Streven. Jaargang 65
(1998)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1020]
| |
ForumPolitiek en pathosBegin 1997 verbleef ik vier maanden in Israël. Daar kon ik het dagelijkse effect ondergaan van de politieke realiteit die kortaf Midden-Oostenproblematiek heet. Bij terugkeer in het vaderland en weer dagelijks getuige van ons politiek bedrijf voelde ik mij ineens vreemdeling in Jeruzalem. Want in het echte (aardse) Jeruzalem was politiek ‘iets’ - ingrijpend, aangrijpend, bruuskerend. Thuis viel er de grauwsluier over van de paarse polder: ideologische eenheidsworst, gemalen en geperst in eindeloos onderhandelen, geven en nemen in win-winsituaties, ingezwachteld in procedurele en bureaucratische nuchterheid. In Israël had ik de partijen vaak iets, zelfs veel van onze poldermentaliteit toegewenst. Terug vond ik die flets en saai - ik miste het pathos dat in Israël politiek tot in de kleinste details had doortrokken - en verziekt. Deze dubbelhartigheid is lichtelijk morbide. Wat kan er nu begerenswaardig zijn aan politiek pathos, als je moet constateren dat het voortkomt uit een verziekte situatie en de genezing daarvan allesbehalve bevordert? Maar het omgekeerde is ook waar: wat is er nu aantrekkelijk aan een democratie die zo glad en grauw is dat je je er niet mee kunt identificeren? Van een goed geoliede machine is het vanzelfsprekend dat ze goed functioneert. Niet iets om je over op te winden. De Midden-Oostenproblematiek is hoogst ingewikkeld, historisch en juridisch, religieus en cultureel. Ze is een meer dan smeulende lont in een kruitvat dat een hele regio op kan blazen. Vooral: in haar dagelijkse manifestaties is zij gewelddadig en mensonterend. Je kunt in Jeruzalem op een terrasje cappuccino drinken, aan de kust bij Netanya zonnebaden en aan de haven van Jaffa voortreffelijk eten. Maar altijd ligt het leven onder de doem van een op de spits gedreven politiek probleem en dito praktijk. Alles staat op scherp. Uiteraard de relatie tussen Israëli's en Palestijnen. Maar | |
[pagina 1021]
| |
ook de relaties binnen die bevolkingsgroepen zelf. Uiteraard de officiële politieke en militaire charges. Maar ook, op de meest schofferende wijze, het dagelijkse leven in al zijn facetten. Je bent blij dat je buitenstaander bent. Maar ieder moment word je aangesproken en uitgedaagd, zodat je onmogelijk buitenstaander kunt blijven. Want hoe je het ook wendt of keert, hier gaat het ergens over. ‘Het’ heeft geopolitieke en dagdagelijkse effecten die je niet onberoerd laten. Om redenen van rechtvaardigheid en vrede niet. Om redenen van humaniteit en fatsoen niet. Het poldermodel lijkt Nederlands exportartikel nummer 1 te worden. Verschillende regeringsleiders hebben er al een begerig oog op laten vallen en bij de zittende minister-president Wim Kok geinformeerd hoe zij die vork aan de steel moeten steken. Alsof Kok het product zelf heeft ontwikkeld. Dat heeft hij niet. Maar hij is er een perfect exponent van. Degelijk en betrouwbaar en mateloos redelijk. Het huisje bij het schuurtje houden. Grote zaken opdelen in te behappen porties. Hoewel hij wat knorrig van aard schijnt, laat hij dat in het publiek zelden merken. Zijn emotionele uitstraling is beheerst, zijn spreken bedachtzaam, zijn beleid redelijk. De uitgelezen man om een regering waarin de ideologische uitersten, liberalen en sociaal-democraten, samenwerken, bijeen te houden. Iemand die in naam van de redelijkheid de ideologische veren heeft afgeschud. Het heeft hem en het land geen windeieren gelegd. Toch begint binnenlands de glorie van het poldermodel wat af te bladderen. De weersvooruitzichten in de economische sfeer zijn omgeslagen. Bij de totstandkoming van het tweede paarse kabinet durfde men nog te rekenen met zoiets als overschotten. Er begon zich al spanning in de coalitie af te tekenen over de besteding daarvan. Die spanning is in de kiem gesmoord: de verwachtingen moesten naar beneden worden bijgesteld. Sterker nog: in een van de rijkste landen van de wereld steekt de angst voor economische terugval de kop op. De beurzen doen het slecht en het vertrouwen van de consumenten in de economie daalt. De deskundigen spreken elkaar tegen: sommige waarschuwen voor optimisme, andere voor pessimisme, waardoor we zelf de paniek zaaien die we vrezen. Alsof je een griepje voelt opkomen: je weet niet of het zal doorzetten, maar uit voorzorg slik je alvast aspirines. Er is bovendien onrust aan het ontstaan rond enige megaprojecten, waarmee Paars-1 zich de allure van de daadkrachtige regering had aangemeten. Zij moesten het vaderland het nieuwe millennium binnenloodsen. Plots liggen ze onder vuur: de toekomst van Schiphol, vitaal deel van de Nederland-Mainportstrategie, en de Betuwe(spoor)lijn. Bij de Hoge Snelheids(spoor)lijn, die Amsterdam aan moet sluiten op het TGV-net, zitten er al sinds langer skeletten in de kast. En er vallen meer sleetse plekken in het tapijt. Het enthousiasme waarmee vrij kamerbreed volksverzekeringen zijn vervangen door meer marktgevoelige arrangementen, in het algemeen publieke taken die onder het regime van de markt zijn gebracht, is behoorlijk bekoeld. Tegelijk verschuiven de accenten in de discussies over het poldermodel zelf. Lang werd ongegeneerd alle nadruk gelegd op het zakelijke | |
[pagina 1022]
| |
en anti-ideologische karakter ervan. Per slot had Fukuyama het einde van de geschiedenis geproclameerd en hadden de postmodernisten de wormstekigheid van de grote verhalen aangetoond. Koren op de nuchtere Hollandse molen. Geen Israël met een vlammend beroep op de belofte aan de vaderen of dure eden om de bezetter de zee in te drijven. Maar steeds vaker wordt op de ondergrond van deugd in het poldermodel een beroep gedaan. Het functioneert alleen bij wederzijds vertrouwen. Bij een gemeenschappelijk geloof in het heil dat eruit zal voortkomen. Bij geduld met elkaars achterbannen en de bereidheid die niet onnodig te bruuskeren. Er begint iets van een bezwering in dat beroep op vertrouwen, door te klinken. Je vertrouwt elkaar of niet. Als je te vaak en hard roept dat je elkaar moét vertrouwen, zit het niet echt diep. Zoveel is zeker: het poldermodel berust, hoe succesvol het sinds begin jaren tachtig ook heeft gewerkt, op een precair evenwicht. Het is allerminst duidelijk of het bestand zal zijn tegen de dingen die komen gaan. Ik streef geen volledigheid na. Ik concludeer dat de zelfgenoegzame euforie aan het verdwijnen is, waarin ideologische orientaties en richtinggevende beginselen ondergeschikt konden en moesten worden gemaakt aan het bureau- en technocratisch doorpakken van een nieuwe oligarchie. Wat betekent dat voor het poldermodel en de daarbij horende politieke cultuur? Ze zullen het niet gemakkelijker krijgen, zoveel is zeker. Er zal nieuwe ruimte ontstaan voor inhoudelijke debatten en beroep op beginselen. Zelfs, zij het op z'n Hollands, voor idealen. De dramatische terugval van de partijpolitieke exponent van de polderredelijkheid, D-66, lijkt mij een teken aan de wand. Politiek zal weer ergens over mogen gaan. Niet elk debat over wat wenselijk is - en er zal weer het nodige te wensen zijn - zal in de kiem kunnen worden gesmoord met een beroep op wat haalbaar en redelijk is. Op een beheerste manier zal pathos weer zijn intrede gaan doen in de Nederlandse politiek. Uiteraard beheerst. Het blijft Nederland. Tenzij. Twee kwesties zijn nog niet genoemd die, naar mijn inschatting, fundamenteel anders liggen dan de wel aangehaalde voorbeelden. Ik doel op Sebrenica en het neerstorten van het El-Al-toestel op de Bijlmermeer. Niet zomaar plannen. In die zin dus ook geen ‘missers’ van de oligarchie. Wel diepe wonden in het volk. De oprecht bewogen, maar zeer ingehouden begeleiding ervan heeft alle kaarten gezet op het beheersbaar houden van het probleem. Daar is een regering ook voor. Maar de geruchten dat daarbij te veel zaken onder de mat zijn geveegd, laten zich niet bezweren. De zoveelste commissie heeft nog niet het definitieve rapport over de kwesties gepubliceerd, of er duiken weer vrachtbrieven of getuigen op die alles op lossen schroeven zetten en grote beroering veroorzaken. Mij verbaast de taaiheid van de argwaan in deze kwesties. Alsof de wonden uitdrukkelijk weigeren te genezen. Ik geloof niet dat er iemand op uit is er politiek garen bij te spinnen. Maar de wonden zitten diep. De littekens blijven trekken. Hoezeer ik ook uitkijk naar meer ruimte voor pathos in de politiek, voor dit soort pathos ben ik bang. Per slot heb ik in Israël van nabij kunnen ervaren hoe desastreus het | |
[pagina 1023]
| |
pathos in de politiek uitwerkt, voortkomt uit en gevoed wordt dat door pijn, gekwetstheid en vernedering. □ P.A. van Gennip | |
Littekens
| |
De mens als littekenHet woord ‘litteken’ bestaat uit twee delen: ‘lit’ (met een t) en ‘teken’. Zoals dat meestal het geval is met | |
[pagina 1024]
| |
samengestelde woorden, valt de specifieke betekenis van de twee afzonderlijke delen in de samenstelling ‘litteken’ weg. Nochtans ontstaat de betekenis van dat woord uit de onderlinge verbondenheid van ‘lit’ met ‘teken’. ‘Teken’ kan zeer veel betekenen: volgens de context kan het gaan over een schriftteken, een leesteken, een verkeersteken, een kruisteken, of om het meervoud van ‘teek’. ‘Lit’ is afgeleid van ‘lic’, ‘lijk’, ‘vlees’ en heeft, in tegenstelling tot ‘teken’, als afzonderlijk woord géén betekenis (meer). Dat maakt van het woord ‘litteken’ een specifieke samenstelling (anders dan bv. ‘kruisteken’, waarin het eerste gedeelte, ‘kruis’ wel een eigen betekenis heeft). ‘Lit’ (‘lic’) krijgt maar een betekenis als het gekoppeld wordt aan ‘teken’. Door die koppeling wordt de oeverloze betekenis van ‘teken’ op haar beurt ingeperkt. Zo combineert het woord ‘litteken’ het gebrek aan betekenis van ‘lit’ met de overvloed aan betekenis van ‘teken’. Het is juist betekenisvol als verdeelde eenheid. Het woord ‘litteken’ is als het ware zelf een litteken, waarbij ‘lic’ en ‘teken’ aan elkaar gehecht zijn, meer nog, via klankassimilatie met elkaar versmolten tot ‘litteken’. Volgens mij is het menselijk subject op analoge wijze in het beste geval een litteken. Bij de ‘gezonde’ neurotische mens kan de innerlijke verdeeldheid hoog oplopen, maar ‘lit’Ga naar eindnoot1 en ‘teken’ blijven een min of meer stevig of precair betekenisvol geheel vormen. Ze zijn niet meer van elkaar gescheiden door een gapende wonde, maar zijn naar elkaar toegegroeid, zoals bij een geheelde wonde. Zo ontstaat er een betekenis die noch geheel afwezig, noch oeverloos is. Het menselijk subject is kwetsbaar, getekend door een verscheurde heelheid. Maar juist het genezingsproces van de opgelopen kwetsuur levert betekenis op. Een aantal mensen echter is haast uitsluitend ‘lit’ of bijna uitsluitend ‘teken’. De psychodynamiek van de verbondenheid van beide is sterk uit haar balans, of helemaal zoek. ‘Lit’ en ‘teken’ kunnen in twee richtingen uiteenvallen: je hebt de getraumatiseerde en de psychotische reactie. Het getraumatiseerde subject helt over naar de ‘lit’-zijde, het psychotische naar de ‘teken’-zijde. Zwaar getraumatiseerde mensen (bv. slachtoffers van incest) voelen zich psychisch dood en herleid tot betekenisloze lichamelijkheid. Ze hebben dikwijls amper woorden of gevoelens voor wat ze meemaakten. ‘Gebiologeerd’ zitten ze gevangen in de pure concreetheid van de traumatische ervaring, die ze niet kunnen ‘assimileren’. Zij zijn geen ‘litteken’, maar een ‘lit’ zonder ‘teken’, zonder betekenis. De psychotische mens daarentegen gaat gebukt onder de angstaanjagende tirannie van losgeslagen, onbelichaamde tekens. In dit geval blijft het ‘teken’ zonder ‘lit’, en is het niet meer in staat mee te delen waarnaar het verwijst. De tekens leiden een autonoom en ongebonden bestaan, anarchistisch overwoekeren ze het lichaam. Zowel de getraumatiseerde als de psychotische reactie vormen een bedreiging voor de (inter)subjectiviteit, aangezien de verbinding tussen ‘lit’ en ‘teken’ in beide gevallen gevaarlijk aan het wankelen gaat. In het geval van een trauma implodeert de betekenis en wordt ze geincarneerd in een onbewoond en verstikkend lichaam. In het geval van psychose explodeert de betekenis en raakt ze gedesincarneerd in | |
[pagina 1025]
| |
een ijle brij van tekens. De getraumatiseerde mens kan het lichaam niet meer zelf als betekenisvol ervaren, de tekens ontglippen hem. De psychotische mens kan de tekens niet meer in zijn eigen fysische bestaan belichamen, het lichaam en de dingen ontglippen hem. Beiden zijn de draad kwijt die ‘lit’ en ‘teken’ verbindt. Hun symptomen zijn wanhopige pogingen om die draad weer op te nemen, maar die pogingen zijn tot mislukken gedoemd zolang ze binnen dezelfde eenzijdigheid opereren. Denk aan de zelfverwondingen van de getraumatiseerde en aan de hallucinaties van de psychotische patiënt. Bij een ernstige psychische problematiek groeit de wonde niet dicht tot een ‘litteken’. | |
Psychotherapie als het creëren van littekensPsychotherapeuten luisteren naar mensen die op een of andere manier onvoldoende ‘gelittekend’ zijn, die lijden onder een tekort aan communicatie of wisselwerking tussen lichamelijkheid en betekenis. Het gaat er dan niet om hen tot een soort doorsnee-creatuur te transformeren of handig naar een gulden middenweg toe te manoeuvreren, het gaat erom een ‘gulden snede’ aan de hand te doen, een ‘zinsnede’, - want psychotherapie is gesprekstherapie, een spreekuurtje voor een spreek-kuur. Die ‘zinsnede’ moet een zin genereren die het psychische weefsel voldoende bijeenhoudt én die getuigt van de ‘snijdbaarheid’ ervan. Een ‘litteken’. Het stilzwijgen van de schreeuwende, maar sprakeloze wonde van het uiteengevallen ‘lit’ en ‘teken’, moet stilaan plaatsmaken voor een welsprekend litteken. In de psychotherapie is het litteken geen te vermijden bijkomstigheid, zoals in de geneeskunde, maar een essentieel streefdoel. Psychotherapie kan niet om de wonde heen. De wonde is immers het epicentrum van de psychodynamiek, van de psychische turbulentie als zodanig. De wonde en de pijn onderzoeken is jezelf (onder)zoeken en de wonde in je bestaan een plaats geven. Aan de psychotische pool is het dan zaak de tekens te belichamen, ze met de concrete realiteit te verbinden. ‘Teken’ moet gekoppeld worden aan ‘lit’. Aan de traumatische pool gaat het er omgekeerd om, de lichamelijkheid met een betekenishorizon te verbinden. ‘Lit’ moet gekoppeld worden aan ‘teken’. Door ‘lit’ en ‘teken’ te verbinden brengt psychotherapie betekenis en subjectiviteit tot leven, zodat het subject zich (weer) een betekenisvolle plaats kan toe-eigenen tegenover anderen. Psychotherapie kan niet pijnloos zijn en verdraagt geen totale anesthesie, omdat de bindende elementen ‘lit’ en ‘teken’ in het psychische litteken steeds aanwezig blijven. Ieder van ons draagt het trauma en de psychose in zich: structureel, omdat het de elementen zijn die in hun (neurotische) verbondenheid het litteken vormen, en accidenteel, omdat de draad die lit en teken verbindt, kan verzwakken en breken. De verschillen van persoon tot persoon zitten in de structurele verhouding en in de onderlinge positionering van beide elementen. De metafoor van het litteken geeft deze verbonden gedeeldheid van het psychische weefsel weer. Het is de dissonant die de psychische melodie harmonieus doet klinken, of doet klinken tout court. Elk litteken is uniek en herken- | |
[pagina 1026]
| |
baar. Het verschaft identiteit. Mijn littekens zijn mij op het lijf geschreven. In de negentiende zang van de Odyssee wordt de teruggekeerde Odysseus door zijn oude voedster Eurycleia herkend aan het litteken op zijn dij. De ongelovige Thomas ging er pas een licht op toen Jezus zijn littekens toonde. Meteen wist hij zeker dat het Jezus was. Zo dragen we allemaal ons kruis. In eerste instantie zijn we ‘gelittekend’ door het geslachtsverschil. ‘Lidteken’ mag dan ook met een d. | |
Tijd makenHeelt tijd alle wonden? Bij het getraumatiseerde is de tijd stilgevallen of geïmplodeerd in het historische nulpunt van het trauma, dat nooit voorbijgaat en waaraan niets meer voorafgaat. Verleden en toekomst worden overschaduwd door de diepe duisternis van het zwarte gat. Bij de psychotische persoon is er het eeuwig verblindende licht van de hele waarheid, die in haar absoluutheid geen ruimte laat voor vroeger of later: alles was er altijd al en zal er ook altijd zijn. Hier is de tijd geexplodeerd in een oneindigheid zonder begin of einde, en we kunnen er dan ook dikwijls kop noch staart aan krijgen. In beide gevallen - er is geen tijd of er is oeverloze tijd - is de tijdsbeleving en dus de tijdelijkheid zelf aangetast. Dan kan de tijd de wonden niet helen en kan er geen litteken, geen psychisch weefsel groeien. Psychotherapie is geschiedschrijving. De patiënt moet met stukken en brokken een autobiografisch verhaal leren vertellen, waarin de tijd gevat wordt tussen geboorte en dood. Psychotherapie is de traumatische of psychotische tijdloosheid verwisselen voor het tijdelijke. En tijdelijkheid wil zeggen dat er voldoende, maar geen oeverloze tijd is, zoals er ook in het litteken betekenis zit, maar niet oeverloos. Het gedeelde subject is een onvoltooid archief in volle ontwikkeling, een archief met toekomst, vol hiaten en plaatsgebrek, slordige rangschikkingen, betekenisvolle vergissingen, dichterlijke vrijheden en genoeglijke accentverschuivingen, maar toch enigszins bijeengehouden en afgebakend. Om littekens te laten groeien moet de psychotherapie tijd laten werken. De patiënt moet leren leven met ‘tijd’, met het verschil tussen gisteren en vandaag. Als er geen tijd is, blijft de wonde open. Psychotherapie is tijd maken. A la recherche du temps perdu. Littekens zijn ‘tekenen’ des tijds. Ze getuigen van de wonde van vroeger, die gehecht en dus voorbij is, en toch het verdere leven blijft tekenen. Wat in het archiefgeheugen is opgeslagen, mag rustig vergeten worden, zodat we weer tijd krijgen voor tijd en verwondering. Door het litteken krijgt de wonde een plaats in de tijd, en het is maar door de tijd dat de wonde een litteken kan worden. De tijd heelt alle wonden voor zover ze littekens laat verschijnen, die ons helpen de wonde niet revisionistisch te loochenen. Als het stilstaande ‘lit’ en het eeuwigdurende ‘teken’ tot ‘litteken’ verbonden worden, blijft elk van de twee polen werkzaam en pijnlijk voelbaar. In een intensieve langdurige psychotherapie of psychoanalyse wordt gewerkt in de beslotenheid van het hier en nu, en wordt tegelijk het contact met een zweem van eeuwigheid bevorderd. Het gedeelde of ‘gelittekende’ subject draagt | |
[pagina 1027]
| |
beide polen van tijdloosheid in zich: het geïsoleerde, opgeblazen nu, en het alomvattende, grenzeloze nu. We blijven allemaal cirkelen rond een onherroepelijk verlies, en tegelijk blijven we allemaal heimelijk onze eigen onsterfelijkheid koesteren. Daartussenin ligt het kruis van het door tijdelijkheid getekende litteken, het subject, dat maakt dat we nog niet gestorven, maar wel sterfelijk zijn. Psychische wonden laten zich onder geen beding door een deus ex machina bedwingen. Zoals de jonge Nietzsche betoogt in zijn Geboorte van de tragedie, mag de deus ex machina niet in de plaats komen van de ‘metafysische troost’. In de ‘tragische cultuur’ is het hoogste doel volgens Nietzsche niet het afgesloten weten, dat de waan in zich draagt de eeuwige wond van het bestaan te kunnen helen, maar wijsheid. Wijsheid biedt ons de metafysische troost dat onder de chaos van de tijdelijke verschijnselen het eeuwige leven onverstoorbaar verder stroomt. De tragiek van het psychische (en van de psychotherapie) is in het eeuwige lijden het eigen lijden trachten te plaatsen. □ Michel Thys |
|