Streven. Jaargang 65
(1998)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 696]
| ||||||||
Erik Faucompret
| ||||||||
Democratische grootmachtIndia wordt in 1947 onafhankelijk, maar Gandhi kan niet beletten dat op het territorium van de voormalige kolonie twee staten het daglicht zien. De talrijke vorstendommen moeten kiezen waarbij ze willen aansluiten: bij de moslimstaat Pakistan, die geleid wordt door Muhammad Ali Jinnah, een vrome mohammedaan, en die uit Punjab en Bengalen bestaat; de lekenstaat India, van Jawaharlal Nehroe, een atheïst, die de rest van het gebied verwerft. Een deel van de moslims wordt uit India verdreven. Omgekeerd moet een groot aantal hindoes Pakistan verlaten. Kasjmir wordt betwist: de vorst opteert voor aansluiting bij India, maar de bevolking bestaat voor meer dan 70% uit moslims. India en Pakistan weigeren een vredesverdrag te ondertekenen: de huidige grenzen zijn slechts bestandslijnen. Beide landen hebben zich sindsdien tot de tanden bewapend. Sinds 1984 woedt in Kasjmir de zgn. gletsjeroorlog, om enkele strategische hoogten. De voorbije jaren zijn er minstens 20.000 doden gevallen bij gevechten, | ||||||||
[pagina 697]
| ||||||||
commando-operaties en repressie. Het conflict met Pakistan is ten dele ideologisch. In India kunnen volgens de grondwet alle minderheden in volledige harmonie samenleven: een moslimstaat Pakistan is dus overbodig. De Indiase grondwet ondermijnt de legitimiteit van Pakistan. Omgekeerd dromen vele Pakistani's van de versplintering van India in kleine, ongevaarlijke staten. Bij een eventueel conflict rekenen ze op de moslimminderheid om India te destabiliseren. Daarom beschouwen heel wat hindoes hun islamitische medeburgers als een soort vijfde colonne. India is een uniek fenomeen: een ontwikkelingsland dat gedurende zijn hele bestaan formeel een meerpartijendemocratie is gebleven. Daar zijn verschillende verklaringen voor. India had ervaring met het Brits parlementair systeem. Het heeft een federale staatsstructuur die de 26 deelstaten overkoepelt. Het Indiase nationalisme houdt het land cultureel samen. Het kastensysteem zorgt voor politieke stabiliteit. (De kastenleden behoren tot een identieke wijk, school, werkplaats, sociale groep of politieke partij.) Tot 1996 wordt India - met een korte onderbreking van vier jaar - bestuurd door een elite die politiek onderdak vindt in de Congrespartij: de brown sahibs (verengelste Indiërs). Die partij wordt geleid door de nazaten van Jawaharlal Nehroe: zijn dochter Indira Gandhi (vermoord in 1984) en haar zoon Rajiv (vermoord in 1991). Ze krijgt de stemmen van de drie hoogste kasten (priesters, soldaten en handelaars), van de dalits (onaanraakbaren) en van de moslims. De Congrespartij opteert voor een sterke centrale regering die de deelstaten overvleugelt: New Delhi reguleert letterlijk alles, van bevolkingsaangroei tot industriële politiek. Ook de buitenlandse politiek versterkt de interne cohesie. De politieke elite wil dat India een grootmacht wordt. Omdat hij niet in staat is deze aspiratie economisch of militair waar te maken, zweert Nehru aanvankelijk de naoorlogse politiek van machtsevenwicht af. Hij is de ideoloog van de dekolonisatie en een van de grondleggers van de beweging van de niet-gebonden landen. India weigert toe te treden tot door de VS geïnspireerde regionale bondgenootschappen als SEATOGa naar eindnoot1 (in het Verre Oosten) of CENTOGa naar eindnoot2 (in het Midden-Oosten). India's nederlaag tegen China in 1962 betekent de start van een nieuwe fase, die van de Realpolitik. Omdat de USSR de Indiase aanspraken op Kasjmir steunt en omdat de VS Pakistan helpt, geeft India zijn neutraliteit op. In 1971 wordt met Moskou een vredes- en vriendschapsverdrag gesloten. Drie jaar later voegt India zich bij de exclusieve club van landen met een kernproef. India weigert zowel het verdrag over het verbod op kernproeven als het non-proliferatieverdrag te ondertekenen. Het verzet zich tegen de Amerikaanse militaire aanwezigheid in Diego Garcia (op zowat 1200 mijl van de Indische kust). Van China is het bang: de raketten in Tibet en de duikboten in | ||||||||
[pagina 698]
| ||||||||
de Indische Oceaan bedreigen zijn veiligheid. Pas eind jaren tachtig, als de USSR toenadering zoekt tot China, streeft India naar betere betrekkingen met de VS. In 1995 wordt het eerste akkoord over militaire samenwerking getekend. Weldra wordt de VS India's eerste handelspartner. Washington is echter gek ant tegen nieuwe kernproeven. Daarom blijft Rusland India's belangrijkste strategische bondgenoot. | ||||||||
OpendeurpolitiekIndia wil snel een technologische grootmacht worden. De middenklasse gelooft in de pluralistische democratie van het Westen, maar niet in het kapitalisme. Nehru is geobsedeerd door de socialistische planeconomie van Stalin. Tot 1991 opteert de Congrespartij voor vijfjarenplannen, door de staat gesubsidieerde zware industrie, protectionisme en autarkie. De schaarse buitenlandse ondernemingen (Coca-Cola en IBM) worden in de jaren zeven tig genationaliseerd. In tegenstelling tot die van de Aziatische buurlanden is de groei van de Indiase economie slechts zeer bescheiden (met gemiddeld 3%). Met Rajiv Gandhi komt er een ommekeer, die wordt gestimuleerd door het einde van het communisme in Oost-Europa en de USSR. Gandhi omringt zich met jonge technocraten (Harvard boys): zij vinden dat India gewurgd wordt door zijn bureaucratie en zijn protectionistisch socialisme. Het land moet uit zijn isolement treden. Gandhi dereguleert een aantal sectoren en liberaliseert de buitenlandse handel. Die politiek heeft aanvankelijk nefaste gevolgen. De opgekropte behoefte aan buitenlandse consumptiegoederen is groot. Het deficit op de handelsbalans neemt gigantische proporties aan. De deviezen volstaan zelfs niet voor de invoer van levensnoodzakelijke goederen. Met de moord op Rajiv in 1991 komt een (voorlopig?) einde aan de Gandhi-dynastie. Zijn opvolger, P.V. Narasimha Rao, erft een bankroete economie met een inflatie van 14% en een aanzienlijk overheidstekort. Toch opteert hij voor verdere liberalisering. Rao volgt de adviezen van het IMF (verlaging van de douanerechten, instelling van een vlottende wisselkoers, hervorming van het belasting- en financieel systeem). Voor het eerst zijn buitenlandse investeerders welkom. Het Amerikaans kapitalisme wordt zichtbaar in het straatbeeld: Kentucky Fried Chicken, Nike en Pepsi sluiten licentieovereenkomsten met Indiase partners. Bangalore, hoofdstad van de zuidelijke deelstaat Karnataka, wordt India's Silicon Plateau. Het uiteindelijk resultaat van de belangrijkste economische hervorming in de geschiedenis van India is positief: de inflatie vermindert met de helft; de export verdrievoudigt; de buitenlandse investeringen bereiken een recordbedrag van 2 miljard $; de deviezenreserves lopen | ||||||||
[pagina 699]
| ||||||||
op tot 20 miljard $; de economie groeit met 5%. Maar het economisch mirakel heeft een keerzijde. Een minderheid van industriëlen en handelaars (245 miljoen mensen) profiteert van de liberalisering. De grote massa (ongeveer 700 miljoen mensen) leeft lichtjaren verwijderd van de glitter en de multimiljoenendollar-investeringen. Meer dan de helft leeft onder de armoedegrens, verdient niet eens één dollar per dag. Landloze arbeiders bewerken het veld met primitieve werktuigen. Niet zelden zitten ze in de greep van de feodale elite. In vele dorpen ontbreekt het aan hospitalen en scholen, zelfs aan stromend water. Rao wordt verweten niets te doen aan de situatie van de armen. Bovendien ondermijnt corruptie de morele basis van de Congrespartij, die geteisterd wordt door het ene politieke schandaal na het andere. In de loop der jaren heeft de partij een gigantische bureaucratie uitgebouwd, met vriendjespolitiek, clan- en kastenbanden en poen scheppen als belangrijkste kenmerken. Omdat ze toch niet worden gestraft, komen politici en overheidsambtenaren er vrij voor uit dat ze haftas krijgen. In een groot land als India kosten de verkiezingscampagnes een hoop geld (volgens schattingen minimum 100 miljoen $ per kandidaat). Lokale ondernemers sluiten financiële bondgenootschappen met politici. De opening van de economie heeft de corruptie nog gestimuleerd. Ondanks Rao's beloften de wantoestanden stevig aan te pakken, verandert er weinig. In mei 1992 komen journalisten een gigantische fraude in de commerciële banksector op het spoor. De regering treedt niet op, zelfs niet als de oppositie de zittingen van het parlement boycot. Ook het omkoopschandaal rond Bofors, de Zweedse wapenfabrikant die 64 miljoen $ zou hebben betaald aan Rao's voorganger Gandhi, wordt in de doofpot gestopt. Met de zaak Surendra Jain krijgen we eenzelfde scenario. Van zakenman Jain werd het dagboek gevonden, met daarin de namen van 115 toppolitici die in ruil voor overheidscontracten steekpenningen voor een totaal bedrag van 18 miljoen $ zouden hebben gekregen. Een deel van dat geld zou naar terroristen in Kasjmir zijn gegaan. Pas vier jaar na de vondst van het dagboek wordt Jain gearresteerd. Om zijn politieke tegenstanders dwars te zitten laat Rao het dagboek publiceren. Nadien raakt hij zelf in moeilijkheden, als zijn naam genoemd wordt in twee andere omkoopschandalen, dat van illegale geldtransfers en dat van de criminele kwakzalver Chandraswami. In tegenstelling tot vroeger besteedt de Indiase pers uitgebreid aandacht aan al deze schandalen. Volgens het onafhankelijke Transparency International rangschikken zakenlui India op de dertiende plaats wat betreft corruptie. Volgens een andere enquête gelooft 72% van de bevolking dat alle politici corrupt zijn (Newsweek, 4 maart 1996 en 18 augustus 1997). | ||||||||
[pagina 700]
| ||||||||
Verenigd FrontDe reactie blijft niet uit. Einde 1994 - begin 1995 verliest de Congrespartij de absolute meerderheid in de helft van de deelstaten. Ze vertegenwoordigt nog amper een vierde van de bevolking. Rao wordt ervan beschuldigd de partij te hebben vervreemd van zijn electorale basis. Om de Dump Rao-beweging de wind uit de zeilen te nemen ontslaat de premier drie corrupte ministers, die vervangen worden door vertegenwoordigers van de lagere kasten. Rao zegt dat de impact van de economische liberalisering zal worden getemperd. Maar tegelijk krijgen de buitenlandse investeerders te horen dat ze zich geen zorgen hoeven te maken. De regering belooft lagere belastingen, gratis huisvesting, gratis schoolmaaltijden en studiebeurzen, goedkopere leningen, goedkopere verzekeringspremies, noem maar op. Maar het is niet duidelijk waar de financiële middelen voor dat sociaal programma vandaan zullen komen. De Congrespartij is het slachtoffer geworden van haar succesvolle economische politiek, die een nieuwe stedelijke middenklasse in het leven geroepen heeft (Hansen, blz. 181). Niet langer gehinderd door het gevoel van onmacht - als gevolg van de armoede en het kastensysteem - wil deze middenklasse een betere levensstandaard. Tot het einde van de jaren tachtig ontbeert de Indiër elementaire consumptiegoederen. De binnenlandse producenten concentreren zich op het marktsegment van de hoge inkomens. Buitenlandse consumptiegoederen mogen niet worden ingevoerd. Sinds 1991 tast het consumptievirus de structuur van de hele Indiase samenleving aan. De verspreiding van de televisie op het platteland maakt de mensen bewust van wat ze niet hebben. Zij vergelijken zich spontaan met de welgestelden van Zuidoost-Azië. Consumenten die zich televisietoestellen, wagens en gsm's willen aanschaffen, nemen hun politieke lot in handen. De achtergestelde groepen willen hogerop klimmen op de sociale ladder: met hun stemmen kunnen ze een politieke doorbraak forceren. De Congrespartij wordt aan twee kanten bedreigd. Links dreigt het Verenigd Front, een amalgaam van regionale par tijen die de regering verwijten de ogen te sluiten voor de ellende van het volk. Janata Dal, de grootste partij in het Verenigd Front, zal in 1991 een korte tijd regeren. Eerste minister V.P. Singh, een geestelijk erfgenaam van Bhimrao Ambedkar (briljant jurist en voorman van de dalits) past het principe van positieve discriminatie ruimer toe. Sedert 1950 reserveert de grondwet (in theorie) 22% van de banen in de overheidsdienst en in de staatsbedrijven voor de dalits (15% van de bevolking) en voor de minderheden (7% van de bevolking). Hetzelfde systeem geldt in het hoger onderwijs en in de Lok Sabha (het Lagerhuis). Nu heeft Singh beslist ook voor de achtergestelde kasten een quotum van 27% in te | ||||||||
[pagina 701]
| ||||||||
voeren. Deze groep (ongeveer de helft van de bevolking) situeert zich net boven de dalits. Singhs regering overleeft echter de golf van geweld en zelfverbrandingen van leden van de hoogste kasten niet, maar zijn partij kan sindsdien wel rekenen op de steun van een groot deel van de achtergestelde kasten. Het Verenigd Front wil de economische hervormingen niet terugschroeven, maar verbeteren en mensvriendelijker maken. Het verzet zich wel tegen bijkomende privatiseringen van overheidsbedrijven. | ||||||||
Bharatiya JanataAan de rechterzijde wordt de Congrespartij bedreigd door Bharatiya Janata, een nationalistische hindoepartij (BJP), de politieke arm van het Rashtriya Swayamsevak Sangh (RSS: het Indisch Nationaal Vrijwilligerskorps). Het RSS werd in 1925 gesticht, na bloedige rellen tussen moslims en hindoes, door een geneesheer, Keshav Baliram Hedgewar, die tot een van de hogere kasten behoorde. De leiders van de BJP, o.a. partijleider Lal Krishna Advani en de huidige premier Atal Bihari Vajpayee, waren vroeger RSS-activisten. De beweging hangt een dogmatische visie van het hindoeïsme aan. India moet een theocratische hindoestaat worden. Hinduvata: één volk, één natie, één cultuur. Omdat de hindoes cultureel superieur zijn, stimuleert het RSS de trots van en de samenhorigheid onder de hindoemeerderheid. Het hindoeisme, minder een godsdienst dan een allesomvattende levenswijze, verenigt de bevolking. India werd in het verleden eerst door de moslims overheerst (1200-1700), nadien door de Britten. De millennia oude hindoecultuur is door die buitenlandse inmenging in de verdrukking geraakt. Voor ieder rechtgeaarde RSS'er is het verleden een bron van vernedering. Vreemdelingen moeten geminacht worden als mecchla (barbaren). Het RSS legt zijn volgelingen strikte regels op. Het eten van vlees is verboden. Westerse muziek en films zijn uit den boze. jonge hindoes uit de hogere kasten worden gerecruteerd voor paramilitaire bewegingen (shakhas) waarin hun de zuivere hindoetraditie, tucht en militaire discipline worden bijgebracht. Vandaag zijn er zo'n 30.000 shakhas, met meer dan een miljoen leden, herkenbaar aan hun witte hemden en kaki shorts. Het RSS beschikt over een sociale infrastructuur die de leden groepeert volgens beroep, studierichting, e.d. De beweging doet aan opvoeding en sociaal dienstbetoon. In geval van overstromingen en aardbevingen verstrekken RSS-leden de eerste hulp (terwijl de overheid meestal in gebreke blijft). Omdat Mahatma Gandhi volgens het RSS te veel toegevingen deed aan de moslims, werd hij door een lid van het vrijwilligerskorps uit de weg geruimd | ||||||||
[pagina 702]
| ||||||||
(30/1/48). Daarop werd de beweging gedurende enkele jaren verboden. Dissidente leden van de Congrespartij die Nehru verweten de moslims te veel voordelen te geven, stichtten de politieke vleugel van het RSS, de Jana-Sangh partij (Volksorganisatie). Toen Indira Gandhi in 1978 de noodtoestand uitriep, behoorden de RSS-sympathisanten tot haar voornaamste tegenstanders. Velen van hen verdwenen in de gevangenis. Uit een fusie van Jana Sangh met andere oppositiepartijen ontstond de Janata-partij, die in 1977 aan de macht kwam. Premier Moraji Desai was echter een onbekwaam politicus, zodat de Congrespartij twee jaar later zonder al te veel moeite opnieuw aan de macht kwam. Oud-leden van de Jana Sangh stichtten datzelfde jaar de Bharatiya Janata. De BJP heeft haar machtsbasis bij de hogere kasten en bij zakenmensen in het noorden van het land. Sindsdien, al negentien jaar lang, kent de partij een exponentiële groei: in 1984 heeft ze twee zetels in de Lok Sabha; in 1991: 119; in 1996: 160; in 1998: 253 van de 543 zetels. | ||||||||
DoorbraakstrategieIn het begin heeft de BJP het moeilijk om door te breken, omdat ze noch met een regio noch met een kaste samenvalt. Daarom moet ze het vooral hebben van massa-agitatie. Haar boodschap is eenduidig: India moet als gecentraliseerde en unitaire staat worden geregeerd door hindoes. De moslims (zo'n 12% van de bevolking) zijn de zondebokken. In de Lok Sabha hebben die een aantal voorbehouden zetels (7,5%), hun scholen worden gesubsidieerd, ze hebben een eigen huwelijks-, echtscheidings- en erfrecht, en mogen de polygamie beoefenen. De deelstaten Kasjmir en Jammu hebben bovendien een speciaal statuut. Om de meerderheidspositie van de moslims te beveiligen mogen hindoes zich er niet vrij vestigen. Er zijn speciale financiële instellingen voor minderheden. In tegenstelling tot hindoetempels moeten sommige moskeeën geen belasting betalen. Al die voorrechten zijn voor de BJP een doorn in het oog en moeten verdwijnen. De partij vindt ook dat moslims niet langer koeien mogen slachten en dat er een einde moet komen aan hun kinderrijke gezinnen. Om de macht in handen te krijgen speelt de BJP in op het gevoel van onvrede bij de hindoes. De opkomst van het moslimfundamentalisme speelt in haar voordeel. Ook in India worden de moslims militanter: jonge mannen laten demonstratief hun baard groeien; vrouwen dragen de sluier; op de minaretten worden luidsprekers geplaatst. In vele dorpen controleren moslims de handel. De georganiseerde misdaad is in handen van de dadas, en ook dat zijn grotendeels moslims. De BJP probeert via de regionale parlementen door te breken op | ||||||||
[pagina 703]
| ||||||||
federaal niveau. Een schrandere strategie. In 1990 toert BJP-leider Advani rond in een strijdwagen (de rath yatra). De gelovige hindoes roept hij op, bakstenen te verzamelen voor een hindoetempel en de Babrimoskee van Ayodhya (in de noordelijke staat Uttar-Pradesh) te vernietigen. Die moskee is immers gebouwd op de plaats waar de hindoeïstische god-koning Ram geboren werd... Een jaar later verovert de BJP de macht in een aantal deelparlementen (Rajasthan, Himachal Pradesh, Madhya Pradesh en Uttar-Pradesh). Einde 1992 geven de RSS'ers gehoor aan Advani's oproep: de betwiste moskee wordt met blote handen neergehaald. Over het hele land grijpen bloedige confrontaties plaats tussen moslims en hindoes. De regering staat machteloos. Ze gooit voor een tijdje de BJP-kopstukken in de gevangenis, ontbindt opnieuw de RSS en ontslaat de BJP-regeringen in de deelstaten. Deze maatregelen vergroten alleen maar de sympathie voor de hindoefundamentalisten. Dat wordt spoedig duidelijk: in mei 1996 wint de BJP de nationale verkiezingen, terwijl de Congrespartij het slechtste resultaat uit haar geschiedenis boekt. De BJP schuift Vajpayee, dichter en een van haar meest gematigde leiders, als kandidaat-premier naar voren. In de Janata-regering (1977-1979) was hij, als minister van Buitenlandse Zaken, verantwoordelijk voor de verbetering van de betrekkingen met Pakistan. De topleider van de BJP, Advani, genoemd in een corruptieschandaal, komt niet in aanmerking voor de post. Volgens zijn tegenstanders is Vajpayee slechts de façade van de partij, de wolf in schapenvacht die in alles trouw blijft aan haar ideologie (Newsweek, 16 februari 1998). Juist wegens die ideologie verklaart geen enkele andere partij zich bereid de BJP-minderheidsregering te steunen. Nochtans klinkt Vajpayees regeringsverklaring vrij gematigd: de economische liberalisering wordt niet teruggeschroefd; de Amerikaanse ondernemingen mogen blijven; in Ayodhya moet geen hindoetempel verrijzen (de vernietiging van de moskee noemt hij ‘een nationale schande’). Vajpayees regering duurt welgeteld dertien dagen. Uit de mislukking leert de BJP dat ze haar electorale basis moet verbreden. Wil ze de absolute meerderheid verwerven, dan moet ze, in tegenstelling tot de Congrespartij en het Verenigd Front, kiezers aantrekken uit alle regio's en kasten. Met andere woorden: ze moet een minder radicaal profiel krijgen. Op korte termijn verwijdert de BJP zich ideologisch van haar stoottroepen. Brahmanen worden geweerd van de kieslijsten. Sociale en economische vraagstukken worden meer beklemtoond (Hansen, blz. 186). De schuld voor al wat misgaat wordt op de schouders van de corrupte Congrespartij gelegd. De nieuwe strategie legt de BJP geen windeieren. Gemeenschappen die generaties lang voor de Congrespartij hebben gestemd, worden BJP-aanhangers. | ||||||||
[pagina 704]
| ||||||||
Gematigd ImageDe BJP voert een voorbeeldig beleid door in de vijf deelstaten die ze controleert. Ze cultiveert een image van propere handen. Criminaliteit wordt stevig bestreden en druggebruik streng bestraft. De pornografische industrie wordt aan banden gelegd. In Maharashtra moeten de hoeren hun activiteiten stopzetten na halfnegen 's avonds. Pakistaanse ploegen mogen niet aan wedstrijden deelnemen. Boeken en films moeten vrijwillig aan de censuurcommissie worden voorgelegd. Maar: moslims worden niet gediscrimineerd. Integendeel: in Andhra-Pradesh geeft de regering financiële hulp om een moskee te bouwen. BJP-vrijwilligers steken zelfs de handen uit de mouwen bij de bouw ervan! In Uttar-Pradesh verhoogt de regering het aantal studiebeurzen ten gunste van moslims. Wel wordt streng opgetreden tegen illegale vreemdelingen. Niet alleen tegenover moslims, ook tegenover vrouwen voert de BJP een glimlachoffensief. De partij die vroeger een nogal vrouwonvriendelijk image had, is nu bereid een grondwettelijk amendement te steunen dat een derde van de zetels in de Lok Sabha voor vrouwen reserveert. De BJP noemt zichzelf de partij van de kleine ondernemer. Alle nog bestaande overheidsreglementen moeten verdwijnen. De Indiase KMO's moeten worden beschermd tegen buitenlandse concurrentie (swadeshi: India eerst). Buitenlandse investeringen en import zijn alleen verantwoord als Indiase producenten niet kunnen voldoen aan de behoeften. De aanwezige buitenlandse ondernemingen wordt evenwel niets in de weg gelegd, op een paar uitzonderingen na. Het contract met de joint venture General Electric, Bechtel en Enron om een aardgasterminal te bouwen in Dabhol (waarde: 3 miljard $), wordt door de regering van Maharashtra opgezegd. Patenten voor Amerikaanse ondernemingen (bijvoorbeeld W.R. Grace) op zeldzame Indiase planten worden geweigerd. Nieuwe buitenlandse investeringen moeten van sector veranderen: van consumptiegoederen naar technologische spitstechnologie (geen potato chips, maar micro chips). Voedsel- en drankketens naar het model van Coca-Cola en Pizzahut mogen India niet meer binnen, want zij zijn een uiting van Amerikaans cultureel imperialisme en tasten de Indiase levenswijze aan. De BJP voelt ook niets voor buitenlandse participatie in de landbouw of het beurs- en verzekeringswezen. Buitenlanders mogen een minderheidsparticipatie nemen in sectoren waar India zwak staat: energie, wegenbouw, havens, spoorwegen, luchthavens, exportpromotie. Bewijst de financiële crisis in Zuidoost-Azië niet dat het gevaarlijk is massaal te investeren en buitenlandse schulden aan te gaan, in de hoop om via de import van goederen en kapitaal de economie te stimuleren (Newsweek, 16 maart 1998)? | ||||||||
[pagina 705]
| ||||||||
Op het terrein van de buitenlandse politiek speelt de BJP handig in op de frustraties van de Indiase bevolking, die zich internationaal onheus behandeld voelt. India is een regionale grootmacht, het laatste bolwerk van de hindoebeschaving in een vijandige wereld. Het wordt bedreigd door een keten van moslimstaten, van Afghanistan tot Indonesië. Binnen één generatie is India de staat met de grootste bevolking ter wereld. Het heeft alles om een Aziatische tijger en een officiële kernmogendheid te worden. Ontwapeningsakkoorden zijn uit den boze: ze leiden tot nucleaire apartheid. India moet het WTO-akkoordGa naar eindnoot3 opzeggen, en mag niet te nauw samenwerken met de VS. Het moet zo snel mogelijk een permanente zetel krijgen in de Veiligheidsraad. | ||||||||
VaudevilleSinds de onafhankelijkheid waren er in India twaalf algemene verkiezingen. Pas de jongste vier leverden geen absolute meerderheid op. Het land moet nog leren leven met een systeem van coalitieregeringen. Het Brits electoraal stelsel (winner take all) maakt het samengaan van kleine partijen binnen één blok noodzakelijk. Talrijke regionale partijen dingen naar de gunst van de kiezer. Al twee jaar wordt India niet meer ernstig geregeerd. Elk van de drie grote blokken haalt ongeveer een derde van de stemmen. De drie wantrouwen elkaar en zijn aangewezen op de steun van regionale partijen om een parlementaire meerderheid te halen. De Congrespartij en het Verenigd Front zijn bovendien intern verdeeld. In mei 1996 komt het Verenigd Front aan de macht. De Congrespartij heeft zo'n zware electorale opdoffer gekregen dat ze niet mee wil regeren. Hoogstens is ze bereid vanuit de oppositie een linkse regering te gedogen. Doel: het leggen van een cordon sanitaire om de BJP heen. Premier Deve Gowda is ongetwijfeld een vooraanstaand politicus, maar weinig behendig. Zijn regering is voorstander van meer buitenlandse investeringen, belastingverlaging en minder subsidies voor staatsondernemingen. Ondanks de brede consensus waarop de regering kan rekenen, komt het nog geen jaar later tot een breuk tussen de Congrespartij en het Front. De persoonlijke vete tussen de premier en de leider van de Congrespartij, Sitaram Kesri, moest wel tot een impasse leiden. Omdat beide partijen verkiezingen vrezen, steunt de Congrespartij een nieuwe minderheidsregering van het Verenigd Front. De kleurloze regering van Kumar Gujral kan echter geen enkel van haar voorstellen in wetten omzetten. De strijd tegen de voortwoekerende corruptie, de gereserveerde zetels voor vrouwen, de fiscale hervorming, al die voorstellen stuiten op het verzet van de een of andere coalitiepartner. Enkele maanden later komt het tot een nieuwe breuk, omdat de Congrespartij eist dat een zuidelijke regionale partij (DMK) uit de | ||||||||
[pagina 706]
| ||||||||
regering wordt gestoten wegens vermeende steun aan de Tamilrebellen die Rajiv Gandhi hebben vermoord. Op minder dan twee jaar tijd moeten de Indiërs voor de tweede keer naar de stembus. De Congrespartij lokte vervroegde verkiezingen uit, in de hoop dat de naam van Sonia Gandhi en de schrik voor de BJP voldoende zouden zijn om haar weer aan de macht te helpen. Een zware misrekening. De BJP wint de verkiezingen, maar haalt geen absolute meerderheid. De saffraan-coalitie (naar de kleur van de BJP) is een minderheidsregering van dertien partijen, van socialisten tot separatisten. Het bindmiddel is dit keer de afkeer voor de Congrespartij. De BJP hoopt dat de zwalpende Congrespartij spoedig uiteenvalt en dat zij zelf een van de splintergroepen achter zich krijgt. De Congrespartij daarentegen zint op wraak en wenst de regering zo snel mogelijk ten val te brengen. India is nog lang niet uit de problemen. | ||||||||
BesluitMet zijn erfenis van kolonialisme, kastensysteem en wanbeleid zal India in de nabije toekomst niet uit het moeras geraken. De BJP speelt in op deze ongunstige sociale en economische omstandigheden. Zij creëert het beeld van de zelfbewuste nationalistische hindoe, die zich moet afzetten tegen de moslims en tegen het buitenland. Voorlopig lijkt het BJP-extremisme iets te zijn afgezwakt, maar dat kan het gevolg zijn van electorale en opportunistische overwegingen. Zelfs als de BJP de absolute meerderheid verovert, zal ze rekening moeten houden met de verschillende stromingen die ze vertegenwoordigt. In een land zo divers als India, met ongeveer 600 miljoen kiezers, zal het voeren van een samenhangend beleid niet van een leien dakje lopen. Intussen is de onrust bij de niet-hindoes volkomen begrijpelijk. De BJP-militanten zitten met een diepgewortelde vijandigheid jegens minderheden, vooral moslims. In een licht ontvlambaar land als India kan dat tot secessionisme leiden. Formeel kent India een meerpartijensysteem. Je kunt je afvragen of dit de meest geëigende bestuursvorm is voor een ontwikkelingsland met een dergelijke oppervlakte. Er is zeker geen gebrek aan getalenteerde Indiërs die in staat zijn het land te besturen en klaar te stomen voor de eenentwintigste eeuw. Maar die raken moeilijk verkozen: ze beschikken niet over de vereiste aanhang bij de diverse kasten, regio's en godsdiensten. Diegenen die over voldoende aanhang beschikken, hebben meestal hun eigen agenda, die weinig verband houdt met de behoeften van het volk. Een militant ‘hindoe-India’ kan de stabiliteit in de regio ondermijnen. Het conflict om Kasjmir kan leiden tot nieuwe gewapende conflicten met Pakistan, zeker als zowel India als Pakistan worden gecon- | ||||||||
[pagina 707]
| ||||||||
fronteerd met een onstabiele binnenlandse politieke situatie. In mei 1998 is India opnieuw begonnen met kernproeven. Ondertussen is Pakistan dezelfde weg opgegaan. Instrumenten als topconferenties, verdragen en communicatiekanalen, die eertijds de VS en de USSR hielpen een nucleaire oorlog te voorkomen, ontbreken tussen beide landen. De vrees dat India, met de BJP aan de macht, en Pakistan verwikkeld raken in een nucleaire opbodpolitiek, is niet ongegrond. Volgens tal van experts broeit in dit deel van de wereld het gevaarlijkste internationale conflict van de eenentwintigste eeuw. | ||||||||
Bibliografie
|