Streven. Jaargang 66
(1999)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 710]
| |||||||||||||||||||
Gie van den Berghe
| |||||||||||||||||||
[pagina 711]
| |||||||||||||||||||
een monster. Vervolgens zien we de bureaumoordenaar achteloos het stof afnemen van zijn ‘bureau’. Daarop volgen beelden van een verontwaardigd publiek. De hele film door zien we afwisselend getuigen en Eichmann, ondervraagd door procureur en rechters. Deze opeenvolging van indringende verhoren en dovemansgesprekken levert een indrukwekkende film op, volsterke beelden en dramatische spanning. De bureaucratische houding, het gedrag en denken van Eichmann verbijsteren. Zijn vaak expressieve gelaatsuitdrukkingen, de scherp schuine streep van zijn mond met de nerveuze trek errond en zijn gefronste voorhoofd duid je onwillekeurig in het licht van zijn misdaad: allemaal tekens van minachting, cynisme, grijnslach.
Eichmann tijdens zijn proces. Foto Cinélibre.
Het kost moeite je te realiseren dat de film een collage is, het resultaat van verwoed knip- en plakwerk. Eichmann nam het stof niet af terwijl de aanklager zijn onmenselijke daden beschreef, hij speelde niet met zijn vulpen toen getuigd werd over kinderen die hij naar Auschwitz liet deporteren. Maar het blijft een sterk beeld: Eichmann, Schreibtischtiiter, spelend met zijn moordwapen. | |||||||||||||||||||
Banaliteit van het kwaadIn Eichmann in Jerusalem. A Report on the Banality of Evil omschrijft Arendt niet precies wat ze met ‘banaliteit van het kwaad’ bedoelt. De lezer moet er rekening mee houden dat het boek een bundeling is van reportages die ze ter plekke voor een Amerikaans weekblad geschreven heeft. In die verslagen worstelt Arendt met het kwaad waarmee ze geconfronteerd wordt, en probeert zij het almaar nauwkeuriger te definiëren. Wie het boek leest, beleeft die worsteling op zijn beurt, en moet actief met de auteur meedenken. | |||||||||||||||||||
[pagina 712]
| |||||||||||||||||||
Zoals veel verslaggevers kwam Arendt onder de indruk van de normaliteit van Eichmann. Hij was geen indrukwekkend of geslepen misdadiger, maar een man die door niets anders bezield was geweest dan ‘een ongewone ijver om alles te doen wat bevorderlijk kon zijn voor zijn carrière’. Hij had er ‘nooit bij stilgestaan wat hij eigenlijk deed’. Niet dat hij dom was, hij ‘heeft heel goed geweten waar het om ging’. Maar door pure gedachteloosheid was hij voorbestemd een van de grootste misdadigers van zijn tijd te worden. Er viel bij hem geen demonische kant te ontdekken. Dat moge ‘“banaal” zijn of zelfs komisch, “gewoon” is het daarom allerminst’ (Arendt, 12). Veel verslaggevers waren naar Jeruzalem vertrokken met de verwachting dat zo'n monsterachtige misdaad alleen door een monster begaan kon zijnGa naar eind[1]. Ze hadden uit het oog verloren dat ‘de meeste tirannen en serie-moordenaars er zielig en gewoon uitzien, als ze eenmaal van hun macht zijn beroofd’ (Elon, 26). Arendt had moeite om Eichmann au sérieux te nemen, hij was ‘duidelijk geen monster, eerder een clown in een glazen kooi’. Haar argumentatie is zwak: hij is niet de hele tijd consequent, spreekt zichzelf soms tegen. Volgens Arendt kon je hem maar serieus nemen als je ‘er de voorkeur aan gaf het dilemma tussen de onuitsprekelijke ontzetting over zijn daden en de onloochenbare lachwekkendheid van de dader zelf uit de weg te gaan en hem als een sluwe, berekenende leugenaar te beschouwen - wat hij ten duidelijkste niet was’ (Arendt, 68-70). Ze noemt hem een opschepper die zich alleen in clichés kon uitdrukken, iemand ‘met echt wel beperkte geestesgaven’. Hij kon niet denken, was ‘hoegenaamd niet in staat iets vanuit andermans oogpunt te bekijken’ (Arendt, 61-65, 144-146). Of met andere woorden, hij kon zich totaal niet inleven in zijn slachtoffers. Mede daardoor achtte hij zich ‘Im Sinne der Anklage nicht schuldig’. Arendt gelooft dat hij nooit uit laaghartige motieven gehandeld heeft; integendeel, hij heeft altijd zijn plicht gedaan. Het enige wat hem een slecht geweten kon geven, was ongehoorzaamheid (Arendt, 44, 153). Dat Eichmann geen monster was, maar een van de vele ‘angstig en beangstigend normale mensen’, noemt ze ‘veel schrikwekkender dan alle gruwelen te zamen, want [dat impliceert] dat dit nieuwe type misdadiger, dat met recht hostis humani generis genoemd mag worden, handelt onder omstandigheden die het hem nagenoeg onmogelijk maken te beseffen of aan te voelen dat hij kwaad aanricht’ (Arendt, 268-269). Dat deze ‘doorsnee-mens, een individu dat noch zwakzinnig, noch ideologisch geïndoctrineerd, noch cynisch was, niet in staat was goed van kwaad te onderscheiden’, konden velen niet snappen. Ook de humane en plichtsgetrouwe rechters in Jeruzalem zagen hem liever als een leugenaar, en ‘gingen daarmee het grootste | |||||||||||||||||||
[pagina 713]
| |||||||||||||||||||
ethische probleem van de hele zaak uit de weg’ (Arendt, 45): gebrek aan werkelijkheidszin en gedachteloosheid ‘kunnen in een mens meer onheil aanrichten dan alle boze driften die het mensenhart eigen zijn te zamen’ (Arendt, 12). | |||||||||||||||||||
Banalisering van kwaadDit gedeelte van Arendts analyse vinden we terug bij Brauman en Sivan. Ze leiden er onder meer uit af dat ieder van ons een potentiële Eichmann is. Die interpretatie had Arendt nochtans afgewezen (blz. 11). Brauman en Sivan zien gehoorzaamheid en gedachteloosheid als de bron van alle kwaad. Hun bewijsvoering is aan de magere kant, ze verwijzen alleen naar het gekende gehoorzaamheidsexperiment van Stanley MilgramGa naar eind[2]. Maar het is zeer de vraag of gedachteloze onderwerping aan een autoriteit volstaat om jarenlang geestdriftig mee te werken aan de organisatie en uitvoering van een volkenmoord. Moet je behalve gehoorzaam ook niet een beetje overtuigd zijn van wat je doet? Als, zoals Brauman en Sivan stellen, gehoorzaamheid een van de voornaamste karaktertrekken van Eichmann was, waarom zou hij dan op ideologisch vlak wel ongehoorzaam geweest zijn? Maar ze geloven Eichmann op zijn woord: hij was een overijverig bureaucraat, geen jodenhater, maar de gehoorzame uitvoerder van een criminele wet die hij persoonlijk afkeurde. Brauman en Sivan nemen deze verdediging van Eichmann integraal over, om ze vervolgens als beschuldiging tegen hem te keren. Gedachteloze gehoorzaamheid, dát is zijn schuld. Ook Arendt stond nogal onkritisch tegenover Eichmanns beweringen (al geloofde ze niet alles). Ook zij vroeg zich niet af of Eichmann een en ander niet zei in de hoop er met een lichtere straf af te komenGa naar eind[3]. Eichmann werd vóór en tijdens het proces voorgesteld als de hoofdverantwoordelijke voor de jodenuitroeiing, een waar monster. Zelf kende hij dat satansbeeld, en hij wou het weerleggen. Mede daarom was hij vijf jaar vóór het proces aan zijn memoires begonnen. Ook zijn verdediging in Jeruzalem werd waarschijnlijk verregaand bepaald door het satansbeeld dat vanaf het begin van hem werd geschetst. Hij kon moeilijk anders dan zich als een gewoon mens voor te stellen, een radertje in de nazi-machinerie, een ambtenaar die alleen maar gehoorzaamde, niet nadacht over wat hij deed, geen initiatieven nam, en tegen de Endldsung was. Deze verdediging, mogelijk een strategie, werd en wordt nogal eens verward met een objectieve beschrijving van luitenant-kolonel Eichmann. Maar het is weinig waarschijnlijk dat de man die alle razzia's en deportaties regelde, zichzelf als een willoos radertje zag. ‘Je had hem’, zei een | |||||||||||||||||||
[pagina 714]
| |||||||||||||||||||
getuige op het proces, ‘in zijn SS-uniform moeten zien!’ De verwachting in de beklaagdenbank een monster aan te treffen, gekoppeld aan het hardnekkige gehamer van de aanklager op het satansbeeld, heeft bij een aantal intellectuelen mogelijk een averechts effect gehad, waardoor ze iets te ver zijn meegegaan met Eichmanns banalisering van zijn rol. | |||||||||||||||||||
Een andere EichmannWie vol wil houden dat Eichmann slechts een willoos instrument was, moet elk spoor van ideologische overtuiging minimaliseren of ontkrachten. Neem de beruchte uitspraak van Eichmann, eind februari 1945, tegen zijn medewerkers. Hij zei ‘dat hij lachend in zijn graf zou springen, want de gedachte vijf miljoen personen op zijn geweten te hebben was voor hem een bron van buitengewone voldoening’Ga naar eind[4]. Arendt en Mulisch doen deze uitlating zonder enige argumentatie af als grootspraak, gebral onder vrienden. Brauman en Sivan reppen met geen woord over Eichmanns cynische uitspraak. Toen Himmler eind 1944 achter Hitlers rug om zoete broodjes probeerde te bakken met de geallieerden, en daarom deportaties en vergassingen stopzette, legde Eichmann zijn bevel naast zich neer, en blééf hij joden deporteren. Geen ideologische hardnekkigheid, meent Arendt, zijn beslissing werd ingegeven door zijn geweten: Himmlers bevel was in strijd met dat van de Führer, die hij mateloos vereerde. Mulisch (die meent dat Eichmann zich niet bijzonder voor Hitler interesseerde) bespeurt evenmin fanatisme, maar een ‘bovennatuurlijke conceptie van “het bevel”’. En dan zijn er de Sassentapes, een interview van honderdtwintig uur dat Eichmann in 1956-57 als vrij man gaf aan de Nederlandse exSS'er Willem Sassen. Delen van het door Sassen uitgeschreven vraaggesprek werden in Jeruzalem als bewijsstuk aanvaard: bladzijden die eigenhandig door Eichmann geannoteerd waren, plus een zeventigtal pagina's die hij ter afsluiting van het interview had geschreven. Over de waarde van dit Sassendocument lopen de meningen uiteen. Volgens sommigen brengt het geen nieuwe feiten aan het licht, maar werpt het wel een interessant licht op de psychologie van Eichmann en de wijze waarop hij op zijn nazi-verleden terugkijkt (Wieviorka, 94). Anderen vinden echter dat de houding van Eichmann, die zich in dit interview een verstokt nazi toont, ‘even zwaar weegt als de dui-zenden bevelen en instructies die hij destijds heeft getekend’ (Poliakov, 85-87; Robinson, 23). Het staat alleszins vast dat de passages die door het hof werden aanvaard, een ander beeld van Eichmann oproepen dan het getuigenis dat hij tijdens het proces van zichzelf gaf. Uit die tegenstelling blijkt, dat de man ófwel ondertussen ingrijpend | |||||||||||||||||||
[pagina 715]
| |||||||||||||||||||
veranderd was, óf zich nu anders voordeed met de bedoeling zijn aandeel in de Endlösung zo veel mogelijk te minimaliseren. Het is dan ook ronduit onbegrijpelijk dat de Sassentapes en Sassendocumenten nog altijd niet serieus onderzocht werden. Stan Lauryssens schreef er wel twee geromantiseerde boeken over, maar die bevatten te veel onwaarschijnlijkheden, onjuistheden, gissingen en contradicties om geloofwaardig te zijn. Het is niet duidelijk of het hof in Jeruzalem over de bandopname beschikte. Volgens Lauryssens zitten de 67 spoelen ‘veilig’ in een Zwitserse bankkluis. Sivan is ervan overtuigd dat de Israëlische geheime dienst ze bewaart, maar ze niet wil vrijgeven. In de documentaire die Guido Knopp over Eichmann heeft gemaakt, zitten verschillende uittreksels uit de Sassentapes. Wat Eichmann daarin over de jodenuitroeiing beweert, klinkt bijzonder beslist, gedreven en overtuigd. Toen ik Sivan hierop wees, reageerde hij dat in die documentaire niet Eichmann zelf spreekt, maar iemand die zijn stem nabootst. Bewijzen heeft hij niet, maar hij windt zich op over deze ‘schandalige manipulatie’. Met het interview wou Eichmann onder meer de ‘leugens’ weerleggen die over hem de ronde deden. Ook hier luidt het dus dat hij geen monster is, maar een gewoon mens. Hij voerde bevelen uit, -gewoon sachliche Arbeit. Maar, voegt hij eraan toe, had hij niet voor transport gezorgd, dan waren de joden nooit in het slachthuis afgeleverd. Wat er verder met hen gebeurde, ging hem niet aan. Hij heeft nooit een jood gedood, aan zijn handen kleeft geen bloed. Uit de door Eichmann geannoteerde bladzijden leren we ook een andere Eichmann kennen: een man die het gesmeerde verloop van de deportatie van de Nederlandse joden ‘eine Pracht!’ noemt, die benadrukt geen simpele Befehlsempfanger geweest te zijn, maar een idealist. Zodra hij de noodzaak van de jodenuitroeiing eenmaal had begrepen, zette hij zich fanatiek in. Hij gaat er prat op in zes jaar tijd zes miljoen vijanden van het Reich gedood te hebben. Daarop sloeg zijn uitspraak dat hij lachend in zijn graf zou springen! Alles bij elkaar had hij nergens spijt van, integendeel. Deze Eichmann lijkt toch nogal overtuigd van de nazi-ideologie, minstens ook ideologisch gehoorzaam. Maar wie Eichmanns verdediging volgt, en in hem ‘slechts een werktuig in handen van hogere krachten’ ziet, kan met dat alles weinig aanvangen. Integendeel, die zal benadrukken dat Eichmann ideologisch ongehoorzaam is geweest, en graag geloven dat de SS-officier in zijn diepste binnenste de joden-uitroeiing afkeurde. Juist die innerlijke gespletenheid moet dan bewijzen dat Eichmann zijn geweten opzijgeschoven had, en dus moreel schuldig was. Mulisch doet niets met het Sassendocument, terwijl Arendt alleen | |||||||||||||||||||
[pagina 716]
| |||||||||||||||||||
die gegevens gebruikt die niet strijdig zijn met haar stelling, en niets zegt over de rest. Brauman en Sivan verzwijgen het bestaan van het document, maar gebruiken wel reacties van Eichmann op uittreksels die tijdens het proces werden voorgelezen. Reacties die ze in een totaal andere context plaatsen, waardoor ze van betekenis veranderen. | |||||||||||||||||||
Kwaad uit goedheidOp een gegeven moment twijfelt Arendt kennelijk aan haar vaststelling dat Eichmann goed en kwaad niet uit elkaar kon houden. Tijdens het lange politieverhoor dat voor het proces werd afgenomen, had hij gezegd ‘dat hij zijn leven lang aan de ethische eisen van Kant had gehoorzaamd’Ga naar eind[5]. En dat past natuurlijk niet in het beeld van een gedachteloos, Kadavergehorsam man. Kants zedenleer is immers ‘nauw verbonden met 's mensen oordeelsvermogen, dus met het tegendeel van blinde gehoorzaamheid’. Tijdens het proces bleek ‘tot ieders verbazing dat Eichmann een vrij nauwkeurige definitie wist te geven van de categorische imperatief: “Daarmee bedoelde ik, dat het principe van mijn willen en streven zo moet zijn dat het te allen tijde verheven kan worden tot het principe van een algemene wetgeving”. Maar vanaf het moment dat hij aan de Endliisung moest meewerken, had hij niet meer volgens de Kantiaanse principes geleefd en zich getroost met de gedachte dat hij zijn eigen meester niet meer was, toch niets kon veranderen’. Arendt meent dat ‘Eichmann de Kantiaanse formule niet heeft afgezworen maar omgebogen tot: “Handel zo dat de Führer, als hij van uw handelen op de hoogte was, dit handelen zou billijken”’ (Arendt, 144-145). Dus toch een enigszins beredeneerde gehoorzaamheid, en niet louter gedachteloosheid, maar een vorm van morele overtuiging? Geeft Arendt hier niet toe dat Eichmann ook ideologisch overtuigd was, al was het maar uit gehoorzaamheid? Arendt verwijst (impliciet) naar de beruchte toespraken die Himmler begin oktober 1943 in Posen voor hooggeplaatste SS'ers en nazi's hield. Ze twijfelt er niet aan dat de toehoorders geloofden wat Himmler hun voorhield: dat de joden-uitroeiing een geweldige, unieke taak was die zware eisen stelde aan de uitvoerders; dat ze verre van ‘gemene boeven, geboren sadisten of anderszins perverse figuren’ waren, maar normale mensen. ‘Het probleem was niet zozeer hoe ze hun “normale geweten” het zwijgen konden opleggen, als wel hoe men hen kon bevrijden van de “animalische Mitleids-reacties” die vrijwel elk normaal mens bij de aanblik van fysiek lijden te zien geeft’ (Arendt, 115-116). Ook Eichmann ‘had een geweten; zijn geweten heeft ongeveer vier weken lang zo gefunctioneerd als men normaliter mocht verwachten. | |||||||||||||||||||
[pagina 717]
| |||||||||||||||||||
Daarna maakte het een draai van 180 graden en functioneerde verder’ (Arendt, 107)Ga naar eind[6]. Anders dan Brauman en Sivan beweren, heeft Eichmann zijn geweten niet in slaap gesust, het was van inhoud veranderd. Eichmann, sinds 1932 nazi en SS'er, was tien jaar later, toen de uitroeiing begon, naar alle waarschijnlijkheid ideologisch overtuigd van wat hij deed. Door mee te werken aan de vernietiging van het Europese jodendom - ‘de rotte appendix van Europa’ verwijderen - dacht hij het goede te doen. In de ogen van overtuigde nazi's vormden mentaal gehandicapten, zigeuners, joden... een ernstige bedreiging voor het Duitse volk. Ze zagen ze als parasieten die het Volkskörper infecteerden en het op termijn te gronde zouden richten. Dit kwaad definitief uitroeien was het eigen volk beschermen, dus een verdiensteGa naar eind[7]. Het gaat hier dus niet om kwaad uit gehoorzaamheid, om morele gedachteloosheid, maar om een ideologisch gefundeerde overtuiging goed te doen. Overtuigde nazi's maakten wel degelijk onderscheid tussen goed en kwaad, maar ze hielden er andere, nationaal-socialistische waarden op na. Ook Arendt heeft het erover, maar in het geval van Eichmann sluit ze elke vorm van ideologische overtuiging uit. Ze plaatst hem tegenover de nazi-kopstukken. Anders dan bij Eichmann kon je hun bewering een zuiver geweten te hebben gemakkelijk weerleggen. Hooggeplaatst als zij waren, konden ze bezwaarlijk het Befehl ist Befehl inroepen. Maar zelfs dat is niet zeker, misschien handelden ze vanuit de overtuiging dat ze werkelijk de ‘“bevrijding” van de mensheid uit de “macht van de Untermensch”’ nastreefden, een inzicht dat ‘nog niet door andere naties was geaccepteerd. [...] Gesteld dat zij de oorlog hadden gewonnen - wie van hen zou een kwaad geweten hebben gehad?’ (Arendt, 269). Gemeten aan de maatstaven van de maatschappij waar hij deel van uitmaakte, trof Eichmann geen schuld. Maar er zijn misdaden die de natuur, de mensheid geweld aandoen. Kwaad dat de wereld-rechtsorde verkracht, moet worden bestraft om de morele orde te herstellen. Deze ‘voor de meesten onder ons verouderde, barbaarse denkbeelden’ zijn het ‘die ertoe leidden dat men Eichmann voor de rechter bracht ... als het erop aankomt rechtvaardigden alleen zij de doodstraf’ (Arendt, 268-269). | |||||||||||||||||||
ManipulatieBrauman en Sivan hebben uit honderden uren beeldmateriaal die fragmenten bijeengebracht die het ‘systeem Eichmann’, de administratieve misdaad, duidelijk maken. In hun boek schetsen ze wat zoal werd weggelaten: het grootste gedeelte van de openingsrede van de aanklager; de meeste getuigenverklaringen (die meer dan de helft van | |||||||||||||||||||
[pagina 718]
| |||||||||||||||||||
de zittingen in beslag namen); de antwoorden van Eichmann op vragen van zijn advocaat; beelden van het publiek; alle gruwelbeelden; passages over de Reichskristallnacht, het plan om de joden naar Madagascar over te brengen, de uitroeiing van honderdduizenden Hongaarse joden (toen Eichmann op het toppunt van zijn macht stond)... Anders dan de rechters tijdens het proces, doen de filmmakers geen moeite om de escalatie van jodenvervolging tot jodenuitroeiing te verduidelijken. Ze menen dat die voldoende bekend is. Dat valt te betwijfelen. Wat daar ook van zij, door alle beelden over de Kristallnacht en het Madagascarplan te schrappen, bevorderen ze zeker geen genuanceerd inzicht. Wie alleen de film ziet en niet goed thuis is in de geschiedenis van de Endlösung, zal heel wat elementen niet goed kunnen duiden. Om er een boeiend en vloeiend verhaal van te maken, hebben Brauman en Sivan het verloop van het proces compleet omgegooid. Daardoor lijkt het of Eichmann in discussie treedt met de getuigen. Beeld en klank werden grondig bewerkt. Het gedateerde karakter van de beelden werd weggewerkt door ze met de modernste technieken opnieuw te belichten en te restaureren. Ter wille van de dramatiek van het verhaal werden met de computer verschillende camerabewegingen toegevoegd en bepaalde beelden versmolten (vandaar de bijna voortdurende reflectie van het publiek op de glazen wanden van Eichmanns kooi). Er werd duchtig geknipt en naadloos geplakt. Uit technisch oogpunt is de film een primeur. De makers verantwoorden hun aanpak met de stelling dat objectiviteit toch onmogelijk is. Om die reden menen ze dat hun vervorming van het materiaal evenwaardig is ‘aan die andere vervorming, het zogenaamde waarheidseffect van een onbewerkt document’Ga naar eind[8]. De waarheid van hun film ‘berust in het feit dat de selectiecriteria en de opgelegde structuur expliciet zijn’. Maar dat geldt alleen voor wie tevens hun boek leest, en ook daarin zetten ze lang niet alles uiteen. De manipulatie is niet altijd even vrijblijvend. Neem het einde van de film. Eerst zien we hoe Eichmann zich in allerlei bochten wringt om geen standpunt te moeten innemen over de jodenuitroeiing. Na lang aandringen van de ondervragers verklaart hij dat, mocht hij hebben moeten doden, hij zich waarschijnlijk een kogel door het hoofd zou hebben gejaagd. Daarop confronteert de aanklager Eichmann met een passage uit het politieverhoor waarin hij zegt te beseffen dat hij schuldig bevonden zal worden aan medeplichtigheid aan moord en zich bereid verklaart voor zijn misdaden te boeten. Erkent hij dan nu medeplichtig te zijn? Eichmanns reactie werd in de film bijna integraal weggelaten. Zijn antwoord was dat hij bij zijn verklaring bleef, maar niet kon aanvaarden medeplichtig te zijn. Hij had | |||||||||||||||||||
[pagina 719]
| |||||||||||||||||||
alleen maar gedaan wat hem bevolen werd, en beschouwde zich bijgevolg uit juridisch oogpunt onschuldig... (Poliakov, 88-89). Maar in Un spécialiste bleef alleen ‘uit juridisch oogpunt’ bewaard. Daarna laten de makers Eichmann zeggen dat hij zich uit menselijk oogpunt schuldig acht omdat hij de deportaties heeft georganiseerd. Ongevraagd voegt hij daar beschouwingen aan toe over ReueGa naar eind[9]. Berouw, zegt Eichmann, is onnodig, niemand wordt er weer levend van. Het levert niets positiefs op, is alleen goed voor kinderen. Deze krasse morele beschouwingen komen echter uit een andere context. In werkelijkheid reageerde Eichmann daarmee op de vraag van de aanklager of hij, zoals in het Sassendocument staat, gezegd had nergens spijt van te hebben en zich niet zou vernederen door te beweren fout gehandeld te hebben. ‘Nee, in alle eerlijkheid: hadden we de 10,3 miljoen joden gedood zoals gepland, dan zou ik tevreden geweest zijn en gezegd hebben: Goed, we hebben een vijand vernietigd!’ (Knopp; Poliakov, 95-96, 333). Eichmann ontkende ooit zoiets gezegd te hebben en opperde dat hij mogelijk iets gezegd had in de aard van ‘berouw dient nergens toe’. Niets daarvan in de slotscène van de film. Die gaat verder met Eichmanns verklaring dat hij ‘deze moord, de uitroeiing van de joden, als een van de belangrijkste misdaden in de geschiedenis van de mensheid beschouwt’. Hij vond ze destijds al monsterachtig, maar was tot zijn grote spijt gebonden door zijn eed van trouw. Waarop hij besluit dat hij zich dus in zijn diepste binnenste niet schuldig voelt; hij heeft altijd zijn plicht gedaan en niemand heeft hem ooit verweten dat hij in gebreke gebleven was. Dit slot van Un spécialiste is - zoals de rest van de film - een samenraapsel van beelden die op zeer verschillende momenten en in zeer uiteenlopende contexten zijn opgenomen. Het resultaat van deze collage is dat Eichmann onsamenhangend, inconsistent en niet bepaald intelligent overkomt. ‘Akkoord’, heeft Sivan mij geantwoord, ‘maar het is toch duidelijk dat er duchtig geknipt en geplakt werd?’ Toch is het zelfs voor een vakhistoricus een hele klus om een en ander terug uit elkaar te halen en in zijn historische context te plaatsen. Ik maak me sterk dat je, met wat oordeelkundig knip- en plakwerk, aan de hand van die honderden uren beeldmateriaal evengoed overtuigend kunt aantonen dat Eichmann een monster was; bijvoorbeeld door de klemtoon te verleggen naar de openbare aanklager die dat de hele tijd volhield. Maar ook die voorstelling - waar veel waarnemers van het proces heilig van overtuigd waren - is een tijdsgebonden, geen afstandelijke, geschiedkundige interpretatie. Historische romans, films en documentaires benaderen het verleden anders dan de geschiedschrijving, die geen alleenrecht heeft op | |||||||||||||||||||
[pagina 720]
| |||||||||||||||||||
dat verleden. Er is niets mis met bewuste manipulatie van historische beelden in speelfilms, als die manipulatie voor iedereen duidelijk is. In Zelig herken je in een oogwenk Woody Allen tussen de groten van deze aarde. Maar als je zoals in Un spécialiste uitsluitend met historische beelden werkt, en bovendien de speelfilm als documentaire voorstelt, wek je bij de kijker de illusie een directe toegang tot het verleden te hebben. Sommige commentatoren vrezen dat wie documentaire beelden loskoppelt van de geregistreerde werkelijkheid, een van de belang-rijkste waarheidscriteria opblaast en de deur wijd openzet voor allerhande misbruikenGa naar eind[10]. Als historicus heb ook ik met dit soort beeldmanipulatie de nodige moeite, maar dit standpunt is me te streng. Daarenboven valt er weinig tegen te beginnen; de tijd en de techniek staan niet stil. Al bij al prijs ik me gelukkig dat Un spécialiste er is, dat de makers de moeite gedaan hebben om het beeldmateriaal van Eichmanns proces te restaureren en opriieuw voor onderzoek beschikbaar te maken, en dat ze ook nog eens een gedetailleerde catalogus hebben opgemaakt waarmee je de bron van elke scène kunt terugvinden (al blijkt uit mijn contacten met Eyal Sivan dat alleen zij dat kunnen). Onbedoeld hebben ze ook aangetoond dat veel historische documenten onderbelicht zijn gebleven. Er is nog heel wat onderzoek nodig om een beter beeld te krijgen van de man die - zonder kwade bedoelingen - miljoenen joden, zigeuners en Slaven heeft geregistreerd, geïnterneerd en gedeporteerd. | |||||||||||||||||||
[pagina 721]
| |||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|