Streven. Jaargang 68
(2001)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 325]
| |||||||||||||||||
Erik Faucompret
| |||||||||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||||||||
arbeidsproductiviteit, gekoppeld aan een relatief hoge scholingsgraad - de helft van de werknemers heeft een diploma van middelbaar of hoger onderwijs, tegenover 30% voor Spanje als geheel - is Baskenland in trek bij buitenlandse investeerders. Ook de infrastructuur is een gunstige factor: autowegen en spoorwegen verbinden de grote steden van Baskenland met Parijs of Madrid; de zeehavens van Bilbao en Pasajes en de luchthavens van Bilbao, San Sebastián en Vitoria behoren tot de beste van Europa. De dienstensector is in volle ontwikkeling: handel, bankwezen en toerisme (vooral in de kuststeden San Sebastián, Fuenterrabia en Zarauz) zijn gemoderniseerd. De beurs van Bilbao is de tweede belangrijkste van Spanje. Bilbao is een bruisende culturele stad: denk alleen maar aan het Guggenheim Museum. Er is maar één economisch minpunt: hoewel de regionale regering een actief werkgelegenheidsbeleid voert, is 15% van de economisch actieve bevolking werkloos (1999), vooral in de oude industriezones van Bilbao en San Sebastián. Maar de gemiddelde lonen liggen 20% boven het Spaanse gemiddelde en de werkloosheid vermindert: in de jaren tachtig lag ze nog boven de 20%. Toch zinkt Baskenland - sinds de ETA eind 1999 zijn eenzijdige bestand heeft opgezegd - weer weg in het geweld. | |||||||||||||||||
FuerosEuskal Herria is het land van 29 miljoen Basken: het ligt aan beide kanten van de Pyreneeën. Het omvat de autonome regio Spaans-Baskenland (de provincies Vizcaya, Guipuzcoa en Alava: samen bekend als Bascongadas), de provincie Navarra en de drie Frans-Baskische gebieden, Lapurdi, Nafarroa Beherea en Zuberoa (die samen met de Béarn tot het departement Pyrénées Atlantiques behoren). Door de eeuwen heen werd Baskenland geregeerd door vreemde overheersers: Romeinen, Visigoten, Arabieren, Fransen en Spanjaarden. Vanaf de zevende eeuw probeerden de Basken zich politiek te verenigen. Nog altijd gaan zij prat op hun overwinning op het leger van Karel de Grote in de bergpas van Roncesvalles (zomer 778). Maar het eerste koninkrijk, dat van Pamplona, ging vrij snel ten onder aan interne meningsverschillen en aan oorlogen met de Franken en de Arabieren. In 1016 zag een tweede koninkrijk het daglicht, dat van Navarra: het omvatte niet alleen de huidige Spaanse provincie Navarra, maar ook de drie Spaans-Baskische en de drie Frans-Baskische provincies. In al deze gebieden werd het Baskisch gesproken. Die Fins-Oegrische taal is vijf millennia oud; ze is niet verwant met Indo-Europese talen, wel met het Hongaars, het Fins en het Ests. De taal heeft de Basken altijd verenigd. Ze noemen zichzelf Euskal Dunak: ‘degenen die Baskisch spreken’, en hun land heet Euskal Herria of Euskadi: ‘het land waar Baskisch wordt gesproken’ (al spreken thans slechts 650.000 van de 2,9 miljoen Basken Baskisch). | |||||||||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||||||||
Het koninkrijk Navarra - dat ongeveer vier eeuwen heeft bestaan - was geen Baskische staat in de eigenlijke zin van het woord. Maar de Basken waren er wel in de meerderheid. In 1513 kwam aan de droom van Baskische eenheid een einde: Navarra werd verdeeld tussen Spanje en Frankrijk. Wel kregen de Baskische gebieden een zekere autonomie en andere voorrechten (fueros). Maar in de negentiende eeuw werd Spanje door burgeroorlogen (Guerras Carlistas) geteisterd. De meeste Basken van het platteland stonden aan de kant van de conservatieven. Dat kwam hun duur te staan: in 1876 verloren zij hun fueros. Voortaan moesten zij belasting betalen en de militaire dienstplicht vervullen zoals elke andere Spanjaard, en koninklijke edicten konden zij niet langer naast zich neerleggen. Hun grotendeels agrarisch gebleven gebieden worden open verklaard voor Spaans en buitenlands kapitaal. Tegelijk stromen immigranten toe uit de rest van het verpauperde Spanje (vooral uit Catalonië en Andalusië). Daartegen komt reactie. | |||||||||||||||||
GuernicaIn 1895 wordt de Eusko Alderdi Jeltzalea (Baskische Nationalistische Partij: PNV) door Sabino Arana Goiri opgericht, om de Baskische cultuur tegen de buitenlandse arbeiders en kapitalisten te verdedigen. Alleen echte Basken kunnen lid worden van de PNV: ouders en grootouders moeten in Baskenland geboren zijn, en de leden mogen alleen huwen met iemand van de eigen gemeenschap. In tegenstelling tot wat gebeurt in Catalonië, wordt geen enkele poging ondernomen om de immigranten cultureel te assimileren: die komen terecht in de onderste lagen van de bevolking. Arana eist dat Baskenland de fueros die het in 1876 heeft verloren, terugkrijgt. In 1911 richt de PNV een nationalistische vakbond op: ELA (Baskische Arbeiderssolidariteit). Zo worden ook de arbeiders gewonnen voor het idee van een autonoom Baskenland. In 1931 wordt de tweede Spaanse Republiek uitgeroepen. Wanneer Catalonië autonomie krijgt, ziet de PNV haar kans schoon: ze eist een referendum over autonomie in de (Spaanse) gebieden van het vroegere koninkrijk Navarra. Maar de Baskische nationalisten moeten een eerste tegenslag incasseren: alleen Vizcaya, Guipuzcoa en Alava kiezen voor zelfbestuur. Navarra is tegen. Op 8 oktober 1936 wordt de leider van de PNV, Jose Antonio de Aguirre, de eerste Lehendakari (een soort eerste minister) van een autonoom Baskenland zonder Navarra. Er komt een Baskische vlag, een Baskische universiteit en een Baskisch leger. In de Spaanse burgeroorlog (1936-1939) kiest de PNV na enige aarzeling de zijde van de Republiek, tegen Franco - die wilde immers elk streven naar autonomie de kop indrukken - maar in Navarra en Alava vechten er | |||||||||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||||||||
Baskische milities aan de zijde van Franco. De Baskische soldaten (gudaris) die de republiek verdedigen weigeren te worden ingezet buiten Baskenland. Na de nederlaag van de republikeinen worden de fabrieken van Bilbao overgedragen aan Franco, en niet vernietigd zoals de republikeinen eerder hadden gevraagd. Uit eigenbelang kiezen de Basken van de PNV nu de zijde van Franco. Volgens de PNV ging het in Baskenland niet om een burgeroorlog, maar om een strijd tegen een vreemde bezetter. ‘Spanjaarden vochten tegen Spanjaarden, terwijl de Basken hun eigen belangen lieten primeren’Ga naar eind[2]. De militaire nederlaag van Guernica wordt door de Baskische propagandamachine handig uitgebuit: ‘de Spanjaarden hebben geprobeerd het Baskische volk uit te roeien’. Aguirre vlucht samen met 150.000 andere Basken (ongeveer 10% van de bevolking) naar het buitenland. Er wordt een regering in ballingschap opgericht, eerst in Parijs, nadien in New York. In 1945 tekenen een aantal Baskische verzetsgroepen en partijen het verdrag van Bayonne: zij willen dat de Grote Drie (Roosevelt, Churchill en Stalin) Franco afzetten en dat een onafhankelijke Baskische staat wordt uitgeroepen. De Basken hebben dat verdiend: had een Baskische verzetsgroep (de Gernika van commandant Ordoki) niet gevochten tegen de Duitsers? Had het Amerikaanse leger geen Baskische soldaten opgeleid? Zijn bij het bombardement van Durango (31 december 1937) geen 520 doden en 730 gewonden gevallen? Zijn in Guernica geen 1654 Basken gestorven, en raakten er geen 889 gewond? Maar de Basken komen bedrogen uit: Franco wordt een bondgenoot van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië in de strijd tegen de USSR. De Verenigde Staten zijn gekant tegen een VN-embargo en kennen Spanje een genereuze lening van 62,5 miljoen dollar toe in ruil voor Amerikaanse basissen op Spaans grondgebied. Het Westen reageert nauwelijks wanneer de Spaanse politie (Los grises) alle separatistische tendensen hardhandig aanpakt. De grote stakingen in Baskenland (1946 en 1947) worden een mislukking. Als blijkt dat op de Verenigde Staten niet moet worden gerekend, gooit de schrandere Aguirre het over een andere boeg. Alleen in een verenigd Europa dat wordt geleid door christen-democraten, zal de democratie in Spanje een kans krijgen. Nadien kan Baskenland (misschien) onafhankelijk worden. Daarom speelt de PNV een belangrijke rol in de naoorlogse christen-democratische en Europese beweging. | |||||||||||||||||
Baskenland en vrijheidVoor een aantal jongeren binnen de partij is de PNV te katholiek, te gematigd, te Europees en te naïef. Zij stellen vast dat nagenoeg alle belangrijke West-Europese leiders vriendschappelijke betrekkingen onderhouden | |||||||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||||||
met Franco, dat de Baskische notabelen graag geziene gasten zijn op de party's van de Spaanse elite, terwijl tegelijkertijd de repressie in Baskenland erger wordt. Het streefdoel van de PNV - het herstel van de autonomie in de drie Spaans-Baskische provincies - is te gematigd. Hebben zowel het Atlantisch Pact als het Handvest van de VN niet het recht op onafhankelijkheid toegekend aan alle volkeren? Bestond het koninkrijk Navarra niet uit Spaans-Baskenland, de Spaanse provincie Navarra en de drie Frans-Baskische gebieden? In 1959 richten de ontevredenen een nieuwe organisatie op: de Euskadi ta Askatasuna (ETA: ‘Baskenland en Vrijheid’). De ETA heeft oorspronkelijk geen ideologie, alleen een vaag actieprogramma: ‘onze enige wapens zijn het contact met de basis en de onvoorwaardelijke steun aan de verdrukten [...]. Meer is niet nodig in de strijd voor de nationale bevrijding van het vaderland’Ga naar eind[3]. In de loop van de volgende jaren wordt de ETA links en etnischnationalistisch. Het discours is marxistisch-leninistisch: de ETA moet heel Baskenland verenigen in een revolutionair-progressieve strijd die de arbeiders zal bevrijden van de Spaanse dictatuur én van het Amerikaanse kapitalisme. De vergelijking met Algerije en Indochina ligt voor de hand. De ETA treedt op buiten de partijpolitieke structuren en voert de strijd tegen het Franco-regime, de buitenlandse steunpilaren van het regime en de Baskische collaborateurs ervan, de bourgeoisie en de industrie. De bedoeling is drievoudig: de PNV in verlegenheid brengen, de repressie door de Spaanse staat aanwakkeren en de sympathie voor de ETA doen toenemen bij PNV-aanhangers en in de progressieve kringen van West-Europa. Het eerste dodelijke slachtoffer van het ETA-geweld valt op 7 juni 1968: een politieagent van de Guardia Civil wordt in Tolosa neergekogeld door een zelfmoordcommando. Twee maanden later komt een antiterreurexpert van de politie om in Iran. In 1972 wordt een grootindustrieel ontvoerd. Een jaar later wordt eerste minister Luis Carrero Blanco opgeblazen. In samenwerking met de ETA worden in Frans-Baskenland aanslagen gepleegd door de terreurgroep Iparretarrak (‘degenen die van het Noorden zijn’). Spanje reageert zoals de ETA het wenst: blind en repressief. Op massaprocessen worden strenge straffen uitgesproken tegen vermeende ETA-sympathisanten (o.a. in Burgos in 1970). Einde 1971 zitten al honderd Basken in de gevangenis, alleen omdat ze ervan verdacht worden lid te zijn van de organisatie. Zoals in Ulster vestigen hongerstakers - zonder succes - de aandacht op de slechte toestand in die gevangenissen. In twee Baskische provincies wordt de noodtoestand afgekondigd. De Antiterreurwet van april 1975 geeft de politie verregaande bevoegdheden: speciale antiterreureenheden zaaien paniek in Baskische steden en dorpenGa naar eind[4]. Ook de Baskische katholieke kerk wordt getroffen: priester Eustasio Erquicia | |||||||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||||||
wordt gefolterd; de bisschop van Bilbao, monseigneur Anoveros, wordt aangehouden. Zelfs het Franco-vriendelijke Vaticaan moet nu wel protesteren. In augustus en september 1975 worden acht ETA-leden ter dood veroordeeld. Internationale genadeverzoeken halen niets uit: de acht worden geëxecuteerd. De brutaliteit van de Spaanse regering komt de ETA goed uit: strijden zij niet tegen het laatste fascistische regime op Europese bodem? Het herstel van de Spaanse democratie in 1975 maakt het voor de ETA moeilijker om zijn geweldstrategie te ver antwoorden. De Spaanse regering verklaart zich bereid te onderhandelen. Er komt amnestie voor alle politieke gevangenen op voorwaarde dat de ETA een bestand in acht neemt. De Baskische vlag (Ikurrina) mag weer wapperen. Alle politieke partijen worden erkend, ook die welke streven naar een onafhankelijk Baskenland. Voor het eerst in zijn bewogen geschiedenis richt de ETA een eigen politieke partij op: Herri Batassuna (‘Eenheid van het volk’). | |||||||||||||||||
ZelfbestuurOp 6 december 1978 wordt een referendum over de nieuwe Spaanse grondwet gehouden: Baskenland stemt met een grote meerderheid tegen. De grondwet gaat immers uit van de Spaanse territoriale eenheid en erkent niet het recht op afscheiding van deelgebieden. Het leger wordt opgedragen te waken over de soevereiniteit en eenheid van het land. Op hun Aberri Eguna (Feestdag van het Baskische thuisland, 27 maart 1978) vragen de Basken ‘een nationaal statuut voor Navarra, Vizcaya, Guipuzcoa en Alava dat essentieel is voor de politieke normalisering’. Ze beweren ook dat ‘de democratie maar echt kan zijn als de Spaanse grondwet het Baskische volk het recht geeft op zelfbestuur en zelfbeschikking’Ga naar eind[5]. Zover gaat de Spaanse regering niet. Wel wordt onderhandeld met de PNV: de fueros worden in ere hersteld. In 1979 worden de drie Spaans-Baskische provincies samengevoegd tot één regionale entiteit: Autonoom Baskenland, dat net als de overige zestien regionale entiteiten een eigen parlement, een eigen regering, eigen rechters en een eigen politie met beperkte bevoegdheden krijgt. Het parlement wordt om de vier jaar rechtstreeks verkozen: het beslist over de regionale begroting, benoemt de president en duidt de vijfenzeventig afgevaardigden voor de Spaanse senaat aan. De politie wordt gecontroleerd door een Veiligheidsraad met een gelijk aantal afgevaardigden van de regionale entiteit en de staat. In dringende gevallen mag het leger tussenbeide komen op bevel van de regering. Volgende materies worden geregionaliseerd: administratief recht, landbouw, waterbeheer, visserij, locaal burgerlijk recht, strafrecht (alleen eerste aanleg), binnenlandse | |||||||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||||||
productie en distributie, openbare werken, stadsplanning, openbare eigendom, huisvesting, energie en, heel belangrijk voor Baskenland, culturele aangelegenheden. De Baskische taal wordt opnieuw erkend: scholen mogen als ze dat willen lesgeven uitsluitend in het BaskischGa naar eind[6]; tewerkstelling in de openbare diensten vereist de kennis van het Baskisch; er komt een (gesubsidieerd) openbaar televisiekanaal dat uitzendt in het Baskisch. Maar de centrale regering blijft verantwoordelijk voor immigratie, binnenlandse veiligheid, straf- en arbeidsrecht, intellectuele eigendom, openbaar ambt, en alles ‘wat verband houdt met de gelijkheid van alle Spanjaarden in de uitoefening van hun rechten en het vervullen van hun grondwettelijke plichten’Ga naar eind[7]. In geval van conflict tussen nationaal en regionaal recht primeert het eersteGa naar eind[8]. Het Spaanse parlement mag regionale wetten amenderen indien ze het algemeen belang schaden. Het Nationaal Grondwettelijk Hof bezit exclusieve jurisdictie in geval van conflict tussen regionale en nationale wetten. De regionale entiteiten mogen met elkaar samenwerkingsakkoorden sluiten, maar de regering kan eventueel protest aantekenen bij het Grondwettelijk Hof indien ze hun bevoegdheid overschrijden, - hetgeen een gevoelig punt is, omdat Bascongadas en Navarra wegen zoeken om zich te verenigen. De regionale entiteiten krijgen financiële autonomie ‘in overeenstemming met de beginselen van coördinatie [...] en solidariteit onder alle Spanjaarden’. In tegenstelling tot de andere regionale entiteiten geniet Baskenland krachtens het Concierto Económico (Economische Overeenkomst) van fiscale autonomie. Niet alleen int de regionale regering zelf de meeste belastingopbrengsten, ze bepaalt ook de tarieven van een aantal belastingen. Ze moet wel aan de centrale overheid een deel afdragen voor defensie, buitenlandse zaken, vervoer en douane. Maar al bij al is dit een bevoegdheid waarvan de andere Europese regio's (bv. Vlaanderen) slechts kunnen dromen! | |||||||||||||||||
Baskische tweestrijdDe gematigde nationalisten van de PNV zijn tevreden met het voorgestelde zelfbestuur: het statuut van Bascongadas is volgens hen een eerste stap naar de volledige soevereiniteit van Baskenland. De harde nationalisten van Herri Batassuna zijn het daar niet mee eens: ze verwijten de PNV en de tweede partij, de Euskadiko Ezkerra (een afsplitsing van de PNV), dat ze hebben gecapituleerd voor Madrid. Die partijen willen - volgens Herri Batassuna - alleen de eigen machtspositie consolideren en plegen daarmee verraad jegens de Baskische zaak. Navarra en de drie Frans-Baskische provincies behoren niet tot Autonoom Baskenland. De instellingen van Bascongadas hebben te weinig macht en er is te veel inmenging van de Spaanse overheid. Alleen volledige onafhankelijkheid kan de Bas- | |||||||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||||||
kische nationale aspiraties bevredigen. Herri Batassuna eist de invoering van een socialistisch economisch systeem en de volledige eentaligheid van Baskenland. Die stellingen vallen niet in dovemansoren: het referendum over het voorgestelde zelfbestuur wordt geboycot door bijna 40% van de Basken. Van de deelnemers aanvaardt echter 80% de voorgestelde administratieve decentralisatie. Op 9 maart 1980 wordt voor het eerst een Baskisch parlement gekozen. De verdeling van de stemmen ziet er als volgt uit:
Bron: Buber's Basque Page: A Short History of the Basque Country
De Baskische nationalisten krijgen meer dan de helft van de stemmen, maar de gematigden (PNV en Euskadiko Ezkerra) halen het op de extremisten van Herri Batassuna. Een merkwaardige situatie, die bevestigd wordt in alle volgende regionale verkiezingen: hoewel de ETA de Spaanse dictatuur heeft bevochten, plukt niet zijn partij (Herri Batassuna), maar de PNV - zelf heel passief tijdens het Franco-regime - de electorale vruchten. Een ander resultaat van deze verkiezingen: de uitgesproken Spaanse partijen (PSOE, PCE en rechts) die zich verzetten tegen het Baskische separatisme komen samen aan bijna 30%. Dat is niet zo verwonderlijk: ze krijgen vooral de steun van de Spaanse immigranten in Baskenland. In april 1980 wordt de eerste naoorlogse Baskische regering gevormd: een homogene PNV-regering, geleid door Carlos Garaikoetxea Urriza. De regering zegt te willen streven naar meer autonomie voor Baskenland, maar werkt in de praktijk samen met de Spaanse regering. De ETA is ontevreden: de bommencampagne wordt hervat. Er vallen meer slachtoffers dan de jaren voordien: vijfhonderd doden tussen 1975 en 1985, tegenover éénendertig tussen 1968 en 1974. Niet alleen officiële vertegenwoordigers van de Spaanse staat (militairen, politiemensen, rechters, politici) worden geviseerd, maar ook leden van de PNV die zich niet radicaal genoeg opstellen tegenover de centrale regering. Het MLNV (Nationale Baskische Bevrijdingsbeweging: de jongerenorganisatie van de ETA) opteert voor stadsguerrilla: daarbij komen ook onschuldige burgers om. Middenstanders en bedrijven worden geïntimideerd: ze moeten belastingen betalen | |||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||
om de activiteiten van de ETA te financieren. Baskische professoren, schrijvers en vredesactivisten (verenigd in Foro Ermua) worden bedreigd wanneer ze de ETA durven bekritiseren. In januari 1988 sluiten alle Baskische partijen (behalve Herri Batassuna) het pact van Ajuria Enea, waarmee ze het blinde terrorisme van de ETA een halt willen toeroepen. Binnen de ETA zelf bestaan meningsverschillen over de verder te volgen strategie. Die houden onder andere verband met het bestaan van twee vleugels binnen de organisatie, de militaire en de politieke. Enerzijds verklaart de ETA zich bereid te onderhandelen met de Spaanse regering in Algiers (1986-1987). Anderzijds pleegt ze aanslagen tijdens de onderhandelingen (in een winkelcentrum in Barcelona vallen drieëntwintig doden, in Saragossa elf). Het Baskische nationalisme heeft de wind in de zeilen. De opdoeking van de USSR, Joegoslavië en Tsjecho-Slowakije leert dat nieuwe staten kunnen ontstaan op het territorium van oude. De revelaties m.b.t. het brutale optreden van de Spaanse antiterreureenhedenGa naar eind[9] wekken afschuw in Baskenland. De regionale verkiezingen van 1994 worden dan ook (opnieuw) gewonnen door de nationalisten. Maar twee jaar later worden de Spaanse nationale verkiezingen gewonnen door de Conservatieve Volkspartij (PP). Met de steun van de PNV (!) kan José Maria Aznar een nationale regering vormen. Aznar is een geestesgenoot van Margaret Thatcher en een voorstander van de harde lijn: voor hem zijn ETA-leden geen Baskische nationalisten, maar hooguit delinquenten die met alle mogelijke middelen moeten worden bestredenGa naar eind[10]. Hij verbreekt de onderhandelingen over de politieke gevangenen; bemiddelingsvoorstellen (van de VN en het Vaticaan) worden afgewezen; de samenwerking met de Franse geheime dienst wordt opgevoerd: ETA-leden worden voortaan aan Spanje uitgeleverd; binnen de Europese Unie stimuleert Spanje de oprichting van een werkgroep over de bestrijding van het terrorisme (Trevi); alle drieëntwintig leden van de raad van bestuur van Herri Batassuna worden in de gevangenis gegooid nadat ze een video-opname van de ETA hadden verspreid; de partijkrant van de MLNV (Egin) wordt een publicatieverbod opgelegd; aan alle andere partijen in Baskenland wordt gevraagd een nieuw anti-ETA-pact te sluiten. Aznar slaagt er net niet in Herri Batassuna buiten de wet te plaatsen. Samen met enkele andere linkse partijtjes richt Herri Batassuna een nieuwe partij op: Euskal Herritarrok. | |||||||||||||||||
LizarraEen keerpunt is de moord op het Baskische gemeenteraadslid Miguel Angel Blanco, in juli 1997, door de ETA. Met slogans als Basta ya (‘genoeg’) trekken zowat vier miljoen geërgerde burgers (Spanjaarden én Basken) | |||||||||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||||||||
de straat op om te protesteren. Tegelijk begint in Noord-Ierland het IRA te onderhandelen met de Britse regering. De ETA, die zich altijd ideologisch verwant heeft gevoeld met die organisatie en haar voorbeeld volgt, roept de Baskische partijen op de gelederen te sluiten en onderhandelingen te starten met de Spaanse regering. Maar eerst moet overeenstemming worden bereikt over een minimumprogramma: het recht op zelfbeschikking voor het Baskische volk, een gemeenschappelijk statuut voor Navarra en Bascongadas, amnestie voor alle Baskische politieke gevangenen. Pas een jaar later is het zover. De ETA kondigt eenzijdig een bestand af en drieëntwintig politieke partijen, georganiseerde vakverenigingen en andere groeperingen bereiken een akkoord over de toekomst van Baskenland (september 1998). De betekenis van deze Verklaring van Lizarra kan nauwelijks worden onderschat. In de inleiding wordt expliciet verwezen naar het Goede-Vrijdagakkoord van Noord-Ierland: ook daar bereikten de nationalisten eerst onderling een akkoord alvorens te gaan praten met de vijand. Volgende beginselen moeten een oplossing voor het conflict in Baskenland mogelijk makenGa naar eind[11]:
Het ziet ernaaruit dat de Baskische radicalen hun slag hebben thuisgehaald. De twee grote gematigde partijen, PNV en Euska Alkartansuna, zeggen voor het eerst uitdrukkelijk dat het autonomiestatuut van Baskenland (1979) niet ver genoeg gaat. Tot grote woede van de Spaanse regering, de immigranten en de niet-nationale partijen leggen ze zich neer bij het doel dat de ETA reeds veertig jaar nastreeft: de oprichting van Groot-Baskenland, mét Navarra en de Franse gebieden, als de meerderheid van de Basken dat wenst. Maar de herinnering aan de Spaanse burgeroorlog is nog levendig: de boedelscheiding moet vreedzaam gebeuren; het na te streven model is Tsjecho-Slowakije, niet Joegoslavië. De voorstanders van het pact voeren een enorme propagandacampagne. Pers, ondernemingen, banken, vakbonden, politieke partijen, de kerk, de Baskische diaspora, alle dragen bij tot de Baskische nationale bewustwording. Op 6 februari 1999 wordt in Pamplona de Udalbiltza opgericht: een vergadering van ongeveer zevenhonderd Baskische parlementsleden (onder wie twin- | |||||||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||||||
tig Fransen) die beweert zowel de Spaanse als de Franse Basken te vertegenwoordigen. Het pact van Lizarra is geen lang leven beschoren. Bij de PNV speelden vooral electorale motieven. Tot 1987 kon die partij Baskenland alleen besturen. Na de scheuring met Euska Alkartasuna moest de PNV (gedurende elf jaar) een beroep doen op de Spaanse socialisten (PSOE), maar in juni 1998 verlieten ze de coalitie. Als bewerker van het bestand hoopte de PNV stemmen te winnen, maar zowel bij de verkiezingen van 1998 als die van maart 2000 bleef de verhoopte stemmenwinst uit. Ontgoocheling was er ook bij de ETA. Aznar was helemaal geen Tony Blair, wiens persoonlijke betrokkenheid het Goede-Vrijdagakkoord mogelijk maakte: ‘The only political negotiation is for (ETA) to accept the rules’Ga naar eind[12]. Aznar noemde het bestand een ‘truc’ die het de ETA mogelijk maakte nieuwe wapenvoorraden aan te leggen. Alle eisen van de nationalisten werden verworpen: het leger zou niet uit Baskenland worden teruggetrokken; de politieke gevangenen werden niet overgebracht naar gevangenissen dichter bij hun woonplaats, en van een referendum over de politieke toekomst van Baskenland was geen sprake. De buitenwereld leek zich ook niet te bekommeren om Baskenland: hier dook geen president Clinton op, zoals in Noord-Ierland. Voorts was de ETA ontevreden over het gedrag van de andere nationalistische partijen: die bleven maar met de centrale regering samenwerken en namen deel aan de nationale verkiezingen. De Spaanse en Franse regeringen werd verweten dat ze hun ‘repressie, folteringen en arrestaties’ hadden voortgezet tijdens het bestand (een van de ETA-kopstukken, José Luis Geresta, werd dood teruggevonden; alleen de Spaanse regering geloofde in de officiële thesis van zelfmoord). Wanneer Herri Batassuna de onmiddellijke samenroeping vraagt van een grondwettelijke vergadering die de onafhankelijkheid van Baskenland moet voorbereiden, noemt de PNV dit voorstel ‘onrealistisch en buitenaards’Ga naar eind[13]. Voor de ETA is nu de maat vol: Lizarra is dood en de gewapende strijd wordt hervat. | |||||||||||||||||
BesluitIn de hedendaagse internationale samenleving zijn er twee contradictorische trends. Enerzijds wordt de globalisering bewerkt door de internationale handel, investeringen, migratie, transport, internet, persagentschappen, media: de wereld is ons dorp. Anderzijds komt het volksnationalisme weer sterk op: etnische minderheden verwerpen het multicultureel samenlevingsmodel en willen een eigen staat. Volkenrechtelijk moet aan drie voorwaarden voldaan zijn, opdat een staat kan worden erkend: er moet een volk zijn, een grondgebied en een regering. Er bestaat zeker een | |||||||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||||||
Baskisch volk. Door de eeuwen heen hebben de Basken hun culturele eigenheid gemanifesteerd: er bestaan Baskische feesten, sporten, gerechten, liederen en dansen, er is Baskische literatuur, poëzie en theater. De Basken spreken een eigen taal; ze hebben hun eigen geschiedenis met reële gebeurtenissen en evenveel mythen; ze zijn er als volk in geslaagd weerstand te bieden aan buitenlandse indringers, zelfs als er geen instellingen bestonden om hun nationalisme gestalte te geven. Sinds 1979 hebben ze een regering en een parlement. Volgens opiniepeilingen die in 1988, 1996 en 1997 werden doorgevoerd, is tussen de 40 en 50% van de bevolking in Spaans-Baskenland (niet in Alava) voorstander van de onafhankelijkheid. In Frans-Baskenland en Navarra daarentegen zijn de nationalisten sterk in de minderheid (10 à 20%Ga naar eind[14]). Maar het grondgebied van de Basken is in handen van twee bestaande staten, Spanje en Frankrijk, en er wonen niet-Basken die gekant zijn tegen de onafhankelijkheid (in 1996 haalden de nationalisten 574.240 stemmen, de niet-nationalisten 529.785; in 1999 resp. 693.000 en 486.000).
Het internationaal recht legitimeert het recht van de sterkste. Wil een volk onafhankelijk worden, dan moet het ofwel onderhandelen met diegenen die het als bezetters beschouwt, of het moet de oorlog verklaren aan die ‘bezetters’. Dat laatste is de enige optie die overblijft als de bezetters niet willen toegeven. Maar de leiders van het verdrukte volk moeten volgende vragen durven stellen. Staat de meerderheid achter het onafhankelijkheidsstreven? Zijn wij in staat een secessieoorlog te winnen? Kunnen wij rekenen op de nodige militaire, economische en diplomatieke steun van het buitenland? In het geval van Baskenland kan alleen de eerste vraag (wellicht) positief worden beantwoord. Frankrijk en Spanje zijn gerespecteerde leden van de Verenigde Naties, de NAVO en de Europese Unie. Die landen houden vast aan hun territoriale integriteit: ze zullen nooit onafhankelijkheid verlenen aan een minderheid, wanneer tegelijk andere minderheden (Catalonië, Corsica,...) op hun grondgebied hetzelfde kunnen eisen. De ETA wil de bezetters met gewapende acties van mening doen veranderen, naar het voorbeeld van de strategie die in het verleden in de koloniën heeft gewerkt (Algerije, Kenia, Zimbabwe,...). De Spanjaarden en de Fransen zijn in deze visie kolonisten die de autochtonen zowel sociaal-economisch als cultureel verdrukken: zij proberen de Baskische elite te assimileren en de Baskische cultuur te liquideren.
In Baskenland lopen verschillende breuklijnen door elkaar. Spaanse immigranten staan tegenover autochtonen, conservatieve Basken tegenover progressieve, arbeiders tegenover bourgeoisie, voorstanders van onafhankelijkheid tegenover tegenstanders, voorstanders van geweld | |||||||||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||||||||
tegenover pacifisten. De PNV probeert de gematigde krachten te bundelen, maar bevindt zich in een moeilijke positie. Enerzijds moet ze lippendienst bewijzen aan het ideaal van de Baskische onafhankelijkheid; anderzijds wil ze niet botsen met de centrale regering. Ze wordt aan de linkerkant bedreigd door de ETA, aan de rechterzijde door de Spaanse politieke partijen die - gesteund door de compromisloze Aznar - de macht in Baskenland willen overnemen. De ETA hoopt dat dit laatste gebeurt. Dan klopt zijn theorie: Baskenland wordt bestuurd door immigranten en bezetters. De Basken zullen inzien dat hun land alleen met geweld kan worden bevrijd. Dat daarbij de grenzen met de gewone misdadigheid voortdurend worden overschreden, deert de ETA niet: het doel heiligt nu eenmaal de middelen.
Merkwaardig is het stilzwijgen van de Europese Unie in deze materie. In het pact van Lizarra staat dat een onafhankelijk Baskenland lid wil worden van de Europese Unie in 2004. Spanje zelf is een van de voornaamste begunstigden van de regionale hulpfondsen (en staat daarom afkerig tegenover de uitbreiding van de Unie met de landen van Centraal- en Oost-Europa). Binnen de Europese Unie stelt men een dubbele tendens vast: meer macht wordt aan het supranationale niveau overgedragen; tegelijk eisen de regio's meer inspraak, o.a. via het in 1992 opgerichte Comité van de Regio's. De nationale staat wordt uitgekleed, en moet bevoegdheid afstaan aan een hogere én aan een lagere autoriteit. Binnen het verenigde Europa zal de nationale staat steeds meer moeten wijken voor de regio's. Misschien ligt daar de hoop van volkeren als de Basken. | |||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||
Literatuur
|
|