Streven. Jaargang 62
(1995)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 814]
| |
Erik Faucompret
| |
[pagina 815]
| |
diplomatieke betrekkingen aan. Tussen Syrië en Israël bestaan nog steeds conflicten en de door Israël gewenste diplomatieke opening naar de Golfstaten is er niet gekomen: het Arabisch embargo op de handel met Israël blijft gehandhaafd... Waarom heeft het vredesproces relatief weinig vooruitgang geboektGa naar eind[2]? | |
Ontgoochelde PalestijnenHet Oslo-akkoord wekte hoge verwachtingen in de Arabische wereld, vooral bij de Palestijnen: een eerste stap naar Palestijnse onafhankelijkheid. De PNA, samengesteld uit PLO-leden en enkele vertegenwoordigers van de inwoners van de gebieden, kreeg in mei 1994 de controle over Jericho en een deel van de verpauperde Gazastrook (Arabisch Soweto, zeggen sommigen). Van de vraag of zij daar de orde kon handhaven, hing het af of andere delen van de westelijke Jordaanoever aan de PNA zouden worden overgedragen. Er werd alvast een politiemacht opgericht: 6.500 guerrillastrijders werden bevorderd tot ordehandhavers. Over het definitieve juridisch statuut van het territorium kon slechts worden onderhandeld vanaf 1 mei 1996. Ondertussen ging Israël door met het creëren van zgn. territoriale feiten. Sinds het Oslo-akkoord werd al 9.315 ha Palestijnse grond onteigend voor uitbreiding van nederzettingen of infrastructuur. In de Gazastrook leven 3.000 joodse kolonisten op een gebied van ongeveer 360 km2 en een miljoen Palestijnen op 200 km2. Het Israëlische leger blijft voorlopig de echte politieke autoriteit. De PNA is momenteel alleen bevoegd voor toerisme, onderwijs, sociale zaken, fiscaliteit en gezondheidszorg. Tijdens de tweede fase komen daarbij landbouw, handel en industrie, verzekeringen, postdiensten, brandstofverdeling, statistieken en plaatselijk bestuur. In de ogen van de Palestijnen blijft Israël de bezetter, de PNA heeft slechts een nominale bevoegdheid, en dan nog slechts over een klein deel van het gebied. Israël werd de diplomatieke winnaar van Oslo: het raakte af van zijn kwalijk imago, en de buitenwereld denkt nu dat het conflict met de Palestijnen grotendeels is opgelost. Bovendien schoof Israël zijn verantwoordelijkheid voor de veiligheid en de economische ontwikkeling van de westelijke Jordaanoever af op de PLO. De inwoners van het gebied begrijpen daarom niet wat Arafat ertoe heeft bewogen de Israëli's concessies te doen die voorheen, op de vredesconferentie van Madrid, door de Palestijnse onderhandelaars werden afgewezen. Blijkbaar was Arafat er alles aan gelegen dat de Israëli's de na de Golfoorlog verzwakte PLO als gesprekspartner zouden verkiezen boven de vertegenwoordigers van de westelijke Jordaanoever. Het gevolg van die keuze is duidelijk: Arafat is nu met handen en voeten | |
[pagina 816]
| |
gebonden aan de Israëlische regering. Hij moet leven met de concessies die hij krijgt van een partner die zich b.v. niet bekommert om de rechten van de vier miljoen Palestijnen in de diaspora. Om het Palestijnse zelfbestuur mogelijk te maken hoopte de PNA op financiële hulp van Amerikaanse, Arabische en Europese investeerders. Dus moest zij het vertrouwen van het Westen en de Golfstaten herwinnen. Arafat trok op bedeltocht naar o.m. Groot-Brittannië, Duitsland, Saoedi-Arabië. De economische noden van de Gazastrook en de westelijke Jordaanoever zijn enorm. Voor de infrastructuur alleen al zou 1,3 miljard dollar nodig zijn, nog afgezien van het feit dat er jobs moeten worden gecreëerd voor honderdduizend Palestijnen die niet langer in Israël mogen werken en voor de vele vluchtelingenGa naar eind[3]. Potentiële investeerders raakten algauw ontgoocheld. In de raad van de PNA zetelde geen enkele economisch deskundige; het gevolg: de schaarse financiële middelen die werden verstrekt, werden onoordeelkundig besteed. Ook ergerden investeerders zich aan Arafats autocratische regeerstijl en aan de corruptie van een aantal PNA-ambtenaren. De PNA bekommerde zich minder om de economische dan om de politieke aspecten van het zelfbestuur. Alle politieke gevangenen moesten vrijkomen. Alle joodse nederzettingen in het gebied moesten verdwijnen. Israël moest de kolonisten ontwapenen en joods extremistische organisaties streng aanpakken. Alleen op dit laatste punt gaf Israël toe. De kolonisten vormen niet alleen voor de PNA het grootste obstakel voor de vrede, zij vormen ook voor Israël een politieke machtsfactor: zij genieten de sympathie van de bevolking en kunnen het de regering behoorlijk lastig maken. In Hebron waar ongeveer 400 kolonisten wonen temidden van 100.000 Palestijnen kwam het in februari 1994 tot zware ongeregeldheden. De Israëli Baruch Goldstein schoot negenentwintig biddende Arabieren dood. De Israëli's lieten na een grondig onderzoek in te stellen naar het hoe en waarom van deze terreurdaad. Bij zulke gebeurtenissen boet de PNA aan geloofwaardigheid in. | |
Stoorzender HamasEen aantal vooraanstaande Palestijnse intellectuelen distantieert zich van het vredesproces. Zo bijvoorbeeld Abu Mazen, nota bene de architect van het Oslo-akkoord, die Arafat al vroeg waarschuwde voor de opkomst van radicale Palestijnse bewegingen als Hamas en de islamitische JihadGa naar eind[4]. Door ontvoeringen en zelfmoordaanslagen hebben die groepen de Israëlische publieke opinie weten te mobiliseren tegen het vredesproces. Het Israëlische leger kan de bevolking vooralsnog niet afdoende tegen dit geweld beschermen. Daar was het de islamisten om te doen: bewijzen dat het Oslo-akkoord onuitvoerbaar is. | |
[pagina 817]
| |
Voor Hamas en Jihad is niet alleen Israël, maar ook de PNA de te bestrijden vijand. Zij oefenen daarom ook terreur uit in de gebieden onder Palestijns zelfbestuur. In november 1994 kwam het tot een bloedige confrontatie met de politiemacht van de PNA waarbij een tiental doden viel. In april 1995 ondernamen zowel Hamas als Jihad zelfmoordoperaties nabij Israëlische nederzettingen in de Gazastrook. De PNA reageerde aanvankelijk heel zwak. Arafat probeerde met arrestaties en repressie het geweld in te dijken, maar echte controle over de fundamentalisten bleef uit. Later probeerde hij te onderhandelen: Hamas en Jihad zouden hun terreur moeten beperken tot de Palestijnse gebieden onder Israëlische controle. De islamisten weigerden echter hun wapens in te leveren en eisten de ontmanteling van alle joodse nederzettingen. Ook Israël verwierp dit akkoord. Pas in mei 1995 deed de PNA wat Rabin verlangde: in raids op moskeeën werden Hamasleiders aangehouden en hun voornaamste publikaties kregen verschijningsverbod. Verder werd een veiligheidsraad opgericht, waarvan de arresten alleen door Arafat konden worden vernietigd. Hamas vergeleek Arafats optreden met dat van het onder Israëlische controle opererende Zuid-Libanese leger. Al deze maatregelen tastten de geloofwaardigheid van de PNA verder aan. Naarmate Arafats positie verzwakt, neemt het prestige van de fundamentalisten toe. Hamas is niet langer alleen maar een (fundamentalistische) Palestijnse sociale en religieuze beweging, maar is ook een politieke machtsfactor van formaat geworden. De organisatie verwerpt het Oslo-akkoord, staat de oprichting van een islamitische staat voor in heel Palestina en weigert het bestaansrecht van Israël te aanvaarden. ‘Israëli's zijn imperialisten. Aan hun imperialisme zal een einde komen wanneer alle gelovigen binnen en buiten Palestina zich verenigen, want iedere moslim beschouwt Palestina als een heilig land’, aldus een leider van HamasGa naar eind[5]. De oude Arabische leuzen worden in dit citaat aangedikt met religieuze martelaarschaps- en heilige-oorlogretoriek, die jonge Palestijnen moet inspireren tot zelfmoordoperaties. Het is waar, een gematigde fractie binnen Hamas verklaart zich bereid om deel te nemen aan verkiezingen. Maar over deze kwestie bestaat grote verdeeldheid. Mocht het op een of andere manier toch zo ver komen, dan zouden zij volgens recente opiniepeilingen zo'n 20% van de stemmen behalen. Die raming onderschat echter de werkelijke aanhang en kracht van de beweging. Een PNA met Hamasleden zou aan gezag winnen en de populistische basis van het verzet aantasten, maar aangezien een aantal Hamas-leiders, samen met de islamitische Jihad, elk compromis verwerpen, zou het geweld waarschijnlijk aanhouden. Of de gematigde Hamasleden zich zullen ontpoppen tot islamitische democraten en parlementariërs dan wel tot de politieke vleugel | |
[pagina 818]
| |
van een terroristenbeweging, valt af te wachten. Hamas wil dat de PNA haar rechtmatige plaats erkent in een volgende fase van de Palestijnse autonomie. Dat stoot echter op de weigering van Israël, dat de organisatie bestempelt als Khomeinisme zonder Khomeini. | |
Israëlische wrevelDe Israëlische samenleving is diep verdeeld geraakt over de kwestie van de vrede met de Palestijnen en de territoriale gevolgen daarvan. Alle grote politieke partijen willen dat bepaalde delen van de westelijke Jordaanoever om veiligheidsredenen bij Israël blijven; van een Palestijnse staat en van territoriale soevereiniteit over Oost-Jeruzalem kan nooit sprake zijn. Daar houdt de consensus echter op. De Likoedpartij van Binyamin Netanyahu wil, als ze in 1996 de algemene verkiezingen wint, een nationalistische regering vormen die het vredesproces zal bevriezen, zo al niet terugschroeven. Ze wil het integrale behoud van de westelijke Jordaanoever met creatie van Palestijnse enclaves en Oost-Jeruzalem als een Arabisch getto in een joodse stad: de Israel Haslemah-idee; daarnaast verzet zij zich ook tegen een compromis met Syrië over de Golanhoogvlakte. Gegeven deze politieke situatie is het voor Rabins regering niet gemakkelijk verdere compromissen te sluiten met de PNA. Nu de ultra-orthodoxe partij Shas de regering heeft verlaten is zij afhankelijk van twee Arabische partijen om te kunnen overleven. En vooral de publieke opinie die aanvankelijk het vredesproces enthousiast steunde, heeft zich gaandeweg van Rabin afgekeerd. De argumenten van de oppositie maken indruk: het vredesproces bedreigt de veiligheid van de staat en de regering verliest de controle over de gebeurtenissen. Aanvankelijk stond Rabin een vreedzame coëxistentie tussen de twee volkeren in het land voor. Onder de druk van zijn minister van buitenlandse zaken, Peres, tekende hij met de PLO-leider het akkoord van Oslo, maar hij bleef Arafat wantrouwen. Het feit dat de PLO in tegenspraak met eerdere beloften, nog altijd weigerde haar handvest te veranderen waarin het bestaansrecht van Israël wordt aangevochten, kon hem daarin alleen maar sterken. Toen de PNA nauwelijks in staat bleek het geweld in te dijken, ging Rabin pleiten voor de volledige scheiding van Palestijnen en Israëli's. Vroeger sprak hij van een harmonische en economisch voordelige coëxistentie, nu van een soort van vreedzame apartheid. In dat concept passen de bouw van een 52 km lang elektronisch hek rond de Gazastrook, de aanleg van wegen om de joodse nederzettingen te bevoorraden, het verbod om Palestijnen te laten werken in Israël en het aantrekken van gastarbeiders uit niet-Arabische landen. Zolang de PNA niets ondernam tegen het | |
[pagina 819]
| |
terroristisch geweld kwam er geen uitbreiding aan het zelfbestuur. ‘Wij willen geen controle uitoefenen over een ander volk. De Palestijnen vormen een afzonderlijke entiteit, godsdienstig, politiek en nationaal. Wij moeten van elkaar gescheiden leven, maar niet volgens de grenzen van voor 1967. Jeruzalem zal voor altijd verenigd blijven. Onze veiligheidsgrens is de Jordaan... Wij streven naar vrede, maar onze tegenstanders zullen wij hard treffen. Geen grens zal ons tegenhouden, wij zullen de terroristen elimineren...’Ga naar eind[6]. Rabin weet dat de PNA die scheidingsidee niet ongenegen is: zij ziet daarin de mogelijkheid alle Palestijnen onder een gemeenschappelijk gezag te brengen. Rabin heeft twee sterke troeven in handen: de stuurloosheid van de rechtse oppositie en de gunstige economische situatie. [1] De oppositie bestaat sinds kort uit niet minder dan vier partijen: Likoed, Tsomet, Moledet en de Nieuwe Weg van de populaire David Levy. De grootste daarvan, Likoed, heeft de vredespolitiek altijd bekritiseerd maar is nooit met een alternatief naar voren gekomen. [2] Het gaat goed met de Israëlische economie. De liberalisering van de financiële markten en een structureel hervormingsprogramma hebben de economische groei gestimuleerd (nu 5% op jaarbasis), terwijl de inflatie werd teruggedrongen (nu 12% op jaarbasis). Het land werkt als een magneet op buitenlandse investeerders, het toerisme beleeft een boom en niettegenstaande het toegenomen aantal immigranten, vooral uit de voormalige Sovjetunie, werd de werkloosheid teruggedrongen tot 7,4% in 1994. Israël sloot zowel vrijhandelsakkoorden met de VS als met de EU en heeft zijn douanerechten tot een minimum herleid. Het land kan de vergelijking doorstaan met de zogenaamde Aziatische tijgersGa naar eind[7]. Kroon op het werk zou de regionale integratie van Israël in zijn Arabische omgeving zijn, maar die buurlanden hebben al duidelijk laten verstaan dat daarvoor een duurzaam compromis met de Palestijnen nodig is. Rabin staat dus voor een dilemma: zijn scheidingsbeleid remt niet alleen de economische ontwikkeling van de bezette gebieden af (de Gazastrook zou b.v. dagelijks 2 miljard dollar verliezen), maar schaadt ook Israëls reputatie in de wereldGa naar eind[8]. Rabins voornaamste doel, het creëren van betere relaties met de Arabische buurlanden door middel van regionale coöperatie komt erdoor in het gedrang. | |
Verdeelde Arabische LandenSedert de tweede Golfoorlog schijnt een aantal Arabische landen bereid Israël te erkennen. Daar zijn verschillende redenen voor. [1] Alle Arabische landen zijn overgegaan op een westers type van economische ontwikkeling. Een latente oorlogstoestand schrikt buitenlandse investeerders af. [2] Onder impuls van haar dynamische minister van | |
[pagina 820]
| |
buitenlandse zaken, S. Peres, zet de Israëlische regering alles op een toenadering tot de Arabische wereld. Peres is voorstander van het Europese model: economische samenwerking kan leiden tot een soort van politieke confederatie. [3] Ook het Algerijnse drama speelt een rol. Dat wordt in de Arabische landen met argusogen gevolgd. De eerste tekenen van islamitisch terrorisme zijn er al in Marokko, Tunesië en Egypte. De islamisten proberen vooral de economisch belangrijke, maar meest kwetsbare sector te treffen, het toerisme. De Arabische regimes moeten dus voorzichtig maneuvreren. Het fundamentalisme bedreigt hun op het Westen gericht economisch ontwikkelingsbeleid, maar geniet veel sympathie in oppositiekringen en bij het leger. Een niet-eervolle vrede met Israël ten koste van de Palestijnen is dus uitgesloten. Toch mogen we landen als Jordanië of Egypte niet zonder meer vergelijken met Algerije. Jordanië en Egypte hebben altijd een zekere politiek pluralistische traditie gekend. De regering controleert het hele territorium en geniet de steun van brede bevolkingslagen. Toch heeft het fundamentalisme ook daar wortel kunnen schieten: de sociale en economische situatie is er miserabel en het regime slaagt er niet in iedereen in gelijke mate in de welvaart te laten delen. | |
Gefrustreerd EgypteSinds Nasser probeert Egypte een leidende rol te spelen in de Arabische wereld. Kaïro wil de houding van de Arabische landen t.o.v. Israël dicteren. Van deze lijn wijkt Moebarak niet af. Egypte moet een brugfunctie vervullen tussen Israël en de Arabische wereld. Israëlische cavalier seul-initiatieven (zoals de toenadering tot Noord-Afrika en de landen rond de Perzische Golf of de organisatie van een economische conferentie in Casablanca) worden door Moebarak slechts matig geapprecieerd. Israël moet zich geen grootmachtaspiraties aanmeten en moet vooral niet proberen de Egyptische bemiddelingsrol uit te schakelen. Als Egypte ooit zijn sleutelpositie in het Midden-Oosten verliest, dan zouden de VS wel eens de economische hulp die ze het land geven, terug kunnen schroeven. Die hulp moest de wankele infrastructuur van het land versterken. Net als Israël, maar met minder succes, voerde Egypte een open-deur economisch beleid. Staatsondernemingen werden geprivatiseerd, het pond gestabiliseerd. De jongste jaren echter krijgt Egypte af te rekenen met een sterke fundamentalistische beweging, Gamaa al-lslamiyya, die door moordaanslagen op vooraanstaande politici en toeristen het land teistert. Zoals in Algerije zocht het regime eerst naar een compromis met de fundamentalisten, maar na enkele mislukte moordaanslagen op de president zelf, volgde een harde repressie. Tienduizenden activisten | |
[pagina 821]
| |
werden gearresteerd; dagelijks worden ongeveer 100 à 150 islamisten opgepakt en soms als gijzelaars gebruikt om verdachte familieleden op te sporen; mensenrechtenactivisten beschuldigen de politie van folterpraktijken. Moebarak beweert dat de fundamentalisten infiltreren vanuit buurland Soedan, maar waarnemers hebben daar zo hun twijfels overGa naar eind[9]. Door zich opnieuw op te werpen als leider in de Arabische wereld hoopt Egypte de fundamentalisten de wind uit de zeilen te nemen. Maar is dat nog mogelijk? Moebarak slaagt er immers nauwelijks in zijn leiderschap te verzoenen met zijn grote afhankelijkheid van de VS. De Clinton-regering heeft hem al herhaaldelijk verweten af te wijken van de westerse lijn inzake Israël, Libië of de nucleaire non-proliferatie. Telkens heeft Moebarak moeten inbinden, en dat heeft zijn prestige in de Arabische wereld ernstig aangetast. | |
Jordanië op vredeskoersJordanië heeft de jongste jaren een belangrijke evolutie meegemaakt. In 1989 werden voor het eerst sinds dertig jaar parlementsverkiezingen gehouden en dat gebeurde opnieuw in 1993. De moslimbroeders wonnen slechts 16 zetels en het koninkrijk geniet een stabiliteit die in de Arabische wereld vrij zeldzaam is geworden. Ook op buitenlands vlak was er een doorbraak. De staat van oorlog tussen Jordanië en Israël heeft 46 jaar geduurd, maar voor Israël was koning Hoessein meer de onverschillige buur dan de onverzoenlijke vijand. Pas in 1988 verbrak Jordanië de administratieve banden met de westoever, echter niet de economische. Omdat hij noch zijn Palestijnse onderdanen - ongeveer de helft van de bevolking -, noch de Arabische buurlanden voor het hoofd wilde stoten, heeft Hoessein lang geaarzeld om officieel vrede met Israël te sluiten. Pas nadat zijn Arabische broodheren zich na de Golfoorlog niet meer noemenswaardig tegen een Jordaans-Israëlische toenadering verzetten, tekende hij op 26 oktober 1994 het historisch vredesakkoord. Voor enkele nog hangende problemen werd vrij snel een compromis gevonden. Ernstige territoriale twistpunten waren er niet, aangezien niet Jordanië maar de PLO door de Arabische Liga was erkend als vertegenwoordiger van de Palestijnen en dus gerechtigd de westelijke Jordaanoever op te eisen. Israël gaf een grensstrook terug (waarvan een deel in pacht werd gegeven aan kibboetzim), verleende Jordanië toegang tot voor het land belangrijke waterbronnen, en was zelfs bereid de voogdij over islamitische heilige plaatsen in Oost-Jeruzalem toe te kennen. (Dit laatste tot grote woede van de PNA, want in het Oslo-akkoord was bepaald dat daarover pas in 1996 kon worden onderhandeld). Verder werden overeenkomsten in het vooruitzicht gesteld over technische | |
[pagina 822]
| |
bijstand, landbouw, veiligheid en openbare gezondheid. Bij de totstandkoming van het verdrag speelde de VS een determinerende rol: Clinton schold Jordanië een schuld van 9 miljoen dollar kwijt en beloofde de levering van militaire uitrusting voor een bedrag van ongeveer 1 miljard dollar. In Jordanië werd het verdrag op gemengde gevoelens onthaald. Economisch kan het land de vrede goed gebruiken. De dubbelzinnige houding van Amman tijdens de Golfoorlog leidde tot inkrimping van steun van de Golfstaten. Dat ging gepaard met de terugkeer van 300.000 emigranten, waardoor de werkloosheid omhoogschoot tot 30% van de actieve bevolking. Zakenlui van hun kant zien brood in het verdrag, omdat het VN-embargo handel met Irak, voorheen Jordanië's belangrijkste partner, nog steeds uitsluit. Critici menen dat Jordanië de Palestijnse rechten heeft verkwanseld. Nergens is er b.v. sprake van een recht op terugkeer of compensatie voor de Jordaanse Palestijnen. In de kwestie van het Palestijns zelfbestuur ondermijnt het verdrag Arafats positie. Hoessein is duidelijk Israëls favoriete gesprekspartner wanneer het om Jeruzalem gaat, en het valt te vrezen dat Jordanië heimelijk nog niet de hoop heeft opgegeven de westoever te recupereren. Bij veel Jordaniërs leeft nog een vrij grote vijandigheid tegen Israël, die zich niet noodzakelijk uit in vijandigheid tegen de monarchie. Men vergeeft de koning zijn misstap, maar de vrede met de zionistische entiteit bestaat voor de bevolking alleen op papierGa naar eind[10]. Het regime daarentegen ijvert voor normale relaties met Israël. Zo heeft het parlement een aantal discriminerende wetten afgeschaft op het vlak van toerisme, verkoop van land of handel. Het is niet toevallig dat in oktober 1995 in Amman een conferentie wordt gehouden over regionale economische samenwerking waaraan Israël deelneemt. Hoessein benoemde ook een vertrouweling, zijn neef, Zeid bin Shaker, tot premier, wetende dat de islamitische oppositie hem het leven behoorlijk zuur kan maken. | |
Aarzelend SyriëSyrië wordt sinds 1970 met harde hand geregeerd door Hafez el Assad. Van enige geleidelijke democratische hervorming is geen sprake. De éne toegelaten politieke partij, de Ba'ath, behaalt bij verkiezingen steevast 99% van de stemmen. Toch is er op het vlak van buitenlandse politiek wel een en ander veranderd. Syrië heeft zijn sympathie voor de pro-westerse coalitie tegen Irak in 1991 weten te verzilveren: het werd door de Golfstaten beloond. Dat maakte een opening van de economie en een (langzame) evolutie in de richting van een marktsysteem mogelijk. Israël koesterde de stille hoop dat na Jordanië ook Syrië snel overtuigd zou raken van de voordelen van vrede. Doordat de | |
[pagina 823]
| |
militaire steun van de USSR wegviel, bevond het land zich immers in een strategisch kwetsbare situatie. De Israëlische verdeel-en-heersstrategie (eerst vrede met Egypte, daarna met de PLO en Jordanië) zou ertoe leiden dat uiteindelijk ook Assad voor vrede zou kiezen. Maar zo eenvoudig lag het niet. Over de door Israël bezette Golanhoogvlakte zijn al onderhandelingen aan de gang sinds 1991. Ondanks intense bemiddelingspogingen van de VS bleef een doorbraak uit. Israël zou bereid zijn, zijn leger gedeeltelijk en in fasen terug te trekken in ruil voor garanties voor zijn veiligheid (gedemilitariseerde zones en Amerikaanse troepen). In theorie is dit Golan-probleem gemakkelijker op te lossen dan dat van de westelijke Jordaanoever. Er zijn relatief weinig nederzettingen (ongeveer 10% van het totaal) en de meeste Israëli's voelen zich niet historisch of emotioneel verbonden met het gebied. Toch laat Rabin het besluit om de Golanhoogvlakte op te geven afhangen van een referendum. Syrië van zijn kant blijft volledige en onvoorwaardelijke terugtrekking van Israël uit het gebied eisen. Intussen heerst op het Golanfront een relatieve kalmte. Heel anders gaat het eraan toe in de door Israël bezette 15 kilometer brede zone in Zuid-Libanon. Daar komt het nog geregeld tot gewapende confrontaties tussen de sjiitische, door Syrië gesteunde Hezbollah met haar Palestijnse bondgenoten en het door de Israëli's gesteunde Zuidlibanese leger. Die situatie weerspiegelt heel goed de stand van de Syrisch-Israëlische verhoudingen. Heerst er een diplomatieke crisis, dan escaleert het geweld in Zuid-Libanon; is er sprake van toenadering, dan wordt het er weer relatief kalm. Het conflict tussen Israël en Syrië is vooral van psychologische aard. Decennia lang voerden de Syrische media een haatcampagne tegen de joodse staat. Normale relaties zoals Israël die wenste, waren daardoor zo goed als uitgesloten. De meeste Syriërs waren het eens met hun president: ‘Verwacht geen vrede... Wij zijn vijanden die al meer dan veertig jaar elkaar hebben bevochten. Wij hebben martelaars en verwoeste eigendom; zij hebben ons land bezet; ons volk werd vluchteling’. In een van zijn recente toespraken sloot Assad echter vrede met Israël niet langer uit en zijn minister van buitenlandse zaken, Faruq al-Shara, pleitte zelfs voor ‘warme betrekkingen’Ga naar eind[11]. Assad wil in ieder geval de Golanhoogvlakte terug, en dat zo vlug mogelijk. Niet alleen omdat de verkiezingen in Israël volgend jaar Likoed opnieuw aan de macht kunnen brengen, maar ook omdat zijn land stabiliteit nodig heeft wanneer zijn opvolging aan de orde komt. Zijn gezondheid is niet alles meer. Zijn zoon en opvolger, Basil el Assad, kwam vorig jaar om in een verkeersongeval. De reële macht is in handen van een dozijn legerofficieren. Raken die het niet eens over wie Assad moet opvolgen, dan | |
[pagina 824]
| |
dreigt opnieuw chaos en wordt het vredesproces met Israël op de lange baan geschoven. Optimisten verwachten daarom nog dit jaar een vredesverdrag. | |
BesluitIn de internationale politiek speelt het recht van de sterkste. In het Midden-Oosten is Israël de sterkste. Dank zij zijn diplomatieke invloed in de VS (o.m. via de steun van het wereldjodendom), de hoge scholingsgraad van zijn bevolking, de paraatheid van zijn leger en de sterkte van zijn economie kan Israël in grote mate de zwakkere Arabische wereld zijn wil opleggen. Wie gelooft dat een sterke uit vrije wil, terwille van de rechtvaardigheid, de zwakke zijn deel zal geven, maakt zich illusies. De zwakken zijn de Palestijnen: zij hebben weinig te bieden en mogen al blij zijn met elke kleine concessie. Toch houdt de PNA nog twee troeven achter de hand: [1] De Arabische landen houden eraan vast dat normale betrekkingen met Israël slechts mogelijk zijn als er voor de Palestijnen een bevredigende oplossing komt. [2] De regering-Rabin kan slechts overleven als het vredesproces slaagt. Rabin staat echter onder de druk van de rechtse oppositie. Hij kan geen toegevingen doen die voor zijn publieke opinie niet te verteren zijn. Bij herhaling heeft hij al verzekerd dat er nooit een onafhankelijke Palestijnse staat zal komen, dat de nederzettingen niet zullen worden ontmanteld en dat er over het politiek statuut van Jeruzalem geen concessies moeten worden verwacht. Toch valt het nog te bezien of Israël even onwrikbaar blijft als het vredesproces ooit zijn eigen dynamiek ontwikkelt. En onduidelijk blijft het, hoe Israël de 130.000 kolonisten kan beschermen vanaf het moment dat het zijn leger uit grote delen van de westelijke Jordaanoever terugtrekt. Als de Israëlische regering zich in een moeilijke positie bevindt, wat dan te zeggen van de PNA? De Palestijnse Nationale Autoriteit moet de Palestijnse gemeenschap overtuigen van het nut van zelfbestuur onder supervisie van Israël, terwijl ze daar zelf haar twijfels over heeft. Haar strategie wordt bepaald door onzekerheid over de intenties van Israël. Tussen beide partijen bestaat een fundamenteel wantrouwen, dat na het Oslo-akkoord nog is verergerd. Daarnaast heb je de verdeeldheid onder de Arabieren. Egypte, Jordanië en Syrië streven hun eigen doelstellingen na en dat maakt het voor de PNA nog moeilijker. De Israëli's zijn meesterlijke onderhandelaars: beurtelings spelen zij Jordanië en Syrië of Jordanië en de PLO tegen elkaar uit. De positie van de Arabische gesprekspartners wordt voorts verzwakt door het fundamentalisme. Dat fundamentalisme was in sommige landen altijd al aanwezig maar nooit zo intens als de jongste jaren. ‘Het | |
[pagina 825]
| |
is momenteel in de moslimwereld de meest harde kern van het verzet tegen het westers modernisme’, schrijft M. HeirmanGa naar eind[12]. Onder de fundamentalisten vind je mensen die niet hebben kunnen profiteren van de welvaart; de leiders zijn intellectuelen voor wie democratie en kapitalisme westerse uitvindingen zijn die plaats moeten ruimen voor etnisch nationalisme en religieus integrisme. De westerse respons is uitermate zwak. De Amerikaanse regering heeft zich van de Arabische en de islamitische wereld vervreemd. In mei 1995 besloot het Congres tot economische sancties tegen Iran, omdat dat land nucleaire wapens ontwikkelt en de Palestijnse islamisten steunt. Het aantal islamitische landen op de zwarte lijst neemt toe - naast Iran ook Syrië, Libië en Irak -, maar tegen het Israëlisch beleid t.o.v. de Palestijnen of tegen zijn nucleair programma - volgens waarnemers bezit Israël ongeveer 220 kernbommen - wordt niet geprotesteerd. Ook de Europese Unie reageert zeer lauw. Men vreest een fundamentalistische machtsovername in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, die de illegale immigratiestromen nog zal stimuleren, maar van een actieve diplomatie is weinig sprake. Wil men een fiasco in het Midden-Oosten vermijden, dan zal de internationale gemeenschap zich alleszins meer moeten engageren in dat gebied dan tot nog toe het geval was. |
|