Streven. Jaargang 66
(1999)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 615]
| |||||||||||||||||||
Erik Faucompret
| |||||||||||||||||||
Merdeka versus integrasiOost-Timor was tussen 1520 en 1975 een Portugese kolonie. Portugal koesterde weinig belangstelling voor het eiland. Het lag veraf en zijn economisch belang was marginaal. Op 24 april 1974 werd in het | |||||||||||||||||||
[pagina 616]
| |||||||||||||||||||
moederland de democratie hersteld. Het nieuwe Portugal wilde snel van zijn kolonies af. De Oost-Timorezen zijn een krijgshaftig volk: door de eeuwen heen hebben ze oorlog gevoerd zowel tegen de andere eilanden (funu: vaak vergezeld van rituelen) als tegen elkaar (malaï). Dat was ook het geval in 1974: verschillende verzetsbewegingen bevochten elkaar. De Democratische Unie van Timor (UDT) had als machtsbasis de aristocratie en middenstand, en verkoos de voortzetting van de unie met Portugal. De Volksdemocratische Vereniging van Timor (APODETI) en kleinere groepen als de Partido Trabalhista (Arbeidspartij) waren voorstander van annexatie door Indonesië (integrasi). APODETI werd diplomatiek en financieel gesteund door Indonesië en Australië. De derde beweging, het marxistische-leninistische ASDT, nadien omgedoopt tot FRETILIN (Revolutionair Front voor een Onafhankelijk Timor), wilde dat Oost-Timor onmiddellijk onafhankelijk werd (merdeka). Het FRETILIN was voorstander van nationalisatie, onteigening en volksbestuur. Zijn machtsbasis was het platteland: leden van de partij onderwezen er de inheemse taal (tetum) en de beginselen van het maoïsme, zetten landbouwcoperatieven op, en organiseerden het vakbondsfront. Tussen januari en mei 1975 vormden UDT en FRETILIN een voorlopige regering. Maar als gevolg van ideologische meningsverschillen binnen de coalitie raakten de twee verzetsbewegingen verwikkeld in een burgeroorlog die ongeveer 2500 doden zou eisen. Portugal kon de wanorde niet aan en trok zijn soldaten en ambtenaren terug. Het FRETILIN, diplomatiek gesteund door de USSR, China en Vietnam, maakte van de verwarring gebruik om op 28 november 1975 eenzijdig de onafhankelijkheid uit te roepen. Een dag later verzochten UDT en APODETI om integrasi. Portugal veroordeelde beide initiatieven en vroeg de VN te bemiddelen. Indonesië greep echter in. Het had daarvoor twee beweegredenen. Generaal Soeharto was in 1965 zelf door een militaire staatsgreep aan de macht gekomen om de communisten de pas af te snijden. Tien jaar later waren er communistische regimes in Vietnam, Laos en Cambodja. Soeharto wenste geen ‘Cuba in zijn achtertuin’. Een communistisch Oost-Timor zou (wellicht) de machtige vloot van de USSR vrije toegang verlenen tot de territoriale wateren van Indonesië en aldus zijn veiligheid bedreigen. Het onafhankelijkheidsstreven van Oost-Timor zou op de vergeten nationalisten van de andere eilanden (17.000 in totaal!) aanstekelijk kunnen werken. Op 7 december landde een indrukwekkende Indonesische troepenmacht op de kust van de hoofdstad Dili. Zowel de Algemene Vergadering van de VN als de Veiligheidsraad eisten de onmiddellijke terugtrekking van de troepen. Indonesië ging daar niet op in: in april 1976 richtte het een zogenaamde Representatieve Volksraad voor Oost-Timor op. Die bestond uitsluitend uit leden van de APODETI. De Volksraad verzocht om onmiddellijke integrasi zonder referendum. Dat gebeurde | |||||||||||||||||||
[pagina 617]
| |||||||||||||||||||
op 17 juli 1976: Oost-Timor werd officieel de zevenentwintigste provincie van de Indonesische Republiek. Meteen kwam er een diplomatieke tegenslag voor Jakarta: ondanks intens lobbywerk door o.a. Australië werd de annexatie door de VN veroordeeld. Dat maakte het voor landen als de VS, Japan en de lidstaten van de ASEANGa naar eind[2] - die vroeger het vooruitzicht van een annexatie niet ongenegen waren geweest - onmogelijk de integrasi de jure te erkennen. Het FRETILIN kondigde aan de gewapende strijd voort te zetten. Soeharto dacht dat hij de verzetsbeweging gemakkelijk klein kon krijgen, aangezien hij over de steun beschikte zowel van de conservatieve Oost-Timorese burgerij als van zijn natuurlijke bondgenoot, het bezettingsleger. Het is anders gelopen. Dat heeft met heel wat factoren te maken: de eigen aard van de Indonesische kolonisatie, de economische uitbuiting, de culturele vervreemding van de Oost-Timorese bevolking, de strategie van het verzet en de langzame wijziging in de houding van het Westen. | |||||||||||||||||||
Koloniaal bestuurIndonesië is een militaire dictatuur. De rol van de strijdkrachten is in de grondwet vastgelegd. Zoals de militairen in Turkije angstvallig waken over het seculiere karakter van de moderne staat, is ook het Indonesische leger sinds de onafhankelijkheid een garantie voor stabiliteit. Het leger bestuurt het land op basis van een doctrine, dwi-fungsi genaamd (dubbele functie). Die is gebaseerd op de koloniale ervaring: in de strijd tegen Nederland was guerrillaoorlogvoering belangrijk. Men moest het terrein en de bevolking grondig kennen om de vijand te kunnen verslaan. In het hedendaagse Indonesië staan de generaals in voor de binnenlandse veiligheid én voor een goed civiel bestuur. Dwi-fungsi wordt in zijn meest doorgedreven vorm toegepast in Oost-Timor. De lokale regering is alleen verantwoordelijk voor lager onderwijs, gezondheid, openbare werken, landbouw en sociale zekerheid. De gouverneur is geen militair, maar hij komt steeds uit de rangen van de APODETI of de UDT, en hij beschikt over weinig gezag. Om het verzet te ondermijnen en de onderlinge solidariteit van de dorpsgemeenschappen aan te tasten heeft men een gecompliceerde administratieve structuur uitgedokterd. Soeharto probeerde de loyaliteit van de lokale bevolking te winnen door de leiding van de verschillende administratieve eenheden toe te vertrouwen aan (gezagsgetrouwe) Oost-Timorezen. Elke autochtoon wordt echter geschaduwd door een Indonesische militair die de echte beslissingen neemt. Oost-Timorezen van de UDT en APODETI werden in paramilitaire organisaties (ninjas) ingelijfd: zij steunden het Indonesische leger bij zijn brutale zuiveringsoperaties tegen het verzet. Het gros van de bevolking heeft zich nooit betrokken gevoeld bij het bestuur van het eiland. | |||||||||||||||||||
[pagina 618]
| |||||||||||||||||||
Economische uitbuitingOoit was Oost-Timor economisch welvarend. Zijn landbouw was gericht op zelfvoorziening. De boeren verbouwden voor eigen gebruik rijst, aardappelen, graan, bonen en groenten. Op de lokale markt werden fruit en vee verkocht. Koffie, katoen, sandelhout, kokosnoten en rundvlees werden in beperkte hoeveelheden geëxporteerd. Er waren kleine ambachtelijke bedrijven die landbouwwerktuigen, kledij, keukengerief en bouwmateriaal produceerden. De natuurpracht van het eiland trok horden toeristen aan. Sinds 1975 wordt de economie van het eiland door het Indonesische leger gecontroleerd. Van zijn eigen kolonisator nam de Indonesische bezetter het cultuurstelsel over. De zelfvoorzienende economie werd afgeschaft: de Oost-Timorezen moesten voortaan produceren voor de andere eilanden. Het verbouwen van rijst werd stopgezet, omdat er goedkopere rijst kon worden ingevoerd uit Java en Sumatra. De productie van koffie, sandelhout en kokosnoten daarentegen werd opgevoerd, want daaraan was behoefte in de rest van Indonesië. Zo veranderde de Oost-Timorese economie in een plantage-economie. De plantages worden door Indonesische (Chinese) zakenlui beheerd, maar het kapitaal is in handen van de militairen die ook de export controleren. Zo monopoliseert één grote onderneming, PT Denok Hernandes, de totale export van koffie. Kleinere plantages mogen alleen uitvoeren via Denok: de pachters krijgen voor hun koffie minder dan een vierde van de vroegere prijs. Sedert 1989 maakt PT Denok deel uit van een groter conglomeraat, PT Batara Indra, dat belangen heeft in onroerend goed, vrachtvervoer, toerisme, handel, de amusementsindustrie en de bouwsector. In de Zee van Timor wordt naar aardolie en aardgas gezocht. In 1989 sloten Indonesië en Australië een akkoord m.b.t. de verdeling van de potentiële inkomsten, het ‘Timor-Gap-verdrag’Ga naar eind[3]. Indonesië beweert dat het Oost-Timor economisch heeft ontwikkeld, en Soeharto bestempelde zich graag als vader van de ontwikkeling (Bapak Pembangunan). Dat is gedeeltelijk waar: Portugal had het gebied schandelijk verwaarloosd. In 1975 was 95% van de bevolking nog analfabeet. Indonesië heeft het eiland van een behoorlijke basisinfrastructuur voorzien: tussen 1976 en 1992 werd 750 miljoen $ geïnvesteerd in scholen, wegen en ziekenhuizen. Het aantal lagere scholen steeg van 47 tot 612, het aantal middelbare scholen van 5 tot 34, het aantal hospitalen van 2 tot 10. In 1986 werd de eerste universiteit opgericht (UNTIM). Die biedt haar 2100 studenten programma's aan in onderwijs, politieke en sociale wetenschappen en landbouw. Vijftienhonderd Oost-Timorezen kregen een studiebeurs voor IndonesiëGa naar eind[4]. Het gemiddelde inkomen per capita bedroeg in 1992 600.000 roepia (258 dollar), tegenover 80.000 roepia in 1976. | |||||||||||||||||||
[pagina 619]
| |||||||||||||||||||
Ondanks de indrukwekkende vooruitgang staat Oost-Timor achter bij de rest van Indonesië (zie tabel). Nog altijd zijn de gezondheidsvoor-zieningen beneden alle peil: meer dan de helft van de Oost-Timorezen lijdt aan tuberculoseGa naar eind[5]. Oost-Timor heeft een duale economie: een rijke plantagesector gericht op de uitvoer, en een arme plattelandseconomie die met moeite overleeft. De lokale bevolking moet helpen bij het aanleggen van bruggen en wegen. De Indonesiërs noemen dat Gotong-royong: solidariteit. Dwangarbeid is een beter woord. Onder impuls van gouverneur Carrascaláo werd Oost-Timor in december 1988 een open provincie. De bedoeling was duidelijk: de opheffing van de noodtoestand en de economische ontwikkeling van het eiland. Maar de gouverneur onderschatte de situatie: de militairen waren helemaal niet bereid om de cultuur van Oost-Timor te respecteren, en de culturele afkeer voor Indonesië zat er bij de meerderheid van de Oost-Timorezen te diep in. | |||||||||||||||||||
Culturele aliënatieDe bittere armoede van de Oost-Timorezen gaat gepaard met een culturele vervreemding. De eilandbewoners zijn cultureel en etnisch grondig verschillend van de Indonesiërs. Die zijn grotendeels moslim, terwijl de Oost-Timorezen zich sedert 1975 massaal tot het katholicisme hebben bekeerd. Indonesië probeerde de bevolking cultureel te assimileren via het reeds vermelde grootschalige onderwijsprogramma. De Oost-Timorezen moesten zich van de ene op de andere dag aanpassen aan de nieuwe realiteit: ze moesten de Indonesische taal (bahasa) leren, de beginselen van het pancasila (de Indonesische staatsideologie) kunnen | |||||||||||||||||||
[pagina 620]
| |||||||||||||||||||
opzeggen en trouw zweren aan de vlag. De jeugd werd in de lokale scoutsbeweging (pramuka) ingelijfd. De Oost-Timorezen werden vreemdelingen in eigen land. Nog moeilijker te slikken was de massale immigratie uit de andere eilanden, waar de regering achter zat. Naar schatting zouden zo'n 100.000 kolonisten zijn uitgeweken naar Oost-Timor. Vanuit het overbevolkte Bali, Sumatra, Sulawesi en Java werden zogenaamde modelpachters, technici en bedienden overgebracht. Ze moesten de Oost-Timorezen leren sneller en efficiënter te werken. In Oost-Timor verdienen ze tweemaal meer dan elders. Zij kaapten er de beste jobs weg, terwijl Oost-Timorezen met een diploma geen job vinden. Tegelijk werden in Oost-Timor, planmatiger dan elders in Indonesië, programma's van geboortebeperking gelanceerd. Volgens Indonesië was dat nodig omdat er niet genoeg scholen, ziekenhuizen en jobs ter beschikking stonden voor de toekomstige generatie. In het licht van het aantal inwijkelingen en van de doden die de bezetting heeft gekost, is dat wel een bijzonder cynische verklaring. De culturele vervreemding wordt voorts in de hand gewerkt door de politieke repressie. De vervolging van politieke tegenstanders wordt mogelijk gemaakt door de ‘antisubversiewet’. Volgens mensenrechtenorganisaties werden er minstens 100.000 Oost-Timorezen vermoord, en nog eens 100.000 Oost-Timorezen uitgehongerd. Dat is bijna een derde van de bevolking (in 1975: 688.000). James Dunn, voorheen consul van Australië in Oost-Timor: ‘I don't think there is any case in post-World War Two history where such a decline of population has occurred in these circumstances. It's incredible; worse than Cambodia and Ethiopia’Ga naar eind[6]. | |||||||||||||||||||
FalantinTegen het FALANTIN, de militaire vleugel van het FRETILIN, voerde het Indonesische leger een genadeloze strijd. Tijdens het eerste grote offensief, van september 1977 tot maart 1979, werd het eiland letterlijk uitgekamd, en de bevolking teruggedrongen van het platteland naar de kuststeden. Soeharto dacht dat hij het FALANTIN kleingekregen had: 80% van de verzetsstrijders werd gedood; 90% van de wapens werd in beslag genomen; 350.000 mensen werden ‘verplaatst’ naar 50 concentratiekampenGa naar eind[7]. Ondanks een groot voedseltekort liet Indonesië geen hulporganisaties toe. Het sterftecijfer lag in die periode rond no. De nieuwe leider van het FALANTIN, José Alexandre (Xanana) Gusmão, was echter een briljant strateeg die de doelstellingen van het verzet herdacht. De Australische journalist Robert Domm beschreef hem als een intelligente, humoristische, moreel hoogstaande persoonlijkheid: ‘Meeting him I could understand the reverence in which ordinary Timorese hold him. He is a living symbol of their resistance’Ga naar eind[8]. Domm trok op met de guerrillero's en was onder de indruk van hun tactiek: ‘ze bewogen zich | |||||||||||||||||||
[pagina 621]
| |||||||||||||||||||
voort als katten [...] ze rookten zonder dat men hun sigaretten zag [...] ze werkten samen zonder één woord te spreken [...] ze hadden met elkaar en met de lokale bevolking sterke banden [...] ze versmolten met de jungle [...] de Indonesiërs waren sterk benadeeld’Ga naar eind[9]. Niemand minder dan Soeharto's schoonzoon, generaal Prabowo Subianto, kreeg de opdracht Gusmão uit te schakelenGa naar eind[10]. Geen middel werd daarbij geschuwd. Subianto stuurde onder meer een elite-eenheid naar Oost-Timor, de nanggalas: met rode mutsen getooide doodseskaders, die het folteren als liefhebberij beoefenden. Oost-Timorezen werden onder dwang ingelijfd in anti-FALINTIN eenheden: de hansip. Midden 1981 werd de beruchte ‘hek van benen’-operatie gelanceerd. In volle oogstperiode werden colonnes dorpelingen gedwongen het eiland uit te kammen van noord tot zuid en van oost tot west, om zo veel mogelijk verzetsstrijders tot overgave aan te sporen, terwijl de dorpelingen onder schot werden gehouden. De FALANTIN-guerrillero's waren sterker gemotiveerd dan de Indonesische dienstplichtigen, kregen financiële hulp van de diaspora, kenden het bergachtige terrein, ontvingen ondergronds steun van de plattelandsbevolking en waren veel mobieler dan het logge Indonesische leger. Gusmão zag ook het belang in van het niet-militaire verzet dat door de studentenbewegingen en de katholieke kerk werd gekanaliseerd (nureps). Het Indonesische bestuur werd ondermijnd door betogingen, boycotacties en passieve weerstand, tot in de administratie en het leger toe. De studentenleiders zijn het product van de Indonesische ontwikkelingsprogramma's. Zij ontketenden een Oost-Timorese intifada. In hun geweldloze strijd werden ze gesteund door priesters en zusters. Toen de vertegenwoordiger van het Vaticaan, Mgr. Martinho da Costa Lopes (in functie tussen 1977 en 1983) de Indonesiërs bekritiseerde, werd hij door de paus afgezet. Zijn opvolger, Mgr. Carlos Filipe Ximenes Belo, een jonge Oost-Timorese salesiaan, leek in het begin meer pro-Indonesisch, maar | |||||||||||||||||||
[pagina 622]
| |||||||||||||||||||
dat was slechts schijn. Reeds in december 1984 sprak hij zich onomwonden uit voor het recht op zelfbeschikking van Oost-Timor. Voor de meeste Oost-Timorezen is hij de levende belichaming van de solidariteit tussen kerk en volk. Die solidariteit is heel tastbaar in de colégios: katholieke centra die bestaan uit een klooster, een school, een internaat, en grond die door de plaatselijke boeren wordt bewerkt. De basiskerk is vooral actief in de door het FALANTIN gecontroleerde gebieden. | |||||||||||||||||||
BuitenlandHet duurde lang eer het buitenland zich met Oost-Timor inliet. Soeharto was immers pro-westers: had hij niet radicaal gebroken met de neutrale koers van zijn voorganger Soekarno? Indonesië is een van de belangrijkste handelspartners van Japan, Duitsland en Groot-Brittannië. Australië, de VS en Groot-Brittannië zijn de belangrijkste wapenleveranciers. Voor het Westen was Indonesië een investeringsparadijs: het land met de grootste rijkdom aan mineralen. Bovendien oefende Indonesië, de dichtst bevolkte islamitische staat, een stabiliserende invloed uit in Zuidoost-Azië. Als een van de oprichters van de Beweging van de Niet-Gebonden Landen en als OPEC-, ASEAN- en APEC-lid geniet Indonesië van een immens diplomatiek prestige. In 1982 werd beslist het vraagstuk Oost-Timor van de agenda van de VN te schrappen, om het voor de secretaris-generaal mogelijk te maken te bemiddelen tussen Indonesië, Portugal en het FRETILIN. Het Westen steunde Indonesië bij het uitwerken van een zogenaamde binnenlandse oplossing. Om dat te voorkomen en om zelf de steun van het Westen te winnen ontplooide het FRETILIN een charmeoffensief. In juni 1983 werd via Australische bemiddeling een bestand gesloten met Indonesië (dat echter slechts enkele maanden standhield). Een jaar later legde het FRETILIN een vredesplan voor. Het kwam voorlopig terug op zijn onafhankelijkheidsverklaring en erkende Portugal opnieuw als koloniale mogendheid. Het riep op tot onderhandelingen met Portugal en Indonesië. Het FRETILIN beschikt over een goed uitgebouwd netwerk van solidariteitsgroepen in het buitenland. Die behaalden een eerste bescheiden succes, toen 170 Europarlementsleden een petitie ondertekenden waarin Oost-Timorese zelfbeschikking werd bepleit. | |||||||||||||||||||
NobelprijsDe internationale media (vooral CNN) begonnen steeds meer aandacht te besteden aan Oost-Timor. In oktober 1989 kwam de paus op bezoek. Hij droeg een mis op in het tetum. In januari 1990 verbleef de Amerikaanse ambassadeur, John Monjo, in Dili. Studenten doorbraken het | |||||||||||||||||||
[pagina 623]
| |||||||||||||||||||
kordon en smeekten de ambassadeur tussenbeide te komen bij de regering om de schending van de mensenrechten stop te zetten. Op 12 november 1991 opende het leger het vuur op ongewapende betogers die een FRETILIN-strijder ten grave droegen: op het kerkhof van Santa Cruz bleven honderden doden achter. Santa Cruz was een keerpunt. Amerikaanse en Britse journalisten beschreven de gebeurtenissen als een ‘cold-blooded and premeditated massacre’Ga naar eind[11]. Het Amerikaanse Congres en het Europese Parlement veroordeelden de actie. Een aantal landen (waaronder Nederland, Canada en Denemarken) schortte de samenwerking met Jakarta op. Toen president Clinton twee jaar later Jakarta bezocht, organiseerden Oost-Timorese activisten een persconferentie op het terrein van de Amerikaanse ambassade. Clinton verbood nieuwe wapenleveringen en voor het eerst gaven de Verenigde Staten hun steun aan een kritische resolutie in de VN-Commissie voor Mensenrechten. In 1995 sprak het Internationale Gerechtshof zich uit voor het recht op zelfbeschikking van het Oost-Timorese volk. De strijd van Oost-Timor kreeg pas echt internationale weerklank toen twee Oost-Timorezen in 1996 de Nobelprijs voor de vrede ontvingen, namelijk bisschop Belo en FRETILIN-woordvoerder José Ramos-Horta, die zich volgende uitspraak liet ontvallen: ‘Het feit dat we ontvangen worden door de voorzitter van de Europese Commissie en door de premiers van de Europese regeringen is aan de prijs te danken. Die heeft veel deuren voor ons geopend, bij mensen die dachten dat wij een soort troglodieten zijn, blootvoeters, analfabeten die niet weten wat ze willen...’Ga naar eind[12]. Het Nobelprijscomité prees de inspanningen van beiden, die uit naam van ‘een klein maar verdrukt volk’ waren opgetredenGa naar eind[13]. Tegelijk werd een oproep gedaan voor een diplomatieke oplossing van het conflict, gebaseerd op het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren. De Verenigde Naties gingen zich opnieuw met de zaak bemoeien. Oude rapporten van Amnesty International, Asia Watch, het Rode Kruis en andere mensenrechtenorganisaties, die niemand had gelezen, werden nu pas ernstig genomen. In april 1997 werd Indonesië voor de eerste keer formeel veroordeeld door de VN-Commissie voor Mensenrechten. | |||||||||||||||||||
BesluitHet geval Oost-Timor illustreert hoe, in weerwil van wrede onderdrukking en een passieve buitenwereld, een eensgezind volk niet klein te krijgen is. Zeker als dat volk over een goed georganiseerd verzet en bezielde leiders beschikt. Indonesië is er nooit in geslaagd de racistische en brutale soldaten van het bezettingsleger in te tornen. Door zijn mensonterende praktijken die culmineerden in de massamoord van Santa Cruz, heeft het leger zelf de integrasi onmogelijk gemaakt. Het | |||||||||||||||||||
[pagina 624]
| |||||||||||||||||||
Indonesische bezettingsregime heeft door zijn wreedheid het verzet in het leven geroepen. In 1975 kon Indonesië nog beweren dat al degenen die tegen de bezetting protesteerden, communisten waren. Na 25 jaar van hard verzet kan dat niet meer. Voor de meerderheid van de Oost-Timorezen staat integrasi voor verdrukking en Indonesisch kolonialisme. Tot begin 1989 leek Soeharto stevig in het zadel te zitten. Hij kon zijn land goede resultaten voorleggen: de economische groei bedroeg 7,5% op jaarbasis. De Aziatische crisis heeft daarin verandering gebracht. Indonesië is na Mexico en Brazilië de derde grootste schuldenaar ter wereld. Soeharto werd verantwoordelijk gesteld voor alles wat misliep in zijn land. Zijn opvolger beseft dat Indonesië politieke stabiliteit en buitenlandse hulp nodig heeft, wil het de economische crisis te boven komen. Sinds het einde van de Koude Oorlog is het strategische en economische belang van Indonesië verminderd. Bovendien kampt het land met binnenlandse politieke problemen. In Bali zijn er rumoerige hindoes; in Sulawesi is een christelijke afscheidingsbeweging actief; in Atjeh zijn er islamitische opstandelingen en in Irian Jaya animistische Papoeastrijders. Indonesië moet worden gedecentraliseerd, wil het niet als de Balkan van Azië eindigen. Het conflict in Oost-Timor ondermijnt de eenheid in de strijdkrachten, tast het diplomatieke prestige in het buitenland aan en creëert spanningen binnen de bevolkingsgroepen op de andere eilanden. Het feit dat de president van Oost-Timor af wil, betekent echter niet dat de moeilijkheden daarmee zijn opgelost. De belangrijkste oppositiepartij, de Indonesische Democratische Partij van het Verzet, is tegen de onafhankelijkheid van Oost-Timor gekant: die zou leiden tot burgeroorlog, economische crisis, en daarmee verbonden vluchtelingenstromen naar Indonesië. Het FRETILIN verwijt de Indonesische militairen de tegenstanders van onafhankelijkheid en de doods-eskaders te bewapenen om de bevolking te terroriseren. Maar de voorstanders van integrasi zeggen dat het FRETILIN hetzelfde doet. De rebellen willen terugkeren naar de gewapende opstand, omdat ze vrezen dat zij bij verkiezingen niet de absolute meerderheid zullen halen. Volgens het FRETILIN kan Oost-Timor economisch overleven. Het heeft voldoende grondstoffen, heel waarschijnlijk ook aardolie en gas. Voor investeringen, onderwijs en arbeid kan het een beroep doen op de Portugeessprekende gemeenschap Maar het moet alle betrekkingen met Indonesië verbreken. Een groot aantal sectoren zal worden genationaliseerd: de plantage-economie wordt geliquideerd. De Indonesische inwijkelingen en de economische belangengroepen zijn het met deze beleidslijn niet eens: zij zullen een FRETILIN-regering desnoods gewapenderhand bestrijden. Er moet dringend een dialoog op gang worden gebracht tussen voorstanders van integrasi en die van merdeka. Alleen | |||||||||||||||||||
[pagina 625]
| |||||||||||||||||||
de kerk in de persoon van bisschop Belo kan die bemiddelaarsrol aan. Gusmão erkent dat ook: ‘As for the Timorese Church, it has always been the moral support. And today more than ever, it should be the mediator between the various political opinions, and 1 think it will help tremendously in the true process of national reconciliation’Ga naar voetnoot[14]. Na 450 jaar Portugese kolonisatie en bijna een kwarteeuw Indonesische bezetting zullen de Oost-Timorezen voor het eerst over hun eigen lot mogen beslissen. Het is een formidabele uitdaging, die verstrekkende gevolgen kan hebben voor de rest van Azië. | |||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||
[pagina 626]
| |||||||||||||||||||
|
|