| |
| |
| |
Mark Rotsaert
Een oefening in multicultureel samenleven
De 34e Algemene Vergadering van de jezuïeten
De eerste drie maanden van 1995 waren 223 jezuïeten uit de hele wereld in Rome bijeen voor een Algemene Vergadering, een ‘Algemene Congregatie’ zoals dat heet, de 34e in hun 455 jaar oude geschiedenis. Het werd een oefening in multicultureel samenleven. De verscheidenheid tussen de afgevaardigden was indrukwekkend. Voor de grote groep jezuïeten uit India en andere Oostaziatische landen, waar christenen een hele kleine minderheid vormen, is er geen leven mogelijk tenzij in voortdurende dialoog met andere wereldgodsdiensten. In het ‘christelijke’ Latijns-Amerika blijft het structurele onrecht voor veel jezuïeten de voornaamste zorg. In Oost-Europa leeft de kerk, na het wegvallen van het communistisch regime, in een spanning tussen een verlangen naar de ‘goede’ tijd van vóór het communisme en de noodzaak om zich in te passen in de nieuwe, vaak nog ondoorzichtige cultuur. In West-Europa en Noord-Amerika wordt de kerk geconfronteerd met een maatschappij waarin God zijn vanzelfsprekende plaats allang kwijt is en waar ‘une nuit éthique’ heerst. In zwart Afrika, dat sinds de omwenteling in Oost-Europa nog meer aan zijn lot wordt overgelaten, is het probleem van leven en overleven zo massief aanwezig, dat geen enkele Afrikaanse jezuïet er omheen kan. Welke taal spreken in zo'n post-christelijke samenleving?
Omdat de verschillen op sociaal, politiek en godsdienstig vlak in de diverse continenten zo immens zijn, is ook de manier waarop jezuïeten leven en werken uiterst verscheiden. Wij wilden die verscheidenheid ten volle respecteren. Maar terzelfder tijd beseften wij hoezeer de verschillende regionale problemen ‘gemundialiseerd’ zijn. We erkenden niet alleen de verscheidenheid als een wezenlijk aspect van de Orde, maar zagen ook hoe we de vele dwarsverbanden tussen
| |
| |
de situaties in de diverse continenten en regio's voor ons eigen leven moesten verstaan. Het is duidelijk dat wij in West-Europa te leren hebben van de overtuiging en de inzet van onze medebroeders in Latijns-Amerika, zoals Aziatische en Afrikaanse jezuïeten ons kunnen inspireren bij de inculturatie van het christelijk geloof in een niet (langer) christelijk milieu. Pas dan kan er sprake zijn van multicultureel samenleven binnen de Orde. En van daaruit ontstaat de zoektocht naar een gemeenschappelijke zending.
| |
De opdracht van de Orde
De 32e Algemene Vergadering had in 1975 de zending van de Sociëteit van Jezus omschreven als ‘de dienst aan het geloof, waarvan de bevordering van de rechtvaardigheid een dwingende eis is’. De band tussen het geloof in Jezus Christus en zijn boodschap en de inzet voor een meer rechtvaardige samenleving zou het denken en doen van de Orde wereldwijd bepalen, hoe onvolmaakt onze arbeid daarvoor ook moge zijn. Het onrecht in de wereld is een regelrechte ontkenning van wat Jezus voor ogen stond. Dat onrecht is niet alleen het onrecht door mensen aan mensen aangedaan, het wordt ook in stand gehouden door structureel kwaad. De keuze van 1975 wilde uitdrukkelijk aansluiten bij het allereerste begin van de Orde, waar verkondiging en evangelisatie niet los werden gezien van concreet engagement voor armen en vergeten groepen in de samenleving.
Zoals de 33e Algemene Vergadering in 1983, heeft ook de 34e die zending bevestigd. Bevestigd, maar ook verruimd en verdiept. De inzet voor rechtvaardigheid zal slechts een duurzaam resultaat hebben, wanneer ook alle culturele componenten van een situatie au sérieux worden genomen. En dit vraagt dan weer dat men in dialoog treedt met andere godsdiensten, met andersdenkenden. Zo wil de Orde het christelijke geloof, dat zij deelt met vele anderen, beleven. Want het gaat inderdaad om ‘de dienst aan het geloof’. Wij hebben deze keer in Rome geprobeerd het gelovige en spirituele fundament van onze zending beter te omschrijven: het geloof is de diepste motivatie van waaruit en de onverwoestbare kracht waarmee de jezuïet de vermenselijking van de wereld wil helpen realiseren. In een van haar teksten beschrijft de Congregatie de zending van de Orde als volgt:
Geen dienst aan het geloof
zonder bevordering van de rechtvaardigheid,
zonder openstaan voor andere religieuze ervaringen
| |
| |
Geen bevordering van de rechtvaardigheid
zonder geloofscommunicatie,
zonder transformatie van culturen
zonder samenwerking met andere tradities.
zonder geloofscommunicatie met anderen,
zonder dialoog met andere tradities
zonder inzet voor rechtvaardigheid.
zonder je geloof te delen met anderen,
zonder evaluatie van culturen
zonder zorg voor rechtvaardigheid.
| |
Rechtvaardigheid
De opdracht waarvoor de Orde vandaag staat, concretiseert zich in enkele meer specifieke uitdagingen. De meest concrete tekst hieromtrent is die over de rechtvaardigheid, waarin duidelijk de ervaring van de laatste vijfentwintig jaar meespeelt. Om te werken aan een wereld van échte solidariteit, moet er op vier fronten worden gewerkt: voor de Rechten van de Mens als een weg tot menselijke waardigheid; tegen de dominatie van de (liberale) economie, die de armen armer en de rijken rijker maakt; voor een ‘cultuur van het leven’ in plaats van een ‘cultuur van de dood’; voor de integriteit van de schepping en een daarmee samenhangend ecologisch bewustzijn. Niet alleen iedere jezuïet afzonderlijk moet daarvoor werken, ook de Orde, met haar internationale vertakkingen, moet op het internationale niveau haar invloed uitoefenen. Naast deze vier werkterreinen worden vijf dringende noodsituaties beschreven: de marginalisatie van Afrika; de socio-politieke en religieuze situatie in Oost-Europa; de inheemse volkeren, die op vele plaatsen geen leefruimte krijgen; de uitsluiting van werklozen, drugsverslaafden, aids-patiënten, straatkinderen, enz.; het toenemend aantal vluchtelingen en ‘displaced persons’. Deze laatste groep bestaat voor 80% uit vrouwen en kinderen. De commissie die de vraagstukken over rechtvaardigheid onder de loep nam, boog zich in een subcommissie over de situatie van de vrouw in kerk en maatschappij. De tekst hierover is de enige die zowat overal ter wereld de pers heeft gehaald. Hij bevat weinig nieuwe ideeën over het onderwerp, maar heeft een symbolische betekenis: een groep mannen in de kerk, in Algemene Vergadering bijeen, neemt publiek stelling voor een meer rechtvaardige behandeling van de vrouw in kerk en samenleving.
| |
| |
| |
Dialoog
Een leidmotief in de vele documenten van deze 34e Algemene Vergadering is overduidelijk: de dialoog met anderen. De dialoog met de eigentijdse cultuur bijvoorbeeld. Het is waar, wat dit betreft kunnen de jezuïeten bogen op een sterke traditie. Toch proef je in dit document een nieuwe aanpak. Het gaat om een dialoog met de verschillende culturen: de verscheidenheid moet worden gerespecteerd. In vele Derde-Wereldlanden staat sinds enige tijd ‘inculturatie’ centraal: hoe de boodschap van het evangelie gestalte geven in de cultuur van Afrika of Azië of Latijns-Amerika? We gaan inzien dat uiteindelijk alleen Afrikanen de christelijke boodschap kunnen ‘incultureren’ in hun Afrikaanse cultuur, en hetzelfde geldt voor alle andere culturen. In West-Europa en Noord-Amerika rijst de laatste decennia de levensgrote vraag: hoe kan in een van oudsher christelijke, maar nu blijkbaar post-christelijke samenleving het evangelie nog gehoord en verstaan worden? Eén van de intuïties van het document is dat datgene wat het evangelie beoogt, op velerlei wijze gerealiseerd wordt. God spreekt in alles wat menselijk is en vermenselijkt. Het komt eropaan dat we leren zien waar dit gebeurt en, op voet van gelijkheid, samen te werken met allen die zich inzetten voor de humanisering van onze samenleving. Ook de ‘godsverduistering’ in onze post-christelijke cultuur kan een aanknopingspunt worden voor een respect voor de Onnoembare en een uitzuivering van het godsbeeld. Dit veronderstelt echter dat de gelovige het ongeloof dat ook in hem leeft au sérieux wil nemen.
Eenzelfde grondintuïtie vinden we terug in het document over de dialoog met andere wereldgodsdiensten. Hiermee volgt de Algemene Vergadering de lijn van het Tweede Vaticaans Concilie en van het recente leergezag van de kerk. Niet alleen de wereldgodsdiensten, maar ook inheemse religieuze tradities moeten met een gunstig a priori worden benaderd: samen met hen moeten wij werken aan een wereld van vrede, rechtvaardigheid en broederlijkheid. Die dialoog komt, om te beginnen, tot stand waar mensen in hun dagdagelijks leven mensen-van-dialoog willen zijn. Verder krijgt hij gestalte in concrete gezamenlijke actieprogramma's. Daarnaast is uiteraard het gesprek over de religieuze ervaring tussen mensen van verschillende godsdiensten belangrijk. Het zijn drie vormen van dialoog die van iedereen worden gevraagd, de theologische dialoog is dan het werk van specialisten. Op welk vlak de dialoog zich ook afspeelt, er kan slechts sprake zijn van dialoog als iedereen iets te zeggen heeft. M.a.w. dialoog en gesprek sluiten verkondiging niet uit, maar in.
Dialoog en samenwerking staan ook centraal in het document
| |
| |
over Samenwerking met leken. Een eerste ontwerp bekeek dit onderwerp vanuit het standpunt van de jezuïeten: Hoe kunnen leken met de Orde samenwerken? Dat, vonden wij, moest grondig herwerkt worden. De tekst maakte een kleine copernicaanse omwenteling door. Het perspectief werd nu: Hoe kunnen jezuïeten de leken helpen in hún zending? Het is een toekomstgericht document: de leken zullen een nog grotere en meer beslissende rol gaan spelen, in de lijn van wat het Tweede Vaticaans Concilie daarover zei. De Orde wil haar leden mobiliseren om hieraan mee te werken: zij behoren niet alleen ‘mensen-voor-anderen’ te zijn, maar ook ‘mensen-met-anderen’. Wat zij aan traditie en ervaring hebben opgedaan, willen zij ten dienste stellen van mannen en vrouwen die zich gedreven weten om het christelijk erfgoed maatschappelijk en cultureel door te geven. Wij zijn er ons van bewust dat we van deze mannen en vrouwen veel te leren hebben. Het volstaat niet aan gekwalificeerde leken in bepaalde instellingen de eindverantwoordelijkheid te geven, het komt eropaan samen met hen te werken aan eenzelfde opdracht en samen te onderscheiden wat die opdracht hic et nunc moet zijn.
| |
Aggiornamento van de eigen regelgeving
De eigenlijke aanleiding van deze 34e Algemene Vergadering was het bij de tijd brengen van de regelgeving in de Orde, de zgn. ‘Constituties’. Die zijn in de loop van de geschiedenis nooit veranderd, en dat gebeurde ook nu niet. Wel gaf elke vorige Algemene Vergadering er een eigentijdse interpretatie van. Dit keer is er meer dan tien jaar door specialisten gewerkt aan een grondige herziening van die regelgeving anno 1995. Uit de documenten van de laatste vier Algemene Vergaderingen, die alle plaatsvonden na het Tweede Vaticaans Concilie - van 1965 tot en met 1995 -, is een geheel van teksten bijeengebracht waarin wordt beschreven wat het jezuïet-zijn vandaag inhoudt. Alleen een Algemene Congregatie is bevoegd om hierover een uitspraak te doen, en daarvoor had Peter-Hans Kolvenbach, generaaloverste van de Orde, deze 34e Algemene Vergadering samengeroepen.
| |
Vertalen en hertalen
De afgevaardigden van deze 34e Algemene Vergadering hebben in hun documenten een taal en een taalspel willen hanteren die overal in de Orde zouden worden verstaan. Daarom worden uitdrukkingen uit de ignatiaanse traditie en beelden en verhalen uit de bijbelse geschriften graag gebruikt. Maar wat is de overwegende cultuur van
| |
| |
de goedgekeurde documenten? Wellicht hebben de afgevaardigden de moeilijkheidsgraad van taal en taalspel onderschat of misschien bestaat er voor zo'n grote verscheiden groep geen taal? De documenten, oorspronkelijk meestal in het Engels gesteld, worden nu in het Nederlands vertaald. Pas dan kan het eigenlijke werk beginnen: ze hertalen in woord en daad in onze eigen cultuur.
|
|