| |
| |
| |
Miel Dekeyser
De Amerikaanse rechters in het stemhokje
De herinnering aan de jongste Amerikaanse presidentsverkiezingen zal ons bijblijven. Toen op 8 november 2000 het stemmenverschil tussen de twee kandidaten in de staat Florida zó miniem was dat de telling moest worden overgedaan, zei de anchorman van CNN, niet zonder trots: ‘nu zien de Amerikanen pas goed dat elke stem in het kieshokje meetelt en dat elke burger zijn gewicht in de schaal kan leggen’. Het was een overmoedige en zéér patriottische uitspraak op een ogenblik dat de politieke en juridische touwtrekkerij rond de hertelling van de onduidelijke óf dubbelzinnige óf verkeerd genoteerde stemmen in Florida een aanvang nam en in de publieke opinie een diepe kloof deed ontstaan.
Op woensdag 13 december, zesendertig dagen nadat de Amerikanen hun stem hadden uitgebracht, wisten ze eindelijk wie ze naar het Witte Huis hadden gestuurd. Het waren evenwel niet de kiezers, noch de burgers van Florida, noch de kiesmannen, noch het Opperste Gerechtshof van Florida, die de verkiezingsknoop doorhakten, maar eigenaardig genoeg de negen opperrechters van het federale Hooggerechtshof van de Verenigde Staten. Waartoe had het hertellen van de stemmen in Florida dan gediend, als het verre Washington ten slotte het laatste woord zou spreken en de sleutel van het Witte Huis aan Bush zou overhandigen?
Toppunt der toppunten: de negen federale opperrechters zetten op vrijdag 8 december niet allen samen, unaniem, een punt achter de beruchte hertellingen in Florida; dat was het werk van een minimale meerderheid onder hen, die met vijf tegen vier stemde dat het hertellen (waarvan het presidentschap zou afhangen) moest worden stopgezet. Één enkeling heeft het verschil gemaakt: de vijfde man die, op een totaal
| |
| |
van negen opperrechters, nodig is om een meerderheid te vormen. Op de keper beschouwd was het die éne (onbekende) opperrechter die de juridische weegschaal deed overhellen en voor de meerderheid zorgde die George W. Bush naar het Witte Huis heeft gestuurd. Één rechter heeft dus de president van de Verenigde Staten ‘verkozen’. En dan nog op diens eigen verzoek.
Bush is de machtigste man van de wereld geworden dankzij een juridische beslissing. Hij is beslist niet de favoriet van een meerderheid van de honderd miljoen Amerikanen die op 7 november naar de stembus waren getrokken, wél die van de conservatieve leden van het Opperste Gerechtshof. Sommigen van die conservatieven (lees: ‘republikeinen’) waren op de koop toe nauw betrokken bij de verkiezingscampagne van Bush. Dat is alvast het geval met Antonin Scalia, wiens beide zonen deel uitmaakten van de juridische teams van George W. Bush tijdens de verkiezingsrel.
Opperrechter Clarence Thomas stond voor een nóg sterker belangenconflict. Zijn echtgenote, Virginia Lamp Thomas, heeft tijdens het conflict, als lid van de (hyperbehoudsgezinde) Heritage Foundation, flink meegeholpen bij het klaarstomen van een regering-Bush, toen diezelfde Bush toch nog maar een van de kandidaten was. Merkwaardige zeden en gewoonten in het Amerikaanse juridische bedrijf! Daarop is wel kritiek gekomen, maar die werd losjes onder het tapijt geveegd met het povere argument dat een echtgenote, evenals zonen, ongehinderd hun eigen carrière mogen uitbouwen, ook als die helemaal in de politieke lijn ligt van vader of echtgenoot.
Bovendien is er nog het harde feit dat twee Opperste Gerechtshoven (Washington en Florida) met elkaar in de clinch zijn gegaan. Het gaat telkens om een Opperste Gerechtshof, maar dat van Washington is federaal, terwijl het andere het hoogste juridische gezag is van de staat Florida, waar het allemaal om te doen was. De federale opperrechters waren bijeengeroepen door de gefrustreerde George W. Bush, die met zijn allerniptste voorsprong op Al Gore het Witte Huis in de eindfase nog aan zijn greep zag ontglippen. Om dat te verhinderen deed hij een beroep op het overwegend conservatieve Opperste Gerechtshof van Washington. Die keuze had niets te maken met een dwingende constitutionele beschikking, maar alles met de ideologie van de juristen aan de top. De meeste opperrechters van de hoofdstad zijn immers benoemd door de republikeinse presidenten Nixon en Reagan. Wie voor zo'n functie is uitverkoren, blijft levenslang trouw aan de partij van de man die hem hét geschenk van zijn leven heeft bezorgd!
Het lijkt logisch dat de allerhoogste rechterlijke instantie van de Verenigde Staten, het Opperste Gerechtshof in Washington, het allerlaat- | |
| |
ste woord mag hebben in een dermate gewichtige aangelegenheid als een presidentsverkiezing. De Amerikaanse grondwet bepaalt het echter anders: de vijftig Staten moeten elk voor zich uitmaken hoe de verkiezingen op hun eigen grondgebied verlopen. Nu wil niet het toeval, maar de politiek, dat de zeven opperrechters van Florida (een regionaal Hooggerechtshof telt slechts zeven opperrechters!) benoemd werden door democratische gouverneurs. Die stonden automatisch (net als hun republikeinse collega's in de hoofdstad) aan de kant van de kandidaat van hún partij, namelijk Al Gore.
Zij gaven Al Gore zijn zin en lieten op 8 december een ultieme hertelling toe in twee districten van Florida (Palm Beach en Miami Dade). Het Hooggerechtshof in Washington greep haast onmiddellijk in en verbood de hertellingen. Om die ingreep van bovenaf te rechtvaardigen moesten de opperrechters van Washington wel een fikse draai geven aan de electorale logica. Het vonnis uitgesproken door rechter Antonin Scalia luidde als volgt: ‘Het heeft geen zin eerst de stemmen te tellen om daarna uit te maken of ze wel geldig zijn. Een dergelijke aanpak kan géén aanvaardbare verkiezingsuitslag opleveren, die echter nodig is voor de democratische stabiliteit’.
| |
Stoommachines in het lasertijdperk
Waar ging het tenslotte om? De democratische presidentskandidaat, Al Gore, had verzocht om een hertelling van de zogeheten undervotes - letterlijk: ‘minderwaardige’ stemmen - in de genoemde districten van Florida.
Hoe kun je echter technisch minderwaardige (of onzichtbare) stemmen produceren met een machine? Ja, dat ligt aan de ponsmachines waarmee de burgers van de Verenigde Staten, in talloze districten, hun stem moeten uitbrengen. De pin die in de ponskaart naast de naam van de gekozen kandidaat een gaatje moet prikken, is niet altijd zó scherp, en het karton niet altijd zó soepel dat er proper werk geleverd wordt. Na het prikken blijven er vaak minieme snippertjes karton rond het onregelmatig geboorde gaatje zitten. Daar ligt het probleem! Die ronduit primitieve manier van stemmen wordt immers gecontroleerd met ultramoderne laserapparatuur, maar die blijkt niet opgewassen tegen de slordigheid van de ponskaarten. Deze paradoxale situatie verraadt een typische trek van het Amerikaanse denken. Amerika is altijd wars geweest van alles wat ‘overheid’ heet. Het individu heeft er een absolute voorrang. Er mag zo min mogelijk geld gaan naar de federale regering of die van de deelstaten. Alleen defensie-uitgaven worden zonder kritiek door het Congres goedgekeurd. Geld voor elektronische stemmachines?
| |
| |
Dat is weggegooid geld, in Amerikaanse ogen. De kiesmachines die nu nog in gebruik zijn in heel wat districten zijn ‘manuele’ apparaten die een kleine halve eeuw oud zijn. Nog zo'n 37% van de Amerikaanse kiezers (dat zijn er ongeveer vijfendertig miljoen) moet met een fikse klap op de boorpin van een ouderwetse ponsmachine zijn voorkeur te kennen geven. Slechts 7% van het electoraat heeft elektronische stemmachines ter beschikking. Zuinigheid moet het halen op precisie (en ten slotte op democratie): een zonderlinge trek van de Amerikaanse mentaliteit.
Er gaapt een enorme kloof tussen de omslachtige stemprocedure en het supersnelle tellen, door middel van laserappatuur. Als de ponsmachines slordig gewerkt hebben en de geboorde gaatjes omgeven zijn door minuscule snippertjes karton, of het uit te ponsen confettischijfje in het gaatje naast de naam van de kandidaat is blijven hangen, dan ‘leest’ de laserstraal de informatie vaak verkeerd. Gewoonlijk klasseert de machine de uitgebrachte maar onleesbare stemmen als undervotes, en die gaan meteen naar de prullenmand. Althans, ze worden opzijgeschoven.
Dat gebeurt allicht bij alle verkiezingen. Maar, honderd miljoen kiezers bezorgen de man op kop gewoonlijk een ruime voorsprong. Een verkwisting van enkele tienduizenden ‘minderwaardige’ stemmen hoort als het ware bij de luxe van het electorale feest! Tijdens de verkiezingen van het jaar 2000 deed zich echter het onwaarschijnlijke, om niet te zeggen onmogelijke voor. De kandidaten waren, wat de uitgebrachte stemmen betreft, volledig aan elkaar gewaagd. In een groot aantal van de vijftig staten werd het een nek-aan-nekrace.
De staat die zich het sterkst in het nieuws werkte was Florida, waar Jeb, de andere zoon van oud-president Bush, gouverneur is. In de familie Bush wordt Florida nagenoeg als familiebezit beschouwd, zoals Texas, waar de andere broer, George W., toen nog gouverneur was. Voor George W. was het een uitgemaakte zaak dat broer Jeb hem ‘zijn’ staat op een schaaltje zou presenteren. Als W. Bush Florida won, dan zou hij meteen president van de Verenigde Staten worden. Met slechts één kiesman meer dan zijn tegenstrever, maar één is nu eenmaal voldoende. Daaruit volgt onmiddellijk dat Florida ook voor Al Gore van cruciaal belang was. Ook hij diende nog alleen maar Florida binnen te halen om meteen naar het Witte Huis te kunnen doorstappen! Op de dag van de verkiezingen duurde het tellen in Florida echter eindeloos voort, tot diep in de nacht. George W. had een voorsprong, maar met het vorderen van de uren kromp die steeds maar verder in. Naarmate het stemmenverschil slonk, kwam het er des te sterker op aan dat (voor één keer) werkelijk elke geldig uitgebrachte stem geteld zou worden. Voor die éne, uitzonderlijke keer kon de Amerikaan er prat op gaan dat inderdaad elke stem ging meetellen. Tenminste in Florida!
| |
| |
Natuurlijk ging de aandacht nu ook naar de stemmen die in de prullenmand waren terechtgekomen. Elk district telt immers ook de undervotes, met het oog op een keurige electorale boekhouding. Men weet dus perfect hoeveel stemmen in elk district afgekeurd zijn. In het district Broward bv. (tussen Miami en Palm Beach), waren er op ruim 600.000 uitgebrachte stemmen 6686 aan de kant geschoven. Dat is slechts iets meer dan 1%, maar voldoende om zich zorgen te maken. De democraten van Al Gore raakten er dan ook vlug van overtuigd dat de gediskwalificeerde ponskaarten wel eens heel wat stemmen voor de democratische kandidaat konden bevatten. Te meer omdat er heel wat stemmen ongeldig waren verklaard in overwegend democratische districten.
Ook de kieswetten van Florida kwamen Gore te hulp, want die bepalen dat ‘twijfelachtige’ stemmen manueel moeten worden herteld als de marge tussen de kandidaten minder dan een half procent bedraagt. Nu, het stemmenverschil tussen Bush en Gore was op een gegeven ogenblik niet meer dan tweehonderd. Toen Bush zich enigszins herpakte steeg zijn voorsprong tot 537 stemmen, nog steeds een heel eind onder het halve procent, dat in Florida der tigduizend bedraagt! Gedurende de hele hertellingsfase bleef Bush op kop liggen, en hij zou zich als een duivel weren om die voorsprong veilig te stellen. Daarom moest hij de hertellingen laten stopzetten, want die dreigden Gore vooruit te helpen, misschien zelfs tot een overwinning.
| |
De arbeidsintensieve democratie
Het waren echter niet alleen de wetten van Florida die Gore te hulp waren gesneld. Er hadden zich nog andere eigenaardige onregelmatigheden voorgedaan. In Palm Beach waren de namen van de kandidaten op de ponskaarten niet duidelijk tegenover de ponsgaatjes geplaatst, zodat een stem voor Gore ook wel naast de naam van de onafhankelijke conservatief Pat Buchanan kon terechtkomen. Een minder scherpe blik van de kiezer volstond om een stem voor Gore te verkwanselen aan de concurrent.
In elk geval was een hertelling met de hand de aangewezen manier om uit de impasse te geraken. Het zou een omslachtige bezigheid worden, want de controle moest worden uitgevoerd door twee tellers: een democratische en een republikeinse. En die interpreteerden de stemkaarten niet altijd op dezelfde manier. Het zag ernaar uit dat de klus niet geklaard zou zijn binnen de wettelijk vastgelegde termijn. De lokale wetgeving bepaalt immers een aantal vervaldagen, onder meer voor de aanwijzing van de kiesmannen van de staat, en voor hun eerste samenkomst. De manuele tellers moesten een ‘elektronische’ snelheid koppelen aan gouden eerlijkheid. Velen van ons zullen zich nog de foto's herinneren van de tellers die ponskaarten tegen het licht houden om te zien of het
| |
| |
boorgaatje wel op de juiste plaats zat, en of de pin er wel door was gegaan.
Stemmen tellen met de hand in het land van de Silicon Valley! Het land dat het internet gelanceerd heeft, dat heel de wereld, ongevraagd, lessen in democratie geeft, dat waarnemers naar de Europese Balkan stuurt om op het correcte verloop van de verkiezingen toe te zien, dat land zit hopeloos in de knoei met zijn eigen verkiezingssysteem. Verbijstering daarover vind je niet alleen bij een rancuneuze Europeaan. Ook het sterk republikeinse weekblad Time schreef op 20 november 2000: ‘De grootste economische macht van de wereld, de wieg van het informatietijdperk telt zijn verkiezingsstemmen met de hand. Méér dan honderd miljoen Amerikanen hadden hun stem uitgebracht en toch hing de ultieme beslissing aan een zijden draadje. Geen wonder dat er in het hele land geruchten gingen over kapotte stemmachines, ontbrekende registratieformulieren [een Amerikaan moet zich immers vooraf laten inschrijven of registreren om aan de verkiezingen te mogen deelnemen], verdwenen stemkaarten, intimidatie en verwarring’. Hoe dan ook, waarom hebben de opperrechters van Washington achteraf de hertelling in de beide districten van Florida verworpen? Zij beweren dat de undervotes, de negenduizend ‘minderwaardige’ stemmen illegaal zijn. Maar hoe zouden ze onwettelijk zijn, omdat de machines en alléén maar de machines in één district bijna tienduizend keer hebben gefaald? De burger heeft zijn ‘democratische taak’ volbracht, te goeder trouw, zonder enig vermoeden dat er iets misliep. Hij had niet geknoeid door bv. zijn stem voor twee kandidaten uit te brengen. Hij had er geen gekke tekeningetjes op aangebracht, had de ponskaart niet verfrommeld. Niets van dat alles. Hij had dus perfect legaal gestemd. Voorts is het helemaal niet vreemd dat het blote oog kan zien waar een gaatje zit, terwijl de laserstraal over het slordige gaatje heen ketst. Natellen en de legaliteit inschatten konden
dus manueel perfect gelijktijdig gebeuren: de echt foute kaarten konden zo opnieuw opzijgelegd, en de ‘leesbare’ stemmen zorgvuldig genoteerd worden. De opperrechters zagen het anders: eerst de wettelijkheid bekijken en pas dan tellen, was hun verdict. De opperrechters haalden hun slag thuis. En het volk legde er zich bij neer.
Er werd van de democraten wel een enorme inspanning gevergd. Hun kandidaat, Al Gore, had 222.880 stemmen méér achter zijn naam gekregen dan zijn tegenstrever George W. Bush. Dat was een hard feit waar geen hertelling voor nodig was. En daar ging meteen weer het sprookje ‘dat elke stem van elke kiezer meetelt’. In welk bodemloos zwart gat zijn die méér dan tweehonderdduizend stemmen verdwenen? De Amerikanen stemmen volgens het winner-take-all-principe. Als je één stem meer dan de helft haalt, dan krijg je er alle andere stemmen (van je tegenstre- | |
| |
ver) bij. Las Vegas is niet voor niets in de Verenigde Staten gelegen! Daarenboven: bij het bepalen van de uitslag tellen de Amerikanen niet de stemmen maar wél de kiesmannen, die in elke staat de kiezers vertegenwoordigen. Die kiesmannen zijn stuk voor stuk betrouwbare mannen en vrouwen die geen rol in de politiek mogen spelen, al moeten ze wel tot een van de twee grote partijen behoren. Het zijn ‘bevoegde’ personen (meestal professoren, artsen, bedrijfsleiders, enz.) die tussen de man van de straat en de man in het Witte Huis staan. 538 kiesmannen vertegenwoordigen het volledige electoraat. Tot zo'n eeuw geleden keken zij toe op het ernstige verloop van de verkiezingen en kwamen zij waar nodig tussenbeide, nu is hun rol symbolisch geworden. Een kandidaat heeft de stem van 270 kiesmannen nodig om zich president te kunnen noemen. George W. Bush heeft 271 stemmen gehaald. Een ‘overtuigende’ overwinning kun je het nauwelijks noemen, maar het is een overwinning, al was het ‘met de hakken over de sloot’, die bovendien uitermate frustrerend moet werken op het humeur van de verliezer. Komt daarbij het eveneens harde feit dat Gore zijn score zag aangroeien naarmate de hertellingen vorderden. Niet voor niets liet Bush die haastig stopzetten. Daardoor heeft hij bij de Amerikanen de vraag doen
rijzen of elke stem wel degelijk mocht tellen.
Als we alle feiten op een rijtje zetten, ziet het verloop van de verkiezingsmarathon er als volgt uit: Al Gore heeft de verkiezingen verloren, niet tegen zijn politieke tegenstrever, maar wel tegen een republikeinsgezind Hooggerechtshof. Hij is verslagen niet door een politicus, maar door een jurist, van wie nochtans verondersteld wordt dat hij de presidentiële verkiezingen niet beïnvloedt. Wat is er nu dan van de scheiding der machten overgebleven? Al Gore is de verliezer met de meeste kiezers achter zich. De kiesmannen hebben hun stem niet moeten uitbrengen. Toch hadden de twee kandidaten beloofd zich bij de uitspraak van die kiesmannen te zullen neerleggen. Theoretisch hadden zij (want het zijn tenslotte serieuze burgers) hun opdracht kunnen ombuigen en stemmen voor de man met de meeste stemmen. Tenslotte, de verkiezingsuitslag van Florida is niet In en niet dóór de staat zelf vastgesteld, maar in Washington. Toch behoort het organiseren en afhandelen van de verkiezingen exclusief tot de wettelijke bevoegdheid van de afzonderlijke staten. De staat ontwerpt zelfs het model van de stembriefjes of ponskaarten (soms met desastreuze gevolgen, zoals vorig jaar...).
Dat de media Al Gore op een gegeven moment tot overwinnaar in de staat Florida hadden uitgeroepen, kun je er nog aan toevoegen. Maar dat was een van de vele blunders die de tv zich tijdens de verkiezingen van 2000 gepermitteerd heeft. De euforie die dat bericht bij Gore teweeggebracht heeft, is evenwel heel vlug daarna brutaal de grond ingeboord.
| |
| |
Vooral de 222.880 stemmen van zijn voorsprong zullen de verliezer Gore zuur blijven opbreken. Er zitten wel heel wat terugkerende onregelmatigheden in de Amerikaanse verkiezingen, maar het is uiterst zelden dat een kandidaat die het grootste aantal ‘directe’ stemmen haalt, uiteindelijk het onderspit moet delven. Het overkwam Grover Cleveland... in 1888! Geen wonder dat er vragen worden gesteld bij het winner-take-all-principe. Gore zal het ook moeilijk hebben met de opiniepeilingen, die hem de laatste zes weken vóór de verkiezingen op kop hadden geplaatst. In de Verenigde Staten hebben ze een steviger reputatie dan in Europa, maar hun taak is er wel een stuk eenvoudiger, vanwege het tweepartijenstelsel.
| |
De kromme pijlen van de opiniepeilers
Ook de Amerikaanse opiniepeilers hebben nu dus hun reputatie verknald, door overhaasting. Op de verkiezingsavond zélf hadden de ‘Networks’ George W. Bush al tot president uitgeroepen. Vanwege hun reputatie werden hun prognoses blindelings geloofd, zozeer zelfs dat Al Gore onmiddellijk zijn capitulatiespeech begon op te stellen, nadat hij zijn rivaal per telefoon had gefeliciteerd. Een half uur later lieten de omroepen echter weten dat het om een vergissing ging. Alles zou van Florida afhangen, en daar werd nog verwoed geteld. Het ging er immers om een nek-aan-nekrace. Alweer betrouwend op de opiniepeilers meldden de omroepen even vóór acht uur 's avonds dat de democraat het gehaald had in Florida. En dat was enorm belangrijk nieuws, want het was de analisten toen al duidelijk dat een overwinning in Florida goed was voor een toegangskaartje voor het Witte Huis! Helaas, de opiniejongens zaten er andermaal naast. Het zou nog vijf weken duren vooraleer de knoop werd doorgehakt. Ook de voorbarige uitslag van Florida moest herroepen worden. Voor Gore was het terug naar ‘af’, en daar zou hij voorgoed blijven.
De opiniepeilers behoorden tot de ‘Voter News Service’, een consortium dat pas vijf jaar bestaat en er prat op gaat als éérste alle verkiezingsuitslagen te kunnen melden. De omroepen zitten met handen en voeten aan dat consortium gebonden. Dit keer is er echter met de exit-polls - de verklaringen van kiezers bij het verlaten van het stembureau - iets verkeerd gelopen. We kunnen alleen maar raden waarom. Wat Florida betreft, is het goed mogelijk dat kiezers verklaard hebben dat ze voor Gore hadden gestemd, terwijl hun stem in feite naar Pat Buchanan is gegaan, vanwege de onduidelijk opgemaakte ponskaarten. Daar had niemand op dat ogenblik weet van. Op andere plaatsen heeft de Voter News Service gewerkt met té magere en té eenzijdige stemmenstaaltjes, om het
| |
| |
werk maar te laten opschieten. Allicht worden diagnoses bovendien heel moeilijk, als de verkiezing een nek-aan-nekrace wordt. En dat was op 7 november van vorig jaar in de Verenigde Staten het geval!
Had Bush zijn zin niet gekregen in Florida, dan had hij hoogstwaarschijnlijk zélf om hertellingen gevraagd in andere staten, waar híj heel nipt het onderspit had moeten delven. Clintons vice-president had bv. in Iowa met slechts 0,4% gewonnen. In Wisconsin was dat maar 0,2%, en in New Mexico lag Bush dan weer, vier dagen na de verkiezingen, met slechts zeventien stemmen voorop. Zo te zien lag er nog heel wat stof voor betwisting in de opgestapelde stembulletins verscholen.
Nu zou het wel kortzichtig zijn, de bedenkelijke afloop van de presidentsverkiezingen helemaal te wijten aan de manipulatie door het gerecht en het geknoei van de opiniepeilers. Het politieke (én persoonlijke) gedrag van de kandidaten heeft zeker ook een rol gespeeld. De verkiezingen zullen vermoedelijk de geschiedenis ingaan vanwege hun rare verloop, en niet vanwege de inzet van de twee kandidaten, terwijl die toch tot de nek-aan-nekrace heeft geleid.
| |
De twee kandidaten
Gore en Bush waren qua karakter, zeker geen ‘Witte Ridders’ à la John Kennedy, ook al had Gore dan nog zó geprobeerd zijn image op dat van de Grote Democratische President uit de jaren zestig te modelleren. Gore was voor veel Amerikanen een té geleerde houten Klaas, die zich veilig had verborgen achter de brede rug van de flamboyante Bill Clinton. Bush was vaders zoontje, met een ietwat wilde, niet zo vlijtige jeugd achter de rug, die zich heel wat heeft kunnen permitteren onder de hoede van zijn machtige vader. Toch konden zij allebei met troeven uitpakken. George W. Bush boogt op een familiefortuin dat drijft op de Texaanse olie, zijn vader is president van de Verenigde Staten geweest, hij was zelf gouverneur van Texas, en zijn broer Jeb gouverneur van de staat Florida. Dat leek een stevige start voor een jongen met ambities voor het Witte Huis. Zijn tegenstrever Al Gore was niet minder dan de vice-president van de Verenigde Staten. ‘Hij was ook niet méér’, zullen velen opmerken. Zoals al zijn voorgangers heeft hij in de coulissen van de politiek geleefd. Die positie heeft hem echter in de gelegenheid gesteld de belangrijke spelers van de wereldpolitiek te ontmoeten, en hun moeilijkheden te ontdekken. Hij kon terecht beweren dat hij de wereld kende. George W. kon hem dat niet nazeggen. Gore had zich bovendien ingelaten met de milieuproblematiek. Uit vrees voor zijn antimilieurivaal Bush repte Gore er echter nauwelijks van tijdens de campagne. Dat potje kon beter gedekt blijven. Tijdens de maanden die aan de stembusslag voorafgingen, taande
| |
| |
zijn groene kleur dan ook danig. Zo stond tegenover de opgewekte Bush, met zijn invloedrijke entourage van politieke vrienden en familieleden, de saaie Gore, die echter in de achterkeuken van de Amerikaanse wereldpolitiek een noeste werker is geweest.
De rivalen moesten het meer van een gewiekste strategie dan van uitgesproken programmapunten hebben. Naargelang de campagne vorderde, neigden de kandidaten steeds méér naar elkaar toe. En dat maakt het de kiezer steeds moeilijker. Ongeveer hetzelfde bieden als je rivaal en tóch je politieke eigenheid bewaren is een hele kunst. Dan moet je op alles letten, ook op de kleinste verschuivingen binnen je achterhoede. Al Gore rekende bv. vast op zijn traditionele achterban: zwarte en bruine Amerikanen, de minder gegoede klasse, de arbeiders. En hij hoopte dat ook de jongere, milieubewuste landgenoten niet zouden vergeten dat hij zich ooit als ‘groene’ had ontpopt.
Hij vergiste zich dubbel. De ‘groengezinde’ kiezers hadden hun eigen idool gevonden in de persoon van Ralph Nader, de consumentenridder uit de jaren zeventig. Het is zo goed als zeker dat Nader het meest heeft bijgedragen tot de nederlaag van de vice-president. Maar de kiezers hebben óók hun duit in de stembus gedaan. Voorts had Al Gore op zijn krimpvrije democratische achterban gerekend, ten onrechte. De ouderen, die vanwege de sociale verzekering traditioneel op de democratische kandidaat stemmen, zijn dit keer, vrij massaal, naar George W. Bush overgelopen. Er is recentelijk immers wat veranderd in de situatie van vele ouderen. Dat waren immers rasechte Amerikanen die de overheid en haar verdedigers, de democraten, lief hadden omdat die hun pensioentje en hun ziekteverzekering veilig stelden. Inmiddels hebben velen van die ouderen zich van de overheid losgemaakt. Zij hebben een eigen spaarpotje leren vullen voor hun oude dag! Zij hebben hun spaarvarkentje met aandelen gevoed, en zijn zich een stuk rijker gaan voelen. D.w.z., ze zijn republikeins gaan denken. George W. heeft er de vruchten van geplukt. Niet minder dan 57% van de bejaarden hebben hem hun stem gegeven. Geen wonder als we eraan toevoegen dat 70% van hen reeds aandelen bezit.
In de opiniepeilingen had George W. Bush het eigenlijk beter gedaan dan Gore. Tijdens de campagne had hij al twintig weken lang (nipt weliswaar) op kop gestaan, toen er ineens in de laatste fase een klap kwam. Een krant spitte het oude berichtje op dat George W., jaren terug, een boete had opgelopen vanwege snelheidsovertreding in staat van dronkenschap. Bush had, vroeg in de campagne, dergelijke zonden al opgebiecht, zodat hij nu mocht hopen dat het rijden-onder-invloed wel zou worden vergeven door de republikeinen. Het was een vergissing. Het drankincident speelde wel degelijk mee. In welke mate weet men nooit
| |
| |
tot ná de komma, maar de kiezers hielden er rekening mee. Het had hem het Witte Huis kunnen kosten.
Achteraf gezien was het allemaal niet zo belangrijk, omdat de republikeinen de finale uitslag van de verkiezingen in de handen van de politiek gelijkgezinde opperrechters van Washington hebben gelegd. De kiezers incasseerden dit weinig ethische manoeuvre op z'n Amerikaans: iemand moet het laatste woord hebben. Begin december had de malaise lang genoeg aangesleept. De knoop moest worden doorgehakt. Wie het mes hanteerde deed er niet zoveel meer toe, als het maar scherp genoeg was om het werk te doen. En dat is gebeurd. De bevolking was, weken van tevoren, reeds uitgehoord over de manier waarop ze zich zou schikken naar maatregelen om een grondwettelijke crisis te vermijden. De meeste Amerikanen tilden wel degelijk aan het sjoemelen mét en het hertellen ván de stemmen in Florida. Zo maar even 70% van de Amerikanen noemde de situatie ‘nogal tot zéér ernstig’. 55% vond de patstelling ‘een ernstig probleem’, 15% sprak van een ‘constitutionele crisis’. Slechts 28% van de ondervraagden stapte er lichtjes overheen. Een grote meerderheid van de Amerikaanse bevolking trok zich de chaos in de verkiezingsuitslagen wel degelijk aan. Dat blijkt uit dergelijke cijfers.
47% van de burgers vreesde dat de vastgelopen verkiezingen de stabiliteit van de Verenigde Staten zouden aantasten. 37% van hen was boos dat zich zoiets in hun land kon voordoen. Dat Bush met 300.000 stemmen minder dan Gore tóch aan de macht zou komen, daar lagen ze niet van wakker. 75% van de ondervraagden vond de stemmenkwestie onbelangrijk. Die reactie mag ons niet verwonderen. Het Amerikaanse kiesstelsel functioneert nu eenmaal op die manier. De kiesmannen primeren op het aantal stemmen. Dat was in 2000 niet anders dan vroeger. Toch is zo maar even 63% bereid de kiesmannen af te schaffen. Het tellen en hertellen van de stemmen heeft een meerderheid van de Amerikanen bevrijd van een aantal illusies over de vlekkeloosheid van hun democratie. Hoevelen geloven dat er in het electoraal proces vaak vergissingen begaan worden? Zo maar eventjes 69% is ervan overtuigd. Hoe driekwart van het kiezersvolk er dan toch nog op vertrouwt dat elke stem meetelt is een Amerikaans raadsel. Ja, driekwart van hen gelooft het nog steeds. Op ‘geloven’ komt het natuurlijk aan. In de Verkiezingen geloof je immers zoals in de ‘Amerikaanse Droom’!
|
|