| |
| |
| |
Podium
De dichter: haas of jager?
Over Hazen troepen samen van Jozef Deleu
Vijftien jaar geleden verschenen de hazen aan de kim in het oeuvre van Jozef Deleu. In een lyrische reflectie over zijn leven en zijn liefde, zijn hoop en wanhoop, zijn engagement en zijn angsten liet Deleu in De hazen aan de kim (1985) de jonge hazen voor zijn open raam stoeien omdat hij zichzelf ‘nog jong voelde, vol levenskracht en telkens bereid om opnieuw te beginnen en de sprong te wagen’ (Voorbij de grens, blz. 163). De hazen betekenen voor Deleu energie, vitaliteit, speelsheid als tegengewicht voor de in dezelfde tekst beleden sombere visie op het bestaan als een besmettelijke ziekte (blz. 147) en voor zijn diepste overtuiging dat de twijfel in de kern van zijn ziel zit (blz. 156). Vijftien jaar geleden, maar een paar jaar van zijn vijftigste verwijderd, kon de dichter zich nog identificeren met de hazen die aan de kim verschijnen en achter de horizon verdwijnen ‘om verder te spelen voordat ze de vlucht moeten nemen om te ontkomen aan de dood’ (blz. 165).
Vijf jaar geleden verscheen de jager in de titel van een dichtbundel van Deleu: De jager heeft een zoon. De jager staat er als een metafoor voor de gestorven vader, die boeren-Vlaams praatte doorspekt met oud Frans en wiens woorden voortaan naklinken in de zoon. Het bericht van de dood van de vader en van zijn opvolging door de zoon brengt de dichter de haas ter ore in volgend gedicht:
(De jager heeft een zoon, blz. 27)
| |
| |
In zijn jongste dichtbundel zijn de hazen opnieuw aanwezig in de titel: Hazen troepen samen. Deze titel is tevens de openingsregel van ‘Na de storm’ (blz. 14):
In De hazen aan de kim uit 1985 mochten de hazen nog verdwijnen achter de kim om er te stoeien ver verwijderd van de dreigende schaduwen van de dood; nu, in 2000, troepen ze samen om de dood aan te leren als propedeuse voor de eeuwigheid.
De bundel Hazen troepen samen bevat vier cycli van zes gedichten die in- en uitgeleid worden door een poëticaal gedicht. ‘Dichter I’ expliciteert in de eerste strofe de belangrijkste taak van de dichter: ‘Hij houdt de woorden / staande in de praalstoet / van de taal’. Dat is een actuele omschrijving van wat Roman Jakobson destijds ‘de poëtische functie’ heeft genoemd. In de tweede strofe tekent Deleu in een chiasme een bekentenis op, zo evident dat het toch goed is ze nog eens onder ogen te krijgen: ‘Van niets weet hij / alles. Van alles / weet hij niets’. Conform zijn melancholie en pessimisme noteert hij in de derde strofe: ‘Al in het voorjaar / ziet hij de bladeren / vallen’.
Het lijkt er volgens de slotstrofe op dat de dichter niet van plan is zich te laten verrassen door de dood: ‘Zijn testament ligt / klaar’. En dan volgen de voor mij wat enigmatische slotregels: ‘Alleen de blinden / heeft hij nooit mishaagd’. Wie zijn die blinden? De lezers in het algemeen of zijn lezers in het bijzonder? Of is de blindheid een metoniem, een pars pro toto voor alle defecten die het menselijk bestaan kenmerken, waarvoor de filosofen het begrip ‘contingentie’ bedacht hebben? Betekent het dan dat de dichter de blinden, deze mensen die hun condition humaine aanvaarden met alle consequenties vandien, ‘nooit heeft mishaagd’, d.i. nooit heeft ontgoocheld door in zijn lyriek het leven mooier en anders af te schilderen dan het in werkelijkheid is? Of zijn de blinden diegenen die niet noodzakelijk met hun ogen kijken, maar veeleer met hun hart? De eerste cyclus van de bundel heeft als overkoepelende titel immers ‘Les yeux du coeur’. Jozef Deleu maakt in zijn lyriek geregeld een onderscheid tussen ‘kijken’ en ‘zien’. Het tweede gedicht van de cyclus ‘Landschappen’ uit De jager heeft een zoon begint met ‘kijken’ en eindigt met ‘zien’.
In Hazen troepen samen lezen we in de slotstrofe van ‘Mistra’:
| |
| |
‘Kijken’ is voor de dichter blijkbaar niet meer dan oppervlakkig waarnemen, ‘zien’ gebeurt met ‘les yeux du coeur’ en bewerkt wat hij in De hazen aan de kim de ‘intelligence du coeur’ (blz. 153) heeft genoemd. Kijken is naar buiten kijken, zien is naar binnen zien. Alleen de mens die zo ziet verwerft inzicht in zichzelf, in de wereld, in wat anderen beweegt.
De cyclus ‘Fin de siècle’ bevat een paar gedichten die de dood van de moeder memoreren.
Deleu heeft in eerdere autobiografische geschriften de jansenistische ingesteldheid van zijn Vlaamse moeder onderstreept, waardoor ook bij hem de overtuiging is blijven hangen dat de mens eigenlijk niet deugt en dat het nooit goed kan komen met hem. In ‘In memoriam matris’ wordt een portret geschetst van zo'n gestrenge moeder, ‘de titanne van hun hart’ (en ik neem aan dat daarmee naar het hart van haar kinderen wordt verwezen), bekleed met een haast episcopale autoriteit, die zij in de confrontatie met de dood moet afstaan: ‘Een laatste keer heft zij het hoofd / tot kromstaf van weleer’ (blz. 20).
De cycli ‘De schreeuw’ en ‘Blauw licht’ bevatten gedichten die de expressie zijn van een existentiële problematiek waarmee de dichter al zijn hele bewuste leven worstelt. In De hazen aan de kim heeft hij die heel duidelijk voor zichzelf en zijn lezers geëxpliciteerd: ‘De mens was in de wereld geworpen en moest zichzelf voltooien tot de afbraak toe. Deze contradictie obsedeerde hem en het gebeurde dat hij ervan wakker lag. Maar hij vond er geen verklaring voor. Van de wieg tot het graf was er die onontkoombaarheid. Hij vocht daartegen en zou slechts berusten op de dag dat hij besloot het leven te verlaten omdat hij alle hoop had verloren.
Ondertussen was de hoop een versterking die hij in zijn jeugd had ingenomen en die hij tot zijn laatste snik wilde verdedigen’ (Voorbij de grens, blz. 157).
Die dualiteit en polariteit, hopen tegen de wanhoop in, komt tot uiting in gedichten waarvan de titels al voor zichzelf spreken: ‘De schreeuw’, ‘Ontroostbaar’, ‘Drenkeling’. Sommige gedichten hebben zelfs een zeer beklemmende, suïcidale ondertoon. Tot in het laatste gedicht van de laatste cyclus de dichter weer alle moed samenraapt en in een programmatisch gedicht, aanvankelijk nog met een schild van negaties, maar dan open en bloot zijn vertrouwen uitspreekt in de overtocht, met een overkant als het kan, zonder overkant als het moet. In ‘Waar het op aankomt’ ontvlucht de dichter / haas de dood / jager niet, maar accepteert hij zijn onvermijdelijke schot in de hoop dat er overschot blijft.
| |
| |
de oren. Het gaat voorbij
□ Joris Gerits
Jozef Delen, Hazen troepen samen, Van Halewyck, Leuven, 2000, 43 blz., ISBN 9-5617267- 0.
| |
De gouden zalm
11
Herinner u Titanic, het kassucces van een paar jaar geleden, het epos van het passagiersschip dat tegen de ijsberg liep en zonk. Ga in uw geheugen terug naar de openingssequens. Wat is u daarin opgevallen? Ik help u een handje: open een tweede scherm met daarop het begin van Saving Private Ryan. Twee historische films over een verleden dat zich afspeelt in de twintigste eeuw. Niet zo lang geleden dus: mijn grootvader was twee in 1912 toen de Titanic zonk, een glimmende baby, mijn vader was een tiener toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Hij heeft herinneringen aan de landing van de geallieerden in Normandië van 1944. Deels gaan die terug op toen, deels komen die uit The Longest Day, dat is de Saving Private Ryan van zijn generatie. In het perspectief van de geschiedenis zijn deze gebeurtenissen van gisteren en eergisteren.
Wat mij in deze twee films opviel, is dat ze beginnen en eindigen in het heden. De historische gebeurtenissen vormen met andere woorden een ingebed verhaal. In Titanic gaan duikers met hightechmateriaal op zoek naar de resten van het beroemde schip. In Saving Private Ryan zien we een oude veteraan aan het graf van zijn gevallen makker. Dat is een omslachtige aanpak voor publieksfilms van een dergelijk formaat. Wil men een groot publiek behagen, dan
| |
| |
houdt men het toch simpel. Waarom dus die omweg via het heden naar het verleden?
Er zijn twee redenen, denk ik. Ten eerste, de gebeurtenissen in dat verleden hebben een sombere afloop. Door ze te verbinden met het heden krijgen ze een positievere lading. Met behulp van de juiste retoriek krijgen dood en vernieling in mindere mate het laatste woord. We beginnen en eindigen bij mensen die niet dood zijn, we leggen de klemtoon op de mensen die de catastrofe van destijds hebben overleefd.
Ten tweede, filmmakerszijnbang van het verleden. Ze gaan ervan uit dat het publiek geschiedenis als voltooid verleden tijd beschouwt. De tijd van toen is niet modieus, niet hip. Veel jongeren van nu (en dat is altijd de doelgroep voor een publieksfilm) kennen het verleden slecht. Bij elke historische film hoort dus een uitgebreide inleiding. Een gewone expositie is niet voldoende. Wat doet men dan? Men spreekt de kijker aan op vertrouwd terrein, het heden, en pas dan neemt men hem mee naar het verleden.
Het verleden is gevaarlijk domein voor de filmmaker. Het kost handenvol geld om het te reconstrueren en de kans is groot dat het publiek er niet naar omkijkt. De literair-historische prenten van James Ivory, de voorbije Jane Austenrevival zijn uitzonderingen. Ze zijn bestemd voor een klein publiek. Het grote publiek heeft alleen een rendez-vous met het verleden als er spektakel op het programma staat. De geschiedenis fungeert dan minder als historisch gegeven dan als exotisch decor voor grootse prestaties in liefde en oorlog. Romantiek en actie: Titanic, Saving Private Ryan, Birth of nation, Cleopatra, Ben Hur, de oude peplumtraditie, en ook de nieuwe peplumfilm. Ik heb het natuurlijk over Gladiator van Ridley Scott. Voor de eerste helft van volgend jaar wordt van dezelfde regisseur een Hannibal verwacht.
Eigenlijk was ik niet van plan te gaan kijken, maar het toeval wou dat we de vorige twee maanden een nichtje op bezoek hadden. Cleo zit in het eerste jaar klassieke filologie. Haar vader is mijn neef Theo. Die werkt bij een verzekeringsmaatschappij. Hij heeft ook klassieke filologie gestudeerd. Hij heeft lesgegeven, maar kreeg na een paar jaar last van spataders. En dus is hij er, op doktersvoorschrift, en tegen zijn zin, mee moeten ophouden, en van beroep moeten veranderen. Een pijnlijk moment in zijn leven. Sindsdien zijn de klassieken nog prominenter aanwezig in zijn leven dan voorheen. Elke vakantie voert het gezin van Theo en Gerda naar de Middellandse Zeelanden, waar ze archeologische sites bezoeken. Theo leest alleen de klassieken. Geen moderne literatuur, een boek over geschiedenis kan nog net. Hij laat zijn agenda niet bepalen door de waan van de dag, zegt hij altijd. Zulke dure cultuur-ethische bespiegelingen kan geen mens weerstaan en dus heeft Cleo zich in september
| |
| |
vorig jaar ingeschreven in de eerste kandidatuur klassieke filologie. Jammer genoeg had ze tien maanden later een heleboel onvoldoendes en zou ze tijdens de vakantiemaanden moeten studeren voor de tweede zittijd. Intussen was de bestemming in Italië al geboekt en betaald. Om zijn dochter niet moederziel alleen achter te laten in deze moeilijke tijden vroeg Theo ons of Cleo in de maanden juli en augustus bij ons kon komen studeren. Wij staan in onze familie bekend als een rustig gezin, een ideale omgeving voor een hulpbehoevende jonge studente.
Maximus (Russell Crowe) in het defensief in de arena (© foto UIP).
Cleo heeft dus een tijdje bij ons gewoond. We hadden allemaal medelijden met haar. Om haar wat op te beuren hebben we van alles ondernomen. Zwemmen, wandelen, fietsen. Ik heb haar ook meegenomen naar Gladiator, wat mij met Theo in het achterhoofd een verantwoorde uitstap leek. Zoals gezegd, ik had er niet veel zin in. Ik weet dat je een film nooit mag beoordelen voor je hem gezien hebt, maar je doet het toch. Gladiator, die titel alleen al, wat kan dat anders zijn dan een primaire en voorspelbare actiefilm, stijl Conan the Barbarian, eventueel een soort feestuitvoering, een platinum edition. Nadien bleek, zoals in de helft van de gevallen, mijn instinct onfeilbaar. Ik vertel u waarover het gaat. De gladiator in kwestie heet Maximus. Hij was vroeger generaal van Marcus Aurelius. In het begin van de film voert hij een laatste oorlog tegen de Germanen. Dan zal er eindelijk vrede zijn in het Romeinse rijk, zo klinkt het uit de mond van Marcus Aurelius. Oorlog voeren om de vrede te bevorderen, dat kennen we. Met die verheven doelstelling mag Maximus er dus een laatste keer op los hakken. Hoofden en ledematen vliegen in het rond, maar het is voor de goede zaak. Marcus Aurelius beschouwt de nobele Maximus als zijn eigen zoon. Hij vraagt hem ervoor te zorgen dat Rome opnieuw een republiek wordt en dat de senaat in ere wordt hersteld. Maximus moet er ook over waken dat het rijk niet in handen valt van de echte zoon van Marcus Aurelius, Commodus. Dat is een man zonder moraal, een Minimus, een vadermoordenaar, pedofiel, incestbroer en een propagandist van brood en spelen. Natuurlijk komt Commodus aan de macht. Hij vermoordt zijn vader Marcus Aurelius en geeft zijn soldaten de opdracht ook Maximus uit de weg te ruimen, want die weigert gehoorzaamheid aan de nieuwe keizer. Maximus ontsnapt, maar kan niet verhinderen dat zijn vrouw en kind op gruwelijke wijze worden omgebracht. Onze held heeft dus
minstens drie motieven voor een bloedige wraak: de moord op vrouw en kind, op Marcus Aurelius, en daarnaast de morele plicht om ‘het oude Rome’ te herstellen. Een wraakfilm dus, zoals negenennegentig procent van alle actie- en geweldfilms. Het vervolg laat zich raden.
Wat ik niet begrijp, is hoe de scenarist de overgang van nobele gene- | |
| |
raal naar ster-gladiator motiveert. Maximus verafschuwt het gruwelijke massavermaak, en toch bereikt hij de absolute top. Ik kan erin komen dat sommige kijkers die overgang wel zien zitten. Een arena biedt een aantal mogelijkheden die op het slagveld niet voorhanden zijn. Maar de moraliserende verwijzing naar het lage niveau van het moderne massavermaak vind ik vreemd, want Gladiator maakt zelf deel uit van deze cultuur. Gladiator is gesneden op de maat van het breedste publiek. Een bruut verhaal, weliswaar meeslepend in beeld gebracht door Ridley Scott, schaamteloos bombastisch en stijf van de oververhitte emotie. Kortom: dit zal een verse studente klassieke filologie die haar examens moet overdoen, niet kunnen weerstaan.
Nog voor de oorlog in Ride with the Devil.
‘Schitterende film, oom!’, vertrouwt Cleo mij toe. ‘Moet je vader ook eens mee naartoe nemen’.
‘Ik vraag me af in hoeverre de regisseur trouw is gebleven aan de geschiedenis? Ben je Marcus Aurelius en die Commodus al tegengekomen in een of andere syllabus?’, vraag ik.
‘Nou, ze moeten er ergens in staan. Maar waar, dat is de vraag.’
‘Denk je dat die Maximus heeft bestaan?’
‘Wees toch niet zo achterdochtig, oom, je ziet toch gewoon dat het echt gebeurd is. En dat is een gevoel dat ik nooit heb gehad tijdens de colleges. Jammer dat Maximus op het einde moet sterven. Dat vond ik wat sneu. Zou dat echt gebeurd zijn?’
Heerlijk toch, de menswetenschappen: studie en vertier gaan hand en hand.
| |
Ride with the devil
Het uitstapje naar de bioscoop was mijn nichtje goed bekomen. Haar humeur aan de ontbijttafel verbeterde en dus ging ik ervan uit dat mijn behandeling de juiste was. Ik nam me wel voor de volgende keer de lat hoger te leggen. Gewoon veilig spelen tegenover Theo. De keuze viel op Ride with the Devil, toevallig een vergelijkbare thematiek: de strijd om de macht in een groot imperium. De regisseur van dit epos over de Amerikaanse burgeroorlog is de talentvolle Amerikaanse Taiwanees Ang Lee, bekend van The Wedding Banquet, Eat Drink Man Woman, Sense and Sensibility en The Ice Storm. Heel verscheiden, maar telkens boeiend werk. Het grote verschil met Ride with the Devil is het brede perspectief, de epische invalshoek.
We hadden in dat verband Ride with the Devil natuurlijk naast The Patriot moeten leggen, de film van Roland Emmerich met Mel Gibson over de Amerikaanse Revolutie, maar we zijn er niet geraakt. Misschien kunt u ons werk afmaken. Terug dus naar Ride with the Devil.
Ang Lee bekijkt de geschiedenis niet vanuit de invalshoek van de belangrijkste actoren, dat wil zeggen, de keizer, de senaat, de generaals,
| |
| |
maar vanuit die van het voetvolk. We maken het conflict van onderuit mee, aan een overzicht komen we niet toe. Ook voor de hoofdpersonages is de schaarste aan informatie een belangrijk probleem, want Ang Lee heeft het niet over netjes gechoreografeerde gevechtshandelingen, zoals bijvoorbeeld de veldslag van Maximus tegen de Germanen in het begin van Gladiator, maar over het wezen van de burgeroorlog. We volgen niet het treffen van legers met vlag en uniform, maar de activiteiten van geregelde en ongeregelde bendes die niet alleen tegen soldaten opereren, maar ook tegen burgers met verkeerde sympathieen. Een van dergelijke milities noemt zichzelf de ‘Bushwhackers’. Ze vechten hun oorlog uit in hun eigen streek, het gebied aan de grens tussen Kansas en Missouri, ver van de grote militaire campagnes.
De Bushwhackers zijn een zuidelijke militie. De meeste figuren ervan zijn sympathieke jongens. We weten uit de geschiedenis dat ze voor de verkeerde zaak streden en dat ze in het zand zullen bijten, maar dat is niet voldoende om ze van hun menselijkheid te beroven. Het hoofdpersonage is een zekere Jake Roedel, een jonge snaak, die in de loop van de oorlog een kootje van zijn pink verliest, maar voor het overige ongeschonden uit de strijd komt. Aan het einde van de film vindt hij een echtgenote en blijkt zijn inzicht in de werkelijkheid verdiept. Sue Lee - de echtgenote, vertolkt door popzangeres Jewel - is de enige moderne verschijning in de film. Voorts leren we het zuiden van de Verenigde Staten kennen als een traditionele, landelijke samenleving, waar lezen en schrijven het voorrecht is van een kleine groep. Het leven is er ongecompliceerd, morele codes en gedragsregels hebben een grote vanzelfsprekendheid. Volgens Ang Lee en David Woodrell, de auteur van het boek waarop deze film is gebaseerd, vindt de oorlog zijn oorsprong in de angst voor de teloorgang van die vertrouwde omgeving, de angst dat binnenkort het samenleven door vreemde ideeën zal worden bepaald. De ware inzet van de strijd is het conflict tussen moderniteit en traditie. In 1865 komt een einde aan de burgeroorlog: de confederatie van zuidelijke staten delft het onderspit tegen de noordelijke unionisten en daarmee wint het nieuwe mensbeeld het pleit.
Ride with the Devil is een echte oorlogsfilm, meer nog dan Gladiator, maar de toeschouwer blijft hier buiten de geweldlogica. Hij kijkt toe, maar neemt er psychologisch niet aan deel.
Naast de historisch-antropologische invalshoek gaat de aandacht van Ang Lee naar de kleine dingen des levenso details die op zich rijk aan betekenis zijn. De etiquette bijvoorbeeld: vrouwen worden altijd met de nodige plichtplegingen bejegend. In het salon wordt met twee woorden gesproken en op zondag houden mannen en vrouwen samen een singalong.
| |
| |
Er zijn een aantal mankementen aan deze productie, die volgens mij te maken hebben met de breedbeeldlogica waar Lee zich niet helemaal van heeft kunnen losmaken, maar het blijft een boeiende en intelligente poging om het thema ter sprake te brengen.
‘Nee, oom, wat je hierin ziet, begrijp ik niet. Het gaat zo traag vooruit. Die oorlog blijft maar duren, het lijkt zelfs niet op een oorlog. En die hoofdpersonages: zo'n sukkels. Geen wonder dat ze de oorlog hebben verloren! Morgen kies ik de film.’
Vatel (Gérard Depardieu) op inspectie in zijn keukens.
‘Wat zeg je? Morgen studeren!’ De volgende keer moet ik ervoor zorgen dat we niet opnieuw in de oorlog verzeilen. Meisjes houden daar niet van.
| |
Vatel
De volgende dag zijn we gaan zwem men. De dag nadien doken we opnieuw de bioscoop in. Vatel is de film die in Cannes eerder dit jaar het festival heeft geopend. Het is een in hoofdzaak Franse film, gemaakt voor de internationale markt en dus in het Engels gesproken. In elke recensie die ik onder ogen kreeg, werd de film met de grond gelijkgemaakt. Recensenten vinden het een saaie, decoratieve film en maken zich druk over de taal van de film: een Franse film over een Frans onderwerp, het leven aan het hof van Lodewijk XIV, in het Engels! Met een Gérard Depardieu in de titelrol, die er niet in slaagt fatsoenlijk Engels te praten. Dat kan toch niet!
We lieten de slechte recensies niet aan ons hart komen en we trokken opnieuw de donkere zaal in voor wat een verrassend bevredigende ervaring bleek. Cleo is een muzikaal meisje. Ze speelt viool en houdt van oude muziek. Als je dat mee hebt, dan wordt Vatel een stuk toegankelijker. Waar ik zelf voor gevallen ben, is het originele en goedgeschreven scenario van Jeanne Labrune en Tom Stoppard. Vatel is een historisch personage. Men weet niet zoveel over hem: hij werd opgeleid aan het huis van Fouquet, werd daar intendant, verantwoordelijk voor maaltijden en feestelijkheden. Wanneer Lodewijk XIV Fouquet in de gevangenis gooit, verdwijnt hij uit het zicht. Later duikt hij opnieuw op aan het hof van de prins van Condé, een belangrijk huis, waar hij dezelfde functie waarneemt. Roland Joffé brengt alleen de laatste dagen van het leven van Vatel voor de camera: in april 1671 komt Lodewijk op bezoek aan het hof van Condé. Vatel is druk in de weer om hem op gepaste wijze te ontvangen, met schitterende diners, en grandioos vermaak. Voor de belangrijkste maaltijd worden van hem drie feestelijke gangen verwacht. Wanneer de vis voor de laatste gang maar niet aankomt, pleegt hij zelfmoord. Die gegevens zijn historisch. Het fijne aan deze film is dat we de grote geschiedenis op een onbewaakt moment verrassen. Het betreft weliswaar de hoofdrolspelers van de geschiedenis,
| |
| |
maar we bekijken ze vanuit de coulissen, vanuit het standpunt van het personeel, de anonieme kleine man, die op de markt, in de keuken, voor de bediening, voor de decoratie van de luisterrijke momenten in de weer is, maar zelf van generlei betekenis is. Op een bepaald moment zien we Vatel in de enorme keukens van het kasteel een peer schillen voor de afwerking van een schotel. In een volgende scène geeft Lodewijk er een stuk van aan zijn hond. De functie van Vatel heeft veel weg van die van de arenaregisseur in Gladiator. Beiden leveren een essentiële bijdrage tot het welslagen van het vermaak, maar als mens verdwijnen ze in de schaduw van hun werk. Inderdaad, net als de cineast.
Volgens Mike Leigh is The Mikado even Japan als ‘fish & chips’.
Critici van deze film hebben gelijk dat Vatel een decoratieve film is, maar daarmee is de kous niet af. Via deze invalshoek slaagt Joffé er namelijk in een licht te werpen op een aantal essentiële elementen van het hofleven. Decoratie, ritueel, etiquette zijn de verpakking van machtsverhoudingen. Er wordt aan het hof gecommuniceerd door middel van de vorm. De feestelijkheden van de prins van Condé zijn een niet verkeerd te begrijpen vraag van de prins aan de koning om opnieuw in diens gunst te geraken.
‘Ik begrijp niet wat Ennio Morricone in deze film komt doen, Oom. Er is toch schitterende muziek zat uit die periode? Je krijgt van die man altijd dezelfde vette deuntjes, waardoor alles meteen zo goedkoop gaat klinken. Ik begrijp niet wat men in die man ziet!’
‘Vond je het niet een beetje te veel schittering, dure taferelen, wat protserig? De internationale sterren, het spektakel, het Engels... Misschien was de film beter af geweest met wat minder geld.’
‘Nee, oom, je hebt het verkeerd voor: acteurs als Uma Thurman en Tim Roth maken zo'n film juist leuk. En Gérard Depardieu, nu ja, het klinkt niet echt Engels, maar ik vond hem best aardig. Hij speelt zo ingehouden, zo in-ernstig. Ik vond het aandoenlijk, en eigenlijk goed passen bij zijn rol. Alles bij mekaar lijkt de eeuw van Lodewijk XIV mij veel boeiender dan die van Marcus Aurelius. Oom, vind jij dat ik de juiste studierichting heb gekozen?’
| |
Topsy-Turvy
Mijn ontspanningstherapie heeft weinig uitgehaald. We hebben Cleo weliswaar opgevrolijkt, maar met haar academische carrière loopt het niet goed. Na het eerste examen, toevallig dat van Romeinse geschiedenis, haalde ze Marcus Aurelius en Marcus Antonius door elkaar. Dat was een teken aan de wand, zei Cleo, en ze heeft intussen besloten ermee op te houden. Theo vindt het natuurlijk erg jammer. Cleo gaat iets doen met muziek, maar wat precies, weet ze nog niet.
| |
| |
Voor het nieuwe academiejaar krassend en piepend op gang komt, neem ik haar nog eens mee naar een film die ik onlangs zag en die onze reeks historische films mooi afrondt: Topsy-Turvy, van Mike Leigh, de bekende sociale filmer, die met deze operettefilm zijn carrière een verrassende wending geeft - zoals Cleo.
Mike Leigh is de man van de gouden palm met Secrets and Lies en van ander geëngageerd werk over personages aan de rand van de samenleving. Topsy-Turvy gaat over het Britse operettenduo Gilbert en Sullivan, en meer bepaald over de creatie van hun bekendste werk, The Mikado (1885). We hebben in dit stukje het Romeinse, het Amerikaanse, het Franse imperium gehad. Welnu, Topsy-Turvy verwijst op zijn manier naar het late British Empire. Net als het Franse is ook het Britse rijk tuk op theater en verkleedpartijtjes. Gilbert en Sullivan schreven in de periode van 1871 tot 1896 veertien muzikale komedies, de meeste ervan kenden een groot commercieel succes. In de veertien maanden die aan de première van The Mikado voorafgingen, liep hun samenwerking erg moeilijk. Sullivan was kennelijk uitgekeken op de succesformule en wou eens iets anders. Tot Gilbert met het idee van de Japanse muzikale komedie afkwam. Hij was samen met zijn vrouw de Japanse expo in Londen gaan bezoeken en zag er meteen stof in. Het idee gaf de samenwerking een nieuw elan en groeide uit tot wat hun bekendste werk zou worden.
Mike Leigh laat de structuur van zijn film dicht bij de historische werkelijkheid aanleunen. Van een klassieke plot is geen sprake. Hij brengt ons veeleer een samenvattende reconstructie van de gebeurtenissen, met veel aandacht voor periode en tijdssfeer. We gaan van repetitie naar repetitie, met daaromheen fragmenten uit de operettes. Leigh probeert zo veel mogelijk de onbevangen blik van de negentiende-eeuwer te benaderen.
Leigh, zelf oorspronkelijk een theaterman, beeldt het leven op en rond de scène uit met een bijna documentaire nauwgezetheid: de repetities, de regie, de kostuums, de aanwezigheid van drank en drugs (morfine) in het acteursleven, tot het loonzakje toe. Hij toont het kinderlijke plezier van het spelen, het ‘doen alsof’, het zich verkleden. De grote en kleine vreugden, de angsten, de plankenkoorts, het ensemble als een grote familie. Hij kijkt met nostalgie naar de hoogontwikkelde verbale en literaire cultuur van toen, naar het gesofistikeerde spel met taal, ironie en understatement. Ook hier leren we twee entertainers kennen, twee Vatels uit een andere tijd.
Ik weet niet of Cleo van de muziek van Gilbert en Sullivan houdt. Of ze het afstandelijke, observerende ritme van Mike Leigh zal waarderen, is ook niet zeker. Behalve Gladiator zijn alle films die ik hier kort heb voorgesteld veeleer character-driven dan plot-driven, zoals dat in het En- | |
| |
gels heet. Je ontmoet hier mensen met een eigen psychologie, die niet zonder meer functioneel is, dat wil zeggen, samenvalt met de vereisten van het verhaal. Je zou deze drie films ook history-driven kunnen noemen, omdat ze meer aandacht opbrengen voor de eigenheid en complexiteit van tijd en ruimte dan strikt genomen nodig is voor het verhaal.
Zowel Ride with the Devil, Vatel als
Topsy-Turvy zijn films die alleen bestaan bij de gratie van een geïnteresseerd publiek. Noch Vatel, noch Gilbert en Sullivan zouden het ooit in hun hoofd hebben gehaald van een dergelijk uitgangspunt te vertrekken.
□ Erik Martens
Gladiator van Ridley Scott (regie), naar een scenario van David Franzoni, John Logan en William Nicholson, met in de belangrijkste rollen Russell Crowe (Maximus), Joaquin Phoenix (Commodus), Djimon Hounsou (Juba), Connie Nielsen (Lucilla), Marcus Aurelius (Richard Harris), Oliver Reed (Proximo), Derek Jacobi (Gracchus).
Vatel van Roland Joffé (regie) naar een scenario van Jeanne Labrune en Tom Stoppard met in de belangrijkste rollen Gérard Depardieu (François Vatel), Uma Thurman (Anne de Montausier), Tim Roth (markies van Lauzon), Julian Glover (prins van Condé), Julian Sands (Lodewijk XIV).
>Ride with the Devil van Ang Lee (regie), naar een scenario van James Schamus, gebaseerd op de roman Woe to Live On van Daniel Woodrell, met in de belangrijkste rollen Tobey Maguire (Jake Roedel), Skeet Ulrich (Jack Bull Chiles), James Caviezel (Black John), Jonathan Rhys Meyers (Pitt Mackeson), George Clyde (Simon Baker), Jeffrey Wright (Daniel Holt), Jewel (Sue Lee).
Topsy-Turvy van Mike Leigh (regie en scenario), met in de belangrijkste rollen Allan Corduner (Arthur Sullivan), Jim Broadbent (William Schwenck Gilbert), Alison Steadman (Madame Leon), Timothy Spall (Richard Temple), Lesley Manville (Lucy Gilbert, of ‘Kitty’).
|
|