Streven. Jaargang 67
(2000)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 342]
| |
Johan Van der Auweraert
| |
[pagina 343]
| |
confrontatie met het parlement aan te gaan en de tekst in een wetsontwerp te gieten. Enkele dagen later, op 12 oktober, konden we dit voornemen dan ook in de Federale Beleidsverklaring lezenGa naar eind[3]. Zo kon Premier Verhofstadt nog voor de overgang naar het magische jaar 2000 aankondigen dat de regularisatiecampagne op 10 januari van start zou gaan. | |
Wie kwam in aanmerking voor een regularisatie?In beleidskringen en in kringen van niet-gouvermentele organisaties (NGO's) circuleerden de meest uiteenlopende cijfers over het aantal mensen zonder papieren dat in ons land verbleefGa naar eind[4]. Afhankelijk van wie men erover aansprak, kreeg men cijfers van enkele duizenden tot honderdduizenden voorgeschoteld. Dat is niet verwonderlijk, aangezien een van de belangrijkste kenmerken van mensen zonder papieren juist is dat ze niet officieel geregistreerd staan. Bovendien vormt deze groep mensen, in een periode waarin extreem-rechts steeds vaker de politieke agenda bepaalt, een gevoelig politiek thema. Afhankelijk van de politieke strekking die men aanhangt, heeft men er baat bij het aantal mensen zonder papieren hoger of lager in te schatten. Daarnaast krijgen vluchtelingenorganisaties en andere sociale diensten de laatste jaren steeds vaker zulke mensen over de vloer. Die diensten worden geconfronteerd met de vaak schrijnende ellende die voortvloeit uit een onwettig verblijf, en ze ervaren hoe moeilijk het is de meest elementaire (grond)rechten voor mensen zonder papieren af te dwingen. Zij moeten de moeilijkheden wel scherp genoeg voorstellen, om politici ertoe te bewegen ‘er iets aan te doen’. Er zijn meerdere oorzaken waardoor mensen zonder wettig verblijf komen te staan. Je kunt voornamelijk drie groepen onderscheiden: buitenlanders die met de nodige papieren in België zijn binnengekomen, maar het land niet verlaten hebben nadat hun verblijf ‘ophield wettig te zijn’; anderen die zonder de nodige verblijfsdocumenten zijn aangekomen, hier een verblijfsstatuut hebben aangevraagd (bv. als vluchteling, omdat ze vervolgd werden in het land van herkomst) en die ondanks de afwijzing van hun aanvraag toch hier zijn gebleven; en weer anderen die zich zonder verblijfsvergunning in het land hebben gevestigd en nooit een legaal statuut hebben aangevraagd. Niet iedereen die zich in een van deze situaties bevond, kon genieten van de regularisatiewet van 22 december 1999. Die was van toepassing op vier categorieënGa naar eind[5]. Als algemene voorwaarde gold dat de betreffende personen op 1 oktober 1999 daadwerkelijk in België verbleven. Wie hier pas later was aangekomen, viel uit de bootGa naar eind[6]. Die vier categorieën werden officieel als volgt bepaald: | |
[pagina 344]
| |
Categorie 1: ‘[vreemdelingen die] de erkenning van de hoedanigheid van vluchteling hebben aangevraagd zonder een uitvoerbare beslissing te hebben ontvangen binnen een termijn van vier jaar; deze termijn wordt teruggebracht tot drie jaar voor de gezinnen met minderjarige kinderen die in België verbleven op 1 oktober 1999 en die de leeftijd hebben om school te lopen’. Uit categorie één, twee en drie blijkt dat niet alleen ‘mensen zonder papieren’ een aanvraag konden indienen: ook anderen die momenteel wettig in België verblijven - bv. als asielzoeker of met een tijdelijke verblijfsvergunning - kunnen onder een van deze drie categorieën vallen. Een aantal van hen heeft dan ook een aanvraag ingediend, in de hoop een beter statuut te verkrijgen dan ze momenteel hebben. De dertig- of vijfendertigduizend dossiers die werden ingediend - het juiste aantal werd totnogtoe niet bekend gemaakt - betreffen dus lang niet allemaal ‘mensen zonder papieren’. Wat ook meteen opvalt, is dat categorie vier veruit de vaagste is. Uit artikel 9 van de wet - dat bepaalt welke stukken de aanvrager moet voorleggen - wordt iets duidelijker wie tot deze categorie behoorden: (1) vreemdelingen die het bewijs kunnen leveren dat ‘hun aanwezigheid in België teruggaat tot meer dan zes jaar, of tot meer dan vijf jaar voor gezinnen met minderjarige kinderen verblijvend in België [...] en die de leeftijd hebben om school te lopen’, (2) vreemdelingen die hier ooit wettig verblevenGa naar eind[7] of (3) vreemdelingen die de afgelopen vijf jaar nooit een bevel hebben gekregen om het grondgebied te verlaten. Tevens zou er rekening gehouden worden met ‘humanitaire redenen’ en ‘duurzame sociale bindingen’. Wat daaronder moest worden verstaan, is nooit gepreciseerd. De meeste NGO's hopen dat de situatie van degenen die kunnen bewijzen dat zij al zes jaar in België verblijven, min of meer ‘automatisch’ geregulariseerd zal worden, en dat voor alle anderen het argument van humanitaire overwegingen of sociale bindingen de doorslag zal geven. Alleszins kwamen niet alle ‘mensen zonder papieren’ in aanmerking voor regularisatie. De facto werden ze in meerdere categorieën ingedeeld, volgens de ‘redelijkheid’ van de motieven waarom ze zonder verblijfsvergunning in België verblijven. Zo is er een hiërarchie ontstaan, gebaseerd op hetgeen de overheid als ‘aanvaardbare’ motieven beschouwt. Hoe lager iemand zich op de hiërarchische trap bevindt, hoe moeilijker hij het krijgt om zijn verblijf te laten regulariseren. | |
[pagina 345]
| |
Was het nu de eerste keer sinds lange tijd - de vorige ‘campagne’ dateert van 1974 - dat de Belgische regering een beleid voor ‘mensen zonder papieren’ uitgestippeld heeft? Neen, je kunt hoogstens spreken van een beleidsmaatregel, - die bovendien niet veel verder gaat dan een reeds bestaande mogelijkheid tot regularisatie correct (hopelijk toch) en binnen een redelijke termijn (opnieuw: hopelijk toch) toe te passen. Die mogelijkheid bestond inderdaad al via het zogenaamde achterpoortje van de vreemdelingenwet van 1980. Daarin was al sprake van een machtiging tot verblijf voor langer dan drie maanden, met name in het, voor vele ‘sans-papiers’ ondertussen beruchte artikel 9, paragraaf 3. Normaal moet zo'n machtiging aangevraagd worden op het Belgische consulaat in het land van herkomst. In uitzonderlijke omstandigheden kan dat ook in België gebeuren. De circulaire van 14 december 1998 stelt expliciet dat dit artikel van de vreemdelingenwet ‘ook kan worden toegepast als procedureregel voor de regularisatie van de verblijfssituatie in een aantal bijzondere situaties’Ga naar eind[8]. Die bijzondere situaties worden op dezelfde manier omschreven als in de huidige regularisatiewet: langdurige asielprocedure, onmogelijkheid tot terugkeer, ernstige ziekte en humanitaire redenen. De toepassing van die circulaire ging echter niet van een leien dakje. Een eerste grote moeilijkheid betrof de termijn waarbinnen de aanvraag werd behandeld. De circulaire stelde heel affirmatief: ‘de Dienst Vreemdelingenzaken neemt binnen een termijn van negentig dagen een beslissing’. Op het ogenblik dat de nieuwe regularisatiewet van start ging, waren er evenwel mensen die al langer dan drie jaar op een beslissing zaten te wachten. Termijnen van 1 à 2 jaar waren geen uitzondering. De bevoegde dienst - de zg. ‘cel regularisatie’ - blonk bovendien niet echt uit in klantvriendelijkheid en deskundigheid. Dossiers gingen verloren, mensen werden afgesnauwd als ze per telefoon inlichtingen vroegen over de behandeling van hun dossier, - dat was dagelijkse kost. Ook in de toepassing van de criteria heerste er onduidelijkheid en was willekeur troefGa naar eind[9], terwijl het toch telkens weer ging om een beslissing met enorme gevolgen voor het leven van de betreffende personen. Door de regularisatiewet zal het voor die mensen voor wie de overheid al in 1998 de mogelijkheid van een verblijfsvergunning in het vooruitzicht had gesteld, hopelijk nu mogelijk worden die verblijfstitel ook daadwerkelijk te verkrijgen. Dat is een goede zaak. Op langere termijn ziet de situatie er echter minder gunstig uit. De nieuwe regularisatiewet heeft immers meteen de circulaire van 1998 opgeheven. Daardoor werd de structurele mogelijkheid tot regularisatie vervangen door een tijdelijke maatregel. Minister van Binnenlandse Zaken Duquesne heeft in de Kamer van Volksvertegenwoordigers uitdrukkelijk op het | |
[pagina 346]
| |
eenmalige karakter van de ‘operatie’ gewezenGa naar eind[10]. Na de regularisatiecampagne sprak de minister bovendien van een ‘gesaneerde’ situatie. Je hoeft nochtans geen expert te zijn om te beseffen dat er ook na de regularisatiecampagne nog illegale vreemdelingen zullen zijn die, tegen hun wil, niet kunnen terugkeren naar hun land van herkomst, of die ernstig ziek worden. Ook zullen er nog steeds mensen clandestien in het land komen; minister Duquesne hoeft maar naar Italië of Duitsland te reizen om te merken dat zelfs de scherpste grenscontroles dat niet kunnen verhinderen. In het beste geval zal de asielprocedure geen vier jaar meer duren. Dan heb je alvast één categorie minder... | |
Drie hectische wekenWat nu volgt is een persoonlijk relaas van de regularisatiecampagne. Als toenmalig deeltijds medewerker van de vluchtelingendienst van het Protestants Sociaal Centrum (PSC) in Antwerpen, was ik er dicht bij betrokken. Tijdens die periode heb ik geprobeerd een ‘regularisatiedagboek’ bij te houden, waarin ik gebeurtenissen en overwegingen noteerde. Ik haal er enkele fragmenten uit om een indruk te geven van hoe ik deze campagne heb beleefd. Woensdag 5 januari In de Commissie Binnenlandse Zaken van de Kamer had minister Duquesne aangekondigd dat de Dienst Vreemdelingenzaken in samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken en het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) een lijst van ‘niet-veilige landen’ zou opstellen om de regularisatiecommissie te helpen bij de beoordeling van aanvragen onder categorie 2 van de regularisatiewet. Een dergelijke lijst is er tijdens de drie weken van de procedure nooit gekomen. Wel ging het gerucht dat het ministerie een lijst van vier landen zou hanteren. Dat was vreemd, omdat totnogtoe mensen uit meerdere landen aanspraak konden maken op een ‘tijdelijke | |
[pagina 347]
| |
verlenging van het bevel om het grondgebied te verlaten’, namelijk degenen die uit een land kwamen waarnaar geen internationale vluchten mogelijk zijn (bv. omdat de internationale luchthaven gesloten is). De lijst van die landen wordt opgesteld, en geregeld bijgewerkt, door de Internationale Migratie Organisatie (IMO), die onder meer de terugreis regelt van mensen die vrijwillig naar hun land van herkomst willen terugkeren, maar niet over de nodige middelen beschikken. Vluchtelingenorganisaties gingen ervan uit dat die mensen nu in aanmerking kwamen voor regularisatie, onder categorie 2. Dat lijkt logisch: mensen afkomstig uit die landen bevinden zich in de ‘technische’ onmogelijkheid terug te keren. Als hun regularisatieaanvraag nu wordt afgewezen omdat het ministerie een andere lijst hanteert, betekent dat niet dat ze plots wél zouden kunnen terugkeren. Over de lijst van niet-veilige of niet-bereikbare landen is gedurende de hele periode van de procedure nooit duidelijkheid gekomen. Op het PSC hebben we de IMO-lijst gehanteerd. Achteraf heb ik vernomen dat sommige andere organisaties met de officieuze lijst van vier landen zijn blijven werken. Dat wil dan zeggen dat mensen afkomstig uit, bijvoorbeeld, Somalië, bij hen geen aanvraag onder categorie 2 konden indienen, hoewel naar dat land geen internationale vluchten mogelijk zijn en het zich in een complete bestuurlijke chaos bevindt. Vrijdag 7 januari | |
[pagina 348]
| |
ingevoerd. Nu blijken het heel andere formulieren te zijn, die met de hand moeten worden ingevuld, ‘in drukletters, zonder doorhalingen en zonder de formulieren te plooien’. Geen enkele overheidsdienst was beschikbaar om ‘mensen zonder papieren’ te helpen bij het samenstellen van het dossier. Er werd alleen op het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding in Brussel een telefoonteam geïnstalleerd waarbij mensen met vragen terechtkonden. Dat Centrum beschikte ook over een lijst van organisaties in de verschillende steden en gemeenten waarnaar het de aanvragers kon doorverwijzen. Volgens de circulaire aan de gemeenten moesten de gemeentelijke ambtenaren zo nodig de aanvragers bijstaan bij het invullen van hun documenten. Van meet af aan was duidelijk dat dit niet ging gebeuren. Voor veel gemeentebesturen zou het bovendien praktisch onmogelijk zijn geweest. Het in ontvangst nemen en registreren van de aanvragen zorgde al voor voldoende moeilijkheden. Wie een aanvraag wilde indienen, moest het dus zelfstandig doen, met behulp van kennissen, via een advocaat of via een sociale organisatie. In Antwerpen kon men bij dertien particuliere organisaties terecht. Vier ervan - naast het PSC ook de Bond Zonder Naam, de Mutsaard en Casa Chile / Solidaridad y Desarrollo - hadden al een ruime ervaring wat vluchtelingen en mensen zonder papieren betreft. Andere organisaties hadden meestal wel ervaring met migranten, maar komen gewoonlijk bijna niet in contact met asielzoekers of mensen zonder papieren. Voor hen was het zeker niet gemakkelijk zich in die korte periode voor te bereiden en een duidelijk inzicht te verwerven in de vier categorieën die in aanmerking kwamen, alsook in de specifieke bewijslast. De meeste organisaties hadden dan ook gemengde gevoelens bij de hele operatie. Overal viel te horen dat de overheid haar verantwoordelijkheid ontliep, door geen enkele logistieke hulp te bieden bij het samenstellen van de aanvragen. Te meer omdat de periode waarbinnen de aanvragen ingediend moesten worden bijzonder kort was, werd van een grove nalatigheid gesproken. Daarnaast bestond ook de vrees dat veel aanvragen negatief beoordeeld, en mensen in groten getale uitgewezen zouden worden. Geen van de organisaties wilde hieraan medeplichtig worden. Het zou overigens leiden tot een moeilijk te herstellen vertrouwensbreuk met de groep van mensen op wie de werking gericht is. Op die manier zou de hele regularisatiecampagne als een boemerang de organisaties zelf kunnen treffen. Niettemin hadden ze eigenlijk geen keus: hadden ze geweigerd onder zulke omstandigheden aan de campagne mee te werken, dan zouden vermoedelijk duizenden mensen zonder papieren hun kans op een menswaardig bestaan hebben verspeeld. | |
[pagina 349]
| |
Zondag 9 januari Maandag 10 januari De slogans van het Blok zijn bekend. Het deed me denken aan een reactie op de website van Planetinternet, waarop, in samenwerking met het programma ‘Groot Gelijk’ van Radio 1, meningen over de regularisatiecampagne werden verzameld: ‘hoezo “mensen zonder papieren”, ze hebben wel degelijk papieren: een bevel om het grondgebied te verlaten!’Ga naar eind[11]. Het lijkt wel of voor vele mensen ‘illegalen’ ontheven zijn van alle rechten. Ze zijn bijna in de letterlijke zin van het woord vogelvrijverklaarden - mensen die geen aanspraak kunnen maken op bescherming door de wet en die door iedereen ‘aangepakt’ kunnen worden. Dat is een angstwekkende gedachte. Daarom ware het zinvol geweest dat de overheid parallel met de regularisatiecampagne ook een informatiecampagne naar de bevolking toe had gevoerd. Het zou moedig geweest zijn, als de minister van Binnenlandse Zaken de bevolking had durven uit te leggen dat niet iedereen die illegaal in ons land verblijft, zomaar naar zijn land van herkomst terug kan keren. Dat, integendeel, een relatief groot aantal mensen in de illegaliteit gedwongen wordt door de Belgische | |
[pagina 350]
| |
overheid, die weet dat ze nergens anders heen kunnen. Dat is bv. het geval voor degenen die van hun ambassade geen laissez-passer krijgen om terug te keren, en aan wie de Belgische overheid tegelijkertijd weigert een verblijfsvergunning (of een uitstel van het bevel om het grondgebied te verlaten) af te leveren. Met sommigen van hen lopen de overheidsdiensten meerdere ambassades af, in de hoop ergens een laissez-passer te verkrijgen. Van het land van herkomst of van een ander land, dat doet er dan niet toe. Lukt dat niet, dan durft men de persoon in kwestie - door rijkswachters begeleid - wel eens zonder reisvergunning fysiek terug te sturen, in de hoop dat men de douane van het land van bestemming kan overtuigen hem of haar toch tot het grondgebied toe te laten. Lukt ook dat niet, dan laat men de betrokkene in België vrij, met een bevel om het grondgebied binnen vijf dagen te verlaten! Daarnaast ware het goed geweest dat de overheid de bevolking had uitgelegd dat mensen zonder papieren weliswaar illegaal op het grondgebied verblijven, maar dat zij daarom nog niet van alle rechten verstoken zijn. Mensenrechten gelden voor iedereen, en ook onze grondwet stelt dat iedere vreemdeling die zich op het Belgische grondgebied bevindt, dezelfde rechten heeft als de Belgen (art. 191). Dat geldt dus ook voor mensen zonder papieren, tenzij de toepassing van de wet het wettelijk verblijf als voorwaarde stelt. Woensdag 12 januari Met vragen over de interpretatie van de regularisatiewet kon je bij verschillende organisaties terecht. Eenzelfde vraag voorleggen aan verschillende organisaties leverde evenwel niet altijd hetzelfde antwoord | |
[pagina 351]
| |
op. De wet was nu eenmaal op een heel aantal punten bijzonder vaag, en niemand kon voorspellen welke interpretatie de Commissie voor Regularisatie en minister Duquesne bij het beoordelen van de aanvragen zullen hanteren. Dat bracht mee dat je niemand uitsluitsel kon geven dat zijn aanvraag zéker tot een positieve beslissing zou leiden. Voor veel mensen zal de onzekerheid de komende maanden een zware last zijn. Voor heel wat aanvragers beginnen deze laatste loodjes wel erg zwaar te wegen. Ook blijkt dat mensen die voorheen geen enkel toekomstperspectief hadden, en nu plots geconfronteerd worden met een reële kans op een verblijfsvergunning, en dus op een volwaardig leven, daardoor psychologisch behoorlijk onder druk komen te staan. Vrijdag 14 januari | |
[pagina 352]
| |
vreemd ook dat alles ondanks de chaotische indruk toch in goede banen geleid wordt. ‘We zitten in elk geval aan de maximumcapaciteit van dit huis.’ Zaterdag 15 januari |
|