Streven. Jaargang 63
(1996)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 247]
| |
Yves Nalet
| |
[pagina 248]
| |
structuren zal niet volstaan: veel mensen zien dat de mentaliteit veranderd is en beseffen dat nu de tijd gekomen is om het hele model te herzien. De regering, die de intellectuelen aanzet om theoretische studies te doen, moet intussen een antwoord zien te geven op al de noden die dagelijks opduiken. Er zijn dramatische situaties bij de vleet; daar niet naar omzien zou de samenleving ondergraven. Men zoekt nieuwe vormen van collectieve medewerking om op wat langere termijn een sociaal klimaat te bereiken dat stoelt op een nieuw soort solidariteit. De boven vermelde studie stelt dan ook dat bij dit proces zowel voorlopige noodmaatregelen vereist zijn, als een voorzichtige invoering van structuren die beantwoorden aan de nieuwe normen. | |
WeeskinderenIn het sociale werk, net als in alle andere sectoren, zijn het de extreme situaties die het best laten zien wat er op het spel staat. In China komen de zwaarste drama's voor bij de kinderen en de bejaarden. Uit de verhalen over de ellendeGa naar eind[1] die zij doormaken blijkt dat zij nog in veel aspecten van het leven zonder bescherming zijn. In de pers verschijnen niet alleen berichten over successen, maar ook over zogenaamde geslaagde initiatieven, die echter meer vragen lijken op te roepen dan oplossingen te bieden. Hoe zijn hart en verstand te verzoenen? Kinderen roepen genegenheid op. Toch zijn zij de eerste slachtoffers als de overheid niet naar hen omziet. Wat betekenen de vele uitingen van liefdadigheid bij gelegenheid van de grote feestdagen, waarover de pers veel drukte maakt? B.v. over gemeenten die de gezinnen aansporen om weeskinderen op te nemen tijdens het Lentefeest. Dit uitpakken met goede voornemens en goede werken in de kranten is een duidelijk bewijs dat men zich vast voorgenomen heeft de collectieve aandacht te wekken voor de meest berooiden. Natuurlijk blijft het dan nog de vraag of dit soort oproepen en propaganda het beste antwoord zijn op de noden van de kinderen. Er zijn ook wel berichten over sociaal dienstbetoon dat niet zo occasioneel is. Zo heeft een school in Jinan (Shandong) dertig jaar lang gezorgd voor de wezen en gehandicapte kinderen van het Verzorgingstehuis in de buurt. In een andere gemeente trok een groepje dienstpersoneel in een hotel zich het lot aan van een weeskind en gaf het psychische en financiële bijstand. Zo bericht de pers over verschillende caritatieve initiatieven, ongetwijfeld om andere vrijwilligers te inspireren. Maar soms kleeft er aan bepaalde foto's en aan de officiële toon van de artikelen een zelfvoldaan luchtje - een ontsporing waarvoor in veel andere verslagen juist gewaarschuwd wordt. | |
[pagina 249]
| |
Van tien naar twaalf relatiesOp 9 oktober 1995 hebben alle belangrijke Chinese kranten het tweede deel gepubliceerd van Jiang Zemins toespraak op de slotzitting van het Vijfde Plenum (28 september). Met de titel ‘De juiste manier om bepaalde belangrijke relaties in de uitbouw van het moderne socialisme te behandelen’, dient deze toespraak zich aan als de nieuwe versie van Mao Zedongs ‘Over de tien voornaamste relaties’, uitgesproken in april 1956 als richtlijn voor de opbouw van het socialismeGa naar eind[2]. | |
[pagina 250]
| |
meende ook dat ‘de ervaring op dit vlak nog altijd te klein en te recent was’. Dit geldt nu zeker niet meer. Dit is het tiende punt van Jiang en hij valt heftig uit tegen degenen die ‘alleen hun eigenbelang behartigen’ en eist ‘de versteviging van de centrale overheid en van haar bundelende rol’. | |
[pagina 251]
| |
Bejaarden en stervendenDe massa bejaarden groeit steeds verder aan. Het zijn er intussen zoveel geworden dat de gemeenschap niet langer kan doen of zij er niet zijn, of veronderstellen dat hun familie in de traditionele waarden de kracht vindt om hun de nodige zorgen te geven. Ook hieromtrent brengt de pers graag verhalen over bezoeken en geschenken aan bejaarden bij gelegenheid van de feesten en over andere edelmoedige initiatieven in de gemeenschap. B.v. dat in Xiangfan (Hubei) achttien ambtenaren, leden van de Jeugdliga, drie bejaarden verzorgen. Er zijn plaatsen waar de overheid dergelijke individuele of collectieve initiatieven aanmoedigt en organiseert. ‘Eerbied voor de bejaarden’ is een programma dat o.m. in de provincie Zhejiang gestart werd om de jongere generatie bewust te maken. Van meer duurzame aard zijn de tehuizen voor bejaarden die nu ingericht worden, al is het niet duidelijk voor wie ze open staan en voor hoe lange tijd. Maar niet alleen vormen de bejaarden al een flink deel van de Chinese bevolking; de politiek van het éne kind (ook als ze niet overal strikt wordt toegepast) zal het de jongere generaties alsmaar moeilijker maken zorg te dragen voor de eigen ouders. Tegen het einde van 1994 waren er 110 miljoen Chinezen van 60 jaar en meer; in 2000 zullen er 400 miljoen zijn. Er zijn ramingen dat tussen 2030 en 2040 één vierde van de Chinezen ‘bejaard’ zal zijn. ‘Bejaard’ is natuurlijk geen duidelijk afgelijnd begrip; de drempel van 60 jaar is niet het begin van de aftakeling. Deze cijfers vragen dus wel om een precisering; maar de Chinese bevolking is zeker aan het vergrijzen. | |
Fondsen en stichtingenAls je de pers moet geloven, bestaat er een massa goede wil om te zorgen voor verlaten kinderen of bejaarden voor wie geen familieleden kunnen zorgen. Maar edelmoedigheid volstaat niet. De overheid ziet nu in dat permanente instellingen voor sociale hulpverlening niet zonder een staf van geschoold personeel kunnen. Maar hoe gaan de edelmoedigheid van de bevolking en de beroepskennis samen? De regering heeft niet de bedoeling een van beide uit te sluiten. Maar zij geeft toe eerder te rekenen op een massale deelname van de bevolking telkens als zij vraagt om een gift in geld of tijd. De morele filosofie die achter deze oproepen schuilt, is sterk gekleurd door economische en politieke overwegingen. In de pers zijn hierover allerlei leerrijke proefballonnetjes opgelaten. Niet de filosofie maar het realisme heeft de oude notie van liefdadigheid weer ontdekt. Enerzijds, wie geld en tijd bijdraagt, steunt het | |
[pagina 252]
| |
sociale werk en versterkt door zijn voorbeeld een beetje de sociale verbondenheid. Anderzijds, al kan men zeker niet zonder de beroepsmensen, de bijdragen van de bevolking maken hun werk mogelijk! Dit realisme, zo spotte een bepaalde auteur, hoeft men helemaal niet ‘revolutionair’ te noemen. Hij gaf daarbij een lijst van recentelijk opgerichte caritatieve fondsen en stichtingen. De lijst is niet volledig, maar zij neemt alle twijfel weg: er zijn weer liefdadige acties, levend en wel. De auteur merkte terloops op dat vooral het buitenland het voorbeeld en de aanmoediging geleverd heeft en hij stipte aan dat caritatieve acties uiteraard geen nationale grenzen kennen: hun enige bekommernis is een menswaardig leven voor allen. Overigens valt het best te begrijpen dat de Chinese liefdadigheid voorlopig nog genoeg om handen heeft in eigen land. Wat is, te midden van al deze groepen, de rol van de Chinese Vereniging van Caritatieve Instellingen, de grootste organisatie op dit gebied? De voorzitter ervan verklaart dat de regering niet kan instaan voor alles wat met sociaal werk te maken heeft. Zij kan dit niet doen bij gebrek aan geldmiddelen; zij mag het niet doen omdat het de efficiëntie zou schaden. De secretaris van de Vereniging voegt daaraan toe dat er behoefte is aan een nieuw concept voor het caritatieve werk: hulp op korte termijn moet wijken voor goed geplande geldinzamelingen die grotere programma's of projecten, medische behandelingen enz. zouden financieren. Caritatief werk, redeneert men, brengt ondanks alle culturele verschillen, over de hele wereld dezelfde resultaten voort: sociale stabiliteit en hogere moraliteit. Het is evenwel onduidelijk of hier een onderscheid gemaakt wordt tussen ‘resultaten’ en ‘doelstellingen’. Daarnaast waarschuwt men dat een terechte zorg voor een goede organisatie en efficiëntie de persoonlijke factor niet mag verdringen of de morele dimensie verdoezelen, want die is een van de uitgesproken ‘doelstellingen’. | |
KruistochtenDe systematische liefdadige acties doen allicht denken aan de vele ‘campagnes’ die de Chinese maatschappij mobiliseerden in de eerste decennia van de Volksrepubliek China. Maar het woord ‘campagne’ heeft nu geen goede naam meer. Het is te vaak gebruikt als dekmantel voor politieke blunders en doet alleen maar denken aan collectieve slaafsheid en passiviteit. Het parool is nu ‘project’. In de voorbije jaren werd dat een joker die te pas en te onpas werd uitgespeeld. Soms dijen deze projecten of programma's zo breed uit dat ze nauwelijks verholen politieke maneuvers zijn onder de vlag van goede werken. Het ‘Project Hoop’ vormt daarop geen uitzondering. Jaren na zijn | |
[pagina 253]
| |
stichting breidt het zich nog steeds verder uit over het land. Het heeft ongetwijfeld - ondanks gesjoemel met de financiën - veel kinderen geholpen om langer school te lopen en het heeft dorpsscholen gebouwd of vernieuwd. Maar de uitzonderlijke propaganda die erover gevoerd is, roept argwaan op. Iedereen wordt aangepord om bij te dragen, maar, zo lijkt het, de grote bedrijven het meest. Zo bracht Coca-Cola zijn stuivertje bij op een bijzondere feestviering in de Grote Hal van het Volk. Het korte verslag over deze gebeurtenis deed de aap uit de mouw komen: alles bij elkaar heeft Coca-Cola 5 miljoen yuan bijgedragen aan het Project Hoop in de achttien provincies waar het bedrijf fabrieken heeft. Deze fondsen maakten het mogelijk twintig lagere scholen te bouwen of te vernieuwen en honderd openbare bibliotheken te openen in arme gebieden. Coca-Cola is van plan in de komende vijf jaar de bouw van nog eens vijftig scholen te financieren en nog tien nieuwe fabrieken te openen in China! Dit is zeker een goudmijntje voor alle partijen. Maar zullen deze met grof geld gefinancierde projecten de kleine man niet weerhouden zijn duit in het zakje te doen? ‘Hand in hand’ van zijn kant, is het type van liefdadig werk dat de nadruk legt op de persoonlijke inzet. Maar ook hierrond wordt weer te veel officieel vertoon gemaakt; denk maar aan het ceremonieel waarmee in Lhasa een ‘Programma voor de Uitwisseling van Pennevrienden en Geschenken tussen Tibetaanse en Han Kinderen’ van stapel liep. Het ‘Hand in Hand’-project van de gemeente Zhaoyuan (Shandong) gaat misschien meer in de goede richting. Gelegen in een provincie die vaak geprezen wordt voor haar geslaagde hervormingen, mag Zhaoyuan fier zijn op zijn economische prestaties: 63% van de dorpen hebben al de drempel van het minimum basisinkomen overschreden. Maar 3.000 huisgezinnen halen nog niet het hoofdelijk inkomen van 600 yuan per jaar. De gemeente heeft gekozen voor vormen van wederzijds hulpbetoon van persoon tot persoon: alwie ermee geholpen kan worden, bied je je talenten aan. Alle leden van de gemeenschap worden er op de een of andere manier toe aangespoord hun bijdrage te leveren, maar hoevelen die oproep beantwoorden is niet duidelijk. Kinderen en jongeren zijn ook de eerste doelgroepen van een aantal jumelageprojecten die meestal een educatief doel hebben: ze willen de passiviteit van deze generaties van het éne kind doorbreken en voegen daarom een dynamische dimensie toe aan het educatieve systeem. | |
VrijwilligersHet inschakelen van de jeugd en de jongvolwassenen staat bovenaan op de agenda. Een groots ceremonieel markeerde in december de oprichting van de Vereniging van China's Jonge Vrijwilligers, in | |
[pagina 254]
| |
aanwezigheid van de hoge leiding van de partij en de regering. Hu Jintao, een lid van het Bestendige Comité van het Politburo, stuurde een boodschap met gelukwensen en Rong Yiren, de vice-president van de republiek, sprak de vergadering toe. Volgens de beginselverklaring is de VCJV een nationale sociale organisatie die zich wijdt aan het algemeen welzijn en aan sociale hulpverlening, onder de leiding van het Central Comité van de Jeugdliga. De leden zijn groepen van het nationale of provinciale niveau. De taak van de VCJV is de verbetering van de menselijke relaties en het scheppen van een sociaal milieu dat de ontwikkeling van de socialistische markteconomie bevordert. De VCJV zal ook toezicht houden op de noden die ontstaan door de nieuwe economische structuren; zij zal de burgerzin cultiveren bij de jeugd en ook de geest van onbaatzuchtige dienst, vooral aan de berooiden. Het manifest van de Jonge Vrijwilligers van 5 december 1994 bevestigt deze oriëntaties. Er blijkt duidelijk uit dat de economische veranderingen vragen om een nieuwe formulering van de morele normen. De tekst gaat wel voor een groot deel over de culturele rijkdom van vijfduizend jaar Chinese geschiedenis, maar de taak die men voor deze tijd voorstelt, is zonder voorgaande: wat eigen is aan de economische markt (efficiëntie, winst, concurrentie) moet samengaan met zin voor rechtvaardigheid, moraliteit en edelmoedigheid. De antropologische basis van zo'n houding is misschien erg vaag, maar de boodschap zelf is duidelijk: eigen ontplooiing en individueel succes kunnen en moeten samengaan met de bekommernis om de noden van het hele land, inclusief die van de meest berooiden. | |
Het nieuwe belang van de ‘Minzheng’Ondanks de Jeugdliga en andere hefbomen acht het beleid zich toch buitenspel gezet. Geconfronteerd met het huidige zoeken naar sociale solidariteit, is het verplicht zijn eigen optreden te herzien. Dat doet het door zijn specifieke taak opnieuw te definiëren en door een nieuw sociaal weefsel te ontwerpen. In mei 1994 riep de Staatsraad de Tiende Conferentie voor Burgerlijke Zaken (Minzheng) bijeen. De deelnemers waren de vertegenwoordigers van het ministerie met dezelfde naam en die van de verschillende bureaus die onder dit ministerie ressorteren. Het werkprogramma voor de volgende vijf jaar bevatte: sociale zekerheid invoeren in de dorpen; een netwerk van stedelijke welzijnsdiensten uitbouwen volgens geografische gemeenschappen; meer autonomie geven aan de machtsstructuren die aan de basis ontstaan; en de administratieve voorschriften voor de welzijnszorg herzien en versoepelen. Dit is een taak die minister- | |
[pagina 255]
| |
president Li Peng toevertrouwde aan de Minzheng: de anomalieën in de samenleving helpen oplossen en sociale zekerheid waarborgen. Een jaar later werd de provincie Fujian geprezen voor haar prestaties in de welzijnszorg. De cijfers waren inderdaad indrukwekkend op ieder van de vijf genoemde punten. In de steden heeft de overheid haar deel gedaan: er is nu een trefpunt voor openbare dienstverlening per duizend inwoners en meer dan 95% van de wijkcomités houden een ‘station’ voor openbare dienstverlening open. Toch luidt de conclusie van dit rapport over Fujian dat de taak niet af is: het werk kan efficienter gebeuren en er kunnen nieuwe strategieën ontworpen worden. Wat schort er dan nog aan? Heel veel! O.m. een betere definitie van wat ‘dienstverlening’ is. Het is juist de dienstverlening waarvoor de ambtenaren van de Minzheng betaald worden. Van hen wordt verwacht dat zij de instellingen voor welzijnszorg goed beheren en niet zonder meer wachten op het manna van de regering. De stad Zhangjiagang (Jiangsu) wordt vernoemd om haar goede beheer. Daar hebben de zowat 118 afdelingen van de welzijnszorg een overschot van 130 miljoen yuan. Maar zo'n goede managers in de sector van de welzijnszorg zijn elders witte raven. Toch mag de bekommernis om het rendement de doelstellingen van de sector niet schaden. Daarom hebben de Minzheng-afdelingen en de schatkist in de provincie Jilin al een tijd geleden beslist dat de activiteiten van de Minzheng in hoofdzaak door de regering zouden gefinancierd worden. Bovendien moest het budget van de Minzheng wat vlugger stijgen dan het geheel van de economie in de provincie. Blijkbaar is die beslissing nu al tien jaar lang uitgevoerd. De verklaring voor deze politiek is duidelijk: de activiteiten van de Minzheng zijn vlug een ruimer domein gaan bestrijken ten gevolge van de nieuwe economische maatregelen en het departement speelt steeds meer de beslissende rol in de sociale zekerheid. Natuurlijk, het wegvallen van de ‘werkeenheden’ of liever de splitsing tussen hun rol op economisch gebied en hun functies in de welzijnszorg, veroorzaakt belangrijke breuken en mag niet te vlug gaan. De overdracht van verantwoordelijkheid moet rekening houden met tolerantiedrempels (individuen) en financiële mogelijkheden (regering). De overheidsinstanties aarzelen: zij zijn bang voor schoktherapieën; zij begrijpen dat de regering een eigen taak heeft en dat laisser faire niet volstaat. | |
GemeenschappenAls werkeenheden niet langer hun traditionele rol spelen, wie staat dan borg voor de sociale organisatie? In 1993 vernoemde de Chinese | |
[pagina 256]
| |
Volkskrant even de term ‘gemeenschapsdienst’. Er werd geen omschrijving van gegeven, dat gebeurde pas in 1995. Maar zo lang hadden andere publikaties niet gewacht om vragen te stellen over een nieuw type van samenleving. Hoe maken dat de samenleving en de economie op elkaar aansluiten? Men hoopt dat een gemeenschapsdienst die gedragen wordt door de plaatselijke economie en mankracht, de saamhorigheid onder de inwoners zal versterken en dat de gemeenschap over voldoende autonomie zal beschikken om er nuttig werk mee te doen. Na een belangrijk congres over dienstverlening aan de gemeenschap in Shanghai, december 1994, bevestigde het ministerie van Burgerlijke Zaken deze politieke lijn. Het gaf toe dat het veel tijd zal vragen om dit nieuwe concept overal ingang te laten vinden. Nu blijkt dus dat dit ministerie verantwoordelijk is voor het vormen van de gemeenschappen. In Sichuan en op andere plaatsen bleek dan ook dat alleen het departement voor Burgerlijke Zaken de vergunningen mag uitreiken die de sociale diensten de toestemming geven om aan het werk te gaan en een aantal economische voordelen te verkrijgen. Deze schikkingen tonen aan dat de regering wel niet alles moet doen, maar dat de staat minstens toezicht moet houden. In juni 1995 zijn op een belangrijk congres over sociale hulpverlening in Guangxi een aantal experimenten voorgesteld. In de verslagen is sprake van meerdere belangrijke oriënteringen, maar er wordt geen definitief stramien voorgehouden dat een echte politiek zou kunnen worden. Men legt de nadruk op het werk van vrijwilligers, vraagt een nauwkeuriger wetgeving en hoopt dat de sociale activiteiten zichzelf kunnen bedruipen of verlangt dat sociale efficiëntie en beroepsethiek zouden samengaan. Op het congres in Shanghai in december 1994 besliste de regering op honderd plaatsen ‘modelgemeenschappen’ te vormen. In veel rapporten gaat de meeste aandacht naar welzijnszorg voor de behoeftigen, maar ook voor de jongeren die tijdelijk zonder werk zijn of psychische problemen hebben; dit blijkt uit een artikel over de comités van de Jeugdliga van Hunan, Heilongjang en andere provincies. Maar ook de cultuur hoort mee hervormd te worden. In Tianjin heeft de overheid beslist de gemeenschappen te belonen die het beste presteren op het culturele vlak. | |
BesluitEr zijn goede Samaritanen in China en niemand kan de morele integriteit van veel andere Chinezen in twijfel trekken. Toch is het morele verval op dit ogenblik onderwerp van discussie in het land en de | |
[pagina 257]
| |
bewustwording van een morele crisis verdient alle aandacht. Los van alle wilde slogans en recepten die aspecten van de traditionele moraliteit vermengen met patriottisme en beschouwingen over de economie, begrijpen veel Chinezen waar het uiteindelijk om gaat: een herziening van de verhouding tussen de staat en het volk. Door het eenpartijstelsel bestaat het gevaar dat de staat de initiatieven van onder uit onderdrukt als hij één algemene moraal oplegt en daar een politieke beloning aan verbindt. Doet hij dit, dan zal aan iedere participatie een luchtje van pluimstrijkerij kleven. Anderzijds biedt laisser faire geen oplossing. Het is de taak van de staat het welzijn van de gemeenschap te waarborgen, grenzen te stellen, de regels van het sociale spel te bepalen. De nieuwe aanpak blijkt duidelijk in het geval van het sociale werk. In een reflectie op het sociale werk van de laatste decennia stelt een analist dat de dagen van de niet-beroepsmensen en die van een alles beredderende staat voorbij zijn. In alles moet men gemeenschappelijk de verantwoordelijkheid dragen. Men hoeft niet meteen wonderen te verwachten van het concept van een ‘burgermaatschappij’, maar het is wel duidelijk dat het nieuwe sociale stramien om een nieuwe kijk vraagt op de rol die staat en partij samen op zich nemen. Om die reden alleen al zal de verhoopte ‘soepele overgang’ veel tijd vragen. Dit artikel werd overgenomen uit China News Analysis, nr. 1546, november 1995. Vertaling: Geert Boeve. |