Streven. Jaargang 66
(1999)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 736]
| |
ForumFilosofie als stripverhaalHoe laat je iemand kennismaken met filosofie? Confronteer je hem direct met teksten of dompel je hem onder in de geschiedenis van de wijsbegeerte? In het eerste geval loop je het risico de wijsgeer-inwording te verstrikken in gedachten die onverstaanbaar zijn en waarvan het eigenzinnige jargon hem zijn roeping doet verliezen. In het tweede geval dreigt een ander gevaar: dat van een gortdroge opsomming van auteurs, vanaf het prille, presocratische begin, als het meevalt tot de late twintigste eeuw. Auteurs en ideeën passeren de revue, in onderlinge tegenspraak, netjes gecatalogiseerd in het keurslijf van tijd en stroming. Inleiden in de filosofie gebeurt meestal in het onderwijscircuit. Nu de roep om onderwijsvernieuwing luid klinkt en er zelfs staatssubsidies voor worden vrijgemaakt, krijg je een proliferatie van wijsgerige introducties. Een lang leven is al die werken niet beschoren, een groot lezerspubliek vinden ze doorgaans evenmin. Allicht zijn er uitzonderingen. Jostein Gaarders De Wereld van Sofie was een voltrefferGa naar eind[1]. Maar Gaarder beperkte zich dan ook niet tot een loutere weergave van auteurs en hun gedachtegoed. Hij paste het allemaal in een verhaalkader in dat via de ogen van een jong meisje de verwondering en leergierigheid van de filosofisch geïnteresseerde lezer moest aanwakkeren. Donald Palmer doet het in Filosofie voor beginners nog op een andere manierGa naar eind[2]. Op het eerste gezicht heeft hij wel wat gemeen met Gaarder. Ook hij put uit zijn ervaring als docent: ‘Na twintig jaar onderwijs in mijn geliefde vakgebied, waarbij er door mijn studenten heel wat afgelachen is, ben ik ervan overtuigd dat deze techniek effect heeft’ (blz. 10). Ook hij schrijft eigenlijk een heel traditionele filoso- | |
[pagina 737]
| |
fiegeschiedenis, een overzicht van ‘de westerse filosofie vanaf de zesde eeuw voor Christus tot ver in de twintigste eeuw. De voornaamste filosofische gedachten uit het Westen worden besproken en ook de ontwikkeling ervan wordt beschreven in een bondige, leesbare vorm. Daarbij worden deze gedachten niet minder belangrijk gemaakt dan ze zijn. Deze aanpak houdt overigens niet in dat ze uitputtend worden behandeld of helemaal uitgediept’ (blz. 9). Maar de omkadering is anders. Palmer maakt kant-tekeningen, nee, geen krabbels in de marge, maar echte tekeningen. Het heropnemen van een middeleeuwse gewoonte, zo noemt hij het. Middeleeuwers lazen in de glasramen de bijbelse boodschap. Palmer levert ons nu een verzameling ‘glasramen’, die ditmaal de boodschap van de filosofie moet overbrengen. Een drievoudig opzet heeft hij met deze ‘onderwijsinnovatie’. Allereerst moeten de tekeningen ingewikkelde gedachteconstructies verduidelijken. Daarbij moeten ze het geheel ‘met wat humor verluchtigen’. En ten slotte hebben ze een opvoedkundige waarde: door al die grappige tekeningen heeft de lezer het wat makkelijker al die ingewikkelde gedachten te onthouden. Mooi samengevat klinkt het in de aanhef van zijn woord vooraf als volgt: ‘Wittgenstein heeft ooit eens gezegd dat een filosofieboek helemaal uit grappen kan bestaan. DIT IS NIET ZO'N BOEK, en het behandelt de geschiedenis van de filosofie ook niet als een grap. Dit boek bekijkt filosofie serieus, maar niet gewichtig. Zoals de ondertitel al zegt, wil dit boek de last een beetje verlichten’. Maar doet het dat ook? Ik geef eerst mijn mening. Het boek leest als een klassieke, helder geschreven filosofiegeschiedenis. Op een kleine 400 bladzijden, met brede interlinie, en meer dan de helft gevuld met tekeningen, moeten meer dan vijfentwintig eeuwen filosofiegeschiedenis worden samengeperst. Dat gebeurt schematisch, hoe zou het anders kunnen? Van de tekeningen moet dus de meerwaarde komen. En ik geef toe, ze zijn soms grappig, vaak ook wel verhelderend. En natuurlijk is deze methode, nu we niet meer in de Middeleeuwen leven en nagenoeg iedereen kan lezen, hoogst origineel. Kan die originaliteit de last, eigen aan speculatieve filosofie, echt verlichten? Deze vraag is analoog aan die rond de verfilming van een ideeënroman: hoe breng je in 's hemelsnaam de verborgen ideeën over op de gevoelige plaat? Pasternaks Dokter Zhivago of Eco's De Naam van de Roos waren commerciële voltreffers, maar leken wel de weergave van een ander boek. Of een weergave van de buitenkant van wat er eigenlijk in het boek beschreven werd. Een dergelijk gevoel heb ik soms bij het lezen van dit boek. Het gaat over filosofie, en toch weer Met. Het herleidt bij momenten, ook al is dat het laatste wat Palmer wil, filosofische ideeën tot een verzameling van (soms flauwe) grappen. Gewoon omdat juist datgene wat een gedachte belangrijk en interessant maakt, niet in een tekening te vatten valt. Een voorbeeld: Heidegger zegt dat mensen ‘geworfen’ zijn: we zijn in een wereld-van-anderen ‘ge- | |
[pagina 738]
| |
vallen’. Het is een kerngedachte van Heidegger. Palmer illustreert dat zo:
We zijn in een wereld van anderen gevallen
Ik zou echt nog wel meer van dergelijke voorbeelden kunnen geven. Alleen lijkt me die benadering niet alleen al te gemakkelijk, maar ook oneerlijk. U kunt zelf ook wel uitmaken of volgens u de juk van de filosofie door de tekeningen wordt verlicht, en haar boodschap verhelderd. Daarom kies ik vier tekeningen uit, telkens uit een andere periode. U oordeelt dan zelf maar. | |
PlatoVolgens Plato leven de meeste mensen als in een grot en vergeten zij dat de échte wereld zich elders bevindt. Echte kennis heeft dan ook betrekking op die hogere wereld; gissingen en vermoedens slaan op de wereld van de grot. Wie een vermoeden heeft, ziet een beeld dan ook ten onrechte voor de werkelijkheid aan. Zijn situatie komt overeen met de situatie van de geboeide gevangenen in de grot, die schaduwen bekijken. | |
NatuurtoestandDe moderne filosofen die de theorie van het maatschappelijk verdrag aannemen, maken graag een onderscheid tussen de ‘natuurtoestand’ en ‘de politieke staat’. Vaak wordt er dan gediscussieerd over het statuut van die ‘natuurtoestand’: beantwoordt hij al dan niet aan een historisch gegeven? Belangrijker nog is wat men inhoudelijk onder ‘natuur-toestand’ verstaat. Want van die definitie hangt dan weer af, hoe een auteur ‘de politieke staat’ bepaalt. Zo is ‘de natuurtoestand’ volgens Locke een morele toestand, waarin wij allen als mens geboren zijn. In die toestand heeft elk mens van God natuurrechten gekregen: ‘het recht op leven, gezondheid, vrijheid en bezittingen’. Deze opvatting staat mijlenver van de ‘natuurtoestand’ zoals Hobbes die ziet, waarin er ‘geen recht of onrecht, geen goed of slecht, geen mijn en dijn’ te onderscheiden zijn. Hobbes vond dat er maar één recht was, dat van ieder mens zichzelf in leven te houden. Palmer illustreert die tegenstelling zo: | |
[pagina 739]
| |
De natuurtoestand volgens Hobbee
De natuurtoestand volgens Locke
| |
Fenomenale versus noumenale wereldVan Kant stamt het befaamde onderscheid tussen de fenomenale wereld van de verschijnselen of wereld-voor-mij (das ‘Ding-furmich’), en de noumenale of geestelijke wereld (das ‘Ding-an-sich’). Die noumenale wereld is volgens Kant onkenbaar, een x. Schopenhauer, die zich een leerling van Kant noemde en dat onderscheid overnam, deed echter iets wat voor Kant ongeoorloofd was. Hij definieerde het ‘ding op zich’ en gaf het een naam: het was de WIL, de immer drijvende oerkracht achter de zichtbare wereld en het hele leven. Dit verschil tussen beide denkers wordt zo voorgesteld:
Kant gluurt achter het gordijn van de fenomenale wereld en ziet niets
Schopenhauer gluurt achter hert gordijn van da fenomenale wereld
| |
De transcendentale epoche van het natuurlijke standpuntVoor Edmund Husserl is de ‘wereld vanuit het natuurlijke standpunt’ het absolute begin van alle filosofie en wetenschap. Het is de wereld zoals die feitelijk wordt doorleefd. Maar Husserl wilde ‘achter’ de in- | |
[pagina 740]
| |
houd van het natuurlijke standpunt raken om de structuur ervan bloot te leggen. Hij noemde deze methode ‘transcendentaal-fenomenologische reductie of épochè’. Die methode wil alle gebruikelijke vooroordelen over die ervaring opschorten. Er zijn dus twee standpunten om de werkelijkheid te ervaren: een natuurlijk, en een epochaal standpunt. □ Guido Vanheeswijck | |
[pagina 741]
| |
Een geluk bij een ongelukDe parlementsverkiezingen van 13 juni leverden het Vlaams Blok nog maar eens fraaie winstcijfers op. Bovendien vielen de Vlaamse politieke partijen ten prooi aan een volledige versplintering. Aan de paars-groene coalities nu de eer om een catharsis te bewerkstelligen. En zo wordt politiek België plots een stuk interessanter. De rancune bij de christen-democraten is groot. Voor het eerst in veertig jaar zijn ze niet vertegenwoordigd in de federale, de Vlaamse, de Duitstalige gemeenschaps-, de Franstalige gemeenschaps- of de Waalse gewestregering. Enkel ene Jos Chabert, de man was al CVP-minister toen ik nog op de lagere school zat, houdt stand in de Brusselse regering. ‘Soms voel ik me eenzaam op de politieke vlakte. Maar ik draag de vlag voort’, vertelde hij niet zonder enige zin voor dramatiek in De Morgen. Zijn ministerschap kan de bittere pil niet vergulden. Een eenvoudig voorbeeldje uit de realiteit spreekt boekdelen. Een CVP-volksvertegenwoordiger, goed thuis binnen de Christelijke Mutualiteiten, koesterde de gewoonte om overal in zijn kieskring te gaan spreken over gezondheidszorg. Steevast gebruikte hij het persoonlijke voornaamwoord ‘wij’, niet zozeer als pluralis majestatis maar uit gewoonte. De CVP zat sowieso in de regering. Het beleid, dat waren wij. Dat was al een hele tijd zo, dat zou altijd zo blijven. De brave man moet nu al zijn teksten aanpassen. Terwijl hij vroeger het regeringsbe-leid zonder gêne kon bezingen, zal er voortaan ook wat kritiek afmoeten. Wat een troost. De verkiezingen van 13 juni 1999, van meet af aan als ‘de moeder van alle verkiezingen’ te boek gesteld, hebben hun afspraak met de geschiedenis niet gemist. Niet alleen staken ze het vuur aan de lont van paars-groene coalities, een historische primeur, ook de volledige versplintering van het electoraat spreekt tot de verbeelding. Voor het eerst sinds mensenheugenis zijn er meer dan twee politieke families nodig om een regering te vormen. Zelfs een rooms-rood kabinet, een coalitie waarop men in België dikwijls terugviel wanneer andere combinaties politiek niet haalbaar bleken, is mathematisch een onbegonnen zaak. In tegenstelling tot Wallome, waar de socialistische PS en de liberale PRL/FDF/MCC-alliantie samen nog een meerderheid halen, hielden die zondag in Vlaanderen de grote partijen op te bestaan. CVP en liberale VLD halen elk zo'n 23 procent. De socialistische SP is verworden tot een kleine partij van een schamele 15 procent. Was de SP in 1995 nog de tweede partij in Vlaanderen, nu moet ze niet alleen de VLD, maar zelfs het extreem-rechtse Vlaams Blok laten voorgaan. De groene partij Agalev is goed voor 12 procent, de Vlaams-nationalistische Volksunie kon haar | |
[pagina 742]
| |
mediatieke verruiming met ID21 nauwelijks verzilveren en blijft onder de 10 procent bengelen. Enkel alliantievoorzitter, Europees lijsttrekker en knuffelbeer par excellence Bert Anciaux kon de VU&IDcombinatie op een gemeenschappelijke lijst boven de twaalf procent trekken. Over de aantrekkingskracht van dat soort zachte types zou er toch eens wetenschappelijk onderzoek moeten komen. Ook de persoonlijke scores van een aantal belladonna's zoals zangeres Margriet Hermans of gewezen miss België Anke Vandermeersch (‘ik ga uit de kleren in Playboy wanneer ik verkozen ben’, helaas...) wekken verbazing. Over die fractionering luidde gewezen eerste minister Jean-Luc Dehaene (CVP) onmiddellijk de alarmklok. De versplintering bedreigde de stabiliteit van elke regering. Meteen pleitte hij voor kiesdrempels en andere trucs om het land-schap te zuiveren van overtollige partijen. Maar zijn opvolger Guy Verhofstadt (VLD) verwacht weinig heil van die maatregelen. Uiteindelijk brak er op 13 juni geen enkele nieuwe partij door: de belastingspartij Vivant niet, maar zeker ook de partij van Paul Marchal, de PNPb, niet. Op de verkiezingsdag wijzigde de kiezer - die zich steeds meer aandient als een onthechte, trouweloze en shoppende politiek consument - alleen de krachtsverhoudingen. Toch vindt Verhofstadt dat een aantal partijen op termijn moeten samenwerken. Het debat over de herverkaveling van het politieke landschap, dat ondertussen toch al zo'n tien jaar aansleept, kan zich meteen opmaken voor een nieuwe ronde. Makkelijk zal dat niet worden. Als winnaar van de verkiezingen heeft bijvoorbeeld Agalev geen enkele behoefte om met de SP als verliezer samen te werken. Nochtans staan de programma's van deze partijen uiterst dicht bij elkaar en kan een tactiek van schaalvergroting mooie resultaten opleveren. Een nauwere samen-werking tussen de VU en de VLD lijkt dan weer veel waarschijnlijker. Voor de voormalige premier draaide de stembusslag uit op een onwaarschijnlijk plebisciet. Met 560.000 voorkeurstemmen op de Senaatslijst liet hij zijn opvolger Guy Verhofstadt (380.000) ver achter zich. Toch schreef Dehaene tijdens de verkiezingsavond zelf zijn ontslagbrief. Voor Belgische normen een ongemeen stijlvolle zet. Dehaene wilde zijn partij een nieuwe bijltjesdag of een gegarandeerde vadermoord besparen. Dat hij er niet in slaagde de CVP te laten profiteren van zijn populariteit rekende de eerste minister zichzelf zwaar aan. En zo leverde een electoraal debacle Dehaene toch op wat hij eigenlijk zo graag wilde: vrije handen om naar iets anders uit te kijken. Na zeven jaar premierschap wilde de politicus graag een frisse neus halen. Maar de partij drong aan op zijn leiderschap, omdat de opvolging maar niet geregeld raakte. De kans dat ‘de locomotief’ de komende jaren in de Senaat gaat vegeteren is gering. Goed zestig jaar na Paul-Emile Janson heeft België opnieuw een liberale eerste minister. Lange tijd koesterde Guy Verhofstadt twee dromen. Hij wilde de eerste liberale eerste minister na de Tweede We- | |
[pagina 743]
| |
reldoorlog worden. Bovendien verkoos hij een paars kabinet boven een samenwerking met de vermaledijde CVP. De Gentenaar sloeg twee vliegen in een klap. Hem wacht een aartsmoeilijke klus. Gejaagd door de dioxionecrisis en de verbazing over de verkiezingsuitslag slaagde hij erin in nog geen vier weken tijd een nieuwe regering in elkaar te boksen. Maar vanaf september komt de echte vuurproef. Alleen door te regeren kan de paars-groene coalitie haar cohesie bewijzen. Het regeringsprogramma oogt ambitieus en duur. En je moet geen politiek genie zijn om te beseffen dat de groene, de blauwe en de rode ideologieën niet altijd compatibel zijn. De regering zal ondertussen moeten optornen tegen een chagrijnige (de CVP en in mindere mate de Waalse tegenhanger, de PSC) en een destructieve (het Vlaams Blok) oppositie. Anders bekeken opent een samenwerking met drie partijen ook perspectieven. Zo vertelde een socialistisch toponderhandelaar dat in een coalitie met twee iedere beslissing wordt afgewogen in winst voor de een of verlies voor de ander. Bij een coalitie met drie (in Vlaanderen zelfs met vier) is die afweging veel moeilijker. Dit kan aanleiding geven tot een snellere besluitvorming. In ieder geval worden het politiek opwindende tijden. Niet dat bijvoorbeeld het federale regeerakkoord zo'n spectaculaire ommezwaai met vroeger betekent. Toch zitten er een aantal opmerkelijke doorbraken in. Zo wordt het regeerakkoord niet langer belast met een zinnetje dat wisselmeerderheden uitsluit (waardoor meteen ieder parlementair debat steevast eindigde in de gebruikelijke opdeling meerderheid-oppositie). De afgelopen jaren werden we daarom geconfronteerd met een serieuse patstelling over bio-ethische vraagstukken, waarbij de CVP als grootste partij haar overtuiging opdrong aan een meerderheid van socialisten, groenen en liberalen. Ook de doorbraak in de fiscale gelijkschakeling van gehuwden en samenwoners zou met de christen-democraten heel wat moeilijker hebben gelegen. Het kabinet maakt zich ook sterk iedere vorm van discriminatie, geaardheid inbegrepen, aan te pakken. Het zijn kleine, soms kosteloze puntjes die wat ademruimte geven aan de verstoorde relatie tussen politieke en maatschappelijke vraagstukken. Ook de afwezigheid van christen-democratische bestuurders zorgt voor een nieuw elan. Natuurlijk zijn de paars-groene coalities geen anti-CVP-coalities, zoiets beweren is niet meer dan een herhaling van bepaalde CVP-standpunten. Maar het kan geen kwaad dat een partij eens na veertig jaar in de oppositie verzeilt en een lesje krijgt in nederigheid. Bovendien kan zoiets heilzaam zijn voor de relaties tussen het middenveld, waar de christelijk geïnspireerde zuilen veruit de sterkste posities bekleden, en de overheid. Nieuwe ministers en nieuwe kabinetsmedewerkers zorgen voor een verfrissende aanpak. Dat er in het begin een aantal kemels zullen worden geschoten - de aanpak van de dioxinecrisis eind juli was niet bepaald een toonbeeld van samenspraak - staat nu al vast. Maar als deze coalitie kan groeien, | |
[pagina 744]
| |
dan zal ze ongetwijfeld nieuwe zuurstof geven aan de politieke interesse in België. Heel wat burgers krijgen nu de indruk dat er wel degelijk iets kan veranderen. Misschien speelt dit proces zich alleen maar in de geesten af. Maar de soms irrationele verzuchting naar vernieuwing en verandering kan bij momenten een uitstekende voedingsbodem zijn voor politiek engagement. Deze verkiezingen hebben ook verregaande gevolgen voor het partijlandschap. Alleen al aan Vlaamse kant komen er dit najaar drie nieuwe partijvoorzitters. Eind november zal Karel De Gucht wellicht de enige kandidaat-voorzitter zijn die zich rechtstreeks laat verkiezen door tachtigduizend VLD-leden. Eigenlijk was De Gucht een gedoodverfd Vlaams minister. Maar Verhofstadt wilde in geen geval dat zijn partij ten prooi viel aan een gebuisd kandidaat-minister die enige troost vindt in het voorzitterschap. De zakenadvocaat is een gehaaid en koel onderhandelaar, maar tevens een voorstander van een paars-groene coalitie. Hij zal ongetwijfeld de handen vol hebben met een groot aantal VLD'ers die maar wei-nig heil zien in dit paars-groene experiment. Is het voorzitterschap van De Gucht gewonnen spel, voorlopig blijft het onduidelijk wie de leiding neemt bij de SP. De Vlaamse socialisten willen na ‘grijze duif’ Fred Erdman een ‘witte raaf’ aan het hoofd van de partij. De zoektocht belooft een heikele klus te worden. Met name SP-onderhandelaar en Vlaams minister Steve Stevaert droomt van een soort ‘Rottenbergfi guur’ die de partij op termijn uit het moeras kan trekken, al dient zich voorlopig niemand aan met een gepast profiel. Felix Rottenberg kwam begin jaren negentig aan het hoofd van de Nederlandse PvdA. Hij slaagde erin de Nederlandse socialisten fundamenteel te hervormen, waardoor de formatie ook aantrekkelijk werd voor die groepen die traditioneel niet tot de socialistische achterban behoren, en lag op die manier mee aan de basis van het paarse kabinet onder leiding van Wim Kok. De SP moet drastisch vernieuwen en verjongen. Stevaert en die andere SP-onderhandelaar, federaal minister Johan Vande Lanotte, samen overigens de ‘twee broertjes’ genoemd, willen af van het imago dat de partij er al-leen maar is voor de sociaal zwak-keren en de zieken. Ook de middenklasse, voor wie solidariteit geen ijdel begrip is en die nu veeleer wordt verleid door Agalev of zelfs de CVP, moet ertoe worden overgehaald een SP-stem uit te brengen. De hamvraag wordt meteen welke kiezers de SP wil terugwinnen: degenen die tot het Vlaams Blok, of die tot Agalev zijn overgelopen. De aanpak is immers fundamenteel verschillend. Het boegbeeld van de verkiezingen, Louis Tobback, trok zich ondertussen in het Leuvense stadhuis terug. Hij blijft ‘consulteerbaar’, maar laat zich niet meer zien. Bij de CVP dient de opvolging van Marc Van Peel zich iets makkelijker aan. Officieel hoeft de man niet weg. Maar Van Peel, ooit voorzitter geworden nadat een amoureuze Johan Van Hecke met zichzelf in de knoop raakte en ontslag nam, | |
[pagina 745]
| |
weet dat hij al te zeer vereenzelvigd wordt met het beleid van de vorige regering. Hij zinde trouwens op een zitje in de Vlaamse regering. Vanaf december - die maand loopt zijn voorzittersmandaat ten einde, maar een vervroeging van de opvolgingsprocedure wordt niet uitgesloten - wacht evenwel een eenvoudige plaats in de federale kamer. Zijn opvolger wordt bijna zeker voormalig minister van Justitie Stefaan de Clerck. Tijdens het vagevuur van 13 juni hield de Kortrijk-zaan meer dan stand. Zijn ambitie staat op scherp. Ook de CVP redt zich niet alleen met een nieuwe voorzitter. Dehaene stipte het reeds aan: de dioxinecrisis is voor een groot stuk verantwoordelijk voor de stembus-nederlaag, maar iedere uitslag brengt een nieuwe realiteit mee. Er zomaar van uitgaan dat de partij de verloren kiezers terugwint na dioxinevrije verkiezingen is naïef en kan slechts nieuwe ontgoochelingen genereren. De christen-democraten zullen goed moeten nadenken over de manier waarop ze oppositie zullen voeren en zichzelf herbronnen. Over een jaar vinden gemeente-raadsverkiezingen plaats. Een vergelijkbare uitslag kan nog dramatischer gevolgen hebben. De CVP staat traditioneel sterk in de gemeenten; die gedegen lokale inplanting is ook de basis van het succes. Als dit platform verloren gaat, is de tijd van de grote CVP definitief voorbij. De kans dat de christen-democraten er vervolgens in slagen de uiteenlopende geledingen (middenstand, boerenbond en arbeidersbeweging) op een structurele manier aan zich te binden wordt dan precair. Diverse partners in de paars-groene coalitie hebben nu al een begerig oogje laten vallen op de christelijke arbeidersbeweging, die knarsetandend moet toekijken hoe de CVP in de oppositie vervlaamst en verrechtst. De jongste verkiezingen bevestigden nog maar eens de haast politologische wet dat de partij waarvan het traditionele gedachtegoed gebombardeerd wordt tot de inzet van de verkiezingen ook de stembusslag wint. Aanvankelijk verliep de campagne heel mat, met een CVP die de verdiensten van de regering bewierookte, een VLD die een tactisch geïnspireerde zachte aanpak huldigde en de SP die er maar niet in slaagde sociale thema's te introduceren. Een miljardenverslindende pcb-vergiftiging van het veevoeder stortte de Belgische voedingsindustrie nauwelijks veertien dagen voor de verkiezingen in een ongemeen zware crisis, daar viel geen bemoederen meer aan. Plots raakte iedereen geïnteresseerd voor dat programma van het in Vlaanderen aanvankelijk onzichtbare Agalev, waarin werd gepleit voor een meer biologische landbouw. Voor de Belg was het bovendien na de shockerende ervaringen met de affaire-Dutroux (de verdwijning en de moord op vier meisjes in 1996 openbaarden een ontluisterend geklungel in de wereld van politie en justitie) een crisis te veel. Het vertrouwen in de instellingen kreeg een definitieve knauw. Alle traditionele partijen - ook de VLD, maar daar viel het wat minder op - kregen daarvoor de rekening gepresenteerd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Verhofstadt van het her- | |
[pagina 746]
| |
stel van dit vertrouwen de grootste prioriteit heeft gemaakt. Als het kabinet hierin slaagt, zou dat al een bijzondere prestatie zijn. In een interview stelde de nieuwe premier dat het succes van zijn regering mag worden gemeten aan de eventuele neergang van het Vlaams Blok. Een erg boude stelling, die ons meteen bij de zoveelste en voorspelde verkiezingswinst van deze racistische partij brengt. Het is duidelijk dat diverse initiatieven om de opkomst van het Vlaams Blok te fnuiken, hebben gefaald, of dan toch niet een optimaal resultaat hebben geboekt. Het Blok mag er dan al niet in geslaagd zijn de politieke instellingen in Brussel te blokkeren, toch kan de partij terugblikken op een uitstekend resultaat. Misschien moeten we op een andere manier leren omgaan met het fenomeen, zodat er iets meer ruimte komt voor com-municatie en begrip, zonder dat men meteen de deur openzet voor een participatie aan het beleid. In heel wat steden is het Blok uitgegroeid tot de grootste partij. Toch blijft paniek het best achterwege. Als de partij er tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van het jaar 2000 niet in slaagt in een van de meer dan 300 Vlaamse gemeenten aan de macht te komen, dan wordt de kans erg groot dat het interne ongenoegen niet meer beheersbaar blijft. Want het Vlaams Blok heeft meer weg van een slangenkuil met heel wat tegenstrijdige visies en belangen dan van een hechte ge-meenschap. □ Bart Brinckman |
|