Streven. Jaargang 66
(1999)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 244]
| |
Gert Verschraegen
| |
[pagina 245]
| |
valt, probeert hij alsnog te bewaren voor de collectiviteit. Dat herinneringsproces, de ‘reddende geschiedschrijving’ wordt gesymboliseerd door café San Marco, ‘een Ark van Noach’ waar Magris blijkbaar zijn boeken schrijft. ‘Daar beklijven eretekenen en faam wat langer; ook die van diegenen die alleen recht hebben op voortleven in de herinnering vanwege het feit - maar dat is niet gering - dat ze vele jaren hebben doorgebracht aan de marmeren tafeltjes met gietijzeren poten die uitlopen op een voetstuk rustend op leeuwenpoten, en die af en toe hun zegje hebben gezegd over de juiste druk waaronder het bier getapt moest worden en over het heelal’Ga naar eind[2]. In zijn eigen, niet-officiële geschiedschrijving, onttrekt Magris de verhalen, wensen en verlangens van de bezoekers van San Marco aan het zwarte gat van de uiteindelijk onvermijdelijke vergetelheid. ‘Vertellen is een guerrilla tegen het vergeten en er tegelijk vrede mee hebben; als de dood niet bestond, zou misschien niemand vertellen’Ga naar eind[3]. Maar Magris vertelt en vertelt, verzamelt de brokstukken, het spreekwoordelijke afval dat de collectieve loop der dingen met zich meedraagt. Uitvoerig heeft hij het over ‘de voetnoten bij de Algemene Geschiedenis’, zoals die terugtocht van het Legione redenti di Siberia: ‘Van die reis door de sneeuw van de steppen en de geschiedenis, van die dwaaltocht die in miniatuur de vele omzwervingen verbeeldt van vluchtende personen en volken waardoor de eeuw wordt gekenmerkt, is bijna niets overgebleven, alleen het artikel van Luciano Sanson in Il Picollo’Ga naar eind[4]. Tegen de maalstroom van de gemediatiseerde geschiedeniscreatie in, probeert Magris iets vast te houden van de vele kleine, vluchtige werelden die in de collectieve herinnering al lang niet meer bestaan. Tegelijk beseft de lezer samen met Magris hoe paradoxaal die bezigheid is. Het is eenvoudigweg niet mogelijk het voorbijgaan van de tijd te stoppen en het verdwijnen van individuele en collectieve ervaringen te voorkomen. In Magris' beschrijvingen voelen we scherp de onvermijdelijkheid van het verlies. Deze mensen en de wereld waarmee ze onlosmakelijk verbonden waren, hebben we niet gekend. Wat Magris over zijn geliefde dichter Prenz schrijft, blijkt evenzeer voor hemzelf te gelden: ‘Nog eens spreekt de poëzie van het afwezige, van dingen of mensen die er niet meer zijn’Ga naar eind[5]. Magris schrijft slechts over datgene wat aan het verdwijnen is, wat in de kantlijnen van de geschiedenis dreigt op te lossen. Hij kiest het standpunt van wat gedoemd is vergeten te worden, wat zelfs niet in de archieven, musea of geschiedenisboeken wordt weggestopt, maar onvermijdelijk verbrokkeld en aangevreten wordt door de tijd. Toch is dit boek meer dan het werk van een melancholicus. Wat Magris doet is belangrijk, omdat het laat zien wat er allemaal verdwijnt in de maalstroom van moderniseringsprocessen. | |
[pagina 246]
| |
Verweerde sloepen in de lagune, de jacht op de beren in het bos, de kleur van het riet op het water, Magris schrijft erover, zonder illu-sies, zonder pretentie, om nog even aan te raken wat al bezig is te verdwijnen. Net als een archeoloog leeft Magris van de scherven van het verleden. En net als die archeoloog ontdekt hij een hele wereld in die scherven, niet zozeer om het verleden te herstellen of te reconstrueren, maar om er mogelijkheden uit af te lezen die misschien ook de onze zijn. Om een ‘onwerkelijke werkelijkheid’, een voorbije werkelijkheid die aan realiteit heeft ingeboet, even een nieuwe werkelijkheid te geven. | |
IIDe geschiedenis van de twintigste eeuw, die sommigen nog bijna helemaal hebben meebeleefd, treffen we vandaag in allerlei terug-blikken in boeken of weekbladen aan als iets documentarisch, waarvan we menen te weten wat het heeft betekend. Einstein, Duchamp, twee wereldoorlogen, het ijzerfront, Auschwitz, Stalin en Pol Pot, de val van de muur, de moord op Kennedy, Neumanns uitvinding van de computer: in het collectieve geheugen worden de plooien van de Geschiedenis snel geschikt. De betekenis van wat gebeurd is, wordt vastgelegd; beelden van de geschiedenis worden gefixeerd. Gewichtige conferenties over niet de geringste onderwerpen bepalen welke lessen eruit moeten worden getrokken. Het verleden strekt tot lering, heet het. Nie wieder. Zo raakt de geschiedenis vol met larmoyante clichés, met uitgeholde en afgesleten woorden. ‘De geschiedenis is het gevaarlijkste product dat de chemie van het intellect ooit heeft gebrouwen’, schreef Paul Valéry vlak na de Tweede Wereldoorlog. ‘De geschiedenis rechtvaardigt al wat men maar wil. Ze leert ons strikt genomen niets, want ze bevat alles, en ze levert voorbeelden van alles. Hoeveel boeken zijn er niet geschreven die zichzelf aankondigden als: “de les van dit, de lering van dat!...”. Niets belachelijker om te lezen na de gebeurtenissen die gevolgd zijn op de gebeurtenissen die deze boeken interpreteren in het licht van de toekomst’Ga naar eind[6]. Wel beschouwd bezit de geschiedenis geen enkele samenhang waar we conclusies uit kunnen trekken. De geschiedenis, dat is alles (en dan bedoelen we alles) wat ooit is gebeurd. En al die kleine en grote, voorgoed vergane werelden waar de geschiedenis uit bestaat, zijn per definitie onsamenhangend. Magris stelt dat het verleden hoogstens de samenhang van het fragmentarische kan hebben, ze ‘blijft onvoltooid en onzeker, ook voor de pen waarmee men haar helemaal zou willen vertellen en die stukbreekt bij het zich wijden aan deze heroïsch-komische taak’Ga naar eind[7]. Een beeld van de | |
[pagina 247]
| |
geschiedenis ontwerpen is als water naar de zee dragen. Misschien, zoals Nietzsche ooit suggereerde, vloeit die behoefte om alomvattende beelden te maken, om rechter te spelen over de geschiedenis, wel voort uit ‘de christelijk-theologische voorstelling, de gedachte van het nabije einde van de wereld, van het angstig verwachte oordeel [...] alsof onze tijd, de laatste van alle mogelijke tijden, zelf bevoegd zou zijn over al het voorbije het wereldgericht te vellen, dat het christelijk geloof geenszins van de mens, maar van “de zoon des mensen” verwacht?’Ga naar eind[8] | |
IIIHoe dan ook, een boek als dat van Magris leert ons dat een zinvolle herinnering en actualisering van de geschiedenis meer inhoudt dan het vellen van oordelen of het zomaar trachten te catalogeren van feiten uit het verleden. Actualisering is ook meer dan het relevante van het bijkomstige scheiden. Daarvoor zou je buiten de geschiedenis moeten gaan staan, maar vanuit welk perspectief kun je zo'n standpunt innemen? Nu de eeuw ten einde loopt, moeten we allereerst de onzekerheid en onbepaalbaarheid van de geschiedenis herontdekken. We moeten het verleden zijn toekomst teruggeven, stelde Paul Ricoeur een tijdje geleden in een interviewGa naar eind[9], en wel door onze verhouding met het verleden open te houden. Door het verleden en de gedachtenis niet te laten monopoliseren door de officiële geschiedschrijving. ‘De historici hebben de neiging het verleden als afgesloten te beschouwen. Er bestaat een grote verleiding te geloven dat het verleden bepaald is en de toekomst onbepaald. Het gaat er echter om het niet-afgeslotene van het verleden voor het vergeten te behoeden. De actoren van de geschiedenis hadden dromen, hooggestemde wensen en projecten’. Ricoeur vertelt in het betreffende interview over zijn vijfjarige krijgsgevangenschap in Duitsland, over de toenmalige milde Duitse kampcommandanten én over zijn tijdverdrijf: ‘ik heb in die periode de Duitse literatuur gelezen. De echte Duitsers waren toen voor mij in de boeken’. Getuigen van de geschiedenis als Ricoeur geven het verleden zijn toekomst terug door erover te vertellen vanuit hun eigen belevenissen, door woorden, teksten en verhalen over te leveren die een band scheppen tussen verleden en heden en die onze omgang met de geschiedenis een betekenis geven. Zij ‘actualiseren’, in de betekenis die Walter Benjamin voor ogen stond: het verleden weerklinkt in het heden, op een manier die we nog niet kenden. Als we het verleden dankzij een getuigenis of een tekst hier en nu opnieuw ervaren, | |
[pagina 248]
| |
ondergaan we een ervaring die de moderne, lineaire opvattingen van de tijd weerlegt. Dan is de tijd niet langer een homogene, lege huls, die met een massa feiten gevuld kan worden. Het beeld van het verleden, dat even doorbreekt in het heden, ‘scheurt het lege continuüm van de geschiedenis aan flarden’. Met Benjamins eigen woorden: ‘het ware beeld van het verleden flitst voorbij. Alleen als beeld dat op het ogenblik van zijn herkenbaarheid even opflitst, om nooit meer te worden teruggezien, kan het verleden worden vastgehouden’Ga naar eind[10]. In die zin moeten we Ricoeurs uitspraken over het teruggeven van de toekomst aan het verleden begrijpen. Het verleden is niet wat de officiële geschiedschrijving ons voorspiegelt. Evenmin is het verleden het overgeleverde erfgoed van de voorbije generaties, ‘het welbehagen dat de boom in zijn wortels schept, het geluk te weten niet geheel willekeurig en toevallig te zijn, maar als erfgenaam, bloesem en vrucht aan een verleden te ontspruiten en daardoor in zijn bestaan verontschuldigd, ja, gerechtvaardigd te worden’Ga naar eind[11]. Het verleden wordt slechts zichtbaar wanneer we het zien voorbijflitsen als een beeld van de toekomst. Dat is hetgeen boeken als Microcosmi van Claudio Magris ons leren. Het verleden wordt maar actueel en heeft maar belang als het ons hier en nu mogelijkheden laat zien die we niet eerder zagen. Als het ons vergane, kleine en vluchtige werelden toont die werkelijk iets betekend hebben voor andere mensen, die er nu niet meer zijn. Dit soort herinneringsproces en ‘reddende geschiedschrijving’ doet ons beseffen dat hetgeen wij gewoonlijk voor het verleden houden, niet meer is dan een natte droom. Vermoeid door de duizenden historische beelden waarmee de media ons omringen, ‘vinden we dan eindelijk datgene wat de eindeloze stroom van beeltenissen ons gedurig belooft, maar nooit geeft’Ga naar eind[12]: een beeld van de geschiedenis. En pas als we ons daarvan vergewissen zullen we misschien ooit iets kunnen leren uit diezelfde geschiedenis. |
|