Streven. Jaargang 66
(1999)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 14]
| |
Panc Beentjes
| |
[pagina 15]
| |
Willibrordvertaling, werden met name de protestanten met een ernstig probleem geconfronteerd. De protestantse kerken in Nederland hadden namelijk dringend behoefte aan een nieuwe bijbelvertaling. Weliswaar was in 1951 de zgn. Nieuwe Vertaling (gewoonlijk NBG-51 genoemd) verschenen; maar deze bijbelvertaling was op het moment dat ze verscheen al verouderd. Al in 1926 was men begonnen met het vertalen van het Nieuwe Testament, dat in 1939 werd voltooid. Pas in 1933 werd een commissie voor de vertaling van het Oude Testament geïnstalleerd, die op 25 april 1951 haar werk afrondde. Op het moment van verschijnen was er dus precies 25 jaar aan de vertaling gewerkt; uiteraard heeft de Tweede Wereldoorlog het proces aanzienlijk vertraagd. Door deze lange ontstaansgeschiedenis waren sommige delen van de NBG-51 eigenlijk al verouderd op het ogenblik dat deze bijbelvertaling werd gepubliceerd. Dat is heel gemakkelijk te zien aan het opvallend grote aantal archaïsmen dat men erin aantreftGa naar eind[3]. Met name in de liturgie werd dit als een storend element ervaren. Na het mislukken van de Gemeenschappelijke Nederlandse Bijbelvertaling (1970-1973) bleef de gedachte aan een bijbel die geschikt zou zijn voor liturgisch gebruik de gemoederen bezighouden. In het begin van de jaren tachtig heeft de RCOB, de Raad voor Contact en Overleg betreffende de Bijbel, onder de Nederlandse kerken een enquête gehouden over wensen en verlangens met betrekking tot het gebruik van de NBG-51 enerzijds en de behoefte aan een nieuwe bijbelvertaling anderzijds. De resultaten waren niet zonder meer positief te noemen. Een vervolgonderzoek door prof. Anne van der Meiden onder Nederlandse predikanten bracht echter aan het licht dat liefst 63% van hen de NBG-51 verouderd vond. | |
Een nieuwe pogingDe roep om een nieuwe bijbelvertaling werd steeds luider. Die roep kwam onder andere van de deelnemers aan de veertiende Alverna-conferentie (26 mei 1989) in Amsterdam. Deze door de RCOB georganiseerde bijeenkomst droeg als titel: ‘Een nieuw bijbelvertaling voor de kerken?’ en werd door de deelnemers met een volmondig ‘ja’ beantwoord. Daarop heeft het bestuur van het Nederlands Bijbelgenootschap een zowel moedig en wijs als noodzakelijk besluit genomen, ondanks het echec van 1970-1973 een nieuwe bijbelvertaalproject te lanceren dat niet alleen voor de eigen, hoofdzakelijk protestantse achterban bestemd zou zijn, maar tegelijk beschikbaar zou zijn voor alle andere kerken en geloofsgemeenschappen. In enkele jaren tijd is men erin geslaagd het merendeel ervan, inclusief de joodse groeperingen, enthousiast te krijgen voor een gezamenlij- | |
[pagina 16]
| |
ke bijbelvertaling voor het hele Nederlandse taalgebied, met inbegrip van Vlaanderen. Na heel veel onderhandelen en voorbereidingen kon op 25 februari 1993 door de toenmalige voorzitters van de NBG en de KBS de intentieverklaring worden ondertekend die de basis moest vormen voor de Nieuwe Bijbelvertaling voor het Nederlands taalgebied, in de wandelgangen ‘de NBV’ genaamd. Sinds medio 1994 zijn zo'n twintig vertalers, vertaalsters, neerlandici en vertaalwetenschappers bijna fulltime bezig met het vertalen van het Oude en Nieuwe Testament. Het voert te ver om hier het hele vertaaltraject tot in detail te beschrijvenGa naar eind[4]. De vertalers werken in koppels die steeds bestaan uit een grondtekstkenner en een neerlandicus of vertaalwetenschapper. Hebben zij de vertaling van een bepaald bijbelboek afgerond, dan wordt deze eerst door een tweede koppel bekeken en van commentaar voorzien. Vervolgens wordt de vertaling besproken in het Coordinatieteam, een groep die de inhoudelijke en wetenschappelijke aspecten en kwaliteiten van de nieuwe vertaling bewaakt en, waar nodig, inhoudelijke sturing geeft aan de vertaalkoppels. Hierna wordt de bijgestelde vertaling toegestuurd aan ca. 55 supervisoren. Dat zijn medelezers uit allerlei kerken en geloofsgemeenschappen die representatief worden geacht voor de toekomstige groep gebruikers van de nieuwe bijbelvertaling. Elke vertaling wordt voorgelegd aan twee, telkens wisselende literatoren of literair deskundigenGa naar eind[5], die vanuit hun eigen deskundigheid commentaar leveren. Ook is er, onder leiding van prof. dr. Paul Gillaerts, een Vlaams lezerspanel actief om speciale gevoeligheden in afwijkend taalgebruik tussen Nederland en Vlaanderen te signaleren en voorstellen ter verbetering te doen. Alle binnengekomen reacties worden door het coàdinatieteam bestudeerd, gefilterd, gewogen en vervolgens voorgelegd aan een tienhoofdige Begeleidingscommissie, voor het merendeel bestaande uit hoogleraren uit Nederland en Vlaanderen, die vanuit hun specifieke deskundigheid (Oude Testament, Nieuwe Testament, Judaica, taalwetenschap, neerlandistiek) optreden als eind- of hoofdredactie van het project. In dit gremium worden de vertalingen definitief vastgelegd; af en toe moet deze commissie in speciale gevallen ook knopen doorhakken, wanneer men in eerdere overlegrondes niet tot een beslissing kan komen. | |
Een interconfessionele, geen oecumenische bijbelvertalingTechnisch gesproken kunnen we bij het project Nieuwe Bijbelvertaling (nog) niet spreken van een oecumenische vertalingGa naar eind[6]. Het predikaat interconfessioneel is beter. Ik zeg dat niet zozeer om in overeenstemming te zijn met de Romeinse richtlijnen, zoals verwoord in het | |
[pagina 17]
| |
document Guidelines for Interconfessional Cooperation in Translating the Bible (Rome 1968, 21987). Het is naar mijn oordeel de wordingsgeschiedenis van dit nieuwste vertaalproject zélf dat de kwalificatie ‘oecumenisch’ voorlopig onmogelijk maakt. Het zijn namelijk niet de Kerken die het initiatief tot de NBV hebben genomen, maar het Nederlands Bijbelgenootschap, een - als ik het even mag aandikken - van de Kerken onafhankelijke particuliere organisatie, die haar editie uit 1951 wilde vervangen door een nieuwe bijbelvertaling die voor zo veel mogelijk kerkgenootschappen en denominaties aanvaardbaar zou zijn als de nieuwe kerkbijbel. Om het héél scherp te stellen: op dit moment heeft nog geen enkel kerkgenootschap formeel of feitelijk toegezegd dat het de NBV bij verschijnen (in het jaar 2004) daadwerkelijk als standaardbijbel zal invoeren. Eerst moet de definitieve eindtekst bekend zijn; dán pas zullen er in kerkelijke kringen definitieve beslissingen worden genomen. Natuurlijk wordt op alle niveaus ontzettend hard gewerkt om deze Nieuwe Bijbelvertaling voor het Nederlandse taalgebied bij zo veel mogelijk Kerken een goede ontvangst te doen bezorgen. Het maximaal haalbare is dan ook dat de NBV na verschijnen als een interconfessionele bijbelvertaling zal gaan functioneren. De benaming oecumenische bijbelvertaling zal dit prachtige project waarschijnlijk nooit ten deel vallen. Waarom niet? Omdat er, ten eerste, voor zoiets een ándere initiatiefnemer had moeten zijn - ik denk dan aan de Raad van Kerken - waarin, ten tweede, alle betrokkenen zich vóóraf hadden moeten verplichten de uiteindelijke bijbelvertaling te accepteren en te gaan gebruiken. Met dit alles wil ik absoluut niet de indruk wekken alsof ik het initiatief van het Nederlands Bijbelgenootschap om een zo breed mogelijk kerkelijk draagvlak na te streven, zou willen bagatelliseren. Integendeel! Ik werk er zelf als vice-voorzitter van de Begeleidingscommissie van harte aan mee. Het was een enorm waagstuk, denken we alleen al aan de financiële kant, om een dergelijk langlopend project voor een brede kring acceptabel te maken. Nu het project een aantal jaren draait, en er continu met de supervisoren - de medelezers uit de zeer verschillende kerkelijke bloedgroepen - wordt overlegd, word ik telkens weer getroffen enerzijds door het enthousiasme waarmee deze medelezers hun werk doen, en anderzijds door de niet geringe inspanningen die zij zich getroosten om de eigen kerkelijke, somtijds erg starre lees- en vertaaltraditie te laten verfrissen door de resultaten van het nieuwe vertaalproject. Als elk kerkgenootschap alleen maar oog zou hebben voor de vraag of al zijn eigen traditionele termen ook weer in deze nieuwe bijbelvertaling zullen prijken, is het project van meet af aan gedoemd te mislukken. Een frisse vertaling van versteende of uitgesleten woorden en uitdrukkingen zou juist kunnen bijdragen tot | |
[pagina 18]
| |
momenten van bijbelse herbezinning en verrassing: ‘staat dát er eigenlijk?’ Die ruimte zullen kerken elkaar moeten gunnen en ze zullen er vervolgens liturgisch en catechetisch op moeten inspelen. Ik heb er alle vertrouwen in dat de Nieuwe Nederlandse Bijbelvertaling een geslaagde interconfessionele bijbel zal blijken te zijn. Maar ze zal deze kwalificatie op eigen kracht moeten veroveren; en gelooft u mij: ze is daartoe in staat. | |
Enkele kenmerken van de nieuwe bijbelvertalingVoordat met het gigantische vertaalproject werd gestart, heeft men eerst uitvoerig stilgestaan bij, nagedacht en gediscussieerd over de beginselen waarop de NBV zou moeten berusten. Alle uitgangspunten en afspraken staan bijeen in het ‘Handboek NBV’ dat in de versie van januari 1998 liefst 322 bladzijden omvat. Het spreekt vanzelf dat ik hier slechts de meest belangrijke aspecten kort kan noemen.
- Voorop staat dat het vertalen aan de theologie voorafgaat. Dat betekent dat geen dogmatische en andere leerstellige vooronderstellingen het vertalen mogen belasten.
- Wat vertaald dient te worden zijn geen woorden of zinnen, maar is een geheel van zinnen: een tekst. De tekst functioneert als context voor elke te vertalen zin binnen het geheel van die tekst. Dat geheel is én het uitgangspunt voor het bepalen van de structuur én het sluitstuk bij het bepalen welke betekenisnuance van het woord gekozen moet worden in de vertaling. Door rekening te houden met de tekst als geheel wordt namelijk voorkomen dat de vertalers zich al te subjectief opstellen en dat hun beslissingen beperkt blijven tot het woord- en zinsniveau. Immers, keuzes op het microniveau kunnen grote verschuivingen teweegbrengen op het macroniveau, namelijk in de presentatie van personen, handelingen en gebeurtenissen, en in de toonzetting van de tekst. Een verandering in presentatie of toon verandert het effect op de lezer, en daarmee de tekst. Zo maakt het nogal wat uit of men het Hebreeuwse woord sjatan in feite onvertaald laat (‘satan’), ofwel een meer neutrale vertaling (‘de tegenstander’) kiest. Wie de keuze op ‘satan’ (of zelfs ‘Satan’) laat vallen, neemt een hele wereld van zonde, verderf, negativiteit mee de tekst in, terwijl de Hebreeuwse term in feite niet meer betekent dan zoiets als ‘officier van justitie’, degene die iemand voor het gerecht aanklaagt.
- Essentieel voor de nieuwe vertaling is ook het motto ‘brontekstgetrouw en doeltaalgericht’. ‘Brontekstgetrouw’ betekent: de vertaling | |
[pagina 19]
| |
moet een zo getrouw mogelijke weergave zijn van het origineel, te weten de Hebreeuwse, Aramese of Griekse tekst, zowel wat de inhoud als wat het genre betreft. Een metafoor moet dus in beginsel ook als een metafoor worden vertaald; poëzie moet dus ook als poëzie worden weergegeven, een brief moet in de vertaling ook als brief herkenbaar blijven. Datzelfde geldt voor het verhaal, het visioen, de profetische toespraak, de technische opsommingen. Ook waar teksten met elkaar te maken hebben, of naar elkaar verwijzen, moet dat in de vertaling zichtbaar blijven; maar aan de andere kant ook weer niet zichtbaarder dan de oorspronkelijke teksten rechtvaardigen. Scheldwoorden in de brontekst blijven dat ook in de vertaling. Anderzijds is juist schuttingtaal sterk aan verandering onderhevig, en is het dus zaak voor de vertalers om passende equivalenten te vinden die niet binnen enkele jaren alweer verouderd zijn. Daarom is ook afgesproken dat modernismen en modieus taalgebruik vermeden dienen te worden. De laatste categorie kan taalmiddelen behelzen die ook weer spoedig in onbruik kunnen raken, de eerste heeft een anachronistisch effect.
- De nieuwe bijbelvertaling wil echter niet alleen brontekstgetrouw zijn, maar ook doeltaalgericht. De eenmaal uit het Hebreeuws, Aramees of Grieks vertaalde tekst moet, zowel in syntactisch als in stilistisch opzicht, authentiek en goed Nederlands zijn. Er mag dus, anders gezegd, nergens tegen de geldende regels van het Nederlands worden gezondigd.
- Omdat de vertaling mede wordt vervaardigd met het oog op het gebruik in de liturgie, wordt grote aandacht geschonken aan de voorleesbaarheid: geen te lange zinnen, natuurlijke adempauzes, geen onnodig ingewikkelde zinsconstructies, of woordcombinaties die ongewild dubbelzinnig zijn of aldus kunnen overkomen.
- In navolging van een aantal moderne bijbelvertalingen, waaronder de Revised English Bible uit 1989Ga naar eind[7], is afgesproken inclusief te vertalen waar dat mogelijk en wenselijk is. Zo opende Psalm 1 in nagenoeg alle vertalingen tot nu toe met de uitspraak ‘Gelukkig de man die...’. De Hebreeuwse tekst bedoelt hier echter in het geheel geen seksespecifieke beschrijving te geven, maar een algemene: ‘Gelukkig de mens die...’. In het Oude Testament vinden we veelvuldig de Hebreeuwse formulering bene jisrael, die tot voor kort bijna standaard werd weergegeven met ‘de zonen van Israël’. Herhaaldelijk blijkt uit de context dat met deze formulering ook de vrouwen en kinderen worden aangeduid. In die gevallen is het dus noodzakelijk om inclusief, en niet genderspecifiek te vertalen: ‘de Israëlieten’. En wan- | |
[pagina 20]
| |
neer Paulus in zijn brieven de leden van een christengemeenschap aanspreekt met ‘broeders’, wordt in een aantal gevallen uit het verdere verloop van de brief duidelijk dat hij zich niet alleen tot de mannelijke, maar ook tot de vrouwelijke gelovigen van die plaats richt. In zo'n geval moet dan ook de aanhef in die geest worden aangepast: ‘broeders en zusters’. | |
De vertaling nader bekekenVan de Nieuwe Bijbelvertaling zijn nu vijf boeken officieel gepresenteerd: Ester, Prediker, Jona, Judit en Handelingen. In de media heeft met name het boek Prediker grote aandacht gekregen. Niet in de eerste plaats omdat het zo'n prachtige vertaling is, het mooiste van wat ik tot nu toe binnen het vertaalproject onder ogen heb gehad, maar omdat de aanhef van dit bijbelboek (Prediker 1:2) anders is dan men gewend was. In alle officiële bijbelvertalingen uit ons taalgebied vinden we in die openingszin van Prediker woorden als ‘ijdel’, ‘ijdelheid’, ‘ijl’: Statenvertaling (1637): ‘IJdelheid der ijdelheden, zegt de prediker; ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid’. Het woord ‘ijdelheid’ heeft in deze vertalingen de betekenis ‘nietigheid’, ‘vergankelijkheid’. Bij de meeste hedendaagse lezers zal déze betekenis echter niet (meer) meeklinken en zal het woord ‘ijdelheid’ veeleer associaties oproepen met iemand die (te) lang voor de spiegel staat. In de vertaling van het boek Prediker die in de Nieuwe Bijbelvertaling is opgenomen, komt de vertrouwde uitdrukking ‘ijdelheid der ijdelheden’ daarom niet meer voor. Het is overigens onjuist - hetgeen de laatste maanden herhaaldelijk is gebeurd - deze uitdrukking toe te schrijven aan de vertalers van de Statenvertaling (1637). De formulering komt namelijk ook al voor in de Delftse Bijbel (1477) en is inmiddels ook gevonden in een Utrechts manuscript (5 E 6) uit 1360Ga naar eind[9]. In de Nieuwe Bijbelvertaling is gekozen voor de weergave: ‘Lucht en leegte, zegt Prediker, lucht en leegte, alles is maar leegte’. Voor het éérst in meer dan 600 jaar missen we de zo vertrouwde woorden ‘ijdelheid der ijdelheden’. Niet alleen omdat het woord ijdelheid verkeerde associaties oproept, maar ook omdat deze vertaling een te | |
[pagina 21]
| |
slaafse weergave van het Hebreeuwse origineel is (haveel havalim). Het woord hèvèl betekent namelijk ‘vluchtigheid’ of ‘lucht’. Bovendien is haveel havalim een metafoor uit de natuur, die dus in harmonie met de context vertaald dient te worden. In Prediker 1:2-11 passeren namelijk allerlei beelden uit de natuur de revue (aarde, zon, wind, rivieren, zee). Zou men in de nieuwe vertaling omwille van een verkeerd soort eerbied voor de traditie de klassieke weergave ‘ijdelheid der ijdelheden’ behouden, dan zou dat een verschraling betekenen van de grotere context van deze passage. Nu is haveel havalim niet alleen een natuurmetafoor; een dergelijke constructie functioneert in het Hebreeuws tevens als een superlatief met een intensiverende werking. Dergelijke superlatieven (‘heilige der heiligen’, ‘licht van het licht’) zijn in het Nederlands nu nog mogelijk, maar in het geval van ‘lucht’ levert dit een weinig overtuigend resultaat op. ‘Lucht van lucht’ is weinig effectief. Vandaar dat de vertalers ‘(v)luchtigheid van de (v)luchtigheden’ hebben vervangen door een tweeslag: ‘lucht en leegte’. De intensiverende functie van de Hebreeuwse superlatief komt terug in het tautologische en allitererende karakter (‘l’) van deze tweeslag. Nu wordt in heel wat reacties op de vertaling van het boek Prediker de suggestie gewekt dat de formulering ‘lucht en leegte’ een mooie eigen vondst is van het vertaalteam. Deze allitererende uitdrukking - die reeds na enkele dagen ingeburgerd leekGa naar eind[10] - bestaat echter al een poos! Ik ken hem namelijk uit een mooie publicatie die enkele jaren geleden onder de titel De Bijbel in onze taal, voor elke dag in Vlaanderen is verschenenGa naar eind[11]. Het is een uitgave waarin voor elke dag van het jaar een bijbeltekst wordt aangeboden, met in de kantlijn een ermee corresponderende passage uit de Schrift, een gebed, een citaat. Voor 29 juli wordt de tekst van Prediker 1:1-18 afgedrukt in een eigen vertaling van de hand van Frans Cromphout s.j. De openingswoorden ervan luiden: ‘Lucht en leegte, zegt Prediker, lucht en leegte, het is allemaal lucht en leegte’. De formulering bestond dus al, zonder dat ze erg bekend was. Ere dus wie ere toekomt! Toen de vertalers van het boek Prediker in de Nieuwe Bijbelvertaling eenmaal hadden gekozen voor de vertaling ‘lucht en leegte’, was dat geen op zichzelf staande beslissing, maar leidde dat tot een zgn. algemene vertaalstrategie: wanneer er in de Hebreeuwse brontekst van Qohelet enkel hèvèl staat, wordt dat in de vertaling weergegeven met ‘leegte’. Dit is dus concordant vertalen door middel van consequente variatie. Afwisseling tussen ‘lucht’ en ‘leegte’ is noodzakelijk, omdat anders de vertaling ‘lucht en leegte’ geen zin heeft. | |
[pagina 22]
| |
In het geval het Hebreeuwse zelfstandig naamwoord hèvèl in het Nederlands niet anders dan met een bijvoeglijk naamwoord weergegeven kan worden, is gekozen voor het adjectief ‘leeg’. Dat is bijvoorbeeld het geval in Prediker 6:12, waarvan een letterlijke weergave luidt: ‘het getal van de dagen van het leven van zijn hèvèl’. Dit is in de Nieuwe Bijbelvertaling weergegeven als: ‘het luttel aantal dagen van zijn leeg bestaan’. ‘Luchtig bestaan’ zou in de doeltaal, het Nederlands, nogal vreemd overkomen! | |
Een sfeertekening: enkele teksten vergelekenDe meest eerlijke manier waarop men het gehalte van de Nieuwe Bijbelvertaling zou dienen te wegen is: door een vergelijking te maken met de vertaling NBG-51. Want dáárvan is het de feitelijke opvolger, en het wil ook als zodanig beschouwd worden. We zullen daarom enkele fragmenten uit deze twee vertalingen naast elkaar zetten en in een voetnoot dezelfde passage uit de Willibrordvertaling 1995 afdrukken, zodat een eigen vergelijking mogelijk wordt. Het eerste fragment dat ik heb gekozen is de opening van het boek Handelingen (Hand. 1:1-3). NBG-51 Ik heb deze passage met opzet gekozen, omdat vooral vers 3 inzet is geweest van een fel en heftig debat. In een interview met dr. Lieuwe van Kampen (lid van het coördinatieteam) en drs. Robert Scholma (projectleider) dat o.a. in de Amersfoortse Courant van 2 december 1995 is gepubliceerd, werd de voorlopige vertaling van Hand. 1:3 door hen als (enige) voorbeeld gegeven van de nieuwe principes en | |
[pagina 23]
| |
vertaalstrategie van de NB V. Enkele weken later ontlokte dit in het januarinummer van Interpretatie een furieuze reactie van dr. Dirk Monshouwer. Enkele van zijn niet mis te verstane kwalificaties: ‘Het is niet te geloven!’, ‘ronduit verbijsterend’, ‘dit is geen vertalen meer’, ‘onzin’, ‘de tekst zo te mishandelen’, ‘de bijbel is helaas overleden’. De gemoederen liepen zo hoog op dat de voorzitter van de Begeleidingscommissie in een aparte brochure deze vertaling van Handelingen 1:3 uitvoerig heeft verdedigd door aan te geven dat zij volstrekt recht doet aan de gekozen vertaalstrategieGa naar eind[13]. Wie de openingswoorden van het boek Handelingen in de vertaling van NBG-51 leest, zal onmiddellijk kunnen beamen dat het een onmogelijke Nederlandse zin is die op deze wijze absoluut niet in een moderne, hedendaagse vertaling kan (en mag) functioneren. Dat geldt in hoge mate voor vers 3. Letterlijk vertaald staat er zoiets als: ‘Bij wie hij zichzelf ook stelde levend na zijn lijden met vele bewijzen gedurende veertig dagen aan hen verschijnend en sprekend over het koninkrijk van God’. In de Nieuwe Bijbelvertaling is geprobeerd om elk element uit de brontekst, het Grieks, adequaat weer te geven in de Nederlandse vertaling. Daarbij speelt de context in dit geval een zeer belangrijke rol. Het geeft dus geen pas, de trouw aan het origineel onder meer af te meten aan het aantal woorden van de Griekse grondtekst tegenover dat van de uiteindelijke Nederlandse weergave ervanGa naar eind[14].
Het andere voorbeeld is een gedeelte uit het boek Ester (7:5-8). Koning Ahasveros heeft Haman een hoge positie gegeven. Haman neemt daarop het besluit alle joden in het hele rijk te vernietigen. Ester, behorend tot het joodse volk en inmiddels koningin geworden, meldt Hamans voornemen aan haar echtgenoot Ahasveros. NBG-51 | |
[pagina 24]
| |
NBV Een prachtige, levendige en eigentijdse vertaling, uiteraard voor zover het decor van het oeroude verhaal dat toelaat. Voor verdere proeven van vertaling verwijs ik u naar Werk in uitvoering. Ik ben ervan overtuigd dat deze uitgave u vele uren aangenaam zal bezighouden, niet alleen wat de vertaling van de vijf opgenomen bijbelboeken betreft, maar ook vanwege de uitvoerige toelichtingen die deze teksten omringen. |
|