest.
Janus Secundus vraagt inderdaad in de aanhef van Basium XVI (Kus XVI):
‘geef mij nu honderd kussen, geef er mij
zovele toch als Lesbia ooit gaf
en kréég van haar Catullus, onverzadigbaar,
[...]’Ga naar eind[3].
Wie op de Latijnse tekst een blik werpt, zal daarin de naam Catullus niet aantreffen, die heeft de vertaler er uit didactische (?) overwegingen aan toegevoegd. De vertaler is Kris Buyse, classicus en enthousiast leraar Latijn die, volgens de flaptekst, met zijn leerlingen Latijnse poëzie vertaalt. Uit de negentien kusgedichten van Janus Secundus heeft hij fragmenten geselecteerd en vertaald, zodat ook wie het Latijn niet kent of wie de grammatica van pater Geerebaert volledig naar het onderbewustzijn verdrongen heeft, toch van de kunst van het zoenen kan genieten. In zijn uitleiding bij de tweetalige uitgave schrijft Buyse: ‘Sinds Secundus gaat een nieuwe zindering doorheen de liefdeslyriek, evenwel zonder ooit obsceen te worden’ (blz. 44). De intentie van Janus Secundus kan men afleiden uit Kus XII, en om die te verwoorden had de vertaler toch een schuttingwoord nodig, al kijkt niemand daar nog van op: | |
[pagina 852]
| |
‘Ik zing hier niet van heimelijke liefdes bij de goden,
geen uitingen van wellust, monsterlijk,
geen lul in mijn gedicht, geen vers
dat muffe meesters én hun al te brave kindjes
op school niet lezen mogen.
Gekus in alle onschuld, dàt bezing ik,
zoals een kuise priester van het Muzenkoor.’
(blz. 27)
Echo's van Janus Secundus' Basia kan men ook horen in de gedichten van P.C. Hooft (1581-1647), die zoals Jan Everaerts rechten heeft gestudeerd, Hooft in Leiden en Everaerts in Bourges. Na de dood van zijn geliefde Brechtje Spieghel, misschien als het gevolg van een mislukte zelfmoordpoging, schreef Hooft het bekende gedicht met de openingsstrofe ‘Sal nemmermeer gebeuren / Mij dan na dese stondt / De vriendschap van u oogen, / De wellust van u mondt?’ In dat gedicht staan kussen en tranen in een vergelijkbare verhouding als in Secundus' Kus VI, waarin de dichter pleit voor evenredigheid in het geven aan en ontvangen van kussen van de geliefde en eraan toevoegt dat ook zijn overvloedige tranen meegerekend moeten worden. Met al dat rekenen en tellen verliest hij echter de kern niet uit het oog: ‘maar liefde kan nooit uitgedrukt in een getal’ - ‘expleri numero sed nequit ullus amor’ (blz. 14-15). Over het Latijn van de humanist Secundus en over de kwaliteit van de vertaling ervan kan een niet-specialist geen oordeel vellen. Ik kan alleen maar schrijven dat ik in de Latijnse excerpten van de Basia genoten heb van de adjectieven die Secundus voor zijn liefje, Neaera, heeft bedacht. Zij is een ‘blanda puella’ (‘lief meisje’, zegt Buyse), ‘iucunda’, ‘formosa’, ‘venustula’, ‘pulchra’... In zijn uitleiding schrijft de vertaler nog: ‘Vooral in de Nederlanden trouwens werd het schrijven van kusgedichten na Secundus' dood een populair onderdeel van de universitaire studie’ (blz. 44). Zijn - in dit licht - de letterenfaculteiten anno 2001 niet dringend aan een curriculumherziening toe? □ Joris Gerits |
|