Streven. Jaargang 62
(1995)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 614]
| |||||||||||||
Robert Stallaerts
| |||||||||||||
Vage voorspellingenOnderzoekers hebben jarenlang uitspraken gedaan over een eventuele desintegratie van Joegoslavië. Meestal betrof het politieke tegenstanders, in de eerste plaats emigranten, die a.h.w. vanuit een ‘self-fulfilling prophecy’ de evolutie trachtten te beïnvloeden. Hun geloofwaardigheid was | |||||||||||||
[pagina 615]
| |||||||||||||
miniem omdat ze los van de werkelijke evolutie hun standpunt naar voren brachten. Hun voorspellingen namen toe bij de dood van Tito, hierin gevolgd door de westerse pers. Joegoslavië zou uiteenvallen. Afgezien van het feit dat de dood van de leider de cohesie van het regime verminderde, kwamen hun voorspellingen niet meteen uit. Gedurende een periode van tien jaar overleefde het regime immers alle voorspellingen. Naar mijn weten werd er slechts één juiste voorspelling van de val van het regime geformuleerd. Anderhalf jaar voor de fatale afloop publiceerde de CIA een gedetailleerde analyse en een voorspelling die achteraf vrij nauw bij ‘de feiten’ aansloot. Hoe ook, voorspellen was moeilijk want de gebeurtenissen in Joegoslavië werden niet alleen door binnenlandse maar, meer dan men kon verwachten, door buitenlandse factoren beïnvloed. In de stroom van wetenschappelijke publikaties over de ontbinding van Joegoslavië, kan ik vijf richtingen onderscheiden. Deze indeling verwaarloost een aantal marginale visies en vele bijdragen die ik onder een richting rangschik, bevatten ook elementen die typisch zijn voor een andere richting. De publikaties over Joegoslavië zou men tevens kunnen opdelen in drie genres. In de eerste plaats is er de getuigenisliteratuur: ervaringen van slachtoffers, hulpverleners, beulen en andere directe participanten aan het proces, die vooral hun individuele, meestal sterk emotioneel gekleurde belevenissen vertellen. In tweede plaats is er de journalistieke literatuur die vooral ingaat op plaatselijke toestanden en politieke evoluties. Typisch voor deze aanpak is de schuldvraag en de verantwoordelijkheid van de politieke leiders. Een derde aanpak tracht de structurele oorzaken van het conflict te achterhalen. Hoewel men de verantwoordelijkheid van politieke personen niet uit de weg gaat, wordt toch gezocht naar de diepere structurele en institutionele voorwaarden waaronder het conflict ontstond en tot uitbarsting kwam. Deze driedeling is eerder indicatief en de resultaten zijn complementair. De vijf oorzaken die men aanhaalt om het desintegratieproces te verklaren zijn: [1] het nationalisme; [2] de crisis van het economisch systeem van het reëel socialisme in Oost-Europa; [3] het falende legitimatieproces van de Joegoslavische autoriteiten; [4] het falen van de politieke structuur - de zogenaamde nomenclatura - om het moderniseringsproces van de maatschappij tot een goed einde te brengen; [5] het multicausaal historisch proces. | |||||||||||||
Het nationalismeAanvankelijk was het nationalisme een veelvuldig gehanteerd verklaringsmodel. Op het eerste gezicht leek voor buitenstaanders de strijd | |||||||||||||
[pagina 616]
| |||||||||||||
tussen de politieke oligarchieën van de Joegoslavische republieken en de dreiging tot afscheiding de hoofdoorzaak van de Joegoslavische desintegratie. De Amerikaanse en Europese diplomatie had eerst nog aangedrongen op het behoud van Joegoslavië. Naast politiek conservatisme was de aflossing van de schuld, gewaarborgd door de Joegoslavische staat, niet vreemd aan deze positie. Onder de druk van Duitsland verminderde echter de weerstand tegen de erkenning van de republieken. Er waren reële argumenten voor die erkenning. Het democratiseringsproces - vooral in Slovenië, in mindere mate in Kroatië - had een dergelijke omvang genomen dat betutteling door een centraal gezag uit Belgrado voor de westerse staten moeilijk verdedigbaar was. Het Servisch nationalisme kon bovendien als intolerant en als oorzaak van alle kwaad aangewezen worden. In 1987 had een tevoren liberaal en technocratisch politicus, Slobodan Milošević, op de achtste sessie van het Centraal Comité van de Communisten van Servië de macht naar zich toe getrokken door de verzoeningsgezinde rivaal Pavlović aan de kant te schuiven. Milošević vertegenwoordigde toen de harde Servischnationalistische lijn ten overstaan van de autonome tendensen in Kosovo. Het Servische optreden werd in Slovenië en Kroatië met reden gewantrouwd, omdat de centralistische tendensen niet enkel binnen Servië, maar in heel de Joegoslavische federatie werden gepropageerd. Zij werden ook gedemonstreerd in massabewegingen in Vojvodina, een andere autonome provincie binnen de republiek Servië, en in Montenegro, waar de ‘antibureaucratische revoluties’ medestanders van Milošević aan de macht brachten. De verkiezingen in 1990 bevestigden de tweespalt in de Joegoslavische federatie. Enerzijds kwam in Slovenië en Kroatië de oppositie aan de macht, in Servië en Montenegro daarentegen werd het ex-communistische blok in zijn machtspositie geconfirmeerd. Scheiding was nu onvermijdelijk; enkel de modaliteiten konden nog bediscussieerd worden. De partijen stonden echter onverzoenlijk tegenover elkaar. Enerzijds was er de noordelijke stelling die zich baseerde op een diplomatiek historische visie. De tweede Sesssie van de Antifascistische Raad voor Joegoslavië trok in 1943 de grenzen tussen de republieken op basis van het concept natie en deze grenzen moesten nu verder van kracht blijven. Daartegenover stond de Servische visie dat alle vertegenwoordigers van het Servische volk de mogelijkheid moesten krijgen zich uit te spreken over de vraag of ze in één Servische staat wilden leven. Vanwege de vele migraties in het verleden, onder andere naar Bosnië en Kroatië, waren etnisch homogene gebieden in deze republieken een nationalistische wensdroom en kon het niet anders dan dat de scheiding in een bloedbad zou eindigen. In deze visie is het nationaliteitenprobleem dé oorzaak van de desintegratie. Onder Tito en de communisten werd het onderdrukt maar niet | |||||||||||||
[pagina 617]
| |||||||||||||
opgelost, en toen de machtige leider wegviel dook het nationalisme weer op en leidde het tot de scheiding der geesten. Hoewel deze verklaring van de bloedige conflicten zeker een kern van waarheid bevat is m.i. het nationalisme uiteindelijk toch slechts een epifenomeen. De metafoor ‘dat Tito als machtige leider het deksel op de pot van het nationaliteitenprobleem hield en dat die nu overkookt’, is alles wel beschouwd een onhoudbare simplificatie. Anders gezegd, Tito is meer een deel van het probleem, dan een oplossing ervoor. Ik ga verder in op deze stelling bij de bespreking van de legitimatietheorie van GowGa naar eind[1]. | |||||||||||||
Het falen van de socialistische economieEen tweede visie vindt de hoofdoorzaak van de ineenstorting van Joegoslavië in het economisch falen. Dit wordt niet enkel toegeschreven aan een slecht presteren op conjuncturele basis of aan een ondermaatse organisatie. Het zijn de principes zelf van een socialistische economie die onvermijdelijk tot de catastrofe moesten leiden. Het systeem van sociaal eigendom en zelfbeheer is principieel fout, omdat sociaal eigendom leidt tot een erosie van het verantwoordelijksheidsgevoel tegenover het economisch patrimonium. Er zijn in dit systeem geen parameters voor efficiënte investeringen. Zelfbeheer leidt tot groepsegoisme en het overhevelen van kapitaal naar lonen en naar de sociale consumptiesfeer. Deze tendensen worden nog in de hand gewerkt door overmatige buitenlandse leningen, die uiteindelijk uitgroeien tot wurgende schuldenlasten. Dergelijke systeemfouten kunnen slechts verholpen worden door over te schakelen op een kapitalistisch systeem met privé-eigendom en het spel van de vrije markt. Liberalisering en privatisering zijn dus aan de orde. Deze strikt logische redenering werd reeds lang naar voren geschoven door westerse economen en door Joegoslaven die in het westen studeerden. Het verraderlijke is dat ze er zo aantrekkelijk uitziet omdat ze een logisch schema hanteert dat echter abstractie maakt van de ingewikkelde sociale realiteit. Intussen heeft het privatiseringsproces duidelijk gemaakt dat er een hemelsbreed verschil bestaat tussen het declareren van principes en de feitelijke werking van een economisch en maatschappelijk systeem. Ook als verklaring voor de crisis blijft deze redenering om dezelfde reden zwak, ook al leken de empirische feiten de voorspelde negatieve evolutie te bevestigen. Het is niet mogelijk deze discussie alsnog volledig uit te klaren. In Joegoslavië wordt ze al sinds het invoeren van het zelfbestuur gevoerd en gaf ze aanleiding tot de tegenstelling tussen de inkomensschool en de liberale economische school. Vooral bij economische hervormingen en de invoering van stabilisatieplannen kwam deze tegenstelling tot uiting. | |||||||||||||
[pagina 618]
| |||||||||||||
Samenvattend wil ik stellen dat deze verklaring onvoldoende bewijskracht heeft kunnen leveren voor haar bewering dat een socialistische economie onmogelijk is en dat de crisis van de Joegoslavische maatschappij in de eerste plaats te vinden is in het economisch zelfbeheer. Dit wil echter niet zeggen dat de economische problemen, los van het rigide verklaringsschema, niet mede aan de basis lagen van de ondergang van JoegoslaviëGa naar eind[2]. | |||||||||||||
De legitimatietheorieënDe legitimatietheorieën bieden een bredere verklaringsgrond dan de twee vorige visies. Van het eng-economische wordt de focus nu gericht op het algemeen politiek maatschappelijke. En, in tegenstelling tot de theorieën van het nationalisme, zocht men naar een ruimere verklaring, die het nationalisme insluit als slechts één element. De legitimatie van een regime is noodzakelijk voor de stabiliteit en het overleven ervan. Daarbij denkt men aan een relatie tussen gezagsdragers, die hun optreden en het systeem zelf moeten legitimeren of vorige legitimaties in stand houden en actualiseren, en onderhorigen die deze legitimatie moeten aanvaarden. Als die legitimatie in gevaar komt, is de verleiding groot om ze met geweld af te dwingen door bijvoorbeeld het leger in te schakelen. De Britse auteur Gow heeft ontleed hoe de Joegoslavische autoriteiten zich militair poogden te legitimeren. In een eerste fase puurden zij, in casu Tito, hun politieke legitimatie uit de overwinning in de partisanenstrijd. Het multi-nationale karakter van de communistische ideologie van die tijd deed de balans in hun voordeel overhellen. De Britten verkozen de communistische partizanen boven de Servische nationalisten (de Četniks) en de Kroatische Nazi-gezinde nationalisten (de Uštaši's). In een volgende fase kon als gevolg van het Cominform-conflict - de breuk met Stalin - de bevolking gemobiliseerd worden rond een eigen nationaal Joegoslavisch project: de uitbouw van het zelfbestuur. Volgens Gow was hiermee de poging tot legitimatie uitgeput. Vanaf nu zou het regime zich van de ene naar de andere crisis slepen. Wanneer het regime in gevaar kwam, volgde een al dan niet openbaar optreden van de militairen. Een dergelijke crisis ontstond op het einde van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig met de studentenopstand in Belgrado en de Kroatische lente. Tito slaagde er nog in de crisis politiek op te lossen, maar de militairen zaten hem op de hielen. In de jaren tachtig brak de zware economische crisis uit. De terugvallende welvaart ondergroef de legitimatie van het regime in de brede lagen van de bevolking. De militairen mengden zich nu openlijk in de politiek, maar door de onmacht van de politieke klasse | |||||||||||||
[pagina 619]
| |||||||||||||
werd ook hun legitimatiekracht ondermijnd. Op het eerste gezicht lijkt het politieke immobilisme te wijten aan het ontbreken van de figuur van Tito. Gow stelt echter dat Tito evenzeer een onderdeel van het probleem was als wel de oplossing ervan. De legitimatiekracht van de partizanenstrijd was uitgewerkt en er werden volgens Gow geen ernstige nieuwe legitimatiepogingen ondernomen. Hierbij kijkt hij m.i. iets te eenzijdig naar de militaire legitimatie uit de partizanenstrijd en onderschat hij de potentiële legitimatiekracht van het zelfbestuursproject, al groeide de kritiek op de Grondwet van 1974 vanwege de economische crisis. De Amerikaan MagidGa naar eind[3] bekijkt de legitimatieproblematiek veeleer vanuit de receptie en de acceptatie door de burgers. Uit interviews met inwoners van Belgrado besluit de auteur onder meer dat een duidelijk onderscheid gemaakt moet worden tussen het geloof van de burgers in het systeem enerzijds en in de vertegenwoordigers die dit systeem representeren anderzijds. Onder de druk van de economische crisis wordt het geloof in de heersende politieke elite al vlug opgezegd, terwijl het geloof in het systeem nog behouden blijft. Men zoekt de oplossing voor de crisis dan ook in de eerste plaats in nieuwe politieke leiders, en niet meteen in de vervanging van het systeem. Dit verklaart mede het grote succes van Milošević, die eerder systeembehoudend dan wel hervormend optrad. De zwakheid van deze verklaring zit echter in haar regionaal karakter. In Slovenië was de toestand heel anders en eiste men wel systeemhervormende maatregelen. | |||||||||||||
Het falende moderniseringsprocesEen volgende verklaring bekijkt het desintegratieproces vooral in sociologische termen. De Joegoslavische maatschappij is niet uitgegroeid tot een volwaardige maatschappij omdat haar politieke elite het moderniseringsproces niet kon doorvoeren. Deze politiek elite was een sekte, die vastgeroest zat in stalinistisch-bureaucratische schema's. Het communistische eenpartijsysteem verhinderde het tot stand komen van een rechtsstaat waarin de burgerlijke vrijheden en de rechten van de mens gevrijwaard worden. In deze analyse wordt het specifieke karakter van het Joegoslavisch communisme echter gedeeltelijk genegeerd. De mogelijkheid van een transformatieproces zoals dit zich in feite voordeed in Slovenië en, in mindere mate, in Kroatië en andere republieken, wordt niet in de analyse betrokken. De interessante aspecten van het zelfbeheer moesten opgeofferd worden aan de politieke en civiele emancipatie. De politieke transformatie van de maatschappij was immers slechts mogelijk door een negatie van alle vorige systeemkenmerken, ook de positieve. | |||||||||||||
[pagina 620]
| |||||||||||||
Deze kritische kijk op de Joegoslavische maatschappij lijkt me verantwoord omdat een aanvaardbare verklaring van de crisis wordt gegeven. De gewelddadigheid van het desintegratieproces wordt echter nog niet verklaardGa naar eind[4]. | |||||||||||||
Een multicausaal historisch procesEen vijfde verklaring voor het desintegratieproces wenst zich niet duidelijk uit te spreken over welke factoren nu juist determinerend waren voor het verval. Men biedt veeleer een gedetailleerd verloop van het proces, waarbij vele factoren in een ingewikkeld patroon aan de orde komen. Interessant aan deze aanpak is de rijkdom en het contingente karakter. De gebeurtenissen worden niet onmiddellijk in een streng interpretatiekader geduwd en tevens worden mogelijke alternatieven niet zomaar uitgesloten. Daar deze verklaring de feiten op de voet volgt, heeft ze allicht een grotere betrouwbaarheid. Ze vermijdt ook eenvoudige conclusies en gemakkelijke oplossingen, maar daardoor is ze, zeker op korte termijn, niet geschikt voor beleidsmakersGa naar eind[5]. | |||||||||||||
BalansMet uitzondering van de laatste verklaring maken de hier besproken theorieën wellicht te weinig onderscheid tussen de lange termijn oorzaken van de Joegoslavische desintegratie en de explosieve crisis en de oorlog die er op volgde. Ook in de andere Oosteuropese landen kan men vele vergelijkbare structurele fouten aanwijzen, doch met uitzondering van delen van de Sovjetunie kende de transformatie er niet het Joegoslavisch gewelddadig verloop. Auteurs hebben erop gewezen dat juist in Joegoslavië en Rusland het communistische systeem met meer engagement en intense strijd werd ingevoerd dan in andere Oosteuropese ‘satellieten’, die het systeem van buitenuit opgelegd kregen. Tenslotte is er het feit dat Joegoslavië zich al sinds het begin van onze jaartelling op een breukvlak tussen het Westen en het Oosten bevindt. De kerkgeschiedenis van de vroege middeleeuwse Kroatische staat weerspiegelt deze tegenstelling. Het grensgebied Vojna Krajina in Kroatië - de inzet van het eerste gewapend conflict tussen Serviërs en Kroaten - werd in het leven geroepen door de Osmaanse inval op de Balkan op het einde van de veertiende eeuw. Joegoslavië had een interessante off-block status tijdens de Koude Oorlog, maar met de val van de USSR verloor het zijn geopolitieke belang. Als er al een specifieke factor geïsoleerd mag worden in de verklaring van het ongebreidelde uitbarsten van geweld, dan is het wel de desinteresse | |||||||||||||
[pagina 621]
| |||||||||||||
van het Westen. Een grote inzet van middelen is politiek niet meer besteed aan het Joegoslavisch probleem; het komt er nog slechts op aan de verspreiding van het conflict enigszins in te dijken. Deze ‘containment’ strategie heeft enkel tot doel het Europese huis te vrijwaren voor grotere schade. | |||||||||||||
Literatuur
|
|