Streven. Jaargang 67
(2000)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 330]
| ||||||||||
Erik Faucompret
| ||||||||||
Al-NakbaIn 1948 ontstaat Israël op het land van de Palestijnen: ongeveer de helft van de Palestijnse bevolking (zo'n 1,4 miljoen inwoners) wordt uitgedreven. Slechts 200.000 Palestijnen blijven in Israël achter: de zogenaamde Israëlische Arabieren. In het Palestijnse collectieve geheugen staat deze gebeurtenis gegrift als al-Nakba: de catastrofeGa naar eind[1]. De Algemene Vergadering van de VN kent op 11 december 1948 de Palestijnse vluchtelingen het recht toe op terugkeer of compensatie. De vluchtelingen worden echter snel vergeten. Volgens de Israëlische propagandamachine hebben ze zelfs nooit bestaan! Maar de Palestijnen zullen zich zelf wel opnieuw op de wereldkaart plaatsen. In de Jordaanse, Egyptische, Syrische en Libanese vluchtelingenkampen ontwaakt het Palestijnse nationalisme, in een pan- | ||||||||||
[pagina 331]
| ||||||||||
Arabische context. De Egyptische president Nasser wordt de leider: de bevrijding van Palestina wordt het ultieme doel in de strijd voor de Arabische eenmaking. In 1964 wordt met Egyptische steun de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) opgericht. Onder impuls van Syrië en Irak ontstaan echter rivaliserende bewegingen: Al Fatah van Arafat is de voornaamste ervan. Het tijdperk van de fasa'il (guerrillagroepen in ballingschap) is aangebroken: met terreuraanslagen in Israël en vliegtuigkapingen in West-Europa vestigen ze de aandacht op de Palestijnse kwestie. Met de smadelijke Egyptische, Syrische en Jordaanse nederlaag in de Zesdaagse Oorlog (1967) komt een einde aan de naïeve droom van het pan-Arabisme. De Palestijnen zijn verbitterd: ze moeten zich van de voogdij van de Arabische wereld ontdoen. ‘De Arabische staten wilden Palestina laten verdwijnen, de Palestijnse identiteit uitwissen, de Palestijnse vrije wil uitschakelen’Ga naar eind[2], aldus Khalil al-Wazir, medestichter van Al Fatah. De PLO (intussen overgenomen door Al Fatah) is militair te zwak om Palestina te bevrijden - haar officiële doel - maar zij slaagt er wel in het Palestijnse nationalisme te stimuleren. De Palestijnen zijn niet langer arme vluchtelingen die op Arabische goodwill teren, maar een trots volk dat vecht om zijn doel te bereiken. De militaire operaties creëren eenheid binnen een versplinterde Palestijnse gemeenschap. Vooral de uitschakeling van een Israëlische patrouille door Al Fatah-commando's in het Jordaanse grensdorpje Al-Karam spreekt tot de verbeeldingGa naar eind[3]. Al-Karam wordt door de PLO handig geëxploiteerd: talrijke nieuwe rekruten melden zich aan, de financiële hulp van de Arabische landen stroomt binnen, en meerdere landen erkennen de PLO als enige vertegenwoordiger van het Palestijnse volk. In 1974 spreekt de leider van de PLO de Algemene Vergadering van de VN toe. Arafat belichaamt het Palestijnse nationalisme: hij beheert de financiën van de organisatie, zorgt voor het buitenlands beleid, plaatst zijn getrouwen op sleutelposten. Dankzij akkoorden met Jordanië, Libanon en Syrië, kan de PLO beginnen aan guerrillaoperaties tegen Israël. Dat leidt tot een crisis. | ||||||||||
VredesstrategieIn hun gastland gedragen de Palestijnen zich als een staat in de staat. Dat kunnen de Arabische landen niet laten betijen. Zowel in Jordanië (1968-1970) als in Libanon (1973-1982) wordt de Palestijnse beweging militair uitgeschakeld. Maar in de diaspora en in de vluchtelingenkampen behoudt de PLO haar prestige: de Palestijnse commando's durfden het immers op te nemen tegen het Jordaanse leger, tegen het Syrische bezettingsleger in Libanon, tegen de Libanese falangisten en tegen het veel sterkere Israëlische leger. De oorlog in oktober 1973 is voor de PLO een keerpunt: | ||||||||||
[pagina 332]
| ||||||||||
Egypte en Syrië willen met hun verrassingsaanval de diplomatieke impasse doorbreken. De onderliggende boodschap ontgaat de PLO niet: de Arabische landen willen vrede sluiten met Israël. De PLO moet volgen, wil ze niet de steun van haar broodheren verliezen. In juni 1974 spreekt de Palestijnse Nationale Raad zich officieel uit voor de oprichting van een Palestijnse ministaat naast Israël. De resolutie wordt niet unaniem goedgekeurd: belangrijke verzetsbewegingen als het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (geleid door Habash) en het Democratische Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (geleid door Hawatmeh) zijn ertegen gekant. De strijd tegen Israël wordt opgevoerd. Er komen terreurdaden om de eenheid binnen de eigen gelederen te herstellen, én om Amerikaanse vredesinitiatieven die de Palestijnen uitsluiten te torpederen. In 1977 opteert Egypte voor een eenzijdige vredeskoers. Arafat steunt de Egyptische president Sadat, maar de meeste andere Palestijnse guerrillagroepen sluiten met Syrië, Irak en Libië een Weigeringsfront. De vredeskoers legt de PLO geen windeieren: in juni 1980 wordt de organisatie officieel erkend door de Europese Gemeenschap; de Golfstaten zijn gul met oliedollars; de niet-gebonden landen knopen met de PLO diplomatieke betrekkingen aan; en in de bezette gebieden wordt de PLO erkend als de enige vertegenwoordiger van het Palestijnse volk. Daar staat tegenover dat de Amerikanen en de Israëliërs weigeren met Arafat te onderhandelen. De PLO wordt buiten het vredesproces van Camp David gehouden. Israël is de terreuraanvallen van Palestijnse commando's beu: het Israëlische leger valt Zuid-Libanon binnen. In twee maanden tijd (juni-september 1982) wordt de militaire infrastructuur van de PLO vernietigd. Arafat en zijn getrouwen worden in de zomer van 1982 onder Amerikaanse bescherming (!) vanuit Libanon geëvacueerd naar Tunesië. Niemand gelooft Arafat wanneer hij het Libanese debacle voorstelt als een overwinningGa naar eind[4]: de PLO bevindt zich in een zware crisis. Op de Arabische top van Amman in november 1987 wordt de PLO nauwelijks vermeld. Binnen de organisatie wordt Arafats autoritaire leiderschap ter discussie gesteld. | ||||||||||
OsloTot 1987 wordt het Palestijnse verzet vanuit de diaspora geleid. Dat verandert in december van dat jaar: zowel Israël als de PLO zijn totaal verrast wanneer in de bezette gebieden spontaan een volksopstand uitbreekt, de intifada. De leiders van de intifada behoren tot de islamitische organisatie Hamas, de politieke arm van de Moslimbroederschap, die wordt gefinancierd door radicale islamitische landen als Iran, Afghanistan en Soedan. In de moskeeën wordt opgeroepen tot de heilige oorlog tegen | ||||||||||
[pagina 333]
| ||||||||||
Israël. De gewapende arm van Hamas, de Azzadin el Kassam-Brigade, valt militaire en burgerlijke doelwitten aan in de bezette gebieden, waar de Palestijnse collaborateurs het moeten ontgelden, en in Israël. In augustus 1988 wordt een handvest uitgevaardigd dat nogal lijkt op het Palestijnse nationale handvest van 1968. Vrede met Israël wordt er om theologische redenen onmogelijk in verklaard. Hamas noemt zich ‘een Palestijnse beweging die trouw zweert aan Allah, de islam beschouwt als een levenswijze en ernaar streeft ieder deel van Palestina onder de banier van de islam te brengen’. Hamas blijft het credo van de Moslimbroederschap trouw: ‘Allah is het doel; de profeet is het voorbeeld; de koran is de grondwet; de jihad (heilige oorlog) is het pad; de dood vinden in de heilige oorlog is het opperste goed’Ga naar eind[5]. Hamas verwerft een brede aanhang in de bezette gebieden en wordt een gevaarlijke rivaal van de PLO. Israël, dat - om de PLO dwars te zitten - eerst Hamas heeft aangemoedigd, zal vanaf mei 1989 reageren. Hamas wordt buiten de wet gesteld, de bejaarde leider, sjeik Ahmad Yasin, verdwijnt in de gevangenis. Einde 1992 worden meer dan vierhonderd intellectuelen van de beweging naar Zuid-Libanon gedeporteerd. Om van twee kwaden het minste te kiezen, zoekt Israël toenadering tot de PLO, wat echter niet volstaat om de sympathie van de Palestijnen voor Hamas te breken. Na de nederlaag van Irak in Koeweit slaagt de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Baker erin Israëliërs, Egyptenaren, Jordaniërs en Palestijnen (weliswaar in de Jordaanse delegatie) samen te brengen op de vredesconferentie van Madrid, in oktober 1991. Voor de eerste keer in de geschiedenis zitten Israëliërs en Palestijnen aan dezelfde onderhandelingstafel. Maar de PLO speelt nog altijd niet officieel mee. Vanwege de steun die Arafat geeft aan Saddam Hoessein tijdens de Golfoorlog - een diplomatieke blunder van formaat - draaien Koeweit en Saoedi-Arabië de geldkraan dicht, waardoor de PLO haar eigen personeel niet meer kan betalen. In dezelfde periode valt tevens door het einde van de Koude Oorlog de Sovjet-Unie weg als traditionele steunpilaar van de Palestijnen, terwijl Hamas de positie van de PLO in de bezette gebieden verder aantast. Al deze factoren leiden tot een koerswijziging bij de PLO. Ook bij Israël: de Arbeidspartij is ervan overtuigd dat een regeling van het Palestijnse vraagstuk alleen kan worden uitgewerkt met vertegenwoordigers die de Palestijnen als legitiem beschouwen. De PLO moet de Hamas-terroristen uitschakelen en de intifada beëindigen. Dat wordt treffend verwoord door de Israëlische premier Rabin: ‘De Palestijnen kunnen beter dan wij Hamas elimineren. Ze hebben geen Hooggerechtshof en zij kunnen Israëlische mensenrechtenactivisten de toegang tot het gebied weigeren. Zij hebben zo hun eigen methodes. Zij knappen de taak op van de Israëlische soldaten’Ga naar eind[6]. Op 10 september 1993 gebeurt dan ook wat | ||||||||||
[pagina 334]
| ||||||||||
voorheen ondenkbaar was: Israël en de PLO ondertekenen in Oslo een principeverklaring. | ||||||||||
VerdeeldheidEnkele maanden later, in mei 1994, komt er een tweede akkoord bij: het werkdocument van Cairo, waarin o.a. de oprichting van een Palestijnse Nationale Autoriteit (PNA) wordt aangekondigd. Op 1 juli neemt Arafat zijn intrek in Gaza. Een jaar later wordt een derde akkoord ondertekend (bekend als Oslo 2): een goed uitgewerkte Algemene Overgangsovereenkomst van zo'n driehonderd pagina's. Daarin worden een aantal delicate kwesties geregeld. Vijfenvijftig percent van de Gazastrook komt onder Palestijnse controle. De westelijke Jordaanoever wordt in drieën verdeeld. Zone A (ongeveer 7%) omvat de zeven grote steden: Jenin, Nabloes, Tulkarem, Kalkilya, Ramallah, Betlehem en (85% van) Hebron. De PNA zal er verantwoordelijk zijn voor het burgerlijk bestuur en de militaire veiligheid. Het Israëlische leger moet zich terugtrekken vóór 1 januari 1996 (met uitzondering van de joodse wijk in de stad Hebron). Zone B, een lappendeken van 465 dorpen, dat amper 23% van het gebied, maar 63% van de bevolking vertegenwoordigt, staat onder Palestijns burgerlijk bestuur maar onder Israëlische militaire controle. Het overgrote deel van de westelijke Jordaanoever (70%) behoort tot zone C, die volledig wordt gecontroleerd door Israël: daarop bevinden zich de joodse nederzettingen. Uiterlijk op 4 mei 1996 moeten de onderhandelingen over het definitieve statuut van de bezette gebieden beginnen. De overgangsperiode mag dan nog hooguit drie jaar duren. Voorts bepaalt Oslo 2 dat er verkiezingen moeten komen van een Palestijns parlement (88 leden) en een Palestijnse regering (waarvan vier vijfde uit leden van het parlement moet worden samengesteld). Hamas verwijt de PLO haar capitulatiepolitiek: met bloedige terreuraanslagen probeert zij de PNA in diskrediet te brengen. In oktober 1994 ontploft een bom in een busstation in het centrum van Tel Aviv, waarbij tweeëntwintig burgers om het leven komen. Op 5 januari 1996 wordt de begrafenis van de door de Israëlische geheime dienst vermoorde Yahya Ayash, de bommenmaker van Hamas, voor de Palestijnen een volksheld, bijgewoond door 300.000 mensen. Om de dood van Ayash te wreken plegen zijn volgelingen nieuwe aanslagen in Jeruzalem en Askelon. Israël en de VS willen dat de PNA de islamitische terreur een halt toeroept; zoniet stopt het vredesproces. Dat brengt de PNA in een weinig benijdenswaardige positie, die door Nabil Shaath treffend werd verwoord: ‘We hebben met onze oude vijand geen vrede gesloten, om nadien oorlog te moeten voeren tegen onze eigen broeders [...]. Het volk ziet ons als | ||||||||||
[pagina 335]
| ||||||||||
oom Tom en als lakei van de Israëliërs’Ga naar eind[7]. Arafat spreekt zich niet uit. Met de bedoeling Hamas bij het vredesproces te betrekken, wordt met de islamisten onderhandeld over een Document van Nationale VerzoeningGa naar eind[8]. Tot woede van Israël mogen aanhangers van Hamas ongehinderd demonstraties organiseren tegen het vredesproces. Anderzijds werkt de PNA samen met de Israëlische geheime dienst: de kranten van Hamas mogen niet meer verschijnen, islamitische activisten worden (met steun van de CIA!) aangehouden en, volgens Israëlische mensenrechtenactivisten, soms gefolterdGa naar eind[9]. Een anti-Oslo-manifestatie, georganiseerd door Azzadin el Kassam, wordt letterlijk uit elkaar geschoten. Op 20 januari 1996 worden in de bezette gebieden voor het eerst verkiezingen gehouden. Hamas roept zijn aanhangers op niet te gaan stemmen, omdat de verkiezingen het vredesproces een legitieme basis geven en de Palestijnen uit de diaspora ervan uitgesloten worden. Niettegenstaande deze oproep neemt nagenoeg 90% van de bevolking deel aan de stembusgang. Arafat behaalt een klinkende overwinning: 57 zetels, tegenover 31 voor de oppositie (grotendeels dissidenten van Al Fatah). Volgens Arafat is nu ‘de democratische basis gelegd voor een Palestijnse staat’. Volgens een andere leider van Fatah ‘betekenen de verkiezingen het einde van de Groot-Israël- of de Groot-Jordaniëgedachte’. Hamas is voor het eerst onzeker over de te volgen strategie: moet er toch geen aansluiting worden gezocht bij het vredesproces, omdat anders Arafat vrij spel heeft? Mogen nog langer burgerdoelwitten worden getroffen? Als Israël gevangenen wil vrijlaten, waarom dan geen bestand te sluiten? Is niet de meest effectieve manier om de nederzettingenpolitiek te stoppen de versnelling van het vredesproces met Israël? | ||||||||||
ImpasseYitzhak Rabin wordt einde 1995 vermoord door een joods-orthodoxe student. De goedmenende maar strategisch onbehendige Shimon Peres, zijn opvolger, geniet duidelijk niet het vertrouwen van de meerderheid van de Israëliërs: in juni 1996 wint Likoed de verkiezingen voor het premierschap. Met de nieuwe premier Netanyahu zit het Israëlisch-Palestijnse vredesproces opnieuw in het slop. Die is gekant tegen verdere territoriale toegevingen aan de Palestijnen: Judea en Samaria moeten onder Israëlisch bestuur blijven. Netanyahu laat over zijn houding geen twijfel bestaan: ‘Het is niet omdat een etnische minderheid een staat vraagt, dat ze die ook zal krijgen. [...] Waarom eist de internationale gemeenschap van ons dat we een beginsel toepassen dat in de meeste andere staten tot desastreuze gevolgen heeft geleid?’Ga naar eind[10] Netanyahu staat aanvankelijk | ||||||||||
[pagina 336]
| ||||||||||
heel sterk: de islamitische terreur verhardt de Israëlische publieke opinie en de republikeinse meerderheid in het Amerikaanse Congres dwarsboomt maar al te graag de vredespolitiek van de regering-Clinton. President Clinton geeft echter de moed niet op. Na drie mislukte ontmoetingen in het voorjaar van 1998 worden Arafat en Netanyahu uitgenodigd onderhandelingen te beginnen op de Wye-plantage in Maryland. Netanyahu aarzelt, maar geeft uiteindelijk toe: Arafat dreigt er immers mee op 4 mei 1999 een onafhankelijke Palestijnse staat uit te roepen en de VS belooft omvangrijke militaire hulp. Israël en de PNA komen tot een overeenkomst. Krachtens het akkoord ‘Land voor Vrede’ moet Israël 13% van zone B opgeven, waardoor voortaan 98% van de Palestijnse bevolking onder het gezag van de PNA staat. De PNA moet het Palestijnse Nationale Handvest wijzigen, wapens in beslag nemen, de Palestijnse politiemacht uitdunnen en voor de interne veiligheid zorgen in de gebieden onder haar controle. Zowel Hamas als de Israëlische regering laten het vredesproces ontsporen. Enkele weken na de ondertekening van het Wye-akkoord plegen Hamasbrigades zelfmoordaanslagen op Gush Katif, een joodse nederzetting in Gaza, en op een van de belangrijkste markten in West-Jeruzalem. Ternauwernood wordt een bloedige aanslag op een bus joodse schoolkinderen in de Gazastrook verijdeld. Het Israëlische leger grendelt de gebieden onder Palestijns zelfbestuur af, en daardoor kunnen Palestijnen niet langer naar hun werk in IsraëlGa naar eind[11]. De economische situatie van de Palestijnse gebieden verslechtert: buitenlandse investeringen blijven uit. De PNA verkeert in zware financiële moeilijkheden en moet bovendien het verwijt slikken dat ze autoritair en corrupt is: l'état, c'est ArafatGa naar eind[12]! Netanyahu stimuleert de bouw van nieuwe nederzettingen, o.a. in groot-Jeruzalem: hij wil de Palestijnen confronteren met voldongen feiten. Die maatregel is koren op de molen van de fundamentalisten. Om de Palestijnse hardliners te vermurwen spreekt Arafat gespierde taal. Hij vergelijkt het Oslo-akkoord met het tijdelijke bestand van de profeet Mohammed met de Kuraishstam: het werd uiteindelijk verbroken. In een toespraak beweert hij dat de Israëliërs zich vergissen als ze denken dat er geen alternatief isGa naar eind[13]. In de Veiligheidsraad probeert de PLO (tevergeefs) resoluties erdoor te krijgen die Israël veroordelen. In de Algemene Vergadering wordt de waarnemersstatus van de PLO opgewaardeerd: voortaan mag de Palestijnse bevrijdingsorganisatie deelnemen aan de debatten en resoluties indienen. Het is de zoveelste Pyrrusoverwinning, die de Israëlische publieke opinie nog wantrouwiger maakt. Netanyahu weigert het Wye-akkoord uit te voeren zolang de PNA er niet in slaagt ‘de infrastructuur van de terreur te breken’. | ||||||||||
[pagina 337]
| ||||||||||
Levensgrote knelpuntenMet de verkiezing van Ehud Barak tot Israëlische premier in mei 1999 krijgt het vredesproces een nieuwe kans. Barak is een ex-militair die met de Palestijnen vrede wil, maar wel zijn voorwaarden stelt. In september 1999 wordt het Wye 2-akkoord gesloten: de PNA zal de definitieve soevereiniteit verwerven over 40% van de westelijke Jordaanoever. De onderhandelingen over een definitieve vrede moeten zo snel mogelijk beginnen. Zoals vermeld in de inleiding, zouden die onderhandelingen moeten leiden tot de ondertekening van een definitief Palestijns-Israëlisch vredesakkoord, uiterlijk op 1 oktober 2000. De voornaamste knelpunten zijn de grenzen van de eventueel onafhankelijke Palestijnse staat en de daarmee samenhangende kwestie van de joodse nederzettingen in bezet gebied, de terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen en het statuut van Jeruzalem. Grenzen en nederzettingen. De kolonisatie van de bezette gebieden is begonnen onder een regering van de Arbeidspartij. Volgens het Allonplan (1968) moest Israël uit veiligheidsoverwegingen joodse steden creëren in onbewoond Palestijns gebied: de Jordaan was de oostelijke veiligheidsgrens. Aanvankelijk waren de nederzettingen bedoeld als eerste defensielinie tegen een raket- of artillerieaanval vanuit Jordanië. Vooral het smalle gebied ten noorden van Tel Aviv moest worden beschermd. De nationalisten en de religieuze extremisten vonden dat ook in de dichtbevolkte Palestijnse gebieden joodse koloniën moesten ontstaan. Volgens hen moet het uitverkoren volk terugkeren naar het beloofde land, het Erets-Israël: Judea en Samaria zijn geen bezet, maar bevrijd gebied! Met het aan de macht komen van Likoed heeft het streven van de nationalisten een krachtige impuls gekregen: de kolonisatie wordt een onderdeel van het regeringsprogramma. De yishuv kehilati (woonwijk in landelijk gebied) vervangt de kibboets van weleer. In totaal zijn er nu 140 dergelijke woonwijken, bewoond door 150.000 fanatieke en religieus-nationalistische kolonisten. Die willen niet terug naar Israël en in geen geval willen zij onder Palestijns gezag leven. Het is volstrekt ondenkbaar dat een Israëlische regering 150.000 medeburgers (met macht in de Knesset) manu militari uit hun huis zou zettenGa naar eind[14]. Er worden alvast in versneld tempo wegen en bruggen gebouwd om de nederzettingen met Israël en met elkaar te verbinden. Die verbindingswegen zijn niet toegankelijk voor Palestijnse burgers, zodat de joodse kolonisten niet in contact komen met de Palestijnse dorpen. Ook alle economisch belangrijke infrastructuur (waterwegen, waterbronnen, elektriciteitscentrales) is in joodse handen gebleven. Als alle nederzettingen tot de joodse staat blijven behoren, dan moet 60% van de westelijke Jordaanoever worden geannexeerd! Het is mogelijk (maar allerminst zeker, | ||||||||||
[pagina 338]
| ||||||||||
vanwege de binnenlandse druk) dat de regering bereid is tot een territoriaal compromis: 70% van de nederzettingen bevindt zich immers op 10% van het gebied. Men zou zich kunnen indenken dat het Israëlische leger extraterritoriale bescherming biedt aan de overige 30% van de nederzettingen. In een interviewGa naar eind[15] zegt Barak daarover het volgende: ‘We moeten een aantal grote nederzettingen creëren voor de meerderheid van de joden die in het gebied wonen. De rest van de westelijke Jordaanoever moet Palestijns gebied worden, zonder dat ik daar nu precieze getallen op wil plakken - 40, 45 of 55% van het territorium. [...] Het belangrijkste is dat we geen terugkeer krijgen naar de grenzen van vóór de Zesdaagse Oorlog in 1967. We zullen geen vreemde strijdkrachten ten westen van de Jordaan dulden’. Een dergelijk standpunt is voor de Palestijnen onaanvaardbaar. De PNA wijst erop dat Israël niet langer door Jordanië bedreigd wordt en dat diep onder de grond kernwapens liggen opgeslagen die Israël een ontastbare veiligheid moeten geven. Het zijn net de territoriale ambities van Israël die nu zijn veiligheid bedreigen. Volgens het internationale recht mag territorium niet veroverd worden door geweld: het Israëlische leger moet zich derhalve terugtrekken uit alle bezette gebieden. Maar blijkbaar geldt het internationale recht alleen voor landen als Irak en Joegoslavië. De geallieerden van de VS staan erboven. De nederzettingen zijn een uiting van koloniale agressie die volkenrechtelijk niet kan worden gerechtvaardigd. Alle steden in bezet gebied zijn volgens de vierde conventie van Genève illegaal: zij moeten verdwijnen. In de ontruimde territoria moet een volledig onafhankelijke Palestijnse staat met een eigen leger worden opgericht: good fences make good neighbours! De idee van een Palestijnse staat met alleen maar de formele attributen van soevereiniteit (eigen vlag, eigen munt, eigen ambassades) wordt verworpen. Palestijnse vluchtelingen. Er zijn op de wereld ongeveer zes miljoen Palestijnen. In Israël vertegenwoordigen ze 18% van de bevolking. Op de westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook wonen twee en een half miljoen Palestijnen. In Jordanië zijn er 1.362.000 Palestijnse vluchtelingen; daar moet men de Palestijnen bij tellen die de Jordaanse nationaliteit hebben. In Syrië wonen 347.000 Palestijnen, van wie 60% in vluchtelingenkampen. In Libanon wonen officieel 352.700 Palestijnse vluchtelingen. Daarin zijn niet begrepen de Palestijnen van christelijke origine en de soennieten die in 1948 de Libanese nationaliteit verwierven. In Saoedi-Arabië leven 247.800 Palestijnen. De PNA vindt dat al deze Palestijnen moeten kunnen terugkeren, hetzij naar Israël, hetzij naar de onafhankelijke Palestijnse staat. Gaan ook talrijke resoluties van de Algemene Vergadering van de VN niet in die richting? Is het overigens niet immoreel te pleiten voor de immigratie van joden die Palestina nooit hebben gezien, en tegelijkertijd de terugkeer van de oorspronkelijke bewoners te beletten? | ||||||||||
[pagina 339]
| ||||||||||
Maar Israël verwerpt deze visie hardnekkig. Het vredesproces is gebaseerd op resolutie 242 van de Veiligheidsraad, waarin alleen staat vermeld dat er een rechtvaardige oplossing moet worden gevonden voor het vraagstuk van de vluchtelingen. De discussie moet dus worden beperkt tot de Palestijnen die tijdens de Zesdaagse Oorlog zijn gevlucht (juni 1967). De twee en een half miljoen andere Palestijnen kunnen onmogelijk terugkeren naar Israël: dat zou de demografische structuur van de joodse staat aantasten. Zij mogen zich ook niet vestigen in de eventuele Palestijnse staat: dat zou de veiligheid van Israël bedreigen. Dit standpunt is voor de PNA allicht onaanvaardbaar. Jeruzalem. Jeruzalem blijft een meer emotionele dan rationele kwestie, die daarom niet gemakkelijker op te lossen is. De Israëlische positie terzake maakt geen enkel compromis met de PNA mogelijk. Als enig bezet territorium werd Oost-Jeruzalem in 1980 formeel geannexeerd. Deze beslissing werd door de Veiligheidsraad unaniem veroordeeld, en Israël werd (tevergeefs) opgeroepen de annexatie, die duidelijk inging tegen het internationale recht, ongedaan te maken. Sedert 1967 worden de grenzen van de stad voortdurend uitgebreid. Joden worden ertoe aangemoedigd zich massaal in de oude stad te vestigen. Joden in Israël en elders, religieus of niet-religieus, zijn het onder elkaar vaak grondig oneens, behalve over één punt: dat Jeruzalem tot het einde der tijden de unieke en onverdeelde hoofdstad van Israël blijft. Het Palestijnse voorstel om van Jeruzalem zowel de hoofdstad van Israël als van Palestina te maken is onbespreekbaar. De PNA moet echter denken aan haar moslim-achterban. Gaandeweg heeft Jeruzalem ook voor de moslims een emotionele betekenis gekregen. Is het niet de poging tot brandstichting in de Al Aksa-moskee in augustus 1969, die geleid heeft tot de oprichting van de ICO (Islamic Conference Organisation)? Is de toenmalige Marokkaanse koning Hassan II niet de voorzitter van het Jeruzalemcomité geworden? En hebben internationale organisaties Israël niet verweten het Arabische karakter van de oude stad aan te tasten? Voor de PNA is het duidelijk: alleen Jeruzalem komt in aanmerking als hoofstad van de Palestijnse staat. | ||||||||||
BesluitHet verleden weegt op de Palestijns-Israëlische dialoog. Arafat werd gedurende jaren gebrandmerkt als een bloeddorstige terrorist. Hoe kun je dan verantwoorden met hem vrede te sluiten? Judea en Samaria maakten deel uit van het historische joodse vaderland. Hoe te verantwoorden dat een deel daarvan omwille van de vrede moet worden opgegeven? De PLO heeft jaren gestreden voor een onafhankelijk democratisch Palestina. Hoe te verantwoorden dat men genoegen neemt met minder | ||||||||||
[pagina 340]
| ||||||||||
dan 10% van het historische Palestina? De Palestijnse vluchtelingen leiden al jaren een ellendig bestaan in de kampen. Hoe te verantwoorden dat de meesten onder hen niet kunnen terugkeren? Het Oslo-akkoord was erop gericht, tijdens een overgangsperiode een sfeer van vertrouwen te scheppen waarin men gemakkelijker geneigd zou zijn tot compromissen (de ‘magie van Oslo’Ga naar eind[16]). Dat is niet gelukt: de wederzijdse achterdocht, afkeer en haat zijn er alleen maar groter op geworden. De aanslagen van Hamas hebben de Israëlische publieke opinie geschokt; de uitbreiding van de nederzettingen heeft het vertrouwen van de Palestijnen aangetast. Daar komt bij dat de onderhandelingen worden gevoerd tussen twee ongelijke partijen. De PNA is zwak: ze wordt aan haar lot overgelaten door de Arabische landen en Rusland, en ideologisch tot de orde geroepen door Hamas. Israël daarentegen is sterk en zelfverzekerd: de immigratie (vooral uit het GOS) neemt toe; het heeft een bloeiende economie (vooral dankzij nieuwe handelsbetrekkingen na 1993); het geniet van de financiële en morele steun van de diaspora; de VS als enige supermacht blijft zijn diplomatieke, militaire en financiële beschermheer. Israël wordt niet langer bedreigd door de Arabische landen. In zulke omstandigheden is de verleiding groot om een oplossing op te dringen aan de zwakkere partner. Israël bepaalt hoeveel gebied wordt opgegeven, welke nederzettingen (eventueel) worden ontruimd, hoeveel vluchtelingen (eventueel) kunnen terugkeren, hoe onafhankelijk de Palestijnse staat mag zijn, en of er misschien toegevingen kunnen worden overwogen inzake Jeruzalem. Arafat kan hoogstens dreigen met de uitroeping van een onafhankelijke staat (brengt hij dat plan ten uitvoer, dan bezet het Israëlische leger de rest van de westelijke Jordaanoever) of met steun aan Hamas (gaat hij daar werkelijk toe over, dan tekent hij zijn eigen doodvonnis). Elk verdrag is een compromis dat door de betrokken partijen moet kunnen worden verkocht aan de achterban. Maar minstens een deel van de achterban is zeer fanatiek, onverdraagzaam en agressief. De militanten van Hamas en de joodse kolonisten hebben heel wat gemeenschappelijk. Allemaal gebruiken ze nationalistische en religieuze argumenten om hun eigen eisen kracht bij te zetten en die van de tegenpartij te ontzenuwen. Hoe eenzijdig en archaïsch die argumenten ook klinken, ze vinden grote weerklank bij een deel van de bevolking. In zulke omstandigheden betekent een compromis al gauw gezichtsverlies. Maar elk compromis zal Israël meer voordelen opleveren dan de PNA. Een vredesverdrag waarbij de PNA aan Israël verregaande toegevingen doet, speelt in de kaart van Hamas en zal een ongekende explosie van geweld doen losbarsten. Zal de PNA met geweld een oplossing durven op te leggen? Als het vredesproces wordt opgeblazen, erkent de PNA dan niet impliciet dat ze gefaald heeft? Arafat staat voor een levensgroot dilemma. | ||||||||||
[pagina 341]
| ||||||||||
Bibliografie
|
|