Streven. Jaargang 66
(1999)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 525]
| |
Mark Raper
| |
Het internationale humanitaire klimaatOnmiddellijk na de Koude Oorlog begonnen de westerse regeringen op een heel nieuwe manier de humanitaire crisissen te benaderen. Er waaide in het Westen een triomfalistische wind. Er werd een ‘Nieuwe Wereldorde’ beloofd, die de democratie en de echte eerbied voor de mensenrechten zou uitdragen over de hele wereld. Bovendien waren de leden van de Veiligheidsraad en ook andere staten bereid militair | |
[pagina 526]
| |
tussenbeide te komen in burgeroorlogen om belangrijke humanitaire doelstellingen veilig te stellen. Daarvan getuigt bv. het initiatief van april 1991 om ‘beschermde gebieden’ te creëren voor de Koerden in het noorden van Irak, de vorming in januari 1992 van de UNPROFOR voor het voormalige Joegoslavië en in december 1992 het optreden van het leger van de Verenigde Staten in Somalië als onderdeel van de United Task Force. In de ogen van president Bush was de humanitaire actie (met goedvinden van de Veiligheidsraad) een voorbeeld van de ‘Nieuwe Wereldorde’. Op het structurele vlak waren er veranderingen in het humanitaire systeem. In april 1992 werd UNDRO (Rampenhulp) vervangen door DHA (Departement Humanitaire Zaken) en in dezelfde maand werd ECHO (Humanitair Bureau van de Europese Commissie) gesticht, het grootste fonds ter ondersteuning van humanitaire organisaties. Het optimisme verdween in de tweede helft van 1993 toen bij een harder optreden van UNOSOM achttien Amerikaanse soldaten omkwamen en hun lichamen in een optocht door de straten van Mogadishu werden gevoerd. De feiten kwamen wereldwijd op het tv-scherm. Tegen maart 1994 waren de Verenigde Staten uit Somalië vertrokken met het vaste voornemen zich nooit meer in Afrikaanse conflicten te laten strikken, behalve wanneer duidelijk de belangen van de Verenigde Staten op het spel stonden en de leiding los van de instellingen van de Verenigde Naties kon optreden. Rwanda ontbrandde op 16 april 1994. Twaalf weken lang bleven 470 soldaten van UNAMIR zonder versterking, en toen waren 800.000 levens verloren in de genocide. Nauwelijks een jaar geleden kwam president Clinton naar Afrika en beloofde plechtig: ‘Nooit meer’. Hij gaf toe dat de ‘internationale gemeenschap’ in gebreke gebleven was in Rwanda. Hij beloofde ‘onze waakzaamheid op te voeren en harder op te treden tegen al wie in de toekomst dergelijke wreedheden zouden begaan’. Toch is op dit ogenblik het ondenkbare opnieuw aan de gang in Sierra Leone. De rebellen zijn een kwade bende niet-ideologische bandieten, tegen wie alleen een West-Afrikaanse troepenmacht onder de leiding van Nigeria optornt. Zij kunnen onmogelijk de klus klaren zonder de volgehouden financiele, logistieke en politieke steun van die landen die over de nodige middelen beschikken. Toch was de bijdrage van de VS in het lopende jaar slechts 1,3 miljoen VS-dollars, genoeg om de actie hooguit twee dagen te ondersteunen. Wie is op dit ogenblik nog bereid om tegen geweld op te treden en de slachtoffers te redden? | |
Na de Koude Oorlog de nieuwe oorlogenVolgens alle vooruitzichten moest de wereld nu een meer vredige plaats zijn. De Koude Oorlog is voorbij. Er zijn niet veel conflicten | |
[pagina 527]
| |
tussen soevereine staten. Plaatselijke conflicten zoals destijds in Indochina, Mozambique en Midden-Amerika worden niet meer aangewakkerd door conflicten van de grote wereldmachten. En een wereldwijde nucleaire ontbranding lijkt onwaarschijnlijk - ondanks de nucleaire dreigementen van vorig jaar op het subcontinent. Op het einde van de jaren tachtig en in het begin van de jaren negentig werd veel energie gespendeerd aan het oplossen van oude conflicten en het invoeren van de democratie in landen als Namibië, Cambodja, Mozambique, Ethiopië, Midden-Amerika, Angola, Afghanistan, Zuid-Afrika. Vanaf het begin van de jaren negentig is er ook veel gedaan om het aantal vluchtelingen te verminderen, vooral door hen naar huis te sturen, soms lang vóór de tijd rijp was voor hun terugkeer. Toch zijn er paradoxaal genoeg weer nieuwe, bijna niet te bedwingen conflicten binnen de nationale grenzen. SIPRI (Internationaal Instituut voor Vredesonderzoek) somde vijfentwintig oorlogen op in 1997 en voegde vier Afrikaanse conflicten toe aan zijn officiële lijst (Burundi, Congo-Brazaville, Congo-Kinshasa, Senegal). De nieuwe conflicten in Angola, Kosovo, de Democratische Republiek Congo moeten daar nog aan toegevoegd worden in 1998. Vaak is de onderliggende sleutel van deze conflicten de identiteit. Geschillen over grondgebied, godsdienst en etniciteit escaleren tot hard geweld. Bovendien zijn in negen van de tien gevallen de burgers de slachtoffers van de huidige conflicten. Angola, Sierra Leone, Birma, Sri Lanka, Soedan, Rwanda, Burundi, de Democratische Republiek Congo en Columbia zijn nog altijd haarden van geweld, lijdend aan diepgewortelde conflicten. En Guinee-Bissau, Irak en het vroegere Joegoslavië staan al te dicht bij de uitbarsting van geweld. Bij de landen die het wreedste geweld doormaken noemt SIPRI Soedan, waar 40.000 doden vielen sinds 1983; in Congo-Brazaville vielen tussen 4.000 en 7.000 doden alleen al in 1997. Ook Sri Lanka scoort hoge cijfers: 4.000 doden in 1997 en 40.000 sinds 1976. In Algerije zijn 3.000 doden geteld in 1997, en al bijna 80.000 sinds 1992. Afghanistan en Turkije staan ook hoog op de lijst. Al deze conflicten jagen mensen op de vlucht. Op dit ogenblik zijn minstens 50 miljoen mensen over de wereld verjaagd. Zeer belangrijk is de huidige vorm van oorlogvoeren: opvallend ‘wild’, zonder regels. Naar de internationale conventies of de mensenrechten ziet men niet om. Denk maar aan Srebrenica, Sierra Leone en het onmenselijke optreden van de paramilitaire groepen in Columbia. Al is er altijd wel een lokaal aspect aan de aanleiding tot oorlog, de basisoorzaken van de huidige conflicten liggen in de wereldsituatie. Negentig procent van de ontheemden komen uit de minst ontwikkelde gebieden. Zelfs als zij op hun vlucht over de landsgrenzen geraken, blijven zij bijna altijd in het armste deel van de wereld. | |
[pagina 528]
| |
De ervaring van de NGO's: de nieuwe slachtoffers van de conflictenHet is verrassend te zien met welk een breed gamma van activiteiten de NGO's nu de mensen proberen te helpen die verjaagd zijn in de tegenwoordige onmenselijke situaties. Uit een lijst van die activiteiten leren wij het onderscheid te maken tussen de vele verschillende situaties waarin vluchtelingen leven. Wij zijn in deze tijd allen burgers van een wereld waarin het nodig is de actuele vluchtelingenstromen in kaart te brengen en te bestuderen. Een juiste kijk is de eerste voorwaarde voor een creatief en betrouwbaar optreden. In de voorbije tien jaar heeft mijn eigen kleine organisatie veranderingen meegemaakt die verkleinde modellen zijn van wat er op wereldschaal gebeurt. Onze taak is het begeleiden en bijstaan van wie gevlucht of verjaagd zijn, en hun rechten verdedigen. Voortdurend passen onze ploegen ter plaatse in veertig landen zich zo goed mogelijk aan de nieuwe uitdagingen aan. Niet de taak van de organisatie is na twintig jaar veranderd, maar wel de waaier van activiteiten en de manier van werken, als antwoord op de nieuwe situaties van de verjaagde mensen. Het klassieke werk van een vluchtelingenorganisatie in kampen en nederzettingen gaat uiteraard door. Wie lang op de vlucht zijn verlangen voedsel, onderdak, water, onderwijs, kweekscholen, sociale diensten, scholing van de vrouwen en klinieken. Vluchtelingenkampen bestaan in alle maten, van kleine nederzettingen van vijftig personen, bv. voor de vluchtelingen uit Sri Lanka in India, tot kampen van 150.000 en meer, bv. voor de mensen uit Burundi in Tanzania. Bepaalde vluchtelingen verblijven in gevangenissen onder toezicht van veiligheidstroepen, zoals de Vietnamezen en Cambodjanen destijds in Thailand en Maleisië. Anderen zijn opgevangen in dorpen van aangrenzende landen, bv. vele Liberianen die opgenomen zijn in Ivoorkust en Guinee, of Columbianen in Venezuela. Anderen, bv. de Karen van Birma, vechten al vijftig jaar tegen de meerderheid van de Birmaanse bevolking. De Karen hebben generaties lang doorgebracht als vluchtelingen bij de grens van Thailand. De oudste kampen zijn wellicht die van de Palestijnen; bij benadering zijn er nog altijd zes miljoen van hen ontheemd. In de voorbije tien jaar is er een dramatische stijging geweest van mensen die binnen hun eigen land ontheemd zijn: gezinnen en groepen die niet buiten hun land terecht zijn gekomen en daarom ook niet als vluchtelingen erkend zijn. In Angola, Burundi, Bosnië, Soedan, Sri Lanka, Columbia, enz. zijn er miljoenen slachtoffers van vervolging en conflicten, verjaagd uit hun huis en van hun grond. Deze mensen zijn vaak moeilijker te helpen dan vluchtelingen. Maar al te vaak duurt het conflict lang, is hun eigen regering hun vijand, worden ze voortdurend | |
[pagina 529]
| |
weer verder gedreven, ontstaan er gewapende groepen onder hen. Geen enkele internationale organisatie is aangesteld om mensen die binnen hun eigen land ontheemd zijn te beschermen. Bovendien, wanneer de slachtoffers verblijven binnen het land waar het conflict woedt, is er weinig armslag om hulp te bieden, want het internationale humanitaire systeem is minder in staat en minder bereid om in te grijpen. Columbia, een land waar niet minder dan 1,2 miljoen plaatselijk ontheemden zijn, biedt daar voorbeelden van. Ik geef hier enkele verklaringen van deskundigen terzake. Francis Deng en Roberta Cohen schrijven over Columbia in hun studie In de steek gelaten mensen. Situatiestudies over binnenlandse ontheemden: ‘De basis van deze problemen is: de grond en de welvaart zijn uiterst ongelijk verdeeld, de regering heeft nauwelijks legitiem gezag, de officiële instellingen maken een crisis door en kunnen hun taak niet aan, het oligarchische politieke en sociale systeem is gebouwd op cliëntelisme, de staat maakt gebruik van terroristische methodes, de sociale relaties zijn verziekt, de meerderheid van de Columbianen wordt van de macht gehouden, de staat is materieel afwezig in tal van streken en de greep van de militairen op de samenleving is zeer sterk’. De Columbiaanse katholieke bisschoppen schreven van hun kant in hun herderlijke brief ‘Op de vlucht gejaagd door het geweld in Columbia’: ‘Ontheemd zijn in eigen land is het fenomeen van personen en gezinnen die niet onmiddellijk bij het conflict betrokken zijn, maar wel de harde gevolgen ervan ondervinden omdat zij gedwongen zijn hun geboortegrond te verlaten om hun leven te redden... Als er één groep in Columbia is van wie de mensenrechten grotelijks geschonden zijn, dan zeker de ontheemden’. Grotere aandacht gaat nu naar de stedelijke asielzoekers, van wie de enen erkend worden als vluchteling en de anderen weer niet. De meeste asielzoekers die trachten een bestaan te vinden in vreemde steden hebben zeker in het begin hulp nodig om te overleven en hun | |
[pagina 530]
| |
weg te vinden in het systeem. In Londen, Rome, Berlijn, Boekarest, Bangkok, Phnom Penh, Kuala Lumpur, Nairobi, Johannesburg, Lusaka, Lilongwe, El Paso en in nog tien andere grote steden, overal zijn het hetzelfde soort mensen die hulp vragen. Stadsvluchtelingen zoeken een warme maaltijd, een vriendelijk onthaal, studiebeurzen, juridisch advies en noodwoningen. Instellingen moedigen hen aan om gemeenschappen te vormen en activiteiten op te zetten die een inkomen bezorgen. Ook spant men zich in om aangepaste beschermende voorzieningen te bekomen, zowel in de administratieve sector als in de juridische infrastructuur. Veel personen die over de grens vluchten raken gedetineerd in centra voor immigranten, en missen juridische raad en pastorale zorg. Dat zij gedetineerd worden is al een eerste teken dat het internationale systeem ter bescherming van de vluchtelingen faalt en dat veel landen niet in staat zijn de migratie op te vangen. Detentie is voor die landen een noodrem, omdat zij geen constructieve oplossingen vinden voor de (reële of ingebeelde) problemen van ingeweken vreemdelingen. De spanning waarin de gedetineerden leven maakt al de sociale, psychologische, geestelijke en medische problemen die zij al hebben nog veel erger. Onze eigen organisatie biedt steun aan gevangenen in centra voor immigranten in Los Angeles, Elizabeth (New Jersey), Bangkok, Berlijn, Groot-Brittannië en Maleisië. Onze hulp aan de gedetineerden bestaat uit bezoeken, zoveel informatie (ook juridische) geven als mogelijk en nuttig is, onderwijsprojecten, gezondheidszorg, voeding en het opsporen van verwanten. Soms kunnen wij programma's opzetten om hun vrijlating te bekomen. Bij andere gelegenheden pleiten wij voor wijzigingen in de wet die hun een onmenselijke opsluiting oplegt. Een andere activiteit waarin NGO's een flinke ervaring verwerven, is het begeleiden van vluchtelingen die naar huis teruggaan, en dit zowel bij de voorbereiding als bij de terugreis en de reïntegratie. De terugkeer na een conflict, de rehabilitatie en de wederopbouw bij de overgang van oorlog naar vrede vergen tijd, ervaring, politieke wil, soliede financiële ondersteuning en veel menselijkheid. Grote repatri-eringen waren er in de voorbije jaren in Namibië, Ethiopië, El Salvador, Guatemala, Cambodja, Mozambique en Rwanda. Op dit ogenblik zijn er nog omvangrijke groepen Liberianen, Angolezen, Rwandezen en Bosniërs op de terugweg. Na ieder conflict vergt het een moeizame, lange inspanning om de reïntegratie en rehabilitatie te laten slagen. Het hele rechtswezen, het onderwijs, huisvesting en werkgelegenheid moeten opnieuw georganiseerd worden. Na een oorlog zijn er een massa weeskinderen en weduwen. En het grondigste werk van al, verzoening en vrede stichten, vergt tientallen jaren en kan niet beginnen vóór het verdriet verstild is. Bij een gedwongen terugkeer of terugdrijving is er een taak voor de | |
[pagina 531]
| |
onafhankelijke waarnemers die inzicht hebben in de situatie. Ook als de terugkeer niet echt onder dwang gebeurt, is het belangrijk dat men bepaalde regels naleeft. In de laatste jaren heeft het UNHCR (Hoog Commissariaat van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen) de geldende normen blijkbaar opgegeven (dat de terugkeer vrij, menswaardig en veilig moet zijn). De NGO's vonden dat ze dit moesten aanklagen. Bijvoorbeeld in het geval van het naar huis sturen van de Rohingya's uit Bangladesh naar Birma, van de Rwandezen uit Tanzania, van de Achehnezen uit Maleisië naar Indonesië, en ook in bepaalde gevallen van terugsturen van Bosniërs uit Duitsland. Een vrij nieuw fenomeen, althans nieuw in omvang, zijn de staatlozen. Er is behoefte aan een efficiëntere aanpak. Een betwiste nationaliteit en een gedwongen uitdrijving staan duidelijk in verband met elkaar. De staatlozen wordt een dubbel onrecht aangedaan: het verbod naar het eigen land terug te gaan en de weigering van een nationaliteit. Velen van de Buthaanse vluchtelingen in Nepal zijn in dit geval of dreigen dat te worden. Een aanzienlijk aantal van de Chinees-Vietnamezen in de Indochinese kampen, met name in Hongkong, was zeker staatloos. En in de CIS-landen zijn er tal van mensen zonder burgerschap van een staat die kan instaan voor hun elementaire mensenrechten. Het UNHCR is de internationale instelling die de naleving van de regels van het Verdrag voor de Staatlozen moet afdwingen. Dit zijn een reeks voorbeelden van verschillende en in bepaalde opzichten (zeker in omvang en ernst) nieuwe situaties van gedwongen verhuizing Traditionele NGO's stellen zich op deze nieuwe situaties in en soms ontstaan er nieuwe organisaties voor nieuwe noden. Oude en nieuwe NGO's pakken meer verschillende acties aan. Daarbij horen dan vrede stichten, toezien op de mensenrechten, het vervaardigen en aanpassen van protheses, mijnen ruimen. | |
De mensenrechten verdedigenLos van de gebieden waar zij direct dienst bewijzen, investeren de NGO's meer en meer energie in het bepleiten en verdedigen van de mensenrechten. Het verband met de bescherming van de vluchtelingen is duidelijk genoeg. Met informatiecampagnes om het brede publiek te sensibiliseren, en met studies wil men de rechten van de vluchtelingen verdedigen. Vanuit hun ervaring te velde hebben veel NGO's hun krachten gebundeld om te protesteren tegen de lichte wapens, meer bepaald tegen de antipersoonsmijnen. Wij nemen het op voor de staatlozen en verdedigen de rechten van kinderen die gedwongen worden mee te vechten. Wij klagen aan dat vluchtelingen in de kampen niet meer zo goed beschermd zijn, bv. wanneer militairen er de | |
[pagina 532]
| |
leiding overnemen, wanneer niet voldoende erover gewaakt wordt dat de kampen burgerlijke instellingen blijven, wanneer er gevaar is voor de vrouwen, wanneer de kampen zo gelegen zijn dat ze kwetsbaar zijn voor invallen uit het buurland. De NGO's leveren kritiek op het beleid en de praktische aanpak van het UNHCR (bv. voor wie in een stad asiel zoeken, of voor gevangen asielzoekers) en op de procedures bij het toekennen van het vluchtelingenstatuut. | |
Vluchteling zijnOm duidelijk te begrijpen waarover ik het heb, wilt u zich misschien even voorstellen hoe het is verdreven te zijn. Vluchteling zijn betekent aan de zelfkant van de samenleving terechtkomen, politiek of sociaal niets meer betekenen. De man of vrouw die nu vluchteling is, was wellicht ooit een persoon van aanzien, had een boeiende levenstaak. In een vluchtelingenkamp is iedereen een gewezen iemand: gewezen boer, huisvrouw, dokter, echtgenoot, minister. Iedereen is aan het wachten, overgeleverd aan de beslissing van iemand anders. | |
Afwijzing als een politiekDe vluchteling ervaart heel sterk afgewezen te zijn; Hathaway noemt dit ‘de politiek van geen-toegang’. In veel landen is nu het hoofddoel geen last te hebben: de vluchtelingen op afstand te houden. Overal ervaart men dat migranten niet gewenst zijn. De ‘vesting Europa’ wil standhouden tegen de ‘vreemde invasie’. Er komen steeds vernuftiger methodes om nieuwe kandidaten weg te houden uit de welvaartzones. Er zijn middelen genoeg om de last af te wentelen: beschutte reservaten scheppen, afspraken over terugnemen, tijdelijk beschermd statuut, waterdichte lijsten van derde landen, snelprocedure tot uitwijzing op de luchthavens, afschaffen van sociale voordelen voor asielzoekers, onder druk repatriëren. Ook de media zijn opgetrommeld om ons te beschermen tegen de verjaagden, hun lijden te ignoreren en hun problemen te minimaliseren. Regels om de migratie te beperken, internationaal op elkaar afstemmen van het beleid inzake de asielaanvragen, de opkomst van extremistische groepen tegen migranten, zijn tekenend voor de richting die het Westen uitgaat. De grenzen sluiten voor de vloed van ongewenste vluchtelingen is geen louter westers gebeuren. Zelfs een land als Tanzania, dat een schitterende staat van dienst had in het opnemen van vluchtelingen, is nu gesloten. Het heilige beginsel dat repatriëring vrij moet zijn, is nu afgezworen: twintig landen hebben vluchtelingen uitgedreven in 1996. | |
[pagina 533]
| |
Omvang, snelheid en complexiteitJammer genoeg zijn crisissen met vluchtelingen al lange tijd een constante in de mensengeschiedenis. Altijd weer zijn mensen gevlucht voor het geweld, gewapende conflicten en vervolging. Maar in de jaren die net achter ons liggen kwamen er nieuwe en massale verdrijvingen. Sinds 1980 is het aantal vluchtelingen gestegen van ongeveer 5 miljoen tot een piek van meer dan 18 miljoen in 1993 en het ligt nu nog dicht bij de 14 miljoen. Terwijl er in de jaren zeventig in nauwelijks vijf landen mensen ontheemd waren in eigen land, was dat in 1998 al in een veertig landen zo; naar raming zijn er een 30 miljoen mensen in eigen land op de vlucht. Gedwongen migratie is niet nieuw, maar bepaalde aspecten ervan zijn dat nu wel. Kijk naar de omvang, de snelheid en de complexiteit van de recente gedwongen volksverhuizingen. Onze eigen instelling is in 1980 opgericht als antwoord op wat toen doorging voor een vreselijke wereldcrisis. Maar het aantal vluchtelingen is sindsdien met vier vermenigvuldigd, met een piek van 1993 tot 1995. Het zouden er nog meer geweest zijn, als zij niet massaal onder dwang naar huis gedreven waren. Ongeveer 1,75 miljoen Rwandese vluchtelingen zijn weer naar huis en naar een nog altijd hopeloze situatie gejaagd. Wie naar Mozambique en Ethiopië terugkeerden, waren wat beter af. Problemen zijn er nog altijd voor de Cambodjanen, Afghanen en Bosniërs die het erop waagden terug te gaan. Maar de huidige conflicten zijn angstaanjagend talrijker en heviger. Vorig jaar waren het er tussen 65 en 70. Omdat de oorlog in Soedan maar blijft duren, zijn ongeveer 3 miljoen mensen niet in staat naar huis te gaan. In Angola zijn nog altijd 1,2 miljoen mensen op de vlucht. Het conflict in Columbia is op z'n eentje al de oorzaak van meer dan een miljoen vluchtelingen in eigen land. Hoe complex de huidige toestand wel is, blijkt uit de verwarde terminologie die nu in gebruik is. Wij onderscheiden thans asielzoekers, staatlozen, illegalen, sans-papiers, mensen zonder documenten en afgewezen asielzoekers. Wij spreken ook van massale uitdrijvingen, etnische zuivering, gedwongen migratie, interne deportatie, onvrijwillige repatriëring en gedwongen terugkeer. Bepalen wie de officiële status van vluchteling verkrijgt is ook steeds complexer geworden. Iemand die als vluchteling erkend is in Afrika zal misschien niet meer dan een asielzoeker zijn in Europa. De Conventie van Genève wordt minder toegepast. Maar godzijdank zijn de Conventies van de OAU (Afrika) en Cartagena (Latijns-Amerika) ruimer en beter geschikt voor de huidige omstandigheden. Hoe snel de gebeurtenissen op elkaar volgen, blijkt pijnlijk uit de voorbeelden in de streek van de Grote Meren: daar waren massa's | |
[pagina 534]
| |
mensen in verschillende richtingen tegelijk op de vlucht. Iedereen herinnert zich nog de moordpartijen in het tweede trimester van 1994: 800.000 slachtoffers in zes weken. Toen trokken 1,75 miljoen Hutu's naar de buurlanden Zaïre, Tanzania en Burundi, waar zij internationale hulp kregen. Veel organisaties staken een massa energie in projecten in de streek. Tegen het einde van 1996 werden dan ongeveer 1,5 miljoen Rwandezen gedwongen naar huis te gaan in enkele weken tijd. De kampen in Tanzania liepen in december leeg toen 500.000 Rwandezen vertrokken; maar in januari 1997 liepen ze weer vol, nu met 300.000 Burundezen. | |
De verzwakking van de natiestaatDe teloorgang van de nationale veiligheid en de verzwakking van de natiestaat zijn de regel in landen waar conflicten uitbreken. Bij gewapende conflicten brokkelt het nationale gezag af. Deportaties van de bevolking, die onvermijdelijk zijn tijdens en na de conflicten, worden allicht zelf een gevaar voor de regionale, nationale en persoonlijke veiligheid. Ondanks het einde van de Koude Oorlog en de zogenaamde triomf van de democratie, is het leven in toenemende mate moeilijk en gevaarlijk geworden voor vele volkeren sinds de vroegere stabiliserende rol van de supermachten verdwenen is. Een aantal nationale staten zijn echt ingestort, onder meer Somalië, het vroegere Joegoslavië, Liberia, Sierra Leone en natuurlijk de Sovjet-Unie van destijds. Zelfs de creatie van nieuwe staten - 27 in de voorbije tien jaar - is een teken van vervluchtiging. In vele landen geloven de burgers niet meer dat hun regering hen kan of wil beschermen. In Rwanda, Burundi en Liberia is het staatsapparaat in handen van minderheidspartijen die niet alle burgers gelijk behandelen. Wanneer de economie verzwakt of wereldbrede krachten het machtsevenwicht verstoren binnen een land, zijn de regeringen geneigd geweld te gebruiken om het volk in de pas te dwingen. Uiteraard is er een verband tussen de veiligheid van de staat en de persoonlijke veiligheid. Zoals wij al zeiden zijn zelfs in de kampen weinigen veilig. De militairen willen de burgers raken en op vele plaatsen eerbiedigen de strijdende partijen volstrekt niet de conventies van Genève. De overvloed van lichte wapens maakt dat allen gevaar lopen. | |
BesluitHet vluchtelingenprobleem is echt een internationale aangelegenheid; het kan niet land per land aangepakt worden. De verhuizing van volkeren is slechts één facet van enorme wereldwijde stromingen, van | |
[pagina 535]
| |
het één worden van de wereld. Op de wereldmarkt en op de nieuwe methodes van transport en informatie hebben de soevereine staten al geen vat meer. Aangezien het hele internationale juridische systeem berust op de autonomie van natiestaten, is het gevolg dat de vluchtelingen niet meer ten volle op regeringen of zelfs intergouvernementele instellingen kunnen rekenen voor hun bescherming. De talloze voorbeelden in dit artikel tonen aan dat er aanvullende, niet-gouvernementele instanties nodig zijn om steeds meer mensen in bescherming te nemen naar wie geen staat nog omkijkt. Er zijn al niet aan een staat gebonden actoren die formeel de rol van beschermers opnemen. De niet-gouvernementele organisaties moeten sterker worden en meer de spil vormen van het internationale antwoord op de nood van de gemeenschappen en individuen die nu onbeschermd blootgesteld zijn aan conflicten. Bij voorkeur wordt de burgersamenleving versterkt, vooral lokale instellingen voor mensenrechten en communicatie, of er wordt steun verleend aan lokale gemeenschappen die begaan zijn om de menselijke waardigheid, zoals de kerken, dorpsgemeenschappen en cooperatieve vennootschappen. Maar al deze plaatselijke instellingen moeten, zowel voor hun eigen veiligheid als voor hun efficiëntie, verbonden worden door betrouwbare en geloofwaardige banden met gelijkgestemde internationale instellingen. Een sprekend voorbeeld is de internationale campagne tegen de landmijnen. Men wilde de logge, zeer partijdige VN-procedure van het werven van stemmen ten gunste van een internationale conventie omzeilen. In de plaats daarvan werd een net van nieuwe verbintenissen geweven tussen individuen, niet-gouvernementele groepen en regeringen. Door deze alliantie zijn zelfs niet aan een staat gebonden strijdende partijen zoals opstandige en verzet plegende bewegingen onder druk gezet. Hetzelfde soort campagnes en akkoorden hebben wij nu nog nodig om andere schadelijke en onmenselijke fenomenen te bestrijden die oorzaak en neveneffect zijn van gedwongen vluchten, zoals de overvloed van lichte wapens, het rekruteren van kinderen voor de strijdkrachten, de handel in mensen over de grenzen heen. Om hun taak van hulpverlening en bescherming te blijven vervullen bij de verdreven mensen en de slachtoffers van onmenselijke situaties, moeten de niet-gouvernementele organisaties nu hun diensten uitbreiden tot een breed gamma van activiteiten. |
|