Streven. Jaargang 67
(2000)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 742]
| |
Forum‘Haal eruit wat erin zit!’
| |
[pagina 743]
| |
oude school verder was dan Canisius, meer inspeelde op de moderne jeugd en de ontwikkelingen van die tijd. Zo was op Aloysius de verplichte dagelijkse mis al afgeschaft. Andere zaken waren op beide scholen gelijk. Het surveillerende en straffende deel van het schoolwerk en ook de organisatie van buitenlesactiviteiten bevonden zich nog geheel in handen van de paters jezuïeten. Men was nog niet zover dat lekenleraren verantwoordelijkheid op die gebieden kregen. Maar in de loop van de jaren zestig was meer en meer steun van die groep nodig om de zaak draaiende te houden, simpelweg omdat het aantal paters drastisch minder werd. Een kenmerkende gebeurtenis op Canisius College is dan ook in 1968 de oprichting van het Moderamen, een groep medewerkers van voornamelijk leken die zich met de buitenlesactiviteiten ging bezighouden. | |
Andere omgang met leerlingenVanaf 1968 is er trouwens meer veranderd. Eerst zijn we in dat jaar gefuseerd met Mater Dei en maakten we kennis met een wat persoonlijker, minder formele aanpak en het voor Canisius nieuwe fenomeen van meisjes op school. Dan komt tussen 1970 en 1975, omdat de school toen groeide, een grote groep jonge docenten binnen met een kritische houding die helemaal paste in de geest van die tijd. Zij stonden een andere omgang met leerlingen voor, meer gebaseerd op onderling vertrouwen dan op straf en discipline. Ik zie dat als een belangrijk moment in het groeiproces van meer openheid en vertrouwen tussen leraren en leerlingen. Onder invloed van die groep kwam ook de onderlinge samenwerking van docenten binnen een sectie op gang. Een voorbeeld van een andere orde, maar wel tekenend voor die tijd is de opening van de Praatkelder, de eigen ontmoetingsruimte van en voor leerlingen. Al met al kun je stellen dat die nieuwe lichting docenten behoorlijk baanbrekend in de omgang met leerlingen te werk is gegaan. De fusie met Mater Dei zorgde voor eye-openers en dat deed de fusie met Canisius Mavo in het midden van de jaren negentig ook. We maakten kennis met een aanpak die wezenlijk verschilde van die van ons. Op de mavo is de eerste zorg een goede verhouding met de leerling, daarna komt de stof. Terwijl wij van oudsher toch meer stofgericht zijn. De laatste vier, vijf jaar is er een duidelijke omslag naar een - laten we het zo maar noemen - klantgerichte aanpak. Er wordt meer op wensen van ouders en leerlingen ingespeeld; de school probeert het aanbod aan te passen aan wat de ouders willen. Dat uit zich bijvoorbeeld in speciale aandacht voor dyslectici en in een therapeutische omgang met lastige leerlingen. Vroeger werden die bij problemen simpel van school gestuurd, nu probeer je door te praten ze juist op school te houden. | |
Begeleiding sterk ontwikkeldWat het begeleiden van leerlingen betreft is sowieso sprake van een sterke ontwikkeling. De jongere jezuïeten constateerden rond 1968 dat Canisius van een patersschool een school met een paar paters werd. Zij vroegen zich nadrukkelijk af wat ze in die nieuwe situatie voor de school zouden kunnen betekenen. De paters Van Eijk, Sanders, Swüste en Raymakers zijn in die tijd begonnen met het schoolpastoraat. | |
[pagina 744]
| |
Dat is later schoolmaatschappelijk werk geworden en staat nu bekend als het LBT, het leerlingbegeleidingsteam. De mentor, de vroegere klassenleraar, heeft de afgelopen dertig jaar een duidelijk begeleidende rol gekregen en ook de taak van de leraar is aan het veranderen gegaan: van puur lesgever naar iemand die naast een lesgevende ook een begeleidende taak heeft. Zo is begeleiding geen taak meer van een paar medewerkers, maar van alle. | |
Normen en waardenEen probleem van de laatste jaren is dat de school leerlingen veel meer op het gebied van normen en waarden moet leren. Het betreft zaken die tot voor kort min of meer normaal of vanzelfsprekend werden gevonden. Vaak heel simpele dingen zoals niet op andermans fiets hangen en de aula netjes achterlaten. Er geen pestzooi van maken, want volgende gebruikers moeten er hun boterham opeten. Of de rommel een keer mee helpen opruimen, ook al heb je die niet zelf gemaakt. Het aspect van rekening houden met een ander is voor een stuk zoek. Dat moet weer geleerd worden en dan stuit je op het gigantische probleem wat de opvoedende taak van de school is. Als je mij vraagt wat het grote verschil is tussen 1962 en nu, dan denk ik dat er toen een vrij grote - weliswaar onuitgesproken - eensgezindheid bestond in visie op opvoeden, in normen en waarden en het omgaan met elkaar. Dat is nu helemaal niet het geval, het is totaal gefragmenteerd. Dé vraag van dit moment is wat de school hieraan moet doen. Tot hoe ver moet de school gaan? Vooral nu je merkt dat het parlement en allerlei instanties veel kwesties, soms zelfs op een toch wel gemakzuchtige manier, naar het onderwijs doorschuiven. Als je over dit soort zaken nadenkt, dan kom je ook uit op de identiteit van onze school. De jezuïetencolleges zijn gesticht met het oog op emancipatie van de katholieken. Die emancipatie is in zekere zin tot stand gekomen, is voltooid. Een school als Canisius vraagt zich nu dan ook af welke emancipatoire rol ze nog wil spelen. Deze school had een zekere identiteit, maar die is nu veel vager geworden. Onze huidige slogan ‘Haal eruit wat erin zit!’ vind ik best een sterke. Die is ook emancipatorisch, maar vraagt nog wel om meer invulling. Anderzijds is het prettig te kunnen constateren dat de slogan werkt; ouders voelen kennelijk wat we ermee bedoelen. | |
Emancipatie essentieelAls ik over de taak van onze school filosofeer, dan vind ik dat wij wat emancipatie betreft aan de totale mens moeten denken. De mens niet alleen als economisch object moeten zien, bij wie je zoveel instopt omdat er dan ook zoveel uitkomt. Zeg maar, het inputoutputmodel dat op het ogenblik nogal speelt. Met totale mens bedoel ik dat hij ook kunstzinnig is, dat hij op sportief gebied zijn weg vindt, dat hij zijn vrije tijd goed leert te besteden, dat hij belangstelling heeft voor levensbeschouwelijke zaken en dat hij bij wijze van spreken ook op een gegeven moment verliefd mag zijn of zijn aandacht op een ander mag richten die dat even nodig heeft. En dat hij dan economisch gezien ‘minder’ functioneert. Bekijk je het Canisius College van 1900 en dat van 2000, dan blijft voor mij emancipatie essentieel. Alleen de inhoud van dat begrip verandert: van | |
[pagina 745]
| |
ontwikkeling van het katholieke volksdeel naar ontwikkeling tot totale mens. Daarom houdt de school zich ook bezig met economisch niet nuttige zaken. Het is goed dat leerlingen die leren te waarderen en een plaats leren te geven in hun leven. Vanzelfsprekend kun je het antwoord op de vraag naar de christelijke identiteit van de school gaan zoeken in de sfeer van emancipatie. Het christelijk mensbeeld omvat immers de hele mens en niet een stukkie.
□ Will Tromp Will Tromp e.a., Meer dan het geweest is. 100 jaar met Canisius College, Mater Dei, Canisius Mavo, Pius XII Mavo, Poels-Roncalli, De Kronenburg, Michaël Mavo en hun voorgangers, De Valkhof Pers, Nijmegen, 2000, 136 blz, f 27,50, ISBN 90-5625-0973. Het boek is te verkrijgen via het Canisius College, Berg en Dalseweg 207, 6522 BK Nijmegen, tel. (024) 3816816; de verzendkosten bedragen f 10. |
|