Streven. Jaargang 62
(1995)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 707]
| |
Luk Corluy & Jacqueline Janssen
| |
De boerenopstandDe onrust in de meest zuidelijke en arme deelstaat Chiapas kwam niet als een verrassing. De situatie was bijzonder explosief geworden, niet enkel vanwege de schrijnende ongelijkheden, maar vooral omdat de grootgrondbezitters, politie en ambtenaren zich ongestraft aan corruptie | |
[pagina 708]
| |
en misdaden schuldig maakten. Reeds enige tijd hadden de grootgrondbezitters, veeboeren en zakenmensen gewapende privé-milities met eigen middelen opgericht ‘ter zelfverdediging’ tegen de indianenorganisaties. Er bleef de boeren niets anders over dan eveneens naar de wapens te grijpen. Het leger was op de hoogte van het bestaan van een guerrillabeweging. Maar, het kon niet optreden omdat de regering Salinas vreesde dat zo'n operatie de NAFTA-onderhandelingen zou belasten. Op 1 januari 1994 kwam het Ejercito Zapatista de Liberacion Nacional (EZLN) in actie. De boeren verzetten zich tegen president Salinas' hervorming van de grondwet die het mogelijk maakte gemeenschapsgronden (ejidos) aan particulieren te verkopen, waardoor de armen kans liepen hun stukje grond te verliezen. Aantasting van de ejidos lag in het begin van deze eeuw eveneens aan de basis van de boerenopstand van Zapata. Ondanks verschillen waren er overeenkomsten met de toestand die in 1910 de Mexicaanse revolutie inluidde. Toen, zoals nu, zat er sleet op een regime dat al te lang aan het bewind was geweest, was het economisch beleid er een van liberalisme en openstelling naar het buitenland, begonnen leden van de elite kritiek te spuien op de ‘uitverkoop aan het buitenland’, verzoende een aanvankelijk anti-klerikaal bewind zich met de katholieke kerk, eisten de boeren dat de grond zou toekomen aan wie hem bewerkte. De opstandelingen hadden het vooral op de NAFTA (North American Free Trade Agreement) gemunt. Vandaar dat de opstand begon op 1 januari, de dag dat de overeenkomst van de NAFTA, de bekroning van de neo-liberale hervormingen van Salinas, van kracht werd. Veel boeren in Chiapas hangen voor hun bestaan af van koffie en maïs. Niet ten onrechte vreesden zij dat de maïsprijzen zouden zakken als gevolg van een toevloed uit de VS nu het nieuwe akkoord bepaalde barrières wegnam. De achteruitgang van de levensstandaard in Mexico was het sterkst voelbaar op het platteland, voornamelijk in de zuidelijke staten Quintana Roa, Oaxaca en Chiapas. Het hardst waren hierbij de boeren en de kleine bedrijfjes getroffen. De opstand bleef smeulen. Stilaan gleed Chiapas af naar de burgeroorlog. In de loop van '94 hadden landarme boeren grond in bezit genomen. Overal ontstonden kleine autonome zones. Maar de reactie liet niet op zich wachten. De grootgrondbezitters en veeboeren (‘ganaderos’) beschuldigden het EZLN er van het socio-economisch bestel in Chiapas te ondermijnen. Een confrontatie hing in de lucht. Een burgeroorlog was niet meer te vermijden. In schermutselingen met veeboeren vonden heel wat boeren de dood. Op 6 december '94 had het EZLN gewaarschuwd: de intronisatie van Eduardo Robleto, op frauduleuze wijze in augustus benoemd tot gouverneur van Chiapas, zou aanzien | |
[pagina 709]
| |
worden als een regelrechte oorlogsdaad. Zelf schoof het Amado Avendano, lid van de PRD (Partij van de Democratische Revolutie), naar voren. President Zedillo kwam persoonlijk Robleto installeren. Zonder slag of stoot nam daarop het EZLN 38 steden en dorpen (‘municipios’) in. Voor Kerstmis drongen 60.000 goed bewapende soldaten van het federaal leger, gesteund door helikopters en tanks, Chiapas binnen en de opstand werd bloedig bestreden. Officieel vielen er de eerste weken meer dan 150 doden. Op 15 januari '95 werd een akkoord gesloten en bood de president de opstandelingen amnestie aan. Terwijl de soldaten Chiapas moesten verlaten, kondigde het EZLN een unilateraal en een voor onbepaalde tijd staakt-het-vuren af om zo de weg vrij te maken voor echte vredesbesprekingen met de regering. Daarop stuurde de president zijn minister van buitenlandse zaken, Manuel Camacho Solis, als regeringsgezant naar de Indianen als Commissaris voor Vrede en Verzoening. Ondanks gedane beloften bleef het leger nadrukkelijk aanwezig in vele steden en dorpen. Begin februari '95 gingen onder zware bewaking de rebellen en de regering aan de onderhandelingstafel zitten in... de kathedraal van San Christobal de las Casas. Tot dan was alle communicatie tussen beide partijen gelopen via bemiddelaar Mgr. RuizGa naar eind[2]. Conservatieve kringen legden ten onrechte de nadruk op het vermeend samengaan van katholieke geestelijken (bisschop Ruiz, jezuïeten en bevrijdingstheologen) en de Zapatistische rebellen. Vooral de jezuïeten werd verweten een ‘revolutionaire familie’ te vormen. Men riep hierbij de moord in 1989 op zes jezuïeten-bevrijdingstheologen in El Salvador in herinnering. Eind februari bereikte men een beginselakkoord. De regeringsdelegatie beloofde hernieuwde aandacht voor zaken als huisvesting, gezondheidszorg, werkgelegenheid, wegen en elektriciteit, scholen en ziekenhuizen, democratie en gerechtigheid in de deelstaat Chiapas. Dat alles klonk wel mooi, maar de lokale bevolking had er weinig vertrouwen in. Coup de théâtre op 9 februari: president Zedillo kondigt de aanhouding aan van acht militanten van het EZLN en vaardigt een arrestatiebevel uit voor de charismatische commandant Marcos en zijn vier luitenanten. Hij verwijt de opstandelingen een totaal gebrek aan onderhandelingsijver en het opvoeren van nieuwe opstandige acties in Mexico-Stad. Daarmee sloeg hij de hoop op een vreedzame oplossing de bodem in. | |
De presidentsverkiezingen van augustus 1994Er zat spanning in de verkiezingslucht. Het machtsmonopolie van de PRI (Partido de la Revolucion Institucional) leek na 65 jaar te wankelen. | |
[pagina 710]
| |
In 1988 haalde PRI-kandidaat Salinas het in de verkiezingen slechts op het nippertje, volgens velen enkel door geknoei en fraude, van zijn rivaal Cardenas. Dat de PRI niet meer onaantastbaar was, had de Zapatistische boerenopstand bewezen. De moord op presidentskandidaat Colosio (maart 1994) wekte de indruk dat binnen de regerende partij zware afrekeningen werden gepresenteerd en voegde een element van politiek geweld toe aan een groeiende politieke instabiliteit en aan de onvrede over het neo-liberaal economisch beleid. Ernesto Zedillo, voormalig minister van onderwijs, werd na de moord op Colosio door de partij aangeduid om diens plaats in te nemen, hoewel aanvankelijk Manuel Camacho Solis kandidaat was. Als troostprijs kreeg die het ministerie van buitenlandse zaken. Kort na het uitbreken van de nieuwjaarsopstand stuurde Salinas hem naar het zuiden om er met de rebellen te gaan onderhandelen. Camacho heeft steeds ontkend dat hij als vredestichter Colosio alsnog de handschoen wilde toewerpen. Ernesto Zedillo kende een snelle politieke opgang, dank zij de juiste relaties. In zijn campagne maakte hij handig gebruik van zijn nederige afkomst. Hij beloofde de kiezer eerlijke verkiezingen, jaarlijks één miljoen nieuwe banen, lastenvermindering voor ondernemers, voortzetting van het economisch beleid, opvoering van de armoedebestrijding, meer geld voor gezondheidszorg en veiligheid. De PRI zou niet langer de allesoverheersende staatspartij zijn en er zou ook een einde komen aan de manier waarop de president ‘met de vinger’, de DEDAZO, een opvolger aanduidt. Tegen alle verwachting in behaalde de PRI in augustus '94 een verpletterende overwinning. Verrassend was de ruime voorsprong van Ernesto Zedillo. Hij haalde 50,18% van de geldige stemmen, tegen 25,94% voor de militante katholiek Diego Fernando de Cevellas, kandidaat van de rechtse Partij voor Nationale Aktie (PAN)Ga naar eind[3] Ga naar eind[4] en ongeveer 16,6% voor Cuauhtenac Cardenas, kandidaat van de Centrum linkse PRD. Cardenas was er nog steeds van overtuigd dat hij in 1988 de presidentsverkiezingen had gewonnen en dat Salinas door fraude over de streep werd gesleurd. Maar toen was Cardenas kandidaat van een brede coalitie. Ditmaal werd zo'n coalitie bemoeilijkt door de kieshervormingen. Dit droeg ertoe bij dat kleine partijen, die in 1988 achter Cardenas stonden, nu met een eigen kandidaat konden opkomen. Voor Cardenas was 16,6% een uiterst pijnlijke nederlaag. In 1988 haalde hij nog ruim 31%. Zijn PRD veroverde slechts 69 kamer- en 9 senaatszetels. Zelfs in de hoofdstad, waar Cardenas glansrijk triomfeerde in 1988, werd de PRD roemloos verwezen naar de derde plaats. In de door de EZLN-guerrilla gecontroleerde zone behaalde zij wel 70%, maar zij bleef voor heel de provincie Chiapas steken op 35% tegen 50,5% voor de PRI. | |
[pagina 711]
| |
Die won daarenboven in alle 32 staten. Wel is haar meerderheid in de Kamer onvoldoende om zonder steun van tenminste één grote oppositiepartij de grondwet te wijzigen. De verkiezingen verliepen ordelijk en vreedzaam, ondanks enkele onregelmatigheden. Eerlijke verkiezingen waren van belang voor de economische toekomst van het land. Potentiële investeerders keken toe of Mexico de ingrijpende economische hervormingen kon verzoenen met een overgang naar echte democratie. | |
De Mexicaanse munt- en beurscrisisIn het voorjaar van 1994 kreeg de Mexicaanse beurs een dreun te verwerken van 25% ten gevolge van de gewapende opstand van de Indianenboeren in Chiapas en de moord op presidentskandidaat Colosio. Het waardeverlies van de peso, de hoge binnenlandse schuld (76 miljard dollar) en het handelstekort van 28 miljard dollar schrokken de potentiële beleggers af. Buitenlandse investeerders trokken hun kapitaal uit Mexico terug. Mexicaanse investeerders dollariseerden hun activa en vluchtten weg in Tesobonos (schatkistcertificaten op korte termijn in dollars uitgedrukt). Hoewel een devaluatie uitbleef, zakte de peso toch weg van 3,09 voor één dollar (januari '94) tot 3,41 (augustus '94). De Banco de Mexico (Centrale Bank) hield de rente hoog en vele economen vonden dat de peso nog steeds 30% overgewaardeerd was. Kort na het aantreden op van president Zedillo besliste de Mexicaanse regering op 20 december af te stappen van het vaste wisselkoerssysteem en devalueerde de peso met 13,89% tot ruim 4 peso voor 1 dollar. In een poging om de val van de peso te stoppen sprak de Nationale Bank haar financiële reserves aan: zij slonken in een mum van tijd van 29 tot 14 miljard dollar. De beslissing van de kersverse regering Zedillo schokte het vertrouwen van heel wat beleggers. De devaluatie kon het tij niet keren. Vanwege zware speculaties besliste de regering de peso gedurende zestig dagen vrij te laten vlotten tot hij een nieuw prijsniveau had gevonden. De plotse devaluatie en de beslissing de peso te laten vlotten joegen de buitenlandse investeerders massaal op de vlucht op een moment dat Mexico het geld dringend nodig had voor de financiering van het 30 miljard dollar grote handelstekort. Met de lage binnenlandse spaarquota en een handelstekort van 28 miljard dollar (8% van het BBP) overleefde de Mexicaanse economie enkel bij de gratie van de buitenlandse geldschieters. Maar wegens de aanhoudende onrust in Chiapas, de politieke instabiliteit n.a.v. de moord op Colosio en de overgewaardeerde peso vielen de buitenlandse investeringen terug. De Amerikaanse beleggers waren er niet gerust in dat Zedillo de economische en financiële problemen wel aankon. Voor de Amerikaanse | |
[pagina 712]
| |
exporteurs betekende de devaluatie slecht nieuws. De Mexicaanse uitvoerders en ‘maquiladores’ (=assemblagefabrikanten aan de grens met de VS) waren, van hun kant, tevreden, al betaalden zij voortaan meer voor hun grondstoffen en machines uit de VS. Bedrijven met zware dollarschulden waren de klos. De regering trachtte de lonen strak onder controle te houden, wat tot sociale onrust moest leiden. Begin januari 95 was de peso verder ontwaard tot 1 dollar voor 5,4 peso, een devaluatie van zowat 55% sinds begin december. Deze scherpe ontwaarding gaf aanleiding tot een nieuwe grootscheepse kapitaalvlucht in een sfeer van complete chaos. De Mexicaanse muntcrisis zorgde voor schokgolven op de Latijnsamerikaanse aandelenbeurzen, wat tot koersdalingen leidde en de dollar verder aantastte omdat de beleggers wegvluchtten naar sterkere munten, zoals de yen en de mark, en het goud. Als een vuurbal raasde de Mexicaanse crisis over de financiële markten. Een ware paniekgolf verspreidde zich over het gehele Latijnsamerikaanse continent. De voorbije jaren waren deze beurzen (Chili, Argentinië, Brazilië,...) geliefkoosd terrein geworden voor Europese en vooral Amerikaanse beleggers. De regio was voor fondsbeheerders een nieuwe, beloftevolle beleggingsmarkt (emerging market) geworden. Ondanks de aanslepende politieke instabiliteit kwam de devaluatie toch nog als een volslagen verrassing. De beheerders zagen de waarde van hun portefeuille almaar verder smelten als sneeuw voor de zon. De Chileense en Braziliaanse markten zouden zich vrij snel herpakken. Beide landen dreven immers op sterkere fundamentals (economische basisgegevens als inflatie, groei, rentestand). Argentinië had het heel wat lastiger met zijn structureel tekort op de betalingsbalans. Azië werd evenmin ontzien. Beleggers uit binnen- en buitenland wantrouwden de Oostaziatische munten en parkeerden hun fondsen in de sterkere valuta. Ook Europese beurzen raakten in ademnood. Vooral de Oosteuropese financiële markten ontsnapten niet aan de collectieve aversie van de buitenlandse beleggers tegen de zgn. nieuwe markten. De Mexicaanse beurs sloot in 1994 - in peso uitgedrukt - 8,7% lager af, in dollar meer dan 50% lager. De IPC-index eindigde op 2.337,72 punten. De Mexicaanse droom was voorbij. De zwaarste taak van de regering Zedillo bestond erin het geschokte vertrouwen te herstellen. Op haar reddingsplan reageerden de financiële markten ontgoochelend. Zij maakten zich zorgen over de sociale en financiële gevolgen ervan voor de Mexicaanse bevolking en vreesden daarenboven dat de tussenkomst van het Westen de dollar op korte termijn zou verzwakken. De Amerikaanse munt werd immers massaal gebruikt om de zwakke peso te ondersteunen. Tot overmaat van ramp kwamen voor tenminste 10 miljard dollar aan overheidsobligaties (de zgn. ‘Tesobonos’) | |
[pagina 713]
| |
te vervallen. Begin '95 diende de centrum-linkse oppositiepartij PRD, hierin onmiddellijk gevolgd door de Mexicaanse Vereniging der Banken, een officiële klacht in tegen ex-president Carlos Salinas de Gortari. Zij stelde hem verantwoordelijk voor de muntcrisis. Hij zou de economische problemen verborgen hebben gehouden om zijn kansen op een topfunctie bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO) gaaf te houden. De PRD vond dat de regering de overwaardering van de peso in april '94 had moeten rechttrekken. Toen vond immers de eerste golf van kapitaalvlucht plaats. Half februari '95 barstte de crisis in alle hevigheid los. De IPC-index stond nog slechts op 1.611,73 punten. De eerste negatieve bedrijfseconomische berichten drongen door. Een sneeuwbaleffect hing in de lucht. Bezorgdheid over de toenemende politieke oppositie tegen de voorwaarden van de Amerikaanse steun van 20 miljard, maar vooral de moeilijkheden van de achtste grootste bank, Banpais, suggereerden dat het wantrouwen in het banksysteem, ondermijnd door de forse daling van de peso en de hoge rente, gerechtvaardigd was. | |
Een hulpbehoevende economieNa een rampzalige tweede jaarhelft '93 leek de Mexicaanse economie aan de beterhand. In de periode januari-mei '94 lag de export van afgewerkte fabrikaten 25% boven het peil van de eerste vijf maanden van '93. Ook de industriële produktie zat in de lift. Ondertussen daalde de werkloosheid, al moeten cijfers hieromtrent met de nodige omzichtigheid gehanteerd worden. Ondanks de stijging van de export ging het met de handelsbalans de verkeerde kant op. In de eerste vijf maanden van '94 bedroeg het geaccumuleerd tekort 7,2 miljard dollar of 26% meer dan gedurende dezelfde periode in '93. De totale uitvoer steeg wel met 17,3%, maar de invoer nam toe met 19,3%. Eén van de doelstellingen van de Zapatistische rebellen was de aantasting van het beeld van politieke stabiliteit dat de Mexicaanse regering haar NAFTA-partners toonde. De Noordamerikaanse Vrijhandelsassociatie tussen de VS, Canada en Mexico was op 1 januari '94 van kracht geworden. Onder haar impuls steeg de Mexicaanse export naar de VS in het eerste halfjaar met liefst 23% en deze van de VS naar Mexico met 15%. NAFTA was een zegen voor de grote Mexicaanse exporteurs, maar betekende de doodsteek voor vele kleine KMO's. Aan Mexicaanse kant klonk de kritiek dat NAFTA tot een nationale uitverkoop leidde. Aan VS-zijde groeide de vrees voor een groeiende toevloed van goedkopere Mexicaanse produkten én inwijkelingen. De tegenstanders van NAFTA voerden aan dat alleen de top van het Amerikaans | |
[pagina 714]
| |
bedrijfsleven en de daarmee verbonden Mexicaanse elite er beter van werden, terwijl nog moest worden afgewacht of de beloofde banen er in Mexico zouden komen. Ook voorstanders van de NAFTA gaven toe dat de harde concurrentie door buitenlandse multinationals tot massale sluiting van bedrijfjes en stijgende werkloosheid zou leiden. Zo uitten de boeren de vrees dat NAFTA tot een massale toevloed van Amerikaanse landbouwprodukten zou leiden, waardoor zij zelf in hun levensbestaan werden bedreigd. Eind december kondigde de Centrale Bank een verdubbeling aan van de rente, 31% tegenover 16% voordien, op kortlopend overheidspapier. Aldus hoopte de overheid opnieuw dollars op de internationale kapitaalmarkt te kunnen ontlenen. Een renteverhoging die de Tesobonos, grotendeels gekocht door Amerikaanse investeringsfondsen, aantrekkelijker moest maken, was nodig omdat de schatkist begin '95 3,5 miljard dollar aan Tesobonos moest terugbetalen en nogmaals 13 miljard dollar tussen februari en juni 1995. Die terugbetaling was niet verzekerd, omdat de deviezenreserves van de Centrale Bank op dat ogenblik geslonken waren tot ongeveer 6 miljard dollar. De renteverhoging moest dus helpen voorkomen dat er een liquiditeitscrisis ontstond. Wel kon Mexico nog een beroep doen op een kredietlijn van 7 miljard dollar bij de VS en Canada. De drastische renteverhoging had een verlammend effect op de economie. De vooropgestelde groei van 4% voor 1995 leek nauwelijks haalbaar en twijfels omtrent Mexico's stabiliteit doken op. Om het vertrouwen in de neo-liberale omvorming van de economie te bewaren waren politieke hervormingen nodig. Uiteindelijk maakte Zedillo op 3 januari '95 het noodplan bekend. Om de crisis te keren zag hij zich verplicht een aantal uiterst onpopulaire maatregelen te nemen. Centraal stonden een overeenkomst tussen werkgevers en werknemers om een loon- en prijsspiraal te voorkomen, aanpassingen in de begroting, waaronder een vermindering van de uitgaven, maatregelen om de particuliere sector te stimuleren en concurrentiëler te maken en een steunfonds voor de peso dat met buitenlands geld moest worden gevuld. Dit noodplan moest zorgen voor een snel groeiherstel en een stijging van de werkgelegenheid. Ook moest het de inflatie, die noodgedwongen zou oplopen door de enorme devaluatie, binnen de perken houden. Tenslotte hoopte president Zedillo dat de noodgreep het enorme tekort op de lopende rekening zou terugdringen. Dit tekort zou door een ongezonde importgerichte groeipolitiek over 1994 uitkomen op zo'n 28 miljard dollar of 8% van het BBP. Het noodplan dat moeizaam tot stand kwam had tot gevolg dat de peso verder weggleed. Dit versterkte de indruk dat Zedillo de pedalen kwijt was en niet langer pijnlijke offers kon eisen van de traditioneel | |
[pagina 715]
| |
erg volgzame werkgevers en vakbonden. Die slikten de prijs- en loonbevriezing niet meer. Die bevriezing was hoe dan ook een fictie, want de prijzen sloegen in werkelijkheid op hol. Het IMF en de Wereldbank reageerden positief op het reddingsplan. Algemeen leken de maatregelen evenwel niet drastisch genoeg om het geschokte vertrouwen van de buitenlandse beleggers te herwinnen. De Mexicaanse regering maakte tenslotte bekend dat ze op ruim 18 miljard (575 miljard BEF) financiële hulp uit het buitenland kon rekenen om de zwalpende peso te ondersteunen. Nadat zijn financiële reserves van bijna 30 miljard dollar tot zo'n 5 miljard dollar waren opgedroogd, had Mexico - met zijn minieme binnenlandse spaarquota - buitenlandse steun nodig om niet weerom in de beruchte schuldencrisis van 1982 te hervallen. Meteen bleek dat het hulppakket van 18 miljard dollar onvoldoende was. Amerikaanse financiële kringen overwogen een pakket van 40 miljard dollar bijeen te brengen om Mexico uit de crisis te halen. Het signaal was duidelijk. De VS zouden met alle middelen de totale economische ineenstorting van hun zuiderbuur trachtten te voorkomen. Het steunpakket van 40 miljard dollar kwam meteen in het gedrang. Niet alleen in het Amerikaans Congres groeide de weerstand, ook president Zedillo gooide roet in het eten. Hij vond dat de steunmaatregelen eerst aan het Mexicaans Congres ter goedkeuring moesten worden voorgelegd. De president gaf met deze tussenkomst te kennen dat hij wilde afstappen van de Mexicaanse traditie van een autoritair presidentieel optreden. Deze houding moest het blazoen van de fel bekritiseerde president wat oppoetsen. Het Amerikaans Congres aarzelde omdat steeds meer congresleden riepen om harde voorwaarden aan Mexico te stellen. Daarenboven wezen opiniepeilingen uit dat er bij het grote publiek weinig begrip en steun leefde voor ‘het ondersteunen van de peso’. De Mexicaanse bevolking van haar kant was niet te spreken over de voorwaarden die Washington koppelde aan de hulp. Zo moest Mexico o.m. een einde maken aan de illegale emigratie van landgenoten naar de VS en paal en perk stellen aan de drugshandel. Het begon er naar uit te zien dat het Congres het hulppakket niet meer zou goedkeuren. In die omstandigheden nam Clinton zelf het initiatief. Via het wisselstabilisatiefonds stelde hij 20 miljard dollar ter beschikking van Mexico. Dit is een fonds waaruit de president kan putten zonder goedkeuring van het Congres. Greenspan, de voorzitter van de FED, had gewaarschuwd voor de negatieve gevolgen bij nietgoedkeuring van het hulppakket. Clinton oordeelde dat een bankroet van Mexico wereldwijd zo ernstig zou zijn, dat men niet langer mocht aarzelen. Zedillo dankte Clinton uitvoerig. Voorlopig kon hij zijn schulden verder afbetalen. Maar hij was daarmee niet uit de problemen, verre van. De nieuwe kredietlijnen hielpen Mexico uit een conjuncturele | |
[pagina 716]
| |
noodsituatie maar veranderden niets aan Mexico's afhankelijkheid van buitenlands kapitaal. In '95 alleen reeds moet de overheid zo'n 50 miljard dollar binnen- en buitenlandse schulden aflossen. De VS onderstreepten dat ze de kredieten zouden hanteren als pressiemiddel om Mexicaanse toegevingen af te dwingen inzake de illegale emigratie, de drugshandel en de steun aan Cuba. Clinton kan de kredieten éénzijdig stopzetten en bepaalt voortaan - samen met het IMF - het economisch beleid van Mexico. Hij kan daarenboven de opbrengsten van de Mexicaanse olie-export in beslag nemen, indien het land niet stipt afbetaalt. Half februari werd het akkoord over het Amerikaans steunpakket ondertekend tussen de VS en Mexico en later goedgekeurd door het Mexicaanse parlement. De Europese landen reageerden geërgerd op het eigengereid optreden van president Clinton. Ook binnen het directiecomité van het IMF was wrevel ontstaan. Vijf Europese landen (België, Nederland, Duitsland, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk) voelden zich voorbijgestreefd omdat zij niet voldoende de tijd hadden gekregen om na te denken over een bijkomende 10 miljard dollar IMF-steun aan Mexico. Zo kreeg Mexico veel meer kredieten dan waar het op basis van zijn aandeel in het kapitaal van het IMF eigenlijk recht op had. Begin maart '95 kondigde de Mexicaanse regering drastische maatregelen aan die deel uitmaakten van een schoktherapie waarmee ze de economie van het land tot nieuw leven wilde wekken. Ook de overheid gaat de buikriem aanhalen door haar uitgaven met 10% in te krimpen, met bijhorende ontslagen van overheidspersoneel. Dat dit herstelplan nauw aansluit bij de richtlijnen van het IMF hoeft geen nadere uitleg. Dat alles moet het ondertussen beruchte tekort op de lopende rekening doen dalen van zo'n 25 miljard dollar in 1994 tot ongeveer 14 miljard dollar of 4,3% van het BBP. | |
Politieke instabiliteit en afrekening op hoog niveauNu Zedillo uit de hand van Clinton moet eten wankelt zijn gezag en dat kan tot een gevaarlijk politiek machtsvacuüm leiden. Nog het meest heeft hij te vrezen van zijn eigen PRI-partij. Die dwaalt wat stuurloos rond, nu Zedillo meer democratische wegen bewandelt. Op 12 februari verloor de partij bij tussentijdse verkiezingen de belangrijke deelstaat Jalisco, met Guadelajara, de tweede stad van het land. Dat de kiezers in Jalisco zich in groten getale tegen de PRI hebben gekeerd heeft vele redenen. Vooreerst is er de sterk voelbare economische crisis, die de reële koopkracht der loontrekkenden zowat halveerde sinds 1982 en de werkloosheid liet oplopen met 41% sinds 1988. Daar bovenop komt de financiële crisis, met de devaluatie en de door de overheid gemaakte | |
[pagina 717]
| |
nieuwe schulden. Het vertrouwen in de partij is ver zoek. De PRI-clans vechten nog snel om de vetste brokken, voor het al 65 jaar durende feest afloopt. Dat gevecht verloopt onzacht, zoals de moorden op presidentskandidaat Colosio en secretaris-generaal Massieu aantonen. De chaos binnen de regeringspartij speelt in de kaart van de PRD, die aan de zijde van het EZLN voor een harde confrontatie met de PRI-alleenheerschappij gekozen heeft. Ook de Zapatisten, net als de gewapende grootgrondbezitters, blijven een tikkende tijdbom. Het Mexicaanse volk tilt ondertussen, zoals Sisyphus, met toenemend gemor de zware steen weer bergopwaarts, tot een volgende devaluatie de steen opnieuw naar beneden doet rollen. Om het volk na de desastreuze devaluatie te paaien, heeft Zedillo de gebroeders Salinas opgeofferd. Raoul Salinas, de broer van de voormalige president, werd op dinsdag 28 februari '95 gearresteerd op beschuldiging van moord op PRI-secretaris-generaal José Francesco Ruiz Massieu, zijn zwager. Ook i.v.m. de moord op kardinaal Juan José Posadas in 1993 op de vlieghaven van Guadalajara, lijkt hij niet vrijuit te gaan, zoals trouwens ook zijn broer Carlos R. Salinas onderhield hij immers nauwe banden met militante politici in de PRI die de strijd tegen de corruptie willen dwarsbomen en fervente tegenstanders zijn van meer democratie. Daartoe ‘aangespoord’ door zijn opvolger, Zedillo, verliet Carlos Salinas half maart met vrouw en kinderen Mexico voor een ‘vrijwillige’ ballingschap naar de VS. In de VS is de ‘verbanning’ van het NAFTA-boegbeeld koren op de molen van tegenstanders van president Clinton. | |
Mexicaanse recessie brengt de VS in de knelIn Mexicaanse zakenkringen bereidt men zich voor op een diepe recessie. In ruil voor de 20 miljard dollar heeft Zedillo er in toegestemd de rente tot 50% op te trekken. Eind februari '95 was de marktrente zelfs opgelopen tot 59%. Nieuwe investeringen en leningen voor bedrijven en particulieren werden daardoor onbetamelijk duur. In de Mexicaanse zakenwereld wordt de term ‘reddingspakket’ spottend een ‘loden reddingsboei’ genoemd. Men vermoedt dat de Amerikaanse regering er met een inbreng van 20 miljard dollar alleen maar wil voor zorgen dat de buitenlandse investeerders, Amerikanen in de allereerste plaats, hun geld kunnen repatriëren. De recessie in Mexico zal de kritiek op NAFTA in de VS ongetwijfeld aanwakkeren. De export van de VS naar Mexico zou dit jaar wel eens met 10 miljard dollar kunnen verminderen, wat 350.000 Amerikanen hun baan zou kosten. NAFTA-tegenstanders vrezen zelfs dat de teloorgang van het Mexicaans ‘model’ de Amerikaanse economie zal | |
[pagina 718]
| |
aantasten. Steeds meer economen wijzen erop dat de economische fundamentals van de VS - inclusief de lage spaarquote, het overheidsdeficit en het tekort op de handelsbalans - onvoldoende zijn om de huidige vlucht uit de dollar te verklaren. Voorlopig weigert de Amerikaanse regering te antwoorden op de vraag of ze nog meer geld zal vrijmaken mocht het huidige reddingsplan onvoldoende blijken. De regering Clinton maakt er geen geheim van dat zij in toenemende mate op de stijgende export naar groeilanden in Latijns-Amerika rekent om haar handelstekort in te dijken. De belangrijkste voorwaarde op korte termijn voor dit scenario is dat het smeulend Mexicaans vuurtje zich niet verder uitbreidt tot een uitslaande brand in heel het continent. De vrije val van de peso maakt de Amerikaanse export naar Mexico er niet goedkoper op. Het reddingsplan is voor de VS dan ook in de eerste plaats een daad van zelfverdediging. De VS zitten in het bootje en ze moeten nu wel roeien. Dat betekent dat de regering Clinton zal gedwongen worden om nog meer goed geld achter slecht geld aan te gooien wanneer het fout zou lopen in Mexico of in één of ander Latijnsamerikaans land. Zolang de situatie in dit deel van de wereld niet is opgeklaard, ziet ze er voor de ‘greenback’ niet al te rooskleurig uit. | |
BesluitMexico voerde na zijn schuldencrisis van 1982 consequent een hard hervormingsbeleid dat model kon staan voor vele ontwikkelingslanden. Het zuiverde zijn begrotingstekort aan, drong de inflatie terug, privatiseerde ten dele de overheidssector en bracht een volgehouden economische groei op gang. Het had er alle schijn van dat het in zijn opzet geslaagd was. De vorming van de Noordamerikaanse Vrijhandelsassociatie (NAFTA) en zijn opname als 25e lid in de OESO betekenden de kroon op het werk. Vorig jaar liep het verkeerd. Als verre aanloop tot de crisis gold de Chiapese boerenopstand, verder aangewakkerd door de brutale moord op presidentskandidaat Colosio. Hierdoor werd de stabiliteit van en het vertrouwen in het politiek bestel van Mexico aangetast waardoor vooral Amerikaans korte termijnkapitaal massaal het land uitvloeide. Er volgde een te laattijdige en onhandige devaluatie, die enkel een rampzalige stroomversnelling op gang bracht. De opening van de grenzen deed de handelsstroom snel aanzwellen en het tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans beliep al gauw 8% van het BBP, meer zelfs dan op de vooravond van de schuldencrisis van 1982. In overheidskringen leidde dit evenwel niet tot overdreven bezorgdheid. Inmiddels was er een forse aangroei van de kortlopende schuld, | |
[pagina 719]
| |
uitgedrukt in buitenlandse valuta's. Het was een vergissing de impact van de rebellie op de NAFTA te onderschatten. De openstelling van de markten kwam neer op een penetratie van de sterke partner in de markt van de zwakke. Mexico, de zwakke schakel, was nauwelijks partij voor de Amerikaanse en Canadese concurrenten. Zeer bedenkelijk was dat de deviezenreserves van de Centrale Bank dramatisch terugvielen van een zeer comfortabel niveau van 29 miljard dollar in het begin van '94 tot een magere 6 miljard dollar eind december. Mexico zag zich genoodzaakt zijn pogingen op te geven om de peso in een vaste verhouding tot de dollar te houden. Zware beleidsfouten lagen aan de basis van de monetaire crisis. De politici misrekenden zich over de ernst van het tekort op de lopende rekening en maakten fatale vergissingen inzake de structuur van de buitenlandse schulden. Vertrouwenscrisissen zijn niets nieuws. Het probleem is echter dat Mexico de voorbije jaren steevast tot voorbeeld werd gesteld voor economische hervormingen en groei. Het hoeft dan ook geenszins te verwonderen dat de Mexicaanse crisis uiteindelijk zo'n impact heeft op andere opkomende landen, niet in het minst in Latijns-Amerika. Reputaties vielen aan scherven, rekeningen werden gepresenteerd. Oud-president Salinas mocht een kruis maken over zijn ambities om voorzitter te worden van de nieuw opgerichte Wereldhandelsassociatie. Zijn opvolger, Ernesto Zedillo, zal het moeilijk hebben nu hij alom gelaakt wordt om het IMF-toezicht op het economisch beleid. Streven de VS niet iets te nadrukkelijk hun eigen voordeel na? De waarde van de dollar als internationale spilmunt interesseert hen bitter weinig. Dit zou de bruuske interventie van president Clinton kunnen verklaren. Het hulppakket was zo groot dat men zich terecht kan afvragen of Clinton daarmee veeleer het internationaal financieel systeem dan wel Mexico wilde redden? De VS beschouwen Mexico blijkbaar als hun economisch wingewest, waar ze amper concurrentie van andere mogendheden dulden. |
|