Streven. Jaargang 67
(2000)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
Herman Simissen
| |
IGeorge Orwell werd op 25 juni 1903 als Eric Arthur Blair geboren in Motihari (India), waar zijn vader Richard Blair als koloniaal ambtenaar | |
[pagina 30]
| |
werkzaam was. Hij was het tweede kind in het gezin Blair: in 1898 was zijn zuster Marjorie geboren; later, in 1908, volgde de geboorte van zijn zus Avril. In 1904 vertrok het gezin Blair voor een vakantie naar Engeland. Orwells moeder, Ida Blair-Limouzin, vestigde zich met de kinderen in Henley, aan de Thames; zijn vader keerde terug naar India. Tot aan diens pensionering in 1911 zag hij zijn vader alleen wanneer deze met vakantie in Engeland was. Orwell groeide op in wat hij met kenmerkende, pijnlijke nauwkeurigheid omschreef als de ‘lower-upper-middle class’. Vanaf zijn achtste jaar ging hij naar een kostschool, St. Cyprian's in Eastbourne; zijn schooltijd beschreef hij in het postuum gepubliceerde essay ‘Such, such were the joys’. In dit essay benadrukt hij hoezeer hij had geleden onder de uitzonderingspositie die hij als beursstudent innam te midden van veel rijkere medeleerlingen: enerzijds werden aan hem veel hogere eisen gesteld, anderzijds kregen zijn medeleerlingen een veel betere verzorging. Na St. Cyprian's zette Orwell zijn opleiding, opnieuw als beursstudent, voort aan het prestigieuze Eton. Tot verbazing van velen ging hij na Eton niet studeren in Oxford of Cambridge, maar verkoos een loopbaan bij de koloniale politie: in 1922 vertrok hij naar Birma. In 1927 kwam hij met vakantie in Engeland, en tijdens die vakantie besloot hij niet naar Birma terug te keren: per 1 januari 1928 zegde hij zijn baan bij de koloniale politie op. In het najaar van 1927 begon Orwell te schrijven. In de komende jaren leidde hij een armoedig bestaan: hij voorzag in zijn levensonderhoud met uiteenlopende baantjes, onder meer als privé-leraar en boekverkoper. Hij trok, in eigen land en in Frankrijk, op met zwervers; hij verrichtte als hopplukker seizoenarbeid in Kent en werkte als bordenwasser in een restaurant in Parijs. Veel van deze ervaringen verwerkte hij in zijn eerste boek, Down and out in Paris and London, dat in 1933 verscheen. Waren zijn eerste verhalen en reportages - zoals ‘A Hanging’, een verslag van een executie door ophanging die hij als politieman in Birma had moeten bijwonen, en ‘The Spike’, een herinnering aan een nacht in een opvangtehuis voor daklozen - nog onder zijn eigen naam veschenen, dit boek publiceerde hij onder het pseudoniem George Orwell. Hoewel hij zijn naam nooit officieel veranderde, gebruikte hij ‘Eric Blair’ minder en minder: heel wat van de vrienden en kennissen die hij in de jaren dertig maakte, beseften niet dat ‘George Orwell’ een pseudoniem was. In 1934 verscheen zijn tweede boek, Burmese Days, een autobiografisch geïnspireerde roman over de ondergang van een Engelse houthandelaar, John Flory, in Birma. Flory vereenzaamt in Birma, als gevolg van allerlei sociale en raciale problemen. Uiteindelijk, nadat hij wordt afgewezen door de nicht van een collega-houthandelaar met wie hij hoopte te trouwen, pleegt Flory zelfmoord. Burmese Days bood Orwell | |
[pagina 31]
| |
enerzijds de ruimte voor naturalistische beschrijvingen van het door hem als beklemmend ervaren tropische landschap, en anderzijds de gelegenheid om zijn kritiek op het Engelse imperiale systeem te spuien. In zijn twee volgende romans - A Clergyman's Daughter (1935) en Keep the Aspidistra Flying (1936) - richtte Orwell zijn kritiek op de Engelse samenleving zelf. Hij keerde zich met name tegen de wijze waarop het maatschappelijk leven in zijn vaderland door een klassensysteem werd gedomineerd, tegen de grote verschillen tussen rijk en arm, en tegen de wijze waarop de armsten werden behandeld. Aan de hand van de lotgevallen van een individu - in A Clergyman's Daughter een dorpsonderwijzeres, in Keep the Aspidistra Flying een boekverkoper met literaire ambities - wil hij laten zien hoe armoede kan leiden tot sociaal isolement, tot het gevoel mislukt te zijn, en hoe dit iemands leven volledig kan gaan beheersen. Maar deze beide romans zijn geen politieke statements: de auteur verbindt geen duidelijke politieke conclusies aan deze verhalen. In 1936 maakte Orwell op uitnodiging van de Left Book Club een rondreis door het industriële noorden van Engeland, waar als gevolg van de economische crisis van de jaren dertig de werkloosheid en de daarmee gepaard gaande armoede enorm waren. In The Road to Wigan Pier (1937) doet Orwell verslag van deze reis. Dit boek bestaat uit twee gedeelten. In de eerste helft beschrijft Orwell de vaak schrijnende, zelfs mensonterende omstandigheden waarin de arbeidersbevolking verkeerde, en de wijze waarop zij probeerde in haar levensonderhoud te voorzien. Dit deel van het boek laat zich lezen als een door oprechte woede ingegeven aanklacht tegen de economische verhoudingen in het Engeland van de jaren dertig. In het tweede deel van The Road to Wigan Pier gaat Orwell in op de vraag hoe deze problemen kunnen worden opgelost; zijn oplossing is het socialisme. De vraag is, aldus Orwell, waarom het socialisme niet algemeen verspreid is: Vanuit een bepaald gezichtspunt is socialisme zozeer een zaak van eenvoudig gezond verstand, dat ik soms verbaasd ben dat het zich nog niet heeft gevestigd [...1 de idee dat we allemaal moeten samenwerken en erop toezien dat iedereen zijn deel van het werk doet en zijn deel van de opbrengst krijgt, lijkt toch zo duidelijk voor de hand te liggen.Ga naar eind[1] Voor Orwell was socialisme een zaak van ‘rechtvaardigheid en gewoon fatsoen’Ga naar eind[2]; hij verweet de zich socialistisch noemende partijen en groeperingen in het Engeland van de jaren dertig dat zij ieder contact met de arbeidersbevolking hadden verloren, omdat zij de eenvoudige idee van het socialisme hadden verpakt in onbegrijpelijke doctrines en formuleringen. In The Road to Wigan Pier verwijst Orwell naar de Spaanse Burgeroor- | |
[pagina 32]
| |
log, die in juli 1936 was uitgebroken: ‘terwijl ik dit schrijf, bombarderen fascistische troepen Madrid’Ga naar eind[3]. In december van dat jaar vertrok hij naar Spanje, ‘vanuit de gedachte krantenartikelen te schrijven’, maar hij sloot zich onmiddellijk aan bij de Republikeinse strijdgroepen, ‘omdat dit op dat moment en in die omstandigheden het enig denkbare was’Ga naar eind[4]. Toen Orwell naar Spanje vertrok, was hij de auteur van vijf boeken, een aantal essays en het nodige journalistieke werk. Zijn vroege publicaties laten de indruk achter van een auteur wiens voornaamste thema het protest is tegen de uitwassen van de grote sociale ongelijkheid in het Engeland van zijn tijd. - In literatuur over Orwell wordt zijn gevoeligheid voor juist deze problematiek wel in verband gebracht met de wijze waarop hij, als beursstudent tussen rijkere medeleerlingen, zijn schooltijd had ervaren. - Zijn ervaringen tijdens de Spaanse Burgeroorlog zouden van blijvende betekenis zijn voor zijn verdere ontwikkeling als schrijver. | |
IIOrwell reisde via Frankrijk naar Spanje; de eerste grote plaats die hij bezocht was Barcelona. In Barcelona heerste een revolutionaire sfeer: de arbeidersklasse had de stad overgenomen. Alle gebouwen van enige omvang waren in handen van de arbeiders, en versierd met rode vlaggen en leuzen. Kerken waren geplunderd. Winkels en cafés waren gecollectiviseerd - en winkelpersoneel en kelners behandelden iedere klant als een gelijke. Overal in de stad waren revolutionaire posters aangeplakt, en uit luidsprekers klonken onophoudelijk strijdliederen. Men geloofde in de revolutie en in de toekomst - men was overtuigd dat men plotseling een tijdperk van gelijkheid had betredenGa naar eind[5]. ‘Er was veel dat ik niet begreep, in sommige opzichten beviel het mij niet, maar ik herkende het onmiddellijk als een toestand die het waard was ervoor te vechten’, schreef Orwell hieroverGa naar eind[6]. Orwell sloot zich aan bij de POUM (Partido Obrero de Unificacion Marxista), een onafhankelijke marxistische partij met een eigen militia. Na een korte, ontoereikende militaire training vertrok Orwell in een peloton naar het front - waar weinig gebeurde. Orwell was slechts één keer in een echt gevecht betrokken, voor het overige was zijn verblijf aan het front vooral een strijd tegen kou, verveling en eenzaamheid. Na drie en een halve maand werd zijn eenheid afgelost, en Orwell keerde terug naar Barcelona, waar de politieke verhoudingen inmiddels ingrijpend waren veranderd. De ‘orthodoxe’ communisten, trouw aan de lijn van Moskou, hadden hun macht aanzienlijk uitgebreid; de POUM werd vervolgd als ‘trotskistische’ partij. In Barcelona ontstonden zelfs vuurgevechten tussen de verschillende partijen binnen het republikeinse kamp. Orwell ging terug naar het front, waar hij na enkele dagen | |
[pagina 33]
| |
door een sluipschutter door de hals werd geschoten. Hij werd opgenomen in een ziekenhuis - en toen hij daaruit werd ontslagen, was de repressie door de communisten nog verder toegenomen. Vooraanstaande leden van de POUM waren gevangengenomen, en ook tegen Orwell was een arrestatiebevel uitgevaardigd. Hij wist Spanje ternauwernood te ontvluchten. Orwell deed verslag van zijn belevenissen tijdens de Spaanse Burgeroorlog in Homage to Catalonia (1938). Onder de vele literaire getuigenissen van de Spaanse Burgeroorlog wordt dit boek met recht tot de beste gerekend. Orwell probeerde zo precies mogelijk te beschrijven wat hij had gezien en meegemaakt, zonder concessies te doen aan partijpolitieke overwegingen. Juist door die onafhankelijke opstelling werd Orwell een van de weinige intellectuelen die zich niet compromitteerden met hun opstelling tijdens de Spaanse Burgeroorlog. De betekenis van Orwells ervaringen tijdens de Spaanse Burgeroorlog voor zijn latere werk kan moeilijk worden overschat. Zo werd hij juist door wat hij had meegemaakt in het revolutionaire Barcelona een overtuigd socialist: ‘Ik heb prachtige dingen gezien, en geloof nu eindelijk echt in het socialisme, wat ik voordien nooit deed’, schreef hij in een brief aan een vroegere klasgenootGa naar eind[7]. Bovendien werd Orwell tijdens de Spaanse Burgeroorlog een overtuigd anti-communist: in zijn ogen hadden de Spaanse communisten, op last van Stalin, de revolutie en de Spaanse arbeiders verraden. Orwells anti-communisme ging zelfs zo ver, dat hij in zijn laatste levensjaar een lijst opstelde met de namen van personen in het openbare leven die hij verdacht van communistische sympathieën; deze lijst stuurde hij op naar de Britse geheime dienst. Maar de Spaanse Burgeroorlog was bovenal van belang voor Orwells latere werk, omdat hier de wortels liggen van thema's die er de kern van uitmaken. In dit verband kan worden gedacht aan zijn zorg om het behoud van de menselijke waardigheid van het individu, en om de vrijheid van meningsuiting; zijn angst voor en verzet tegen totalitaire onderdrukking; de relatie tussen taal en politiek; en zijn strijd om het behoud van de waarheid in de geschiedschrijving, waar hij om zich heen zag hoe geschiedschrijving en pers werden gemanipuleerd voor politieke doeleinden. | |
III‘Bij mijn terugkeer uit Spanje dacht ik na over het ontmaskeren van de sovjetmythe in een verhaal dat gemakkelijk door bijna iedereen zou kunnen worden begrepen en gemakkelijk in andere talen zou kunnen worden vertaald’, schreef Orwell in 1947Ga naar eind[8]. Hij was van opvatting dat het ontmaskeren van de sovjetmythe van essentieel belang was voor de vernieuwing van het socialisme: ‘Naar mijn mening heeft niets zoveel | |
[pagina 34]
| |
bijgedragen aan de verwording van de oorspronkelijke idee van het Socialisme als het geloof dat Rusland een socialistisch land is, en dat iedere handeling van zijn leiders moet worden verontschuldigd, zo niet nagevolgd’Ga naar eind[9]. Het verhaal waarin Orwell de sovjetmythe probeerde te ontmaskeren, was Animal Farm (1945). In deze satire schetst Orwell de opstand van de dieren op de boerderij van Jones, die zijn bedrijf met harde hand leidde. De dieren verjagen hem, en nemen de boerderij in eigen beheer. Deze revolutie vindt plaats onder de leuze ‘Alle dieren zijn gelijk’. De boerderij floreert, maar geleidelijk wordt de revolutionaire beweging in handen genomen door de varkens; gaandeweg verschaffen zij zich de privileges die eerder Jones had. De revolutionaire leuze wordt aangepast - ‘Alle dieren zijn gelijk, maar sommige dieren zijn gelijker dan andere’ - om de bijzondere positie van de varkens te rechtvaardigen. De andere dieren lijden opnieuw honger, en zijn uiteindelijk niet beter af dan toen de boerderij nog door Jones werd beheerd. Animal Farm is een in prachtige, ontspannen stijl geschreven satire op het verloop van de Russische revolutie - vrijwel alle gebeurtenissen uit dit tijdperk in de Russische geschiedenis zijn terug te vinden in deze fabel, al veranderde Orwell om verhaaltechnische redenen soms de volgorde. Hoe vernietigend Orwells oordeel over de uitkomst van de Russische revolutie ook is - ook in dit boek valt op hoe radicaal Orwell in zijn eerlijkheid is: zo veranderde hij op het laatste moment nog een detail in zijn tekst, omdat hij Stalin geen onrecht wilde doen. Nadat hij Animal Farm had voltooid, duurde het de nodige tijd voordat Orwell een uitgever bereid vond dit boek te publiceren: vanwege de onverbloemde kritiek op de Sovjet-Unie, immers een bondgenoot in de strijd tegen Duitsland, weigerden verschillende uitgevers het manuscript. Uiteindelijk bleek Secker and Warburg bereid het boek uit te geven - en het werd Orwells eerste verkoopsucces. Dat succes komt niet op de laatste plaats daaruit voort, dat Animal Farm op verschillende niveaus kan worden gelezen. Het boek overtuigt als fabel, als een verhaal over dieren die in opstand komen tegen de tirannieke boer Jones; maar het boek is ook een geslaagde en bijtende satire op de Russische revolutie, op de verwording van de communistische idealen onder Stalin; en ten slotte - en niet op de laatste plaats - kan het boek worden begrepen als een uiting van scepsis ten aanzien van iedere revolutie, van iedere poging om door middel van een opstand een nieuw begin met de geschiedenis te maken. | |
IVOrwell zette zijn aanval op de Sovjet-Unie voort in zijn laatste roman, 1984 (1949), die zich afspeelt in de nabije toekomst. De wereld wordt | |
[pagina 35]
| |
dan beheerst door drie supermachten - Oceania, Eurasia en Eastasia - die voortdurend in staat van oorlog met elkaar verkeren. Het verhaal voltrekt zich grotendeels in Londen, het grootste bevolkingscentrum van Airstrip One, dat deel uitmaakt van Oceania. Winston Smith, de hoofdpersoon van de roman, is een kleine ambtenaar van Minitrue (Ministry of Truth). Op dit ministerie wordt de geschiedenis herschreven, opdat het verleden steeds in overeenstemming is met de politieke eisen van het moment: de leiders van Oceania kunnen zich niet vergissen, en als zij van beleid veranderen, wordt het verleden daaraan aangepast. Door zijn werk weet Smith hoe de geschiedenis - en daarmee de waarheid - steeds wordt gemanipuleerd, en bovendien heeft hij persoonlijke herinneringen die hem doen beseffen dat het verleden niet was wat de machthebbers van Oceania willen doen geloven. Smith komt in opstand tegen het heersende regime, enerzijds uit verlangen naar de waarheid, anderzijds door een verboden verhouding die hij is aangegaan met Julia. Zijn verzet wordt echter ontdekt door de Thoughtpolice, en nadat hij is gehersenspoeld in het Ministry of Love staakt Smith zijn verzet: hij komt tot de voor de lezer ontluisterende conclusie dat hij houdt van Big Brother, de mythische leider van Oceania. Net als Animal Farm bevat ook 1984 tal van toespelingen op de geschiedenis van de Sovjet-Unie. Zo verenigt Big Brother Lenin en Stalin in zich: de leider van wie reusachtige afbeeldingen het straatbeeld beheersen, en die zo ‘kijkt’ naar de bevolking. Opvallend is ook de rol van Minitrue: ook in de Sovjet-Unie werd de geschiedschrijving voortdurend herschreven om het verleden in overeenstemming te brengen met de politieke eisen van het moment. De rol van Trotski in de Russische revolutie bijvoorbeeld werd in de officiële geschiedschrijving volledig verzwegen, nadat hij in ongenade was gevallen; zelfs van foto's werd hij weggeretoucheerdGa naar eind[10]. In 1984 speelt Emmanuel Goldstein de rol van een Trotskiachtige figuur: iemand die volgens de officiële lezing ‘de revolutie ontrouw is geworden’ en sindsdien geldt als de voornaamste vijand van volk en staat. Een andere parallel tussen 1984 en de Russische geschiedenis is de taal die de overheid gebruikt: door middel van een bewuste taalpolitiek streeft de overheid er (uiteindelijk) naar, een taal te scheppen waarin het niet mogelijk is gedachten uit te drukken die de regering onwelgevallig zijn. In zijn roman, waaraan hij een appendix over deze taal toevoegde, modelleerde Orwell deze officiële taal, Newspeak, naar het voorbeeld van het taalgebruik van het sovjetregime. Al spreekt uit 1984 Orwells afkeer van het Russische communisme, de roman speelt zich niet af in Rusland, maar in een toekomstig Engeland. Dit lijkt eerst en vooral een waarschuwing in te houden tegen dreigende totalitaire tendensen in de westerse wereld, en in de Engelse | |
[pagina 36]
| |
samenleving in het bijzonder: als men niet voortdurend alert is op de machinaties van het totalitaire denken, kan overal een dictatuur als de Sovjet-Unie ontstaan. | |
VDe thema's en motieven die centraal staan in Animal Farm en 1984 komen veelvuldig ter sprake in de essays en het journalistieke werk dat Orwell in dezelfde tijd schreef. Zo is het essay ‘Politics and the English Language’ (1946) een pleidooi voor het schrijven van zuiver en duidelijk Engels - ‘verdorven’ taal kan, aldus Orwell, leiden tot ‘verdorven’ denken, en wanneer de Engelse taal niet zuiver wordt gebruikt, kunnen totalitaire denkpatronen ongemerkt binnensluipen in de Engelse politiek. ‘Politieke taal’, schrijft Orwell, ‘wordt ontworpen - en met enig onderscheid geldt dit voor alle politieke partijen, van Conservatieven tot Anarchisten - om leugens waarachtig te laten klinken, en moord respectabel, om een schijn van soliditeit te geven aan pure wind’Ga naar eind[11]. In ‘Writers and Leviathan’ (1948) beraadt Orwell zich op de positie van de schrijver in een zozeer van politiek doordrongen tijdsgewricht als dat waarin hij leefde en werkte. Naar zijn mening heeft de schrijver de plicht als individu te schrijven, over welk onderwerp hij ook schrijft: de schrijver is per definitie een buitenstaander, aan wie nooit de eis van politieke of religieuze orthodoxie mag worden gesteld. Wil de schrijver per se niet in conflict komen met een partij, dan kan hij desnoods zwijgen - maar hij mag niet toegeven aan een partijlijn. Orwell zelf voldeed aan het criterium als individu te schrijven: hij gaf onomwonden zijn mening over zijn onderwerp, ongeacht of dit in overeenstemming was met de lijn van de partij waarmee hij sympathiseerde. Hoezeer politieke ideeën ook centraal staan in het werk van Orwell vanaf The Road to Wigan Pier - en hoezeer hij zichzelf ook zag als politiek auteur, blijkens zijn essay ‘Why I Write’ (1946): ‘Wat ik het meest heb willen doen gedurende de afgelopen tien jaar is van politiek schrijven een kunst maken’Ga naar eind[12] -, toch was hij meer dan een politiek pamflettist. Hij was ook de Engelse patriot die een essay schreef als ‘My Country, Right or Left’ (1940) of, strijdend voor een welhaast bij voorbaat verloren zaak, een artikel ‘In Defence of English Cooking’ (1945). Hij beschreef de enig juiste manier om thee te zetten in ‘A Nice Cup of Tea’ (1946), en de ideale Engelse pub in ‘The Moon under Water’ (1946). Orwell was ook de liefhebber van het Engelse platteland, die, in zijn vaste rubriek ‘As I Please’ in het weekblad The Tribune, lyrische beschouwingen schreef over het begin van de lente, of een verhandeling over padden onder de titel ‘Some Thoughts on the Common Toad’ (1946). Orwell was, ten slotte, ook de auteur van nog altijd heel lezenswaardige essays over zo uiteenlopende schrijvers als Charles Dickens | |
[pagina 37]
| |
(1940), Henry Miller - onder de titel ‘Inside the Whale’ (1940) -, Jonathan Swift (1946) en George Gissing (1948). | |
VIIn 1968 promoveerde de Nederlandse socioloog Th. Hooning op een studie over George Orwell. Uitgangspunt van zijn dissertatie was de stelling dat ‘[h]et werk van George Orwell moeilijk los te denken [is] van de tijd waarin hij leefde; ondanks deze gebondenheid is dit werk nog in hoge mate actueel’Ga naar eind[13]. Vijftig jaar na het overlijden van Orwell kan dit uitgangspunt nog altijd worden onderschreven. Tal van aspecten van Orwells werk zijn nu niet minder van belang dan in de tijd waarin hij schreef: zijn pleidooi voor de waardigheid en vrijheid van het individu, zijn aanklacht tegen totalitaire politieke systemen, zijn roep om solidariteit tussen mensen als een zaak van gezond verstand en ‘gewoon fatsoen’, zijn aandacht voor de relatie tussen taal en politiek, en zijn zorg om het behoud van een op waarheid gerichte geschiedschrijving. Orwell verwoordde zijn ideeën in krachtig, helder proza - dat in Engelse schoolboeken nog altijd aan leerlingen wordt voorgehouden als voorbeeld om beschouwelijk proza te schrijven. Orwell omschreef literatuur eens als ‘een poging, zijn tijdgenoten te beïnvloeden door ervaringen vast te leggen’Ga naar eind[14]. Het is een terecht eerbetoon aan de kwaliteit en de kracht van zijn oeuvre, dat hij er niet alleen in slaagde zijn tijdgenoten te beïnvloeden, maar ook latere generaties - en ook voor tal van hedendaagse lezers een bron van inspiratie is.
In 1949 werd aan George Orwell de eerste jaarlijkse prijs van het Amerikaanse tijdschrift Partisan Review toegekend. Deze keuze werd onder meer als volgt gemotiveerd: ‘Vanaf zijn eerste boek heeft het schrijven van Mr. Orwell zich gekenmerkt door een unieke directheid en eerlijkheid, een scrupuleuze trouw aan zijn ervaring, die hem hebben geplaatst in die zeer waardevolle categorie van de schrijver die ooggetuige van zijn tijd is’ (Partisan Review 16 (1949), nr. 10, oktober, blz. 967). De vertaling van dit citaat, en van de andere citaten in dit artikel, is van de auteur. In de noten wordt verwezen naar de gebruikte uitgave van Orwells boeken; de oorspronkelijke datum van verschijnen wordt in de tekst aangegeven. | |
[pagina 38]
| |
BibliografieEr zijn twee goede biografieën van George Orwell verschenen: Bernard Crick, George Orwell: a life, Londen, 1980. Michael Shelden, Orwell. The authorised biography, Londen, 1991.
Herinneringen van tijdgenoten aan George Orwell zijn verzameld in: Miriam Gross (red.), The World of George Orwell, Londen, 1971.
Onder boeken met persoonlijke herinneringen verdient aanbeveling: T. Fyvel, George Orwell. A Personal Memoir, Londen, 1982.
Een goede inleiding op het werk van George Orwell biedt: J. Myers, A Reader's Guide to George Orwell, Londen, 1975.
Interessante studies van (aspecten van) het werk van Orwell zijn: Th.J. Hooning, George Orwell in zijn tijd, Meppel, 1968. A. Sandison, George Orwell after 1984, Dover, New Hampshire, 1986. G. Woodcock, The Crystal Spirit: A Study of George Orwell, Londen, 1967. |
|