| |
| |
| |
Flor Jacobs
De opschorting van de legerdienst
Geen baten zonder kosten?
‘Wacht maar tot je bij 't leger bent, daar zullen ze wel een man van je maken!’ Deze uitspraak, honderdduizenden keren door vaders of moeders in de mond genomen, kan in België na de opschorting van de verplichte legerdienst in 1994 naar de geschiedenisboeken worden verwezen. Het vreemde aan dit gezegde was dat het een verholen bekentenis inhield van de mislukking van de opvoeding thuis en op school en een blind geloof in de vorming die het leger bood.
Hoe ook, de algemene dienstplicht bestaat in België niet meer. Ik beoog hier geen polemiek voor of tegen. Ik neem de beslissing voor wat ze is en knoop daar enkele bedenkingen aan vast. Dat die gekleurd zullen zijn door mijn bijna veertigjarige militaire loopbaan, zal de lezer niet verwonderen.
Het is merkwaardig dat een socialistisch strijdros, wellicht in een onbewaakt ogenblik, door een partij van christelijke signatuur over alle hindernissen heen werd gedreven, tot het op de stal van de opgeschorte dienstplicht stond. Je kan er bezwaarlijk electoraal opbod aan vastknopen, want de verkiezingen waren toen nog twee jaar af. Een electoraal vleugje kon je wel opsnuiven in februari '95, toen besloten werd aan de laatste ‘slachtoffers’-miliciens de mogelijkheid te bieden naar eigen goeddunken vanaf 1 maart al dan niet thuis te blijven. Dat waren er toen nog enkele honderden waarmee men blijkbaar geen blijf wist. Enkele tientallen zijn alsnog gebleven. De laatste zwaaide af op 31 augustus '95.
| |
De dienstplicht opgeschort
Aanleiding tot het ‘opschorten’ - niet het ‘afschaffen’ - van de dienstplicht waren hoofdzakelijk twee redenen. Eerst en vooral werd de
| |
| |
dienstplicht in de praktijk slechts vervuld door één op vier jongeren. Men vergat weliswaar dat er op die vier twee meisjes waren. De wetgever heeft het immers nooit nuttig of nodig geacht de dienstplicht tot het vrouwelijk gedeelte van de bevolking uit te breiden, alle vrouwenemancipatie ten spijt. Slechts één op twee jongens vervulde dus zijn dienstplicht. De 50% vrijstellingen vonden bijna uitsluitend hun rechtvaardiging in sociale overwegingen die door de wetgever werden bepaald. Het is onderhand gemeengoed geworden dat België zowat het beste sociale systeem ter wereld heeft, hoewel we het straks misschien niet meer kunnen betalen. De 50% vrijstellingen wogen zo goed als niet op de schatkist, behalve dat een deel van de betrokkenen allicht een jaartje vroeger aan stempelen toe was.
Een tweede argument ten gunste van het verdwijnen van de dienstplicht was de toegenomen techniciteit van de moderne wapensystemen. Als dat juist is, dan had men natuurlijk de diensttijd kunnen/ moeten verlengen en zo aan de milicien voldoende tijd geven om de gepaste (langere) opleiding door te maken om deze wapens te kunnen bedienen. Overigens horen bij deze systemen nog steeds een aantal taken waarvoor men hoegenaamd geen beroeps hoeft te zijn. Een reorganisatie had hier dus een oplossing kunnen bieden. Maar dat zou natuurlijk de opschorting van de dienstplicht op de lange baan schuiven... en het paard moest over de eindmeet.
De jongeren zelf, althans de mannelijke jongeren, beschouwen hun jaar legerdienst vaak als een ‘verloren jaar’. Een jaar dat ze nu niet meer hoeven te verliezen. Zij kunnen zich inderdaad een jaar vroeger op de arbeidsmarkt begeven. Het ‘verlies’ wordt dus hoofdzakelijk financieel geduid. Dat lijkt logisch want jongeren hebben nog geen weet van al het andere dat ze ook nog zouden kunnen verliezen. Wat betekent trouwens één jaar in een loopbaan van veertig à vijftig jaar? Een twintigjarige blijkt daar evenwel geen boodschap aan te hebben.
| |
Die verguisde dienstplicht toch
Allemaal goed en wel: de dienstplicht werd dus opgeschort. Zou het kunnen dat wij, d.i. ons land, de natie, er ook iets bij kwijt spelen? Zou het kunnen dat er toch ook iets goeds was aan die dienstplicht, al was het dan maar voor de helft van de jongens?
Voor alle duidelijkheid: de primordiale rol van de krijgsmacht is en blijft de verdediging van het land, in ons geval in NAVO-verband. Dit betekent zich voorbereiden op een oorlog, waarvan men hoopt dat hij nooit gevoerd zal moeten worden. Het is dus paraat staan om te strijden: alles is hieraan ondergeschikt. Waarvoor dat nodig is zien we wel in ex-Joegoslavië, Ruanda, Burundi,... Dit belet evenwel niet dat
| |
| |
deze militaire voorbereiding ook een aantal interessante ‘nevenprodukten’ kan hebben en heeft.
Hoewel men er sinds jaren nog maar één dag over deed, spreekt de uitdrukking ‘zijn drie dagen doen in 't Klein Kasteeltje’ nog steeds tot de verbeelding. Intussen heeft het bewuste kasteeltje een andere bestemming gekregen en gebeuren de rekruterings- en selectieproeven al lang in het Militair Hospitaal Koningin Astrid te Neder-over-Heembeek. Sinds mensenheugenis ondergingen jaarlijks 40 à 50.000 jongens op een leeftijd tussen 18 en 25 jaar deze proeven. Hieruit putte men onschatbare gegevens over de evolutie van deze bevolkingsgroep over al die jaren, zowel wat betreft de medische toestand en de fysieke conditie van de betrokkenen als de graad van onderwijs en de mentale gezondheid. Deze gegevens stonden ter beschikking en konden een rol spelen bij het bepalen van een beleid in domeinen die niet meteen tot landsverdediging behoren. Enkele voorbeelden ter illustratie. Intensieve opsporing en desgevallend behandeling van tuberculose in de jaren vijftig en zestig hebben deze ziekte in ons land zo goed als uitgeroeid. De systematische inentingen van de miliciens tegen tetanus, tyfus en pokken, overeenkomstig artikel 99 van het Internationaal Sanitair Reglement, waren ongetwijfeld een fundamentele bijdrage tot de verbetering van de algemene gezondheidstoestand van de Belgische bevolking. Welke andere overheidsinstelling staat klaar om dit klusje te klaren? Daarenboven genoten jaarlijks 40.000 miliciens gratis medische verzorging. Dat was alvast een winst, ook voor de geldbeugel. De kwaliteit van die verzorging was hoogstaand. Het medisch korps van de Belgische krijgsmacht mag er best wezen. Het beschikt over honderden toegewijde eenheids- en garnizoensgeneesheren, tandartsen, oogartsen, chirurgen en al wat er bij hoort. Het brandwondencentrum van Neder-over-Heembeek geniet een internationale reputatie. Medische teams konden op enkele dagen klaarstaan om uitgezonden te worden naar waar ook ter wereld. Of deze humanitaire hulp in de
toekomst, gezien het personeelsgebrek, nog mogelijk is?
Ondanks alle inspanningen op het vlak van onderwijs, inclusief het recente betwiste verlengen van de leerplicht, werden bij de keuring van miliciens elk jaar enkele tientallen analfabeten ontdekt, ook nog de laatste jaren. Deze jongens genoten gedurende de eerste maanden van hun dienst een specifieke vorming en werden verder tijdens hun ganse diensttijd persoonlijk gevolgd. De overgrote meerderheid van hen kon wanneer zij ‘afzwaaiden’ lezen, rekenen en schrijven! Nu kunnen we ze zelfs niet meer opsporen.
Ontegensprekelijk kwam een jaartje ‘troep’ de fysieke conditie van alle miliciens ten goede. Waar men zich in het gewone onderwijs moet weren om toch die twee uurtjes lichamelijke opvoeding per week te
| |
| |
realiseren, is een uur per dag de regel bij de krijgsmacht. En het gaat heus niet elke dag over rondjes lopen of een duurloop in de bossen. De weerstand en het uithoudingsvermogen, de lenigheid en de kracht worden bij de rekruut systematisch opgevoerd en nadien wordt getracht het bereikte peil te behouden.
Natuurlijk zijn er jongens die daar niet zo op gesteld zijn en er zich onder allerlei voorwendsels trachten aan te onttrekken. Wat hen ook wel eens lukt. De gebruikelijke naam voor deze lui is ‘carottier’. Zij zijn het meestal die klagen over een verloren jaar: raar, maar waar.
Wie niet vlug over een verloren jaar zullen spreken, zijn b.v. diegenen die in het leger hun rijbewijs behaalden. Wetend dat dit je thans een slordige 30.000 fr. kan kosten, is dat toch maar mooi meegenomen. En dat er bij het leger goede chauffeurs gevormd worden, wordt momenteel bewezen in ex-Joegoslavië. De rijscholen van de krijgsmacht staan dan ook bekend om hun veeleisendheid en efficiëntie: vier weken FRAC (Formation Rationelle Accélerée de Chauffeur / Versnelde Rationele Chauffeursopleiding) is nog wat anders dan twaalf uurtjes les in de beste burgerrijschool.
In haast alle vakgebieden werden miliciens ingezet, bij voorkeur natuurlijk diegenen die reeds een vak- of beroepsopleiding achter de rug hadden. Hen werd zoveel mogelijk de gelegenheid gegeven zich verder in hun vak te bekwamen onder toezicht en leiding van ervaren meestergasten. Dat ze daarbij ook moesten leren een geweer vasthouden en ermee schieten, of mee moesten marcheren en de befaamde drill-oefeningen uitvoeren, mee op bivak moesten en regelmatig een wachtje kloppen, dat hoort nu eenmaal bij het militaire leven. We zeiden het reeds, een leger dient paraat te staan.
Wie wou, kon in België zijn dienstplicht vervullen in een eenheid van een ander taalstelsel dan het zijne. Nog eens, het leger dient niet om een tweede taal te leren, maar een aanzienlijk aantal Vlaamse jongens heeft op die manier toch een aardig mondje Frans geleerd en daar halen ze ongetwijfeld tot op vandaag voordeel uit.
Voor velen was de diensttijd een periode waarin ze voor het eerst van moeders rokken en pappot weg waren. Bovendien werden ze in een nogal vreemd en artificieel milieu gedropt. Ze sliepen met 10 à 12 op een kamer - laatst was dat nog 4 à 6 - en vonden in hun groep alle mogelijke anderen: de ingenieur had een bed naast de lasser, de landbouwerszoon naast de fabrieksarbeider, de circusartiest naast de bouwvakker. De Limburgers, de West- en Oostvlamingen, de Antwerpenaars, de Brabanders en de Brusselaars leerden er mekaar kennen, werden verplicht samen te leven, samen te labeuren, zich samen te ontspannen, samen te treuren over een lief dat hen had laten zitten. En wonderwel, na enkele weken hadden ze elkaar meestal gevonden en
| |
| |
groeide er een opvallend saamhorigheidsgevoel onder die jonge kerels. ‘Een voor allen, allen voor een’ werd nooit uitgesproken, maar werd gewoon beleefd. Elke milicien die dat heeft meegemaakt, zal er met weemoed aan terugdenken. Zich verantwoordelijk weten, voor zichzelf én voor anderen, kan men leren... maar je moet er wel de gelegenheid voor krijgen. Meer dan eens vind je in de krant een foto uit vervlogen tijden met een troep soldaten van een welbepaalde militieklas. Iemand heeft dan het idee opgevat die troep nog eens bij mekaar te brengen. Dat wijst op een gevoel van verbondenheid, van kameraadschap, van waardevol zijn voor elkaar... geleerd bij het leger.
Een categorie apart waren de kandidaat reserve-officieren (KRO's), een groep bleekneuzen die vier jaar of meer op de universiteit of een andere hogeschool zaten. Per definitie zijn het verstandige kerels aan wie je alles maar een keer moet uitleggen. Hun militaire opleiding, zowel de fysieke als de beroepsmatige, is niet van de poes en meer dan een haalt de eindmeet niet. De zilveren ster van adjudant op het einde van de opleiding is werkelijk verdiend. Als de versbakken ingenieurofficier de verantwoordelijkheid krijgt over een peloton van vijfendertig soldaten, met al wat dat inhoudt aan bewapening, voertuigen en uitrusting, dan wordt hem een unieke gelegenheid geboden om te leren en te tonen dat hij niet alleen op school veel kennis heeft opgedaan, maar dat hij ook een aantal sociale vaardigheden heeft ontwikkeld. Men noemt dat leiderschap. De kans om dat in de praktijk te brengen, krijg je bij het leger... Waar nog? Merkwaardig, neen, eigenlijk logisch dat een groot aantal hogere functies in de industrie, de handel, het bankwezen,... bekleed worden door reserve-officieren.
Een van de mythes die rond de legerdienst zweefde, was die van de discipline, gemeenlijk verward met blinde gehoorzaamheid of slaafse onderdanigheid. Toegegeven, er waren kaderleden die de nodige stof boden voor die mythe. Waar treft men die niet aan? Al is in het dagelijkse kazerneleven de tucht niet van levensbelang, in operaties is ze dat wel. In het moderne gevecht (of in een humanitaire actie) komt het individu vaak alleen te staan, moet de persoon in kwestie zelf en alleen initiatief nemen en liefst het goede. Als dan de (zelf-)discipline ontbreekt, kan je het en hem wel vergeten. Er zijn fabrieken en bedrijven waar de tucht minstens zo streng is als bij de krijgsmacht en de eventuele sancties aardig wat zwaarder. Is het dan niet nuttig om tijdens je legerdienst geleerd te hebben tot wat je zelf in staat bent en te beseffen dat regels nooit zomaar voor zichzelf bestaan? Ach ja, daarvoor dient het leger niet, maar toch...
Miliciens zijn ‘goedkope arbeidskrachten’ luidde het jongste verwijt. Nog maar eens een reden om komaf te maken met de legerdienst. Het is echter niet te vermijden dat er in een leefgemeenschap van een
| |
| |
kazerne een aantal als minderwaardig beschouwde jobs bestaan, als daar zijn: de kamers en de gangen kuisen, het paradeplein opruimen, het gras maaien, auto's wassen, vrachtwagens laden en lossen... Dat gebeurt in elke familie, in elke vereniging, in elk bedrijf. Mochten ze niet uitgevoerd worden, men zou al vlug spreken over de erbarmelijke toestanden waarin ‘onze jongens’ moeten leven. Nu, de legerdienst is opgeschort. En waar vinden we nu onze goedkope arbeidskrachten? Juist, alleen nog in het stempellokaal of in arbeidscircuits met een of ander nep-statuut. Ondertussen zal het onderhoud van de kazernes toevertrouwd worden aan bedrijven. Prijskaartje: 1,1 miljard fr. per jaar voor zo'n 2,1 miljoen vierkante meter in België, wel te verstaan op rekening van het budget van landsverdediging. Met de miliciens was het inderdaad goedkoper.
| |
Leven na de miliciens
Wij (het land) moeten dus verder zonder miliciens. Nadat de regering en niet de minister van landsverdediging alleen deze beslissing genomen had, heeft de krijgsmacht professioneel en tuchtvol gereageerd, zoals het hoort in een democratie. Onmiddellijk doken er stemmen op die wezen op de gevaren van een beroepsleger. De miliciens vormden immers een ingebakken controle van de natie op de militairen en die zou nu verdwijnen. Deze lieden zijn vergeten of wisten niet dat er twee parlementaire commissies van landsverdediging bestaan, een in de senaat en een in de kamer. Wanneer drie leden daarvan zich samenzetten, mogen en kunnen zij op elk moment van de dag en de nacht, zonder aankondiging, om het even welke kazerne of militaire activiteit bezoeken en alle mogelijke en onmogelijke vragen stellen en onderzoeken verrichten. Alleen, dat gebeurt haast nooit en sommigen van hen weten niet eens dat ze die bevoegdheid hebben. Democratische controle op het leger, daarvan liggen weinigen wakker!
Nog maar pas was de legerdienst opgeschort, of er werd gepraat over de ‘gemeenschapsdienst’, die je zelfs in het leger zou kunnen vervullen. Onmiddellijk volgden golven van protest tegen de heer Delcroix, minister van landsverdediging. Maar reeds in september '91, twee jaar eerder dus, werd die idee gelanceerd door de toenmalige eerste minister Martens. Niemand had er toen oren naar, al stond dat toen totaal los van de perikelen rond de dienstplicht en had het dus heel andere bedoelingen. De idee is nog niet helemaal dood, maar veel concreets zien we niet gebeuren. Als het enige wat telt ‘verdienen’ is, dan kan je ‘dienen’ best vergeten en ‘het vaderland dienen’ helemaal schrappen.
De noodzakelijke herstructurering van de krijgsmacht had fataal een
| |
| |
overschot van 6.700 officieren en onderofficieren tot gevolg. Afvloeiingen dus, maar alle in dat verband voorgestelde maatregelen stuitten op botte weigering of op financiële onhaalbaarheid. Vandaar dat er amper afvloeiingen zijn. Met het verdwijnen van de miliciens zijn echter niet de taken verdwenen die zij vervulden. Ze zijn wel ingekrompen, maar daarvoor is ook volk nodig, jong volk. Oplossing: we rekruteren Vrijwilligers Korte Termijn (VKT). ‘Kort’ betekent hier vijf jaar, daarna onherroepelijk aan de deur, maar nog wel een aantal jaren wederoproepbaar. Je verdiensten liggen enkele duizenden franken boven het bestaansminimum. Als VKT kan je, net zoals elke andere militair, voor een buitenlandse opdracht voor vier tot zes maanden van huis gestuurd worden, waarbij je dan wel extra vergoedingen opstrijkt. Erg aantrekkelijk is dat allemaal niet en de actuele moeilijkheden bij de werving zullen dus wel niemand verwonderen. Nochtans lijkt het voorlopig de enige mogelijkheid om jonge kandidaat-soldaten te vinden, want dat die er nodig zijn staat buiten kijf.
| |
Het nieuwe leger
Mocht ik de indruk gewekt hebben dat ik met heimwee terugdenk aan die brave miliciens, dan moet ik dat formeel tegenspreken. Ik heb alleen enkele gunstige effecten van de legerdienst onder de aandacht willen brengen. Het zijn geen sensationele dingen, maar het zijn ongetwijfeld waardevolle bijdragen waarvoor ik op dit ogenblik geen vervanging zie.
Anderzijds ben ik er niet erg gerust in of het nieuwe beroepsleger er ooit zal komen zoals het gepland is. Het minste wat men kan zeggen is dat de overgang erg bruusk moest verlopen, zelfs overhaast. Bovendien vertrok men m.i. van verkeerde uitgangspunten: diensttijd opschorten, budget plafonneren op 98 miljard fr., de internationale verbintenissen blijven nakomen, nog een leger van 40.000 beroeps overhouden. De normale manier van werken is net andersom. Eerst zo goed mogelijk de opdracht van het militaire apparaat - als je er ten minste nog een wil - omschrijven en daarna bepalen welke middelen daarvoor nodig zijn: manschappen, uitrusting, infrastructuur, opleiding en training, financies. Daar werd klaarblijkelijk een loopje mee genomen. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de herstructurering van de krijgsmacht met horten en stoten verder gaat. Dit heeft uiteraard ook te maken met de reële taken die momenteel in het buitenland worden uitgevoerd.
Overigens zal dit alles voor het overgrote deel van de Belgische bevolking een zorg wezen en nu nog minder dan vroeger. Het leger heeft immers nooit hoog gescoord in de populariteitspoll. Nochtans heeft het de laatste jaren nog nooit zo in de belangstelling gestaan door
| |
| |
de internationale acties, de hervormingen, de verkoop van militaire domeinen en uitrusting. In al dat tumult wordt van de legerleiding verwacht dat ze sereen blijft voortwerken... en misschien eerlang nog maar eens een nieuwe reorganisatie doorvoert, de zoveelste in enkele jaren.
|
|