Streven. Jaargang 68
(2001)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 718]
| ||||||||
Bart Van Loo
| ||||||||
[pagina 719]
| ||||||||
De hele hype die ontstond rond Houellebecq zette spijtig genoeg de romans zelf vaak in de schaduw. Dit opmerkelijke proza verdient zeker beter. Naast zijn twee bekende romans publiceerde hij enkele dichtbundels, een handvol essays en een reisverhaal met bijbehorend fotoalbum. Ook maakte hij een erotische kortfilm en bracht hij een cd uit. Graag zou ik los van de opgeklopte media-aandacht Houellebecq zowel intra- als intertekstueel onder de loep willen nemen. Daarbij zal onder meer de invloed van andere schrijvers ter sprake komen, zoals van Zola, die tot mijn verbazing totnogtoe niet in verband is gebracht met Houellebecq.
Michel Houellebecq
| ||||||||
Poëtica van het LijdenHouellebecq lezen is geen vrolijk tijdverdrijf, maar de schrijver eist dan ook openlijk het recht op om de wereld te beschrijven zoals hij die ziet, zonder er doekjes om te winden. Hij schrijft met scherp, en is bewust een provocateur: literatuur moet mensen tot nadenken stemmen. De lectuur van het inktzwarte Rester vivant (1991) leert dat hij al vanaf zijn eerste publicaties doordacht en programmatisch te werk gaat. In korte, kernachtige teksten stippelt hij uit hoe hij als schrijver te werk gaat, en zijn romans bewijzen dat dit niet alleen bij voornemens blijft. In den beginne, zo proclameert Houellebecq, was er het lijden, dat hij ziet als een bestaanspremisse: ‘Alle dingen lijden tot ze zijn’. Je bent pas schrijver als je deze waarheid goed ontwaart en terugkeert naar die oorsprong van alles, en daarbij de pijn ‘langs al je poriën’ leert voelen. Zelfmoord vindt, alle miserie ten spijt, in zijn ogen geen genade, omdat het nu eenmaal de taak van de schrijver is uiting te geven aan alle lijden op de wereld. Hij moet dat niet zomaar doen, maar in een ‘coherente vorm’, en gaat het best op prospectie. Je moet je als auteur niet te goed voelen om een normale job uit te oefenen, integendeel, op die manier sta je met beide voeten in de werkelijkheid. Wel stelt hij een alternerend systeem voor: nu een job, dan weer ‘een bestaan van clochard’. Houellebecq is ervan overtuigd dat de maatschappij tot doel heeft je te vernietigen. Het wapen dat ze daartoe gebruikt, is ‘onverschilligheid’. | ||||||||
[pagina 720]
| ||||||||
Als schrijver kun je je absoluut niet verzoenen met deze houding en dien je tot de aanval over te gaan: ‘Spit de onderwerpen uit waarover niemand wil horen. De achterkant van de façade. Leg de nadruk op ziekte, lelijkheid, verval. Praat over de dood, en over de vergetelheid. Over afgunst, onverschilligheid, frustratie en liefdeloosheid. Wek afkeer op, dan zit je goed.’Ga naar eind[1] (Rester vivant, blz. 26) Je mag er niet voor terugdeinzen ‘onhoudbare tegenstellingen’ bloot te leggen. L'art pour l'art is volgens Houellebecq geen nobel literair streven; hij ziet de literator veeleer als de onheilsprofeet die onthult wat de grote verhalen zoals kapitalisme en christendom aan het zicht proberen te onttrekken. Waarheid is belangrijker dan originaliteit, die trouwens wel zal voortvloeien uit de som van al je zwakke punten. Het lijkt wel alsof het erop aankomt de miserie te cultiveren om ze vervolgens te analyseren en literair uit te buiten. Heb je die beslissing eenmaal genomen, dan verzeil je in diepe eenzaamheid. In de praktijk slaagt Houellebecq erin de wereld eerlijk te beschrijven door zich in te beelden dat hij zal sterven als het boek af is. ‘Zo slaag ik erin de vrees voor de reacties van anderen te overwinnen. Ik stel me voor dat ik na de publicatie van mijn boek geen mens meer zal zien. Enkel zo vermijd ik zelfcensuur.’ Wie zijn boeken gelezen heeft, begrijpt dat deze woorden geen ijdele uitspraken zijn. | ||||||||
Prikkelend proza van een provocateurUitgeverijen pakken het niet al tijd logisch aan. Van Houellebecq verscheen in vertaling eerst zijn geruchtmakende tweede roman, Elementaire deeltjes, en pas een jaar later zijn debuut. Voor het inzicht in de evolutie van de auteur en zijn oeuvre was dat beter omgekeerd gebeurd. Ik doe een poging om de zaken recht te zetten. Een in zichzelf gekeerde informaticus moet in enkele provinciesteden een nieuw softwareprogramma voorstellen. Tijdens die sessies wordt hij bijgestaan door zijn dynamische collega Raphaël Tisserand, die een seksuele frustratie van je welste torst: hij is oerlelijk en valt niet in de smaak bij vrouwen. Zijn groteske uiter lijk en tragische verleidingspogingen leiden hem haast tot moord, al zal hij uiteindelijk sterven in een verkeersongeluk. De anonieme informaticus raakt daarop in een diepe depressie. Het verhaal van De wereld als markt en strijd is vlug verteld, de roman trouwens snel gelezen, maar hij laat de lezer niet onberoerd. De observatorsblik van de informaticus en zeker zijn defaitisme, dat doet denken aan de houding van ‘cela m'est égal’ van Camus' Vreemdeling - de verfilming van Houellebecqs roman heeft in Groot-Brittannië gepast | ||||||||
[pagina 721]
| ||||||||
de titel Whatever meegekregen -, kenmerken ook Michel uit Elementaire deeltjes. Het personage van Raphael wordt met brio hernomen in de figuur van Bruno, Michels halfbroer, die in zijn pogingen om lichamelijk aan zijn trekken te komen nog heel wat verder gaat. Michel Djerzinski en Bruno Clément, zonen van een zelfde moeder, groeien afzonderlijk op en zullen elkaar pas na vele jaren leren kennen. Michel is een succesvol moleculair bioloog die uiterst onverschillig door het leven gaat. Bruno werd tijdens zijn jeugd zwaar gepest en is seksueel gefrustreerd. Afgezien van Tisserands erbarmelijke versieractiviteiten zitten de hoofdpersonages uit de eerste roman muurvast in de zwarte leegte van hun bestaan, terwijl Bruno en Michel pogingen ondernemen zich eruit los te weken, al zal Bruno eindigen in een psychiatrische instelling en Michel - vermoedelijk - zelfmoord plegen. In beide romans vragen de hoofdpersonages zich af hoe het toch mogelijk is dat je als kind een beperkte vorm van geluk kunt ervaren, maar dat alles vervolgens op onverklaarbare wijze onherstelbaar fout loopt. Wat rest is een onvermijdelijke geestelijke en lichamelijke aftakeling.
De depressieve verteller van De wereld als markt en strijd plaatst in zijn talrijke uitweidingen economisch en seksueel liberalisme naast elkaar. Net als in de strijd om een job, zetten mensen in de strijd om een partner al hun kwaliteiten in. Sollicitatiegesprek en versierbabbel lijken erg op elkaar. De vrijheid van beide markten maakt dat de mens zich nu eens economisch, dan weer seksueel tot handelswaar degradeert. De informaticus lijkt wel iets te voelen voor strenger gereglementeerde stelsels. Verbied ontslag en overspel, en iedereen zal dan wel professioneel én seksueel aan zijn trekken komen! De volledige liberalisering van beide markten leidt echter tot eenzaamheid en leegte. Die thematiek werkt Houellebecq verder uit in Elementaire deeltjes. Na mei '68 wordt de zoektocht naar vrijheid en geluk nagestreefd in de zogenaamde concrete utopieën waar men elkaar in humanistische eensgezindheid ontmoet. Het middel daartoe was de vrije liefde, al snel een alibi om de hele filosofie te reduceren tot ‘een lekker potje neuken’. Tot grote vreugde van Bruno! Houellebecq doet haarfijn uit de doeken dat deze hippies als de geestelijke vaders van massamoordenaars kunnen worden gezien. Ten gevolge van seksuele vrijheid, materia lisme en individualisme is de mens niet meer in staat tot liefde, en gaat hij zich te buiten aan allerhande excessen. De wetenschap die in cultuurkritische teksten vaak met de vinger gewezen wordt, zal in deze roman tot heiland worden uitgeroepen. Na Michels dood beslist de mensheid immers om op basis van diens genetische bevindingen een nieuwe mensensoort te klonen die al deze al te | ||||||||
[pagina 722]
| ||||||||
menselijke problemen overstijgt. De daarmee gepaard gaande ontmenselijking is volgens dit boek het beste wat de mens ooit is overkomen. Na het geloof in het christendom en, vanaf de zeventiende eeuw, in het materialisme wordt de werkelijkheid van nu af bepaald door de wetten van de genetische revolutie. De verteller, die zich aan gene zijde van de derde metafysische mutatie bevindt, kijkt terug op die vorige mensheid met een nogal cultuurkritische blik, die tegelijk de laatste restjes bewondering voor de scheppers van de nieuwe wereld bevat. ‘Dit boek is opgedragen aan de mens’, eindigt de roman gevat.
De wereld als markt en strijd is ongelijk van stijl. De schrijver voegt vlotjes barokke zinsstructuren en woordkeus - meestal ironisch bedoeld - tussen zijn voor het overige stilistisch nogal vlakke tekst. Die lardeert hij overigens geregeld met woorden uit een lager taalniveau. Dat gebeurt in Elementaire deeltjes ook, maar daar stoten de stijlverschillen minder tegen de borst. Minder geslaagd zijn vooral de dierenfabels die het hoofdpersonage in zijn jeugd schreef en waarin Houellebecq, los van de eigenlijke intrige, zijn ideeën pseudo-wetenschappelijk probeert te verkopen. Die wetenschappelijke, essayistische dimensie is in Elementaire deeltjes moeiteloos in de draad van het verhaal opgenomen. In beide romans onderzoeken de vertellers de wereld als observatoren. Het hoofdpersonage uit de debuutroman vertelt het verhaal in de ikvorm, terwijl het hij-verhaal in Elementaire deeltjes meer afstand creëert. Die wordt nog groter doordat het realisme er een wetenschappelijk tintje krijgt. In De wereld als markt en strijd wordt het leven aforistisch als experiment betiteld, en de loftrompet gestoken over Claude Bernard, de vader van de experimentele wetenschap, die Émile Zola (1840-1902) ertoe inspireerde niet alleen te observeren, maar ook te experimenteren. Dat is net wat Houellebecq in Elementaire deeltjes zal doen. | ||||||||
Zola voor gevorderdenZola en Houellebecq zouden gerust een namiddag gezellig kunnen kletsen over de stapel kritiek die ze over zich heen kregen, al zal Houellebecq op dat vlak misschien sneller uitgepraat zijn dan de ouwe naturalist. Zij hebben echter meer gemeen dan het etiket van controversieel schrijver. Zola mag er dan maar slechts driemaal voorzichtig in vernoemd worden, zijn schaduw hangt voortdurend over Elementaire deeltjes. In zijn voorwoord tot Thérèse Raquin (1868) geeft Zola de indruk te behoren tot een ‘groep van naturalistische schrijvers’. Dat was opschepperij, want zo'n groep bestond niet, zelfs van het naturalisme was - tot dan toe weliswaar - eigenlijk nog geen sprake. Zola gebruikte de term om | ||||||||
[pagina 723]
| ||||||||
aan te duiden dat hij anders was dan zijn voorgangers, vanwege zijn wetenschappelijke aanpak. Die steunde in de eerste plaats op het toenmalige positivisme: alles kan causaal verklaard worden, en gedachten en gevoelens zijn producten van de hersenen. In Thérèse Raquin past Zola dit deterministische principe toe; volgens het voorwoord ervan heeft die roman voornamelijk ‘een wetenschappelijk doel’: ‘Ik heb personages gekozen die in hoge mate gedomineerd worden door hun zenuwen en bloed, zonder vrije wil, en die onder lichamelijke dwang meegesleurd worden naar elke act van hun leven.’ (Thérèse Raquin, blz. 18) Later zal Zola de actieradius van dit biologisch determinisme uitbreiden, onder invloed van Taines opvattingen over de interactie van race, milieu en moment. Die drievuldigheid reguleert nu ook Houellebecqs Elementaire deeltjes: zowel Michels als Bruno's leven wordt grondig bepaald door de tijd waarin ze leven (hippiecultuur, rock-'n-roll, new age, vegetarisme, plastische chirurgie, erotische consumptie, impact van magazines,...), de verbrokkelde familie waarin ze opgroeiden en de dictatuur van hun lichaam. Het gedrag van de hoofdpersonages wordt voortdurend via een wetenschappelijke duiding ontluisterd. ‘Wanneer er tijdens de kindertijd geen contact is met de moeder, ontstaan er ernstige verstoringen van het seksuele gedrag bij de mannetjesrat, met name remming van het hofmakingsgedrag’, lezen we wanneer Michel er maar niet in slaagt een meisje te versieren. Elders blijkt het incesttaboe niets bijzonders te zijn: het is immers al geconstateerd bij de grauwe gans en de mandril! Als Michel en Bruno in aanraking komen met de Liefde, weet geen van beiden ermee om te springen: alleen vrouwen zijn soms in staat tot liefde, mannen helemaal niet, omdat bij hen uiteindelijk alles om seks draait, wat met enkele chemische analyses wordt gestaafd. De sukkelaars kunnen er niets aan doen. Hoe cru Houellebecq zijn waarheden ook verkondigt, zijn wij niet vaak gewoonweg niets meer dan een zootje chemicaliën die in de knoei liggen met hun zogezegd hogere verlangens? De verwijzing naar Claude Bernard in De wereld als markt en strijd is geen toeval. Diens studie Introduction à l'étude de la médecine expérimentale (1864) heeft immers een grote invloed gehad op Zola, toen hij zijn romancyclus Les Rougon-Macquart schreef. De stap naar de experimentele fase van het wetenschappelijk onderzoek, waar Claude Bernard de nadruk op legt, hadden de scheikunde en de geneeskunde al gezet. Voor Zola was het nu de beurt aan de literatuur om ook waarneming aan experiment te koppelen: ‘De romancier bestaat uit een observator en een “experimentator”. Als observator geeft hij de feiten weer zoals hij ze geobserveerd heeft, zorgt hij | ||||||||
[pagina 724]
| ||||||||
voor een vertrekpunt, construeert hij vaste grond waarop personages zullen wandelen en fenomenen zich zullen ontwikkelen. Daarna verschijnt de proefleider die het experiment op gang brengt, waarmee ik bedoel dat hij de personages laat bewegen in een specifieke geschiedenis, om zo aan te tonen dat de opeenvolging van de feiten overeenkomt met het determinisme van de bestudeerde fenomenen.’ (uit Le roman expérimental, 1880) Experimenteel proza kun je maar schrijven als je ervan uitgaat dat ‘alle gebeurtenissen strikt gedetermineerd zijn’ (Elementaire deeltjes). Experiment veronderstelt veldwerk. Zoals Zola voor Germinal in de mijnen afdaalde, zal Houellebecq infiltreren in clubs en campings waar de vrije liefde en new-agepraktijken hoogtij vieren. Vervolgens zal hij in de voetsporen van de naturalistische grootmeester zijn personages laten ronddraven in de specifieke sfeer van de twintigste eeuw, om er objectief verslag van uit te brengen, alsof het een wetenschappelijk experiment betreft. Elk verheven gevoel wordt steeds teruggebracht tot een louter fysisch of chemisch gegeven, waardoor er eigenlijk niets onverwachts meer kan gebeuren. Houellebecqs rauwe woordenschat en klinische beschrijvingen geven de personages iets van proefdieren. Bij Michel, de wetenschapper die de mens uiteindelijk zal laten verdwijnen, drijft de auteur dit het verst en lukt het hem in een steriele handboekstijl banale situaties te beschrijven zonder betweterig te klinken, een ware tour de force: ‘Annabelle hielp hem zijn kleren uit te trekken en masturbeerde hem zachtjes, zodat hij in haar kon komen. Hij voelde niet veel, behalve de zachtheid en de warmte van haar vagina. Hij stopte algauw met bewegen, bevangen door de geometrische vanzelfsprekendheid van de paringsdaad, verwonderd ook over de soepelheid en de volheid van de slijmvliezen. [...] Vlak voordat hij zijn zaad loosde doemde het - extreem duidelijke - beeld van de versmeltende gameten voor hem op, met daarna de eerste celdelingen.’ (Elementaire deeltjes, blz. 294) Op dat gebied gaat hij heel wat verder dan Zola, van wie de stijl minder geaffecteerd is door de inhoudelijke strekkingGa naar eind[2]. Het verwijt dat de stijl van Elementaire deeltjes lamentabel is, moet herdacht worden. Gelet op de opzet van de roman is die veeleer doelbewust en efficiënt. Zola zou na enkele jaren toegeven dat de zuivere objectiviteit en het strikt experimentele onmogelijk zijn: bepaalde fenomenen glippen door de mazen van het net. Gelukkig maar, de strikt objectieve verteller, de verslaggever van het experiment betekent immers het failliet van de kunst. Uit een aantal romans van Zola blijkt dat. Daarom ben ik enkele jaren geleden met enige scepsis aan de lectuur van het oerklassieke Germinal begonnen. Ik ben echter in dit geval op een machtig kunstwerk gestuit. Dit visionaire en meeslepende epos over de onderdrukking van mijnwer- | ||||||||
[pagina 725]
| ||||||||
kers is tegelijk een schitterend liefdesverhaal, dat wel deterministisch wordt voorgesteld. Maar de roman krijgt vooral vaart omdat het hoofdpersonage Etienne Lantier worstelt met de invloeden van ‘race, milieu et moment’: hij vecht tegen de lichamelijke erfenis die hem parten speelt, en hij organiseert een indrukwekkende opstand tegen de aristocratie en burgerij die in het laat-negentiende-eeuwse Frankrijk de plak voert. Die heroïek grijpt de lezer naar de keel, en maakt dat het onwankelbare determinisme lijkt te wankelen. Ook Houellebecq rijgt pakkende fragmenten aan elkaar: gruwelijke pestscènes op school, koele beschrijvingen van Bruno's lustgevoelens, rituele moorden bij satanistische groeperingen, hilarische new-agesessies en copulerend gekrioel in echtparenclubs. Als een alwetende verteller op een wolk beschrijft hij de geschiedenis van de mensheid na de Tweede Wereldoorlog. Ironie, en af en toe een stevige dosis cynisme passen perfect in het verhaal, dat vlot leest, en zonder echt spannend te zijn enorm intrigeert. Ook Houellebecqs roman bevat elementen die niet gedetermineerd zijn: toeval blijkt soms echt toeval te zijn, de dood een rationeel maar onbegrijpbaar gegeven, en de mens blijft ondanks alles hopen op liefde en geluk. Al krijgen ook ‘concrete ervaringen van de vrijheid’ een wetenschappelijke verklaring mee. Uiteindelijk zal de mens er via een ultiem experiment in slagen zich definitief van elk deterministisch juk te ontdoen. Zoals Zola voor de wetenschappelijke vorderingen op het gebied van de erfelijkheid een grote belangstelling had, volgt Houellebecq aandachtig de ontdekkingen van de genetica. In Elementaire deeltjes verlost de mensheid zich van alle vormen van determinisme door zichzelf te vervangen door een gekloonde soort: ‘De mensheid moest verdwijnen, de mensheid moest een nieuwe, ongeslachtelijke en onsterfelijke soort voortbrengen die de individualiteit, het isolement en de verwording achter zich had gelaten.’ (Elementaire deeltjes, blz. 330) Daardoor verdwijnen familierelaties, de idee van afstamming en vaderschap, en zijn alle individuen dragers van dezelfde genetische code. De menselijke persoonlijkheid, waardigheid en vrijheid worden de facto betekenisloze begrippen. Noodlottig determinisme maakt plaats voor een genetisch geprogrammeerd geluk. Zo eindigt het boek in een brave new world, waarin de rol van de kunst voor een groot deel is uitgespeeld. De epiloog mag dan wel een schitterende bekroning zijn van de roman, los van het voorafgaande zou hij heel wat minder bekoren. Het temperament van de kunstenaar, om Zola te citeren, zit immers volledig gevangen in een net van genetisch strikt geordende elementaire deeltjes. Het boek beklijft dan ook omdat het zich hoofdzakelijk beperkt tot een kritische | ||||||||
[pagina 726]
| ||||||||
beschrijving van de tweede helft van onze eeuw, terwijl we over het dagelijkse leven in de gekloonde maatschappij weinig te weten komen. | ||||||||
Heerlijke nieuwe deeltjesDe vergelijking met Huxleys Heerlijke nieuwe wereld (1932) ligt voor de hand. In de bekende toekomstroman is de mens door het toedienen van allerlei chemische stoffen en doorgedreven conditionering in hoge mate gestandaardiseerd: van de hoge Alfa-plus leidende klasse tot de Epsilonminus imbecielen worden de verschillende soorten gekweekt en opgeleid tot tevredenheid met hun voorbestemde rol. Houellebecqs toekomstvisie vertoont heel wat gelijkenissen met die van Huxley: loskoppeling van voortplanting en geslachtelijk verkeer, de productie van de mens in het laboratorium, het verdwijnen van familierelaties en, dankzij de medische vooruitgang, de opheffing van het verschil tussen de leeftijden. Het doel is hetzelfde: ‘Zorgen dat mensen hun onontkoombare sociale bestemming prettig vinden’ (Huxley). De grillige wegen van het lot worden aan banden gelegd door een feilloze wetenschappelijke techniek. In Elementaire deeltjes verwijst Houellebecq overigens expliciet naar Huxley, - een van de eersten die begrepen hebben dat ‘de menselijke samenlevingen al een aantal eeuwen uitsluitend zijn bepaald door wetenschappelijke [...] ontwikkelingen, en dat dat in de toekomst alleen nog sterker het geval zou zijn’. Toch vindt Houellebecq Huxleys Heerlijke nieuwe wereld geen literaire voltreffer: ‘zijn zinnen zijn zwaar en lomp, zijn personages zoutloos en mechanisch’ (ED). De roman dankt zijn bestaan aan de misgelopen conditionering van hoofdpersonage Bernard Marx, die zich bijgevolg anders - lees menselijker - gedraagt. In het wildenreservaat ontmoet hij normale mensen die geen deel uitmaken van het mondiale conditioneringsnetwerk. Wanneer Marx bij wijze van experiment een wilde confronteert met de nieuwe wereld, krijgt het verhaal weer wat vaart. Tegenover Huxleys verhaal is vanuit romanesk standpunt Houellebecqs aanpak geslaagder, omdat hij de maatschappij beschrijft net vóór de radicale wetenschappelijke omwenteling en slechts kort ingaat op de nieuwe wereld. In een perfecte wereld gaat de kunst failliet, Huxley heeft dat zelf trouwens begrepen: ‘Je moet gekwetst en ongelukkig zijn; anders kom je nooit op die echt goede, indringende zinnen die als röntgenstralen door je heen gaan’. | ||||||||
De stempel van LovecraftZola's werkelijkheidszin ten spijt, nergens geeft hij de wetenschap zo'n letterlijke plek in zijn proza als Houellebecq dat zal doen. Diens fascinatie | ||||||||
[pagina 727]
| ||||||||
voor H.P. Lovecraft (1890-1937) - eind jaren tachtig schreef hij het essay H.P. Lovecraft. Contre le monde, contre la vie - is daar zeker niet vreemd aan. Houellebecq stelt dat racisme de drijvende motor was voor Lovecraft, en ziet in hem op dat vlak een veel beter voorbeeld dan de tot in den treure toe racist genoemde Louis-Ferdinand Céline. Maar terwijl Lovecraft zich tegen elke vorm van rea lisme afzet, en alles afwijst wat met geld en seks te maken heeft, zijn het net die zaken die Houellebecq met veel zin voor realisme zal ontleden, zodat je zeker niet kunt beweren dat hij Lovecraft blindelings kopieert. Wel neemt hij de gedachte over dat het zoeken van betekenis in onze wereld zinloos is. Om die opvatting uit te leggen gebruikt hij tot tweemaal toe de woorden die zo'n tien jaar later de titel zullen worden van de rom an die van hem de bekendste Franse auteur van het fin de siècle zal maken: ‘Het universum is slechts een vluchtige rangschikking van elementaire deeltjes. Een overgangsfiguur naar chaos. Die het uiteindelijk zal halen. Het menselijk ras zal verdwijnen. Andere rassen zullen verschijnen, en zullen op hun beurt verdwijnen. [...] Alles zal verdwijnen. [...] En menselijke ondernemingen zijn even vrij en even betekenisloos als de vrije bewegingen van de elementaire deeltjes.’Ga naar eind[3] (H.P. Lovecraft. Contre le monde, contre la vie, blz. 17-18)
Als je Lovecrafts hoofdwerken leest, zie je hoe die vooral vormelijk hun stempel op Houellebecqs proza hebben gedrukt. Lovecrafts geschriften staan vol antropologische, archeologische, geologische en biologische wetenswaardigheden, die organisch deel uitmaken van het verhaal en tot voortlezen aanzetten. In Elementaire deeltjes gebeurt exact hetzelfde met de biochemie en de genetica. In zijn essay looft Houellebecq Lovecraft, omdat hij het kader van het traditionele verhaal uit elkaar laat barsten door het systematische gebruik van wetenschappelijke termen en conceptenGa naar eind[4]. Op die wijze creëerde hij een nieuw literair genre - ‘fantasy’ geheten - waarin het geen kwestie meer is van geloven of niet geloven, omdat twijfel uitgesloten wordt. Psychologische analyses serveert Lovecraft ons niet, goed functionerende zintuigen daarentegen wel: zijn personages zijn, net als Houellebecqs Michel, in de eerste plaats observatoren. | ||||||||
Variatie op dezelfde thema'sHalverwege december 1999 stapt een pakweg veertigjarige vrijgezel een reisbureau binnen om de verveling te doden. Een overtuigende verkoopster stuurt hem met ‘een weekje Lanzarote’ naar buiten. Het anonieme hoofdpersonage zal op dat vulkanische eiland de in België wonende | ||||||||
[pagina 728]
| ||||||||
Luxemburger Rudi ontmoeten, een literaire tweelingbroer van de ontroerende loser Tisserand uit De wereld als markt en strijd. Samen doorkruisenze de maanlandschappen van Lanzarote - die Houellebecq fotografisch vereeuwigde en de lezer in een aparte bundeling aanbiedt - zonder dat er iets noemenswaardigs gebeurt. Hun ontmoeting in een viersterrenhotel met Pam en Barbara, twee Duitse ‘lesbiennes non-exclusives’, brengt wel enige erotische verwikkelingen mee. Wanneer het anonieme hoofdpersonage met de twee Duitse meiden op het str and ligt te vrijen, kijkt zielepoot Rudi toe en excuseert zich zelfs voor zijn lakse houding. Waarom hij de volgende dag het hazenpad kiest, schrijft hij in een brief die onze anonieme veertiger leest na een dolle nacht met Pam en Barbara. Rudi's privé-leven was een puinhoop. Zijn huwelijk kreeg weliswaar een nieuw elan toen hij met zijn Marokkaanse vrouw systematisch echtparenclubs afschuimde, maar knakte wanneer de erotische taferelen een perverse wending namen. Vrouwlief koos voor ‘de monsterlijke en reactionaire oplossingen van de islam’ en vertrok met de kinderen naar Marokko. In de brief bedankt hij het hoofdpersonage dat hem enkele dagen behandelde ‘als een menselijk wezen’, terwijl hij als politieagent in de eenzaamheid van zijn dagelijks leven permanent af te rekenen krijgt met mensen die zich willen wreken, en hij er vooral onder lijdt Belg te zijn: ‘Belgen zijn scatologische wezens, die niets liever doen dan zich in hun eigen vernedering rondwentelen. Voor mij is België een land dat nooit had moeten bestaan’. Thans heeft hij beslist aan te sluiten bij de religion azraélienne, waarvan het hoofdkwartier zich op Lanzarote bevindt. Deze sekte stelt dat buitenaardse wezens het leven op aarde hebben ges ticht - die gedachte is ook bij Lovecraft te vinden - en maakt zich op voor de komst van buitenaards bezoek. Twee elementen vormen de hoeksteen van hun bezigheden: een vrije beleving van de seksualiteit (met masturbatie ‘als eerste steen van een nieuwe sensuele catechismus’) en een ongebreideld geloof in de mogelijkheden van de genetica. Alle leden staan een stukje huid af op basis waarvan men binnen afzienbare tijd zal kunnen overgaan tot kloving en bijgevolg tot eeuwig leven. Enkele maanden later worden Belgische leden beschuldigd van pedofiele activiteiten. De zoektocht naar enige betekenis in dit leven wordt zoals in Houellebecqs andere werken sterk geproblematiseerd. Het hoofdpersonage komt tot het besluit dat je ‘heel goed kunt leven zonder iets van het leven te verwachten’, wat echter niet wegneemt dat ‘er genoeg van blijft te vrezen’. Zoals je vooraf enigszins had kunnen vermoeden, stemt Lanzarote je niet vrolijk. De strakke, afstandelijke stijl van het verhaal sluit naadloos aan bij Houellebecqs vorige werken, al last hij dit keer nergens expliciet wetenschappelijke passages in. De wetenschap is wel via de genetica aanwezig, | ||||||||
[pagina 729]
| ||||||||
en krijgt door de combinatie met andere motieven - een religieuze sekte en buitenaardse wezens - iets mysterieus en fantastisch, net als bij Lovecraft, die graag religie, bijgeloof en exacte wetenschappen vermengt. Houellebecqs anonieme hoofdpersonage wentelt zich met sardonisch plezier in zijn rol van cynische observator: hij hekelt de hermetische poëzie van sommige Franse dichters, maakt de Guide du Routard en de gebruikers ervan eeuwig belachelijk, en bespot de Europeanen die zich steeds meer als een horde drachtige koeien overgeven aan de toeristische industrie. Vergeten we niet hoe hij ook België in zijn hemd zet, al treft ons dat minder na al onze zelfkritiek van de afgelopen jaren. Waarom bij de roman een apart boekdeel met foto's hoort, is me niet onmiddellijk duidelijk. Niet alle foto's zijn van goede kwaliteit - mocht dit met opzet zijn, dan is het raden naar de bedoeling - en honderd foto's zijn te veel van het goede. Er zitten weliswaar pareltjes bij: Lanzarote is, ik zei het al, van een danteske schoonheid. Afstotelijk, maar tegelijk aantrekkelijk. Eenzaamheid, barheid en afstandelijkheid stralen van de maanlandschappen af; Lanzarote is dé ideale plek voor Houellebecqs personages.
Met Elementaire deeltjes heeft Houellebecq zich ontpopt als een Zola van de eenentwintigste eeuw, en heeft hij de mensheid op een literair eigenzinnige wijze een ‘J'accuse’ bezorgd om bij stil te staan. Houellebecq heeft een stevige reputatie verworven. Misschien zit hij daar nu ook in gevangen: de auteur die vanuit een enigszins gecultiveerde eenzaamheid en afstand tot de wereld is beginnen schrijven, wordt thans opgeëist voor eindeloze interviews, promotiereizen en literaire festivals. Elke uitspraak van hem wordt geregistreerd. Miste je een beweging van Houellebecq, dan surf je gewoon naar www.multimania.com/houellebecq, een gedetailleerde website ter ere en glorie van de tot voor drie jaar internationaal onbekende schrijver. Nu kan hij het zich permitteren een fotoboek | ||||||||
[pagina 730]
| ||||||||
en een novelle van nog geen negentig pagina's (grote letters, aanzienlijke interlinie) in een luxekoffertje aan te bieden voor bijna duizend frank. Een lucratieve knipoog naar zijn uitgever, een dure investering voor de fans. Lanzarote is geen slecht verhaal, maar ook niet meer dan een wel erg korte variatie op zijn vorige prozawerken. Het mag dan perfect passen in zijn oeuvre, en zo houellebecquiaans zijn als de pest - een niet te missen kwaliteitslabel -, ik kijk toch verlangend uit naar een werk van langere adem en meer envergure. Misschien lost zijn op 3 september verschenen nieuwe roman Plateforme die verwachtingen in? Wordt vervolgd. | ||||||||
Literatuur
|
|