Streven. Jaargang 66
(1999)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 354]
| |
ForumNiet politiek correctDe Wetstraat maakt het het Vlaams Blok soms wel erg makkelijk. Begin januari besloot de commissie Welzijn zich in het Vlaams parlement even te buigen over de situatie van de ‘sans-papiers’. Rijkelijk laat en wellicht veeleer ingegeven door de zin voor publiciteit, maar dit doet eigenlijk niks terzake. Twee ‘illegalen’ werden uitgenodigd hun grieven kenbaar te maken. Een nobele gedachte, ware het niet dat iedere bezoeker van het Vlaams parlement zich moet kunnen legitimeren. En hoe zouden ‘illegalen’ zich kunnen ‘legitimeren’? Meteen startte een fluistercampagne om voor één keer een uitzondering toe te staan. Een kleuter kon het perscommuniqué van het Vlaams Blok opstellen. Uiteindelijk draaide alles op een grote sof uit. Parlementsvoorzitter Norbert De Batselier (SP) hield het na lang aarzelen bij een ‘regels zijn regels’. Bij gebrek aan gesprekspartners sprak de commissie dan maar schande over haar eigen parlementsvoorzitter. Een pijnlijke afgang, waar natuurlijk ook de sans-papiers niet beter van worden. Het Vlaams Blok bescheurde zich bij het schouwspel. Of er dan een alternatief bestaat? Natuurlijk. Het Vlaams Parlement houdt iedere vrijdag vrij voor zogeheten bedrijfsbezoeken. Is het dan zo moeilijk om samen met de asielzoekers een geschikte locatie te zoeken waar rustig kan worden gepraat zonder dat de legitimatiekwestie roet in 't eten gooit? Als we wat geluk hebben, heeft het Vlaams Blok zelfs geen zin om mee te gaan. Sedert de grote doorbraak van het Vlaams Blok op 24 november 1991 slagen heel wat politici, aangewakkerd door een politiek correct denkende intelligentsia, er niet in op een pientere manier met deze racistische partij om te gaan. Nog maar enkele maanden geleden kreeg parlementair links het onzalige idee, racistische partijen hun publieke subsidiëring te ontnemen. Op het eerste gezicht een evident en democratisch initiatief. Tactisch kan je moeilijk een ezel naar de kroon steken. Op het ogenblik dat twee partijen voor een miljoenencorruptie wor- | |
[pagina 355]
| |
den veroordeeld en nauwelijks enkele maanden voor de verkiezingen vinden politici het raadzaam een tegenstander, in Vlaanderen goed voor 15 procent van het kiespubliek, op droog zaad te zetten. Alsof het Vlaams Blok nog niet genoeg heeft geprofiteerd van zijn underdog-image, alsof hun oorlogskassen nog niet zijn gevuld. De illusie dat je op zo'n manier een partij kan fnuiken, is zo mogelijk nog gevaarlijker dan het Vlaams Blok een tv-show te geven in prime time. En over de juridisch-technische moeilijkheden van zo'n maatregel wil ik het niet eens hebben. Even aanstootgevend blijft de manier waarop Vlaams-Blokpolitici doorlopend worden onderschat. Steevast slagen zij erin de weke plekken van het dun laagje cultuurvernis bij iedere sterveling te ontdekken, open te schuren en te appelleren aan het slechtste van de menselijke natuur. Daar is een doorgedreven politiek engagement en tomeloze inzet voor nodig die je bij heel wat leden van de diverse partijen niet meer terugvindt. Ik ben al lang afgestapt van de idee dat de ‘goede’ politici alleen bij democratische partijen zitten. Natuurlijk zijn Vlaams-Blokmilitanten racistisch en propageren ze een verwerpelijk gedachtegoed. Maar je vindt er soms heel wat bezieling en verbetenheid. Dat levert resultaten op. Zo vindt men bijvoorbeeld Vlaams-Blokpolitica Alexandra Coolen ‘weird’, of lapidair uitgedrukt, ‘zo zot als een achterdeur’. Maar ze is een persoonlijkheid die duidelijke meningen vertolkt en van zo'n helderheid mag je zeker niet ieder parlementslid verdenken. U zou er nog versteld van staan hoeveel platbroeken of windhanen in Brussel actief zijn. Ook een gewezen commissaris Johan Demol maak je het niet moeilijk met een pamfletachtig boekje, uitgegeven bij een PvdA-vriendelijke uitgeverij. Wordt de partij onderschat, heel wat kiezers worden dan weer overschat. Laten we even twee voorbeelden nemen: veiligheid en racisme. Er bestaat in sommige buurten een probleem van criminaliteit. Niemand kan dat ontkennen. De afgelopen twee jaar werd ikzelf bestolen in Brussel en aangerand in Anderlecht, werd er ingebroken bij mijn ouders in Mortsel, bij mijn schoonouders in Borgerhout, en mijn schoonzus kreeg zelfs twee keer dieven over de vloer (Deurne en Borgerhout). Dikwijls gaat het om weinig geld, maar de idee dat ‘vreemden’ in huis zijn geweest en allerlei bezittingen hebben vastgenomen vinden heel wat mensen stuitend. In hun boosheid schreeuwen ze om ondemocratische oplossingen. Niet te verdedigen, maar wel te begrijpen. Maar hoe lang hebben de gevestigde politieke partijen dit verschijnsel met abnormaal veel zin voor zelfkritiek gerelativeerd? Een studie van de Europese Unie bracht twee jaar geleden aan het licht dat de helft van de Belgen zich min of meer als racistisch bestempelt. Natuurlijk moeten we daar niet trots op zijn. Toch kan het geen kwaad eens uit te zoeken hoe zoiets eigenlijk komt. Maar er wordt soms o zo veel en o zo snel gemoraliseerd. Je mag niet racistisch zijn. Punt uit. Daar hebben we zelfs een bijzonder centrum voor opgericht, om met overheidsgeld iedere racistische oprisping aan te vallen. Nog een | |
[pagina 356]
| |
bewijs van dat kijvende vingertje. Als misdadigers over de schreef gaan, wordt dat toegeschreven aan de moeilijke jeugd, de gescheiden ouders, het onbegrip, de harde wetten van de kapitalistische samenleving en wat weet ik nog allemaal. Als mensen zich te buiten gaan aan racistische praat, dan vervallen meteen alle mogelijke verzachtende omstandigheden. Dat politiek correct denken loopt met oogkleppen op en geeft die vrijbuiters van het Vlaams Blok een open doel. Dat breekt zuur op op een ogenblik dat veiligheid en justitie een van de speerpunten van de verkiezingscampagne worden. De strijd is ook ongelijk. Het Vlaams Blok kan zich beperken tot het geven van inderdaad stuitende voorbeelden waar het misloopt. Zoiets maakt altijd meer indruk dan een steriel betoog over een veel te laat doorgevoerde politiehervorming of een ongetwijfeld terechte uitleg dat misdaadcijfers omzichtig moeten worden geïnterpreteerd. Het Vlaams Blok krijg je niet zomaar weg. Daarvoor is de partij via haar nationalistische poot te zeer ingeburgerd in een aantal Vlaamse kringen en maakt de Belgische staat het soms iets te bont om nog geloofwaardig te zijn. Maar als het de diverse democratische partijen menens is met de antiracistische strijd, dan wordt het de hoogste tijd om in de samenleving op een niet moraliserende toon poolshoogte te nemen. Aan verzuchtingen van de burgers moet met een aangepast beleid tegemoet worden gekomen. En ten slotte moet er een doorgedreven dialoog worden gestart waarin politici heel veel uitleg geven over de diverse moeilijkheden waarmee ze worden geconfronteerd, en meteen wordt duidelijk gemaakt waarom de recepten van het Vlaams Blok geen hout snijden. Bij dat laatste wil het nog altijd wel eens mislopen. Als inwoner van de Antwerpse deelgemeente Berchem ben ik de afgelopen jaren slechts door één partij op een structurele manier geïnformeerd. Juist, het Vlaams Blok. De zuurtegraad van hun blad is niet te harden. Maar op zijn minst zijn ze aanwezig. Dat kan ik helaas niet van de andere partijen zeggen. □ Bart Brinckman | |
Acties rond de schuldenlastSymbolische data krijgen gemakkelijk meer dan symbolische neveneffecten. Zo zal het jaar 2000 niet alleen de geschiedenis ingaan als het moment waarop de tellers van onze computers al dan niet in het honderd zijn gelopen, maar ook als het tijdstip waarop de kerken hebben opgeroepen tot een drastische schuldvermindering voor de 44 armste staten (de zogenaamde HIPC's: Highly Indebted Poor Countries)Ga naar eind[1]. | |
[pagina 357]
| |
JubeljaarDe oproep is van oecumenische aard: zowel de paus als de Evangelische Kerk van Duitsland of de Oecumenische Samenkomst van Graz 1997 hebben meegedaan. Hij gaat ook terug op oude bijbelse wortels: in de boeken Exodus, Leviticus en Deuteronomium is al sprake van een jubeljaar, een vijftigste jaar, waarin de opgelopen schulden van de afgelopen 49 jaar worden kwijtgescholden, en de vroegere schuldenaars in vrijheid worden gesteld. Uit de historische bronnen valt niet op te maken hoe effectief dit gebod door Israel werd nageleefd. Is het bij een rechtvaardigheidsutopie gebleven? Uit de kritiek van de profeten en de leer van Jezus van Nazareth blijkt alleszins dat de oproep tot het kwijtschelden van schulden een integraal deel is blijven uitmaken van de messiaanse ethiek. Tegen die achter-grond hebben de kerken nu in de aanloop van het symbolische ‘jubileumjaar 2000’ de gelegenheid aangegrepen om voor een drastische schuldvermindering te pleiten, niet voor de armste leden van het eigen volk, maar voor de armste landen van het Zuiden, die de zwaarste schuldenlast te torsen hebben. Deze oproep van de kerken valt niet in een vacuum. Sinds de jaren zeventig was reeds meermaals sprake van schuldherschikking en kwijtschelding, maar dan voor de ‘grote schuldenaars’ als Mexico, Argentinië of Brazilië, die door hun onvermogen om tijdig hun uitstaande schuld terug te betalen het hele internationale financiële systeem ten val konden brengen. Voor de ‘kleine schuldenaars’ had men bij die vroegere regelingen weinig oog, juist omdat hun totale schuld te licht woog op de wereldmarkt om tot grote storingen te leiden. De totale externe schuld van de 44 armste landen bedroeg in de jaren negentig ongeveer 200 miljard $, een som die ongeveer gelijkstaat met het Bruto Nationaal Product van één enkel land als België of NederlandGa naar eind[2]. | |
Club van ParijsSinds enkele jaren hebben een aantal kredietverlenende landen zich verenigd in de Club van Parijs, met de bedoeling om de 44 armste staten met een hoge schuld een gemeenschappelijk pakket van maatregelen voor schuldvermindering aan te bieden. Het plan van de Club van Parijs bevat in een eerste fase een voorstel om de terugbetaling van verschuldigde intresten op de uitstaande schuld te verlichten. Die verlichting op de schuldendienst (debt flow) van de eerstkomende drie jaar betekent geen afstel, maar uitstel van betaling. Ze kan in een eerste fase van drie jaar 67% van de netto actuele waarde van de schuldendienst bedragen, in een tweede fase van drie jaar 80%. Het land krijgt aldus een significant uitstel van terugbetaling, en moet intussen, met steun van het Internationaal Fonds en van de Wereldbank, proberen voldoende kredieten te verzamelen om na die periode genoeg schuld te kunnen aflossen en zo een duurzaam niveau van schuldbeheer te bereiken. Een duurzaam niveau betekent volgens de criteria van de Club (en het IMF) dat de totale externe schuld van het land niet hoger ligt dan twee-en-halfmaal | |
[pagina 358]
| |
de waarde van zijn jaarlijkse export, en de jaarlijkse schuldendienst (de afbetaling op de uitstaande schuld) niet meer dan een kwart van de exportinkomsten opslorpt (daarnaast worden nog een aantal fiscale criteria gehanteerd, die we even terzijde laten). Pas wanneer blijkt dat een HIPC-land er na zes jaar (en de nodige inspanningen) niet in slaagt dat draaglijke niveau te bereiken, zijn de leden van de Club bereid de schuld zelf (debt stock) te verminderen tot op datzelfde niveau. Pas in dat geval worden schulden (= de hoofdsom, of de stock) werkelijk kwijtgescholden. Van de 44 landen die tot de HIPCgroep behoren, blijken er, volgens beschikbare analyses van experts van de Wereldbank en het IMF, zeven in een ondraaglijk schuldniveau vast te zitten: Burundi, Guinee-Bissau, Mozambique, Congo-Kinshasa, Zambia, Sudan, Sao Tomé en Principe, en Nicaragua. Twaalf andere landen zitten in de gevarenzone: Bolivia, Kameroen, Congo-Brazaville, Ivoorkust, Ethiopië, Guyana, Madagascar, Myanmar, Niger, Rwanda, Tanzania en Uganda. Van die twee reeksen hebben alleen Bolivia, Uganda en Mozambique tot op heden de volledige procedure doorlopen. Dat heeft geleid tot een schuldvermindering van 57% voor Mozambique, van 20% voor Uganda, en van 13% voor Bolivia. De andere landen bevinden zich nog ‘in de pijplijn’, ofwel werd er voor hen nog geen regeling getroffen (vanwege burgeroorlog, af-wezigheid van een stabiel regime, etc.). Weer andere landen kregen als advies te horen dat hun schuldniveau na herschikking van de afbetalingsstroom draaglijk is (Benin, Senegal). | |
Kerkelijke en humanitaire kritiekenHet is dit HIPC-initiatief dat de kerken (samen met humanitaire organisaties) onder vuur nemen. In hun ogen levert de Club van Parijs (met steun van het IMF en de Wereldbank) te schaarse en te late resultaten op voor de schuldenaars. Men zou sneller en in meer gevallen moeten overgaan tot onvoorwaardelijke kwijtschelding van schulden, en zich niet beperken tot schuldherschikking. Ten tweede wordt ‘draaglijk schuldniveau’ liever niet bepaald door de stroom van vreemde deviezen die een land door export kan binnenkrijgen; het wordt beter gekoppeld aan interne indicatoren van levenskwaliteit, zoals levensverwachting, gezondheidszorg en onderwijs. Ten derde zouden de betrokken debetlanden sterker betrokken moeten worden bij het proces. De kritieken van het humanitaire initiatief zijn grotendeels terecht, maar gaan ook gedeeltelijk voorbij aan de reële politieke en economische situatie, waarvan men echter bij dit soort interventies geen abstractie mag maken. Zo klopt het wel dat er geen duurzame gevolgen verwacht moeten worden, tenzij de crediteurs een groter gedeelte van de schuld kwijtschelden (en niet uitsluitend rekenen op een schuldherschikking door de terugbetalingsstroom tijdelijk te verminderen). Daarbij mag men echter niet vergeten dat men niet alleen te maken heeft met bilaterale schulden tussen twee staten (die zijn relatief gemakkelijk eenzijdig kwijt te schelden), maar ook met multilaterale schuld (bv. aan het IMF | |
[pagina 359]
| |
en de Wereldbank) en met private schuldeisers (banken, exportkredietverzekeraars) voor wie eenzijdige kwijtschelding veel moeilijker te aanvaarden valt (omdat ze er zelf voor moeten opdraaien, en niet de belastingbetaler van de rijke staten). Bovendien zakt de toekomstige kredietwaardigheid van de staat die zijn schulden niet terugbetaalt nog verder naar beneden, terwijl deze landen ook in de toekomst nog wel leningen zullen moeten aangaan. En ten slotte kan een onvoorwaardelijke schuldvermindering een dictatoriaal regime (en er zijn er nogal wat onder de 44 kandidaten) de nodige financiële ademruimte schenken om eens flink te investeren in wapenaankopen zonder zich zorgen te moeten maken over de toekomstige levensstandaard van de eigen bevolking. De voorstanders van eenzijdige schuldkwijtschelding vergeten wel eens dat schulden kwijtgescholden worden aan staten, d.w.z. aan de regimes van die staten, en niet rechtstreeks aan de bevolking. Wie de bevolking van het zuidelijke halfrond duurzaam wil helpen, pleit dus het best voor een geleidelijk en voorwaardelijk proces van schuldbeheer. Maar anderzijds hebben de kerken ook gelijk: de huidige initiatieven van de Club van Parijs gaan niet ver genoeg, en de voorwaarden voor schuldherschikking dienen gekoppeld te worden aan een duurzame verbetering van het levensniveau van de bevolking, en niet uitsluitend aan de opbrengst van deviezen door export of door verhoging van fiscale inkomsten. Een dergelijk duurzaam beheer wordt het best geregeld door een internationaal fonds dat niet zonder meer onder controle staat van één staat of één club van rijke staten. Het debat is dus geopend, de druk van de publieke opinie wordt opgevoerd. Afwachten nu of het nieuwe millennium daadwerkelijk soelaas zal bieden aan de schuldenaars. □ Jef Van GerwenGa naar eind[3] |
|