Streven. Jaargang 62
(1995)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 984]
| |
Leon Kustermans
| |
[pagina 985]
| |
wemelen van een technologisch jargon. Bovendien heeft deze ontwikkeling een multidisciplinair karakter, zodat in feite niemand zich ter zake bevoegd acht. Bij tal van intellectuelen leidt dit tot frustratie en een gevoel van onbehagen: in plaats van voortrekkers te zijn voelen zij zich als het ware buitenspel gezet. Voor het eerst in de geschiedenis lijkt een nieuw wereldbeeld te ontstaan dat niet door de intellectuele en politieke elites wordt gepropageerd. De nieuwe ontwikkelingen volgen elkaar ook dermate snel op dat de techniek zichzelf lijkt op te dringen. Opvallend is dat jongeren die met deze nieuwe technieken opgroeien, deze angst en aversie niet ervaren. Personal computers, faxmachines, elektronische betaalsystemen, antwoordapparaten en draagbare telefoons zijn maar enkele voorbeelden die illustreren hoezeer de informatietechnologie het leven van alledag reeds beheerst. Het is verrassend te constateren hoe snel deze produkten en de leefgewoonten die daarmee samengaan, ingeburgerd geraken. | |
MiniaturisatieAan de basis van de doorbraak van de informatiemaatschappij liggen de spectaculaire ontwikkelingen in het domein van de elektronica, in tegenstelling tot de industriële periode die vooral het gevolg was van doorbraken op het terrein van de mechanica. Moderne elektronische systemen zijn zonder onderscheid opgebouwd rond zgn. ‘chips’, kleine zwarte plastic bouwsteentjes met twee rijen metalen pootjes, een beetje gelijkend op een duizendpoot. De bekendste chips zijn de geheugenchips en de microprocessoren voor computers. Binnen in deze zwarte doosjes zit een minuscuul schijfje silicium, slechts enkele millimeters groot, waarop het eigenlijke circuit door middel van fotochemische technieken is ingeëtst. De complexiteit van dergelijke circuits kan best vergeleken worden met een stadsplattegrond, met al gauw enkele tienduizenden huizen (transistoren) en straten (verbindingslijnen). Eigen aan chips is dat hun uitwendige functionaliteit onveranderd blijft wanneer hun inwendige structuur kleinschaliger wordt. Het is zoals bij Legoblokjes: wanneer we de basisafmeting van de blokjes zouden halveren, verkleint het hele Legodorp met al zijn figuurtjes evenredig mee, maar het blijft hetzelfde Legodorp. In de huidige chips is de afmeting van één basisblokje 1 micrometerGa naar eind[2]. Daarmee kan men chips met ruim één miljoen transistoren bouwen. Als regel geldt dat deze miniaturisatie om de vijf jaar met een factor 10 voortschrijdt (Wet van Moore). Tegen het jaar 2005 zal men op dezelfde minuscule oppervlakte 100 miljoen transistoren kunnen samenpersen, wat onvoorstelbaar krachtige uitvindingen zal toelaten. In diezelfde mate neemt de een- | |
[pagina 986]
| |
heidsprijs per bouwsteen af. De elektronische sector is de enige sector waarvan de produkten ieder jaar spectaculair goedkoper worden. Het miniaturisatie-effect is goed zichtbaar bij de evolutie van computers: waar zij aanvankelijk opgesteld stonden in grote ruimtes met airconditioning, verhuisden zij op enkele jaren tijd naar kasten, kwamen vervolgens op het bureaublad terecht en bevinden zich nu op onze schoot en in onze zak. | |
Intelligente systemenWe spreken van een ‘intelligent’ systeem wanneer chips bepaalde taken van de mens overnemen en deze automatisch en meestal ook preciezer en aanzienlijk sneller uitvoeren. Een personal computer is dus bij uitstek een intelligent apparaat, maar evenzeer alle hedendaagse auto's en microgolfovensGa naar eind[3]. De ‘intelligentie’ van de ons omringende apparaten zal tijdens de komende jaren sterk toenemen. Het meest opvallende kenmerk zal zijn dat de interactie met de gebruiker meer en meer in een menselijke vorm zal geschieden: wij zullen met onze auto spreken, onze personal computer zal ons handschrift herkennen, onze draagbare telefoon zal op een minischermpje het videobeeld van de gesprekspartner tonen... Alle intelligente systemen zijn ‘digitaal’: zij bevatten één of meer chips (de hardware) en de beschrijving van hun functies is in codevorm opgeslagen in een programma (de software). Deze code bestaat uit lange reeksen van ‘enen of nullen’, ook wel ‘bits’ genoemd. Een gelijkaardig principe wordt toegepast bij het morse-seinen waarbij iedere letter wordt gecodeerd in punten en strepen, of bij de partituur voor een draaiorgel (gaatjes of geen gaatjes in een papierstrook). Wat atomen zijn voor materie en DNA voor levende wezens, zijn bits voor informatie: zij vormen de kleinste entiteiten waarmee informatie wordt voorgesteld. Hun rangschikking tot grotere reeksen laat een oneindige variatie toe, en juist in die rangschikking zit de eigenlijke informatie vervat. Niet enkel teksten en cijfers kunnen worden omgecodeerd tot de binaire taal van ‘enen en nullen’, evenzeer muziek, foto's en videobeelden. Videofilms, muziekplaten en boeken zijn allemaal digitaliseerbaar en dus in wezen software. De term ‘software’ wordt daarom meer en meer gebruikt als synoniem voor ‘inhoud’ (content). Volgens deze definitie worden filmbedrijven, platenmaatschappijen en uitgevers nu gecatalogeerd als zijnde actief in de software-sector. Hun activiteit bestaat er immers in kennis op te sporen, deze in de gepaste vorm te brengen en ze te distribueren via één of meerdere kanalen (boek, compact disc, televisie). Al deze software-bedrijven zoeken nu koortsachtig hun plaats op de nieuwe multimedia-markt. | |
[pagina 987]
| |
MultimediaToepassingen waarin beelden en klank zijn opgenomen als een wezenlijk onderdeel, worden aangeduid met de noemer ‘multimedia’. Het toenemende gebruik van beeld en klank op computers hangt samen met de doorbraak van de 12 cm compact disc als universeel opslagmedium (CD-ROM). Afgezien van een aantal professionele toepassingen in de bedrijfswereld, is het aanbod inzake multimedia gericht op de consument. CD-ROM-titels, variërend van educatieve kinderspelen tot encyclopedieën, hebben de jeugd tussen 5 en 15 jaar en ook een toenemend aantal volwassenen reeds bereikt. Momenteel beschikt 25% van de gezinnen over een PC en sinds 1995 wordt het merendeel van de PC's verkocht met een ingebouwde CD-ROM-lezer. Het huidige aantal commerciële CD-ROM-titels wordt geschat op meer dan 10.000Ga naar eind[4]. Uitwendig verschilt een CD-ROM in niets van een gewone compact disc voor muziek. Bekeken onder een microscoop, blijken er in een compact disc ruim 5 miljard gaatjes van 1 micrometer diameter te zijn ingebrand (of niet), goed voor 650 megabyte en voldoende voor 72 minuten stereomuziek, 72 minuten videofilm, 10.000 foto's of 200.000 pagina's tekst. Ofschoon de weergave van videobeelden op een computerscherm het meest verrassend is, zal multimedia stilaan meer op een boek gaan lijken, iets dat we mee naar bed kunnen nemen voor een gesprek of een verhaal, met handige, heldere, flinterdunne en superscherpe schermen. Op langere termijn zal multimedia ook niet beperkt blijven tot CD-ROM, maar bestaan uit een toenemend aantal ‘on-line’ systemen die onbeperkt zijn in capaciteit. | |
Online netwerkenHet streefdoel dat de ontwikkelaars voor ogen staat, is alle informatie die waar ook ter wereld voorhanden is in digitale vorm, aan iedereen en op ieder moment van de dag rechtstreeks ter beschikking te stellen. M.a.w. alles met alles te verbinden, of nog: het collectieve geheugen van de mensheid voor iedereen toegankelijk te maken. Welke informatie je ook zoekt of wil doorgeven, zij is altijd op minder dan één seconde ter bestemming! Een eerste netwerk bestaat reeds: het Internet. Dit wereldwijde netwerk brengt dagelijks duizenden wetenschappers en andere computergebruikers uit alle hoeken van de wereld bij elkaar, alsof ze in één groot dorp wonen. Het Internet is een netwerk waarmee een gebruiker met zijn persoonlijke computer via een gewone telefoonlijn (en tegen zonale telefoontarieven) toegang heeft tot 50.000 databanken en meer dan 30 miljoen andere computergebruikers, verspreid over de hele | |
[pagina 988]
| |
planeet. Het aantal gebruikers stijgt momenteel met maar liefst 10% per maand. Via deze dienst kan een gebruiker kant-en-klare computerprogramma's opladen, maar ook kranten lezen, kunstcollecties bekijken, vacatures raadplegen, politici interpelleren of een live-optreden van de Rolling Stones rechtstreeks volgen. Een tweede basisdienst van het Internet is de elektronische post: de gebruikers sturen elkaar berichten tegen lichtsnelheid. Die postfunctie is al snel uitgegroeid tot een communicatiekanaal waarlangs duizenden gebruikers van gedachten wisselen over onderwerpen die gaan van de opvoeding van lastige tieners, over bijbelstudie tot democratie in China. Er bestaan nu al meer dan 8.000 dergelijke discussiegroepen op het Internet. De ontwikkeling van zogenaamde ‘agenten’Ga naar eind[5] zou de informatievloed op het Internet eenvoudiger moeten maken. Agenten zijn computerprogramma's die de gebruiker zelf kan samenstellen, en die dan zelfstandig op zoek gaan naar informatie. Een gebruiker zal een agent kunnen programmeren die elke dag een persoonlijke krant bijeensprokkelt op het Internet, met informatie die op maat gesneden is van de gebruiker. Maar een agent kan ook de goedkoopste manier opzoeken om van Brussel naar Tokyo te vliegen, en dan ook meteen het ticket bestellen. Het feit dat niemand ‘eigenaar’ is van het Internet, heeft voor gevolg dat op dit net een anarchistische vrijbuiterscultuur heerst. Er zijn vrijwel geen geboden of verboden, alleen een ‘Netiquette’, een geheel van beleefdheids- en omgangsregels die men gaandeweg moet ontdekken en waarover op het Internet zelf een drukke discussie gevoerd wordt. Door het ontbreken van enige controle door een centraal orgaan bestaat er trouwens nergens een systematische index van de duizenden databanken die je kan raadplegen. Het rondzwerven op het Internet, op zoek naar informatie, kan dan ook een tijdrovende bezigheid zijn. Ook zijn er problemen inzake auteursrechten, opzettelijk ingebrachte virussen, elektronische files, beveiliging van vertrouwelijke gegevens en pornografieGa naar eind[6]. De ontwikkeling van intelligente agenten samen met de verhoging van de technische capaciteiten van het netwerk zal het Internet geleidelijk doen groeien tot een ware informatiesnelweg. Dit is in de eerste plaats een zaak van massale investeringen. Optische vezel zal daarbij een belangrijke rol spelen. Toen in 1989 de Berlijnse muur viel, betreurde de Deutsche Bundespost de timing: het was nog te vroeg om een volledig uit vezel bestaand telefoonnet aan te leggen in Oost-Duitsland, want de prijzen waren nog niet laag genoeg. Dichter bij huis heeft de Vlaamse regering het TeleNet initiatief gestart. Hiermee wordt gemikt op het aanbieden van nieuwe diensten als videofilm-op-aanvraag, teleshopping en afstandsonderwijs, in dit geval niet via de telefoonlijnen | |
[pagina 989]
| |
van Belgacom maar via het kabelnet en het televisietoestel (mits een speciale decoder). Ook gewone telefonie zal mogelijk zijn via TeleNet. Het Internet mag dan nog geen volwaardige SuperHighWay zijn - een SuperHypeWay is het intussen al wel -, het laat in elk geval iets vermoeden van de spectaculaire mogelijkheden van een echte informatiesnelweg. Momenteel wordt de meeste informatie nog in fysieke vorm doorgegeven: formulieren, dossiers, kranten, tijdschriften, boeken, compact discs, videotapes. Om ons werk uit te voeren, dienen wij ons dagelijks naar een kantoor te begeven en zowel intern als extern tal van verplaatsingen te maken. Om produkten te kopen gaan we naar winkels. In de toekomst zal het produkt veeleer naar de consument komen (telebanking, teleshopping, videofilm-op-aanvraag) en het werk naar de werknemer (telewerken). Fysieke verplaatsing van mensen en goederen zal tot een minimum worden herleid. Draadloze communicatie bevrijdt de gebruiker van een vaste locatie en maakt de communicatie ook mobiel. Afstand en fysische locatie zullen bij tal van handelingen irrelevant worden. Het softwarebedrijf Microsoft verwacht binnen 5 jaar de helft van zijn totale omzet uit de divisie Nieuwe Media te puren. Microsoft geeft een eigen reeks CD-ROM titels uit voor het brede publiek en integreerde Internet-software en -diensten in het programma Windows 95. Bill Gates lanceerde ook het ambitieuze plan om 840 satellieten in een baan om de aarde te brengen, waardoor iedere plek op aarde draadloos en multimediaal bereikbaar zou wordenGa naar eind[7]. | |
Bedrijfseconomische gevolgenHet economische belang van de informatie-sector mag niet worden onderschat. De markt van de elektronische spelletjes bijvoorbeeld, vertegenwoordigt nu reeds 10 miljard dollar, meer dan de hele Amerikaanse filmindustrie, en groeit veel sneller. In België vertegenwoordigt zij ruim 30% van de hele speelgoedmarkt. Opvallend is dat de grenzen tussen traditioneel gescheiden sectoren volledig vervagen. TV en computer versmelten, telefoon- en kabelmaatschappijen worden concurrenten, kranten- en boekenproducenten eisen hun plaats op als elektronische uitgever. Enkele namen van de bekendste spelers: Microsoft, Apple, IBM, Sony, Philips, Matshushita, AT&T, US West, British Telecom, Deutsche Bundespost, Time Warner, Turner, Viacom, Bertelsmann, Dorling Kindersley, Disney, Nintendo, Sega, Washington Post... Het multidisciplinaire karakter van de nieuwe diensten, tezamen met de snelheid waarmee de sleutelposities op deze nieuwe markt worden ingenomen, maken dat geen van deze nochtans | |
[pagina 990]
| |
grote groepen de overstap naar de informatiemaatschappij alleen durft maken. De voorbije twee jaar werden dan ook gekenmerkt door een hele reeks overnames, fusies en joint-venturesGa naar eind[8]. De belangen maar ook de risico's zijn enorm. Het probleem is dat de gewone gebruiker zich nog geen precies beeld kan vormen van de nieuwe diensten die straks zullen worden aangeboden en dus ook niet op de informatiemaatschappij zit te wachten. Marktstudies en marktcijfers blijven alsnog tentatief. Om zich een goed oordeel te vormen, moet de gebruiker de nieuwe produkten eerst leren kennen, maar dat kan pas als de nodige investeringen en ontwikkelingen zijn gebeurd. Een probleem van de kip en het ei dus. Erger nog: gezien hun almaar toenemende complexiteit vertonen de nieuwe produkten en diensten vaak een dubbele produkt-levenscyclus. Na hun aankondiging en lancering op de markt, ontstaat eerst een enorme ‘hype’ en komt de verkoop op gang. Bij nader toezien blijkt het nieuwe produkt echter maar beperkt bruikbaar. De techniek staat nog niet op punt, er zijn nog te weinig toepassingen voorhanden, een wereldstandaard ontbreekt of de wetgeving loopt achter. Op basis van deze kostbare marktervaring gaan de producenten opnieuw sleutelen aan hun produkt. Enkele jaren later komt de markt dan echt op gang. Zo verliep onder meer de introductie van draagbare computers (tot de komst van platte beeldschermen), CD-ROM (tot de komst van multimedia) en mobilofonie (tot de komst van GSM). De te nemen hindernissen kunnen ook onoverkomelijk blijken. Dan gebeurt het dat de als revolutionair aangekondigde ontwikkeling al even gauw stilvalt als ze opkwam. In de jaren vijftig werd de spoedige vervanging aangekondigd van de plompe beeldbuis in de televisietoestellen. In plaats daarvan zou een vlak, plat scherm komen dat als een schilderij aan de muur kon worden gehangen. De technologische barrière bleek echter te hoog en tal van bedrijven gingen failliet. Zal de informatietechnologie bepaalde traditionele sectoren zoals het boekbedrijf doen verdwijnen? Sommige boeken zullen inderdaad verdwijnen, zoals telefoonboeken, encyclopedieën, beursberichten en spoorgidsen, omdat de drukkosten van dergelijke naslagwerken erg hoog zijn en deze kost wegvalt in geval van elektronische raadpleging. Voor het overige zullen boeken wellicht blijven bestaan, naast de nieuwe media. De traditionele televisie, die op elk kanaal een breed programma aanbiedt, vaak met een educatief en volksverheffend ideaal voor ogen, zal wellicht verdwijnen. In plaats daarvan komt een waaier van wel 500 kabelkanalen, het merendeel afgestemd op één specifieke doelgroep (nieuws, popmuziek, tekenfilms, kunst, filmklassiekers, lokaal nieuws...). De kijker zal zelf bepalen wat hij op welk moment wil bekijken. | |
[pagina 991]
| |
Maatschappelijke gevolgenIn het totale informatie-aanbod zal het beeld een prominente plaats innemen: de meeste informatie zal in audiovisuele vorm worden gecommuniceerd. Van een leescultuur evolueren we naar een beeldcultuurGa naar eind[9]. Met de kwaliteit van het huidige commerciële televisieaanbod in het achterhoofd ervaren we dit als een negatieve evolutie, maar wanneer televisie een actief medium wordt, kan de gebruiker zelf bepalen wat hij wil bekijken. Zorgwekkender is de kloof die kan groeien tussen de goed geïnformeerden en de slecht geïnformeerden, de haves en de have-nots van informatie. Het is niet denkbeeldig dat we evolueren naar een postindustriële maatschappij waarin hiërarchie en tewerkstelling in zeer grote mate zullen bepaald worden door intelligentiequotiëntenGa naar eind[10]. Intussen schept ook de overgangsperiode problemen: aangezien deze veranderingen zich voltrekken binnen één generatie, blijkt de job waarvoor men gestudeerd heeft, plotseling geautomatiseerd of geïnformatiseerd en daardoor overbodig. Of de job is afgewend naar lageloonlanden omdat men met de moderne communicatie- en transportmogelijkheden de produktie op grote afstand makkelijk kan organiseren. De verschuiving van de produktie naar lageloonlanden brengt mee dat daar nieuwe inkomens worden gegenereerd en er economische groei ontstaat. Mogelijk zal de Noord-Zuid kloof vervagen en vervangen worden door de scheiding tussen geïnformeerden en niet-geïnformeerden. De snelgroeiende informatica-klasse in het zuiden van China heeft immers meer gemeen met haar geestverwanten in Californië, in Frankrijk of op de Filippijnen, dan met de boeren en fabrieksarbeiders in eigen land. Deze technologische elite zou zich wel eens kunnen afvragen waarom ze zich nog zou bekommeren om een leger ondervoede en ongeletterde landgenoten. De sterk geautomatiseerde fabrieken en kantoren kunnen best zonder hen. De spanning tussen deze twee maatschappelijke groepen en de vraag om solidariteit wordt één van de belangrijkste politieke uitdagingen in de komende decennia. Dankzij de dwarsverbanden tussen groepen ruimt de natie-staat plaats voor zowel grotere als kleinere regionale en elektronische gemeenschappen. Naties die aan hun soevereiniteit en hun prerogatieven pogen vast te houden, verspelen hun kansen op economisch succes. De grenzeloze economie straft hen af door elders te investeren. De toenemende onderlinge verwevenheid zal allicht het risico op oorlog tussen staten verminderen, maar spanningen en conflicten tussen maatschappelijke groepen onderling zullen toenemen. Van een zekere maar onveilige wereld, evolueren we naar een min of meer veilige maar uiterst onzekere wereld. | |
[pagina 992]
| |
Culturele convergentieHoe zullen ons wereldbeeld en onze waardenschaal evolueren wanneer de factoren ruimte en tijd wegvallen? Wanneer het collectief geheugen van de mensheid slechts een toetsaanslag van het computerklavier verwijderd is, ontstaat een sterk gevoel van wereldomspannende verbondenheid. De term ‘planetair’ zal vaker optreden in ons taalgebruik. De televisie en de informatiesnelweg veranderen onze planeet in één kolossaal organisme dat de geschiedenis in al haar onderdelen gelijktijdig ervaart. Via alom aanwezige beeldschermen bekijken en versturen wij voortdurend berichten. Terwijl wij aan het telewerken zijn en misschien net een werkvergadering via teleconferencing achter de rug hebben, zappen we tussendoor even naar CNN voor de laatste nieuwsberichten over Bosnië of stemmen we af op MTV voor achtergrondmuziek. Het gevaar is reëel dat nieuws en amusement zo met elkaar vervlochten geraken dat ze onderling verwisselbaar worden. De economische groei verschuift van materiële produkten naar symbolische produkten (gebaseerd op abstracte bits). Nu wij de aarde hebben onderworpen en op haar begrenzingen zijn gestuit, creëren wij een abstracte wereld waar de menselijke fantasie de enige beperking vormt. Spectaculaire vernieuwingen zijn in alle domeinen te verwachten als gevolg van het makkelijker toegankelijk worden van inzichten uit verschillende vakgebieden. Grote doorbraken worden meestal niet verricht door mensen die hun hele leven in één bepaald vakgebied actief zijn. Het zijn vaak buitenstaanders die verrassende inzichten aanbrengen. De opdeling van de wereld in verschillende, scherp afgebakende wetenschappelijke disciplines wordt meer en meer ervaren als een kunstmatige ordening. In het digitale landschap smelten een aantal oude vooroordelen weg. Geografische nabijheid is niet langer de enige basis voor vriendschap, samenwerking en politieke organisatie. Onze aarde trekt zich samen tot een dorp. In dat werelddorp wordt snel en intensief geleefd. Vijftig jaar geleden al onderkende Pierre Teilhard de Chardin deze unidirectionele evolutie van de wereld en de rol van de techniek daarin. Het sleutelbegrip bij Teilhard, de ‘wet van complexiteit en bewustzijn’, luidt dat de evolutie voortgaat in de richting van een steeds groter wordende complexiteit, die vergezeld gaat van een overeenkomstige toename van bewustzijn. Onze planeet zou in de loop van de menselijke evolutie bedekt raken door een web van ideeën, waarvoor hij het woord ‘geesteslaag’ of ‘noösfeer’ bedacht. | |
[pagina 993]
| |
‘De moderne verkeers- en communicatiemiddelen hebben de afstanden overwonnen en de contacten onder de volkeren vermenigvuldigd. Wij zijn bezig rond de hele aarde een net te weven waardoor wij steeds meer met elkaar in voeling treden en tot steeds grotere samenwerking gedwongen worden. Reeds nu is duidelijk waarneembaar hoe wetenschap en techniek een gemeenschappelijke manier van denken en leven voor gevolg hebben en de mensheid één maken op waarlijk planetaire schaal. In deze eenmakende en vergeestelijkende kracht is de ware grootheid van de techniek gelegen’Ga naar eind[11]. De evolutie van de mensheid verloopt volgens Teilhard niet langer divergerend, maar convergerend. Ze streeft een centraal punt na, het punt ‘Omega’. Op dat moment van de geschiedenis zal het stadium van de hoogst mogelijk eenheid en bewustzijn bereikt worden. Als we Teilhard mogen geloven, is er reden tot optimisme. |
|