risch gegroeide machtsongelijkheden transcendente eeuwigheidswaarde toe en ontkent er de concrete negatieve gevolgen van.
Er wordt weinig bij stilgestaan hoe uitzichtloos de positie van de jongeren binnen de Arabische wereld is, hoe het komt dat de overlevingsstrijd in Rwanda zo'n dramatische vormen aanneemt, waarom Filippijnse ouders hun kinderen in de prostitutie duwen... Dat is allemaal te complex om ingeburgerd te raken, en vooral, het strookt niet met het beeld dat we van onszelf ophangen. Het verhaal beperkt zich dan ook meestal tot het oppervlakte-niveau waarin in fine slachtoffers schuldigen worden: ze zijn nu eenmaal zo. De manier waarop betekenis wordt gegeven aan gebeurtenissen, is geen louter toeval of enkel het gevolg van slordig denkwerk, maar wordt mee bepaald door diep gewortelde collectieve opvattingen. Dit proces werd door Claude Lévi-Strauss ooit omschreven als de spreker die door de taal ‘gesproken’ wordt. Afrika is duister, de Arabische wereld inert, de Aziatische ziel sensueel... Europa is humanistisch. Het is het verhaal van de eeuwige ‘andere’, van diegene die wij een plaats toewijzen.
Solidariteit is een concentrisch gegeven dat in de kern een beperkte ‘wij-groep’ omvat en eventueel verder uitdijt. Er zijn talrijke, zowel emotionele als materiële redenen aan te voeren om er de praktische bestaansredenen van te rechtvaardigen. Meer zelfs, het zou neerkomen op vingerknippen in het luchtledige om dit gevoel te ontkennen of te onderdrukken. Het is een onderdeel van een ‘condition humaine’ en hoeksteen van de populaire cultuur. Maar deze cultuur is een historisch produkt en niet iets wat spruit uit een onveranderlijke volksaard. Als zodanig is ze, om Gramsci te citeren, ‘rommelig en onsamenhangend’, zelfs in zekere zin contradictorisch. Het zijn dezelfde mensen die geld storten voor Rwanda en de Somaliërs onbetrouwbaar vinden, die met de Sikh van de buurt een pint drinken en geloven dat we door asielzoekers overspoeld worden. Tegen een autoritair populisme dat die volksaard zo graag als een eenduidige monoliet voorstelt, waarop zij het alleenrecht tot interpretatie en sturing hebben, is nog steeds een ander politiek antwoord mogelijk.
Democratie is een werkwoord, vrede komt niet uit de hemel gevallen, verdraagzaamheid is geen gegeven. De artikels uit het Handvest waar we het bij de aanvang over hadden, bestaan, maar er moet werk van worden gemaakt. Het succes of het falen ervan wordt gemeten aan het lot van de zwaksten: de veertienjarige in Afghanistan die gedwongen wordt te vechten, de Indiaanse boer in Guatemala die van zijn grond geschopt wordt, ‘les femmes du plafond’ in Rwanda. Daarom is het nuttig om dit nu, vijftig jaar na de oorlog en onze ‘bevrijding’, te onderstrepen. We moeten ons blijven herinneren dat we in 1945 vergaten dat mensenrechten vooral voor de machtelozen