enten: geen enkele voorstander van de keuzevrijheid beweert dat anderen - de arts, de familie, de staat - over de levensbeëindigende ingreep mogen beslissen zonder de instemming of het verzoek van de patiënt. Die moet vooraf een officieel geldig ‘levenstestament’ hebben ondertekend, waarin heel precies omschreven staat onder welke voorwaarden er aan zijn leven een einde kan worden gemaakt. Verder moeten we het eens worden over de definitie van termen als ‘passieve’ en ‘actieve euthanasie’, ‘stervenshulp’, ‘waardig sterven’ en ‘daden met een dubbel gevolg’. Pas daarna kunnen we ons met de kern van de discussie bezighouden.
Voor de voorstanders van het ‘recht op euthanasie’ betekent ‘waardig sterven’ zowel het recht op ‘palliatieve zorgen’ als op ‘actieve euthanasie’. Dit in tegenstelling tot ‘passieve euthanasie’: er worden geen extra inspanningen gedaan om een patiënt kunstmatig in leven te houden. En tot ‘daden met een dubbel gevolg’: een hoge dosis pijnstillende medicatie kan de dood verhaasten, al is dat niet de bedoeling. ‘Actieve euthanasie’ daarentegen, in de optiek van de patiënt, is de vrijwillige beslissing van een volwaardig mentaal functionerend persoon, om in het geval van een terminale en degraderende ziekte te kiezen voor de beëindiging van zijn of haar leven en daarbij recht te hebben op medische bijstand.
[3] Terecht rijzen er nog vragen over de precieze betekenis van elk van deze termen. Welke graad van zekerheid moeten artsen hebben om een ziekte ‘terminaal’ te noemen? Wanneer kunnen we objectief én subjectief van ondraaglijke pijn of degradatie spreken? Zijn ‘palliatieve zorgen’ het alternatief voor euthanasie of zijn beide complementair? Zijn er geen patiënten die, om welke religieuze of ethische redenen dan ook, een voor anderen totaal ondraaglijk niveau van pijn en aftakeling verkiezen boven de finale stap van de euthanasie? Deze discussie moet door ethici en ieder ethisch bewogen mens ernstig genomen worden. De argumenten van de opponenten mogen niet zonder meer als tactische maneuvers of, erger nog, als uitingen van dogmatisme opzij worden geschoven.
[4] Een vaak gehoord argument van de voorstanders van het ‘recht op euthanasie’ is de al dan niet gefundeerde bewering, dat het in alle lagen van de bevolking en binnen elke levensbeschouwelijke zuil toch al gebeurt, en dat we ons aan die realiteit dan maar aan moeten passen. Iedereen kent wel een voorbeeld van een clandestien of discreet behandeld geval van euthanasie waarbij ook priesters en katholieke artsen betrokken zijn. Maar zelfs indien ooit een indrukwekkende lijst van dergelijke gevallen met naam en toenaam in de openbaarheid zou komen, kan dit nog niet als een doorslaggevend argument worden