Streven. Jaargang 67
(2000)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 130]
| |
Ludo Abicht
| |
[pagina 131]
| |
aan het mythische beeld van een beter Amerika, zoals dit vandaag nog wordt gepropageerd door de overal bestaande afdelingen van de Four H-clubs, ruwweg vergelijkbaar met onze vroegere Boerenjeugdbonden. Deze ‘vier H's’ staan dan voor Hearth, Health, Heart en Holiness (het gezin, het gezonde leven, de liefde en de godsdienst). Het doet er weinig toe dat Anderson in zijn roman de realiteit van deze vier waarden nogal kritisch benadert; alleen critici lijken nog geïnteresseerd voor de merkwaardige discrepantie tussen het boek en de receptie ervan. Want ook de velen die de roman niet gelezen hebben, ‘weten’ wat erin staat, of liever wat ze er zelf van gemaakt hebben: een nostalgische beschrijving van de Amerikaanse droom in zijn zuiverste vorm. Ohio - en deze in feite sterk geïndustrialiseerde staat, met vestigingen van General Electric, Goodyear, Frigidaire, International Harvester en Proctor & Gamble, vertegenwoordigt hier het hele Midden-Westen - wordt dan herleid tot één groot Winesburg, waar kleinschaligheid en ‘leven op mensenmaat’ belangrijker zijn dan consumptie en het alles beheersende kapitalisme. Dat bijna alle politici in hun verkiezingscampagnes deze ‘edle Einfalt und stille Grösse’ zullen cultiveren, valt te verwachten, maar het is een gevoel dat ook bij de gewone burgers, die dit manoeuvre doorhebben, is blijven leven. In dit contradictorische Ohio speelt zich The Dream Catcher af, een film van Julia Reichert en Steven Bognar uit Yellow Springs (uiteraard Ohio).
The Dream Catcher. Albert (Paddy Connor) en Freddy (Maurice Compte) ver van huis in Oklahoma City, foto James Ladd.
| |
The Dream CatcherEen dream catcher is een soort cirkelvormig vangnet, in de traditionele Indiaanse cultuur. Met dit net vangen de priesters de dromen van de individuen en de gemeenschap op, om ze daarna te duiden en de mensen inzicht te geven in de verborgen krachten die ze moeten kennen om veiliger en beter te kunnen leven. De film vertelt het verhaal van twee jonge delinquenten die van huis weggelopen zijn en elkaar ergens op de Amerikaanse highway, de topos van de klassieke roadfilm, ontmoeten. Ze springen op traag rijdende goederentreinen, stelen af en toe een auto, of liften hun weg door het Amerikaanse continent, op de vlucht voor hun eigen verleden, en allebei op zoek naar iets wat ze moeilijk kunnen beschrijven, maar waarvan ze zeker zijn dat het moet bestaan. De film begint in een rangeerstation in Philadelphia, wanneer een | |
[pagina 132]
| |
jongeman tussen de treinstellen sluipt, erin slaagt een van de spoorwagens te openen en naar binnen klimt. Een beetje later zien we hem boven op het dak van de wagon zitten, midden in de bossen van Pennsylvania. Het is oktober en al flink koud, maar hij vindt een beetje warmte in de felle zon die door de bomen schijnt. In een volgende scène probeert hij opnieuw op een trein te klimmen, en gooit hij zijn tas al naar binnen. Maar de trein begint plots harder te rijden en hij slaagt er niet in erop te springen. Zijn bagage verdwijnt aan de horizon. Ergens in een dorp midden in Ohio telefoneert hij vanuit een publieke telefoon in een typische general store naar zijn vriendin: ‘Waar zit je, Freddy? Je bent al dagen niet thuis geweest’. Het meisje is zwanger, hij is de vader. Hij probeert zich eruit te praten met een vaag verhaal over een bezoek aan zijn oom om hulp te vragen. In feite kan hij haar onmogelijk zeggen hoe hij zich voelt. Terwijl hij aan het telefoneren is, ziet hij op straat een politiebusje vol jeugdige delinquenten.Ga naar margenoot+ Een van de jongens gedraagt zich hysterisch, de bewaker weet niet wat te doen, en de jongen slaagt erin uit het busje te ontsnappen. Freddy kijkt hem na, terwijl hij aan de telefoon zijn vriendin onhandig tracht te overtuigen. Tot er plotseling een elektronische stem klinkt: ‘Betaal nu twee dollars en vijfenveertig cent, alstublieft...’ Een benzinestation langs de weg. Stormweer. Freddy is een toilethokje binnengevlucht en probeert tevergeefs te slapen. Tot er een druipnatte jongen van ongeveer veertien jaar binnenkomt. Het is de ontsnapte jonge delinquent van daarnet. Hij stapt het toilethokje naast dat van Freddy binnen. Freddy probeert een gesprek met hem aan te knopen, maar de jongen zwijgt als vermoord. Freddy geeft niet op. Dat is het begin van hun relatie. Freddy tracht de lastige, maar intelligente teenager van zich af te schudden, maar dat lukt hem niet. De jonge Albert is hem te vlug af, te intelligent, te gehard in de ervaring van het afgewezen worden. De jongens bereiken Indianapolis, waar inderdaad een oom van Freddy blijkt te wonen. Maar de man van wie hij hulp had verwacht is intussen een rolstoelpatiënt geworden, iemand die door het leven gebroken is en die van Freddy alleen maar sigaretten wil krijgen, als de verpleegsters even niet opletten. Freddy is er kapot van, vooral nadat zijn oom hem vertelt dat ze Freddy's vader uit de gevangenis hebben ontslagen. Zijn oom vertelt hem dat zijn vader intussen in Oklahoma City werk gevonden heeft. Nadat hij jaren niets meer van hem gehoord heeft, besluit Freddy nu zijn vader toch maar te gaan opzoeken, samen met de onafscheidelijk geworden Albert. De gebeurtenissen in Oklohoma City veranderen de | |
[pagina 133]
| |
koers van Freddy's leven. In elke geval moeten ze verder, op weg naar het Westen. Opnieuw springen ze op goederentreinen, stelen ze auto's en liften ze, altijd op weg, onzichtbaar voor ‘de radars van het politieapparaat’, letterlijk en figuurlijk op het niveau van de straat, op zoek naar hun droom in de grote Amerikaanse steden en op de eindeloos lange wegen. Het scenario werd geschreven door Ed Radtke, een Japans-Amerikaan die het als ‘vreemdeling’ in het homogeen blanke Bellbrook (Ohio) zwaar te verduren kreeg en in de jeugdcriminaliteit belandde. Met dit verhaal over de twee jonge delinquenten behaalde hij in 1996 het prestigieuze Guggenheim Fellowship. The Dream Catcher is geen autobiografie, maar berust wel op Radtkes eigen ervaringen (en op die van tienduizenden Amerikaanse tieners die we hoogstens uit politierapporten en statistieken kennen). De plot is weinig verrassend en simpel (plain), maar de film kreeg intussen al internationale erkenning, onder meer op het Filmfestival van Locarno. Een citaat daarover uit Le Monde van 11 augustus 1999:
The Dream Catcher. Albert (Paddy Connor) in de problemen, foto James Ladd.
‘Deze Dream Catcher gaat veel verder [dan de klassieke roadmovie, LA]. Zijn vlucht naar voren is een terugkeer naar de epische oorsprongen van Amerika en de Amerikaanse film, in het kielzog van de Bijbel en van Mark Twain, van de brede vlakten van de western en de moderne opstandigheid. [...] Deze ontredderde helden zijn niet de enigen op de wereld die op zoek zijn naar hun identiteit. Het is de verdienste van het Filmfestival van Locarno te hebben aangetoond dat ze in de vier uithoeken van onze planeet broers hebben in de onzekerheid.’ En L'Express van 10 augustus 1999 schrijft: ‘Bij Radtke slaat de oudste van deze jongens op de vlucht voor een aankomend vaderschap, terwijl hij tegelijkertijd leert te zorgen voor de jeugdige gauwdief die hem vergezelt. Uit zijn stiltes en woede-uitbarstingen spreekt de angst van iemand die niet weet of hij in iets zal slagen, daar waar anderen mislukt zijn.’ En ten slotte The Village Voice van 13 oktober 1998: ‘Het is een grootse film en de twee jonge acteurs, Paddy Connor en Maurice Compte, hebben gezichten die zo uit het scherm springen.’ | |
[pagina 134]
| |
Nachtmerrie, en toch droomThe Dream Catcher is erin geslaagd de naturalistisch beschreven ellende van deze jongeren te verbinden met de optimistische hardnekkigheid van de oude Amerikaanse droom, zonder een banaal happy end ook maar te suggereren. Onder de miserie van de verarming, die in vele steden de oorzaak is van de stuurloosheid van adolescenten uit gebroken gezinnen, een thema waar we inmiddels voldoende mee werden geconfronteerd, schuilt de mogelijkheid van verzet tegen deze uitzichtloosheid. In het begin bestaat dit verzet slechts in een vlucht, weg uit de verantwoordelijkheid van een ongewenst vaderschap en de voorspelbare neerwaartse spiraal van jeugdgevangenissen en heropvoedingsgestichten naar de harde criminaliteit van het volwassenenleven, maar langzamerhand leren de protagonisten niet alleen te overleven, maar hun bestaan zelf in handen te nemen.Ga naar margenoot+ Het landschap met zijn brede horizonten is hier meer dan een decor. Het symboliseert de ruimte die door generaties van Amerikaanse schrijvers, componisten en filmmakers als een van de belangrijkste elementen van hun cultuur werd beschouwd, een plaats waar ‘the sky is the limit’ en je nog de kans krijgt opnieuw te beginnen, hoe onzeker je kansen ook staan. Het historische Winesburg, Ohio is, samen met zijn oerdegelijkheid en bekrompenheid, definitief voorbijgestreefd, maar ook in de postindustriële Amerikaanse maatschappij is men blijkbaar niet van plan het daarbij te laten. In de marge van, of liever onder en tegen het grijze triomfalisme van Fukuyama's ‘einde van de geschiedenis’, dat niets anders is dan het Amerika van Reagans lucratieve arrogantie, klinkt nog steeds de stem van iemand als Martin Luther King: ‘I have a dream’. |
|