Streven. Jaargang 62
(1995)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 533]
| |
Jacques Janssen
| |
I hate Mom, I hate Dad‘Smells like teenspirit’, waar gaat het eigenlijk over? Helemaal duidelijk wordt dat ook met de tekst voor ogen niet. Het steeds weer terugkerende refrein waar het lied vooral op scoort, luidt: ‘Here we are now, entertain us, I feel stupid and contagious, here we are now, entertain | |
[pagina 534]
| |
us’. Het is de boodschap van een generatie - de generatie X, de generatie nix - die haar eigen voosheid doorziet en ter discussie stelt, zónder daar iets van te verwachten. De jeugd deugt niet, wil niet deugen en wil vermaakt worden. Wie bezorgd navraagt, krijgt te horen: ‘laat maar zitten’ - ‘well whatever, never mind’. Popsociologe Deena Weinstein spreekt van een cynische generatie, verwijzend naar teksten waarin verlies en mislukking centraal staan. Slechts scepsis en ironie maken die toestand draaglijkGa naar eind[3]. Het protest van Kurt Cobain was welgemeend, fundamenteel en hopeloos. Naar zijn eigen zeggen was zijn recalcitrantie en depressie gebaseerd op een jeugdtrauma. De scheiding van zijn ouders verduisterde zijn wereld en als achtjarig jongetje schreef hij op het behang:
‘I hate Mom, I hate Dad,
Dad hates Mom, Mom hates Dad
It simply makes you want to be sad’
Een ‘poète maudit’ van acht jaar: intelligent, ongedurig, hyperactief, ontembaar, onhandelbaar. De jonge Cobain was bovendien veelbelovend, al zag het er enige tijd naar uit dat hij dat altijd zou blijven en zou eindigen als een zwerver en mislukkeling, onder een van de vele bruggen in Seattle. De vraag was slechts welke. Zijn belangstelling voor muziek en literatuur hield echter een strovuurtje in stand dat, alvorens voorgoed uit te doven, zou uitgroeien tot een planetaire bosbrand. Na enige hand- en spandiensten aan plaatselijke rockbands, formeerde hij met twee lotgenoten, beiden zoals hij kinderen van gescheiden ouders, een eigen band die de naam Nirvana kreeg. ‘Nomen est omen’. Cobain interpreteerde deze naam als ‘volledige vrede na de dood’. Blijkbaar was hij daarnaar op zoek. De band had een alternatief, subversief, ondergronds punk-imago. Het onverwachte succes impliceerde een aanslag op deze pretentie en maakte van de duistere Cobain een stralende ster. Dat kon hij niet verdragen. Authenticiteit en massaliteit, innerlijkheid en openbaarheid waren voor hem onverenigbaar. Hij voelde zich onbegrepen, met name door zijn fans. Zijn muziek was een aanklacht tegen hun manier van leven. In zijn eigen woorden: ‘ze begrijpen niet dat het juist een aanklacht tegen henzelf is. De serieuze studenten, de college-kids die de massa volgen. Het is een aanklacht tegen hun mentaliteit, tegen hun zinloze universiteitsfeestjes. Ja het is frustrerend, maar laat ik eerlijk zijn: de grote massa heeft slechts heel weinig begrepen van de essentie van Nirvana’Ga naar eind[4]. Met het grandioze succes eindigde Cobains leven: nooit zou hij nog iets of iemand anders kunnen worden, zo besefte hij. Met dat perspectief wilde hij of kon hij niet verder, maar hij wist niet hoe te ontsnap- | |
[pagina 535]
| |
pen. In zijn muziek en teksten preludeerde hij op de dood: de laatste CD had in eerste aanleg als titelsong ‘I hate myself, I want to die’. Toen ook de poëzie niet meer hielp, maakte hij daadwerkelijk een einde aan zijn leven. Cobain heeft geprobeerd zijn daad te rechtvaardigen. In een afscheidsbrief gaat hij uitvoerig in op zijn overwegingen: zijn onvermogen, zijn gebrek aan plezier, zijn zieke maag, de angst te doen alsof en dus niet echt te zijn, zijn narcisme. Hij verwijst naar zijn ongelukkige jeugd: ‘sinds mijn zevende heb ik een hekel aan mensen, alleen maar, denk ik, omdat ik te veel van mensen hou’. Hij kon blijkbaar hun onvermogens en tekorten niet verdragen. Cobains protest was rauw. Hij schreeuwde het uit. Hij zocht en vond schuldigen, met name in de industrialisering en commercialisering van de jeugdcultuur. Hij maakte het zich daarbij moeilijker dan de vigerende rockcultuur die sinds de jaren zestig onbekommerd de oudere generatie, de samenleving, de westerse cultuur en het kapitalistische apparaat aanklaagde, tot ze zelf een onderdeel van systeem en establishment geworden was en daarmee van haar roots vervreemdde. Cobain zocht én vond de schuldige primair bij zichzelf, in zichzelf: hij achtte zich verantwoordelijk voor de scheiding van zijn ouders, hij internaliseerde het menselijk tekortGa naar eind[5]. Men hoeft geen psycholoog te zijn om te begrijpen waar dat op uitloopt. Een dergelijk bestaan is ondraaglijk. Het kent geen rustpunt, dan het laatste. ‘Love, peace and empathy’, zo luiden Cobains laatste woorden. Hij kon ze toen pas uitspreken. Zijn fans, de jeugd: zij moeten het ermee doen. | |
Deugt de jeugd?Wat moeten wij ermee? Moeten we er wel iets mee? Volgens velen is de huidige jeugdcultuur een gevaar voor de jeugd en een uitwas van onze manier van leven. Ze noemen jeugdcultuur commercieel, agressief, onzinnig en in die combinatie gevaarlijk. De jeugd die erin meegaat, is idolaat, trendy en slechts op zoek naar surrogaat en verdoving. In het beste geval hebben we te maken met consumptief tijdverdrijf, vluchtige mode, hype. Jeugdcultuur en jeugd moet men overigens onderscheiden. In moraliserende vertogen bestaat nogal eens de neiging de jeugd te identificeren met de cultuur die onder haar label gepropageerd wordt. Laten we eerst het accent leggen op de jeugdcultuur als hedendaags verschijnsel. Het is ook journalistieke en academische mode die jeugdcultuur af te doen als gecommercialiseerde vrijetijdbesteding. Daarbij verwijst men dan graag naar de sixties of zelfs naar Franse dichters als Baudelaire en Rimbaud: toen zou het protest nog echt en welgemeend geweest zijn. Tegenwoordig vermaalt de commercie alles tot fake, tot | |
[pagina 536]
| |
fun: ‘don't worry be happy’. Filosofen als Bloom en Finkielkraut en de socioloog Mestrovic hebben langs deze lijn geargumenteerd. Ook in de lage landen klinkt een dergelijk betoog wijs en lijkt het van inzicht te getuigen. De psycholoog Ter Bogt ziet in de muziek van de jeugd slechts ‘muzikaal behang’ en volgens godsdienstsocioloog Van Tillo is jeugdcultuur een surrogaat-cultuur: ‘de hele jeugdcultuur ontstaat rond de onvolwassenheid en het onvermogen van een jeugd die aarzelt de dominante cultuur te accepteren’Ga naar eind[6]. Zonder de ogen te sluiten voor de beperkingen en tekortkomingen van de jeugdcultuur, die ik overigens graag zou willen uitbreiden naar de totale cultuur, ben ik het met dergelijke stellingnames principieel oneens. Ze doen te weinig moeite achter de dingen te kijken en te zoeken naar hun diepere betekenis. Ze hebben te weinig eerbied voor de cultuur van een ander. Ze zijn arrogant, oppervlakkig en soms wraakzuchtig. Het is de antropologie van de negentiende eeuw, toegepast op de cultuur van de hedendaagse jeugd. Zoals alle cultuur bestaat ook jeugdcultuur per definitie in meervoud: er zijn diverse stijlen en trends die elkaar afwisselen, tegenspreken en soms in elkaar overgaan. Er is altijd ontwikkeling en differentiatie. In onze maatschappij staat alles bovendien onder de constante druk van de commercie, maar dat betekent niet dat alles daartoe gereduceerd kan worden. De rockcultuur die ik hier als uitgangspunt genomen heb, ontstond juist als een protest tegen de commerciële jeugdcultuur. Dat ze daar onvermijdelijk weer in verdwijnen zou, stond bij voorbaat vast. Maar men kan de baan van een raket niet reduceren tot zijn terugval. De agressie die gepaard gaat met het optreden van Nirvana wekt juist de energie op die nodig is om de zwaartekracht van de commerciële samenleving te overwinnen. Zoals er zijn die de jeugd gebrek aan daadkracht verwijten, zo zijn er die haar de agressiviteit nadragen die met een teveel aan daadkracht gepaard gaat. Laten we allereerst vaststellen dat er in veel rockmuziek, juist de meer kritisch gerichte, sprake is van agressieve teksten en agressieve rituelen. Er wordt geschreeuwd, er wordt gevloekt, zo hard als het maar kan. De inventaris gaat aan diggelen en sinds het optreden van ‘The Who’ is het gebruik ontstaan om na het laatste nummer de apparatuur te vernielen. Ook het publiek deelt in het agressieve totaalgebeuren: er zijn dansstijlen ontstaan die nauwelijks van vechten te onderscheiden zijn: men doet aan slamdancing, stagediving en headbanging. Dat kost bloed, zweet en tranen. Wie zonder blauwe plekken buiten komt, heeft niet echt meegedaan. Het eigen lijf wordt in de strijd gegooid, riskant gedrag (met name druggebruik) is voorschrift. Voor het merendeel van de deelnemers loopt het allemaal nog wonderlijk goed af, voor enkelingen, met name de voorgangers, is de | |
[pagina 537]
| |
tragiek soms compleet. Kurt Cobain staat niet alleen, hij is een van de vele, tientallen rockdoden: hij behoort, in de woorden van zijn moeder, tot ‘that stupid club’. Legendarische voorgangers zijn Jimi Hendrix, Janis Joplin, Jim Morrison en Keith Moon: ze stierven allen, zoals Cobain, op 27-jarige leeftijd. Ik wil geen diepere getalsmystiek bedrijven, maar er slechts op wijzen dat 27 jaar in Nederland de uiterste leeftijd van de jeugd is. Pas wie 28 wordt, geldt in alle opzichten als volwassen. Op de grens tussen jeugd en volwassenheid ligt een klein, maar select kerkhof: kruisen staan er als grenspalen. | |
De duivelHet mag nauwelijks verbazing wekken dat dit alles geleid heeft en voortdurend leidt tot verontrusting bij ouders, opvoeders en wetenschappers. De vrees is uitgesproken dat de hedendaagse rockcultuur aanzet tot geweld en eigenlijk van duivelse makelij is. In Amerika zijn ontwenningsprogramma's ontwikkeld, zoals BIC (Back In Control) voor subculturele jongeren. Zij kunnen zich laten ‘de-metallen’ of ‘de-punken’. De deelname is meestal gedwongen, op gerechtelijke uitspraak of op basis van een ouderlijke oekaze. Voorts is een organisatie van verontruste ouders actief - onder oprichters vinden we de huidige vice-president Al Gore en zijn vrouw Tipper - die ernaar streeft gevaarlijke rocknummers, met zogenaamde ‘explicit lyrics’, van waarschuwingsstickers te voorzien. Een dergelijke sticker geeft aan dat een daarvoor in aanmerking komende song of CD een hoog HSS-gehalte heeft: dat wil zeggen handelt over Homocide, Suicide of Satanism. Deze fundamentalistische pedagogiek heeft geleid tot verkettering en verdwazing. Vanuit evangelische hoek, ook in Nederland, wordt regelmatig gewezen op geheime boodschappen die door de baarlijke duivel worden uitgezonden via de rockmuziekGa naar eind[7]. Niet rechtstreeks, maar langs onbewuste weg. Alleen door de muziek achterstevoren te draaien kan men dergelijke boodschappen ook horen. Ze doen echter hun destructieve werk langs subliminale weg. Zo zouden twee jongens zelfmoord gepleegd hebben na het beluisteren van muziek van de groep Judas Priest. In omgekeerde richting zou hun ‘Stained glass’ de tekst ‘do it’ bevatten: dat zou voldoende geweest zijn. De zaak is voor het gerechtshof gebracht. De rechter zag er niets in en was zeer lovend over de volledige medewerking van de band. Die bleek overigens geschokt door het gebeurdeGa naar eind[8]. Het moet dezelfde schok geweest zijn die Goethe voelde toen diverse jongeren na het lezen van Die Leiden des jungen Werthers zelfmoord pleegden. De duivel is oud. Van meet af aan is in de rock 'n roll openlijk geflirt met de duivel. Greil MarcusGa naar eind[9] ziet daarin de voortzetting van de blues- | |
[pagina 538]
| |
cultuur en verwijst met name naar het leven en het werk van Robert Johnson, de legendarische blueszanger die op 27-jarige leeftijd door zijn vrouw vermoord werd. Al bij de Doors, niet zonder reden de ‘demon Doors’ genoemd, en ook bij de Rolling Stones kan men vele voorbeelden vinden. Ook de gedachte dat de duivel zijn boodschappen achterstevoren uitdraagt, is oud maar ze heeft actuele betekenis gekregen sinds dergelijke boodschappen via de taperecorder beluisterd kunnen worden, maar vooral ook omdat een wettig bewijs van duivelse invloed niet via gewone teksten geleverd kan worden. Voor alle directe boodschappen geldt onverkort de vrijheid van meningsuiting, in Amerika vastgelegd in het befaamde First Amendment. Op basis van de tekst ‘keep the world for all it's sinn, its not worth for living in’, duidelijk hoorbaar op de gewraakte LP, kon de groep Judas Priest niet veroordeeld worden. Alleen de subliminale werking van de omgekeerde tekst kan in de aanklacht opgevoerd worden. Morele verontwaardiging mag het onderscheidingsvermogen verminderen, maar prikkelt de juridische creativiteit. Het mogelijke bestaan van subliminale (duivelse) boodschappen is inmiddels aan een wetenschappelijke analyse onderworpen. Voskey en Read hebben in een uitvoerig artikel in de American Psychologist verslag gedaanGa naar eind[10]. Ondanks naarstig zoeken konden zij geen omgekeerde boodschappen achterhalen. Bovendien betogen zij dat de veronderstelde werking wel erg omslachtig en onwaarschijnlijk is. De moderne psychologie biedt geen aanknopingspunten. Zij voegen echter toe, dat wie onduidelijke muziek beluistert - en achterwaarts gespeelde muziek behoort per definitie tot die categorie - hoort wat hij of zij graag hoort, c.q. het meeste vreest. Die vaststelling is van betekenis, ook voor de interpretatie van voorwaarts gespeelde rockmuziek. | |
Rock en agressieUit diverse onderzoekingen blijkt dat rockmuziek agressie niet oproept, maar juist kanaliseert en mitigeert. Jongeren beluisteren rockmuziek als ze boos of verdrietig zijn en het doet hun goed. Ze zeggen dat het hun agressie vermindert, dat het helpt tegen frustratie en depressie en dat het angsten doet afnemenGa naar eind[11]. Vanuit de psychologie past hier enige relativering. Vaststaat dat agressie frustratie doet afnemen en opluchting brengt. Het probleem is echter tot welke prijs. Het zou mooi zijn wanneer ook het vertonen van agressie, zoals bijvoorbeeld te zien bij bokswedstrijden, een dergelijk effect zou hebben. Het tegendeel is het geval gebleken: dergelijke toeschouwers worden eerder agressiever. Hoe zit het nu met de rockmuziek? Biedt die het wondermiddel dat vele | |
[pagina 539]
| |
jongeren erin zien, of is het juist een agressie bevorderend middel, zoals sommige ouderen vrezen? De vraag blijft. Men mag niet uitsluiten dat rockmuziek agressie mitigeert, juist omdat de rockcultuur actieve, ook lijfelijke deelname verlangt. Maar men zou toch dienen te onderhandelen over de prijs: het doel heiligt de middelen immers niet. Althans niet per definitie, of eigenlijk per definitie niet. De belangrijkste functie van de rockmuziek is er volgens mij in gelegen dat agressie gerepresenteerd wordt, ter sprake wordt gebracht en zichtbaar gemaakt. De rockmuziek weerspiegelt de wereld waarin de jongeren leven, het is een symbolische echo. Emile Durkheim heeft in zijn suïcide-studie de functie van de hedendaagse agressieve rockmuziek, zoals door Nirvana vertoond, ‘avant la lettre’ (of beter vóór de muziek uit) omschreven. Zijn boek handelt over de moderne, anomische samenleving, die de mensen de zin van het leven niet langer aanreikt en hen noopt die in zichzelf te zoeken. Hij vervolgt: ‘maar ook op het moment dat de mens zich uit alle macht bevrijdt van de samenleving, ondergaat hij de invloed er nog van. Hoe geïndividualiseerd iedereen ook is, er blijft altijd iets collectiefs: dat zijn de depressie en de melancholie die voortkomen uit die overspannen individualisering. Mensen communiceren door droefenis, als zij niets anders meer te delen hebben’Ga naar eind[12]. De rockmuziek weerspiegelt de hedendaagse crisis. Het is een gebroken spiegel. Geen gesystematiseerde filosofie, waar Durkheim eigenlijk van spreekt, maar toch een levensleer die met een zekere dwang wordt ondergaan. Jongeren tasten met behulp van de rockmuziek naar betekenis: uit alle macht, hardhandig en soms agressief. Dat zoekproces is slechts ten dele cognitief en verstandelijk van aard. Vaak kennen jongeren de letterlijke teksten slecht of slechts schematisch, vaak voeren ze foutieve interpretaties op, vaak horen ze de tekst niets eens, vaak zeggen ze dat de tekst er niet toe doetGa naar eind[13]. Het gaat vooral om mood, not meaning. Zoals de Franse jeugdonderzoeker Seca het samenvat: ‘de stijl van de rock is een zintuiglijk verwarde combinatie, waarin de toehoorder, c.q. kijker de boodschap die de groep voorvoelt, moet raden uit allerlei aanwijzingen die niet allemaal duidelijk zijn’Ga naar eind[14]. De Nirvana-act laat een duidelijke illustratie van dit constructieproces zien. | |
Icarus en PhaëthonOok in de voortdurende mislukking van haar streven representeert de rockmuziek de crisis van de hedendaagse cultuur. Juist doordat het agressieve verzet tegen de samenleving, en zelfs suïcide en zelfdestructie commercieel worden uitgebaat. Cobains afscheidsbrief werd tijdens een openbare rouwbijeenkomst in Seattle gedeeltelijk voorgelezen door | |
[pagina 540]
| |
zijn vrouw, Courtney, ook een bekende in de rockwereld. Snikkend onderbrak zij haar voorlezing met woorden als fuck en asshole, bij de TV-uitzending door het hypocriete MTV keurig tot piepjes verwerkt. De weduwe vroeg af en toe het teenerpubliek samen met haar asshole te roepen. Een ongewone, maar binnen het jeugdculturele kader acceptabele manier van rouwverwerking, althans een begin daarvan. Inmiddels is de complete afscheidsbrief op een t-shirt afgedrukt en in massaproduktie genomen. Niets is heilig: ook de dood, ook de laatste brief is handel. De massacultuur regeert tot over het grafGa naar eind[15]. Om eraan te ontsnappen, helpt suïcide niet. Inderdaad: asshole. Wie omkijkt naar de jeugdcultuur sinds de jaren zestig, ziet nog slechts de boeien die de gezonken idealen van voorbije generaties markeren. Nirvana zal daaraan worden toegevoegd: het schip maakt al slagzij. Tussen de boeien varen de scheepjes van de gemiddelde jeugd. Van een afstand overzien zij het slagveld. Véél méér risico dan het kopen van te veel CD's nemen zij niet. Maar het risico, het experiment en de bijzondere ervaring die rocksterren uitbeelden, intrigeren hen. Ze laten hen kijken over de rand, voor een paar tientjes. Zoals Roby Krieger, de gitarist van ‘The Doors’ zei over Jim Morrison, het idool uit de jaren zestig wiens graf op Père Lachaise tot een bedevaartsoord is uitgegroeid: ‘Ik denk dat een echte superster die steeds in de publieke belangstelling staat en die altijd op het randje leeft, werkelijk voor ons allemaal leeft. Hij leeft niet meer voor zichzelf en wij kunnen ons laten gaan via die persoon. Maar, in dat proces verliest die zijn eigen zelf’. Zo verging het Jim Morrison, zo verging het Kurt Cobain, de Icarus en de Phaëthon van de hedendaagse jeugdcultuur. Ze gaan te hoog, te hard, te ver. De tragiek van de jeugdculturele avantgarde is klassiek. Hans Heinrich Muchow vatte die in een studie uit 1962 aldus samen: ‘de jonge mensen die het noodlot aanwijst om de omslag van de tijdgeest te dragen, betalen de opstand van hun generatie met een leed dat hun ondergang dreigend nabij brengt of veroorzaakt. Het zijn tragische persoonlijkheden’Ga naar eind[16]. De jeugdculturele voorlopers dansen als sjamanen, op de rand van de vulkaan. Ze vallen over de rand en markeren daarmee de afgrond voor hun volgelingen. De sjamaan gaat eraan, maar het volk leeft nog lang en gelukkig. De rattenvanger van Hamelen gespiegeld: hij verdwijnt, ‘the kids are allright’. Als ik het goed begrijp, leert de jeugd van Cobain dat leven ‘klote’ is, maar dat je beter geen zelfmoord kan plegen. Dat helpt niet, dat hoort niet. Er wordt ook vanuit de jeugdcultuur commentaar geleverd op Cobains daad. R.E.M., Pearl Jam en Senéad O'Connor hebben hun muzikale medeleven laten blijken. Neil Young wiens beroemde frase ‘it's better to burn out than to fade away’ door Cobain werd aangehaald | |
[pagina 541]
| |
in zijn laatste brief, schrok van de consequentie van zijn woorden. Zelf is hij er al sinds de jaren zestig in geslaagd die tekst symbolisch op te vatten. Even dacht hij eraan zijn gitaar aan de wilgen te hangen. Inmiddels heeft hij de schok verwerkt op zijn laatste CD, die tal van commentaren bevat bij Cobains vrijwillige dood. De titelsong ‘Sleeps with angels’ is het meest expliciet. | |
Grijpen en begrijpenBegrijpt de jeugd dit nu allemaal? Refereer ik niet aan ingewikkelde, half-intellectuele interpretaties die de meesten ver boven de pet gaan? Ook Cobain zelf, zo bleek in het voorgaande, had geen hoge dunk van zijn publiek. Hij voelde zich niet begrepen, de identificatie was niet wederzijds. Ik twijfel, maar zoek daar dan toch voorlopig mijn voordeel in. Vooral het beter opgeleide deel van de jeugd zal zich informeren, maar zij dragen dat weer verderGa naar eind[17]. Ik denk ook dat er behoefte aan informatie is onder brede lagen: men wil weten en begrijpen wat er gebeurd is, waar het eigenlijk om ging. De ‘Nirvana-Newsgroup’ van Internet mag zich verheugen in een nog steeds groeiende belangstelling. Het is een belangrijke taak van journalisten, wetenschappers en opvoeders hun informatieve bijdrage te leveren. Ik vind nog wat extra steun voor mijn veronderstelling dat de jeugd betekenis ziet of minstens zoekt, off all places in de Brabantse herinneringen van Van Duinkerken. Van Duinkerken verhaalt hoe een broeder onder zijn medestudenten aan de Tilburgse Leergangen de professor vroeg of het meisje aan wie Hooft een liefdesgedicht had opgedragen, dat zij nu al vier weken analyseerden, dit gedicht wel begrepen kon hebben. De professor antwoordde dat een broeder zich niet moet inlaten met zaken waar hij geen verstand van heeft; hij voegde daar nog aan toe dat een dergelijk complex gedicht weliswaar onbegrijpelijk is, maar dat Hooft hoopte dat het meisje hem om uitleg zou komen vragen. Een dergelijk proces voltrekt zich in de interactie met jeugdculturen. Jongeren zoeken betekenis en wij mogen hopen dat ze er ons naar vragen. Zoals de broeder hebben we er eigenlijk geen verstand van. We dienen dan ook op een afstand te blijven terwijl de voorstelling loopt en het jeugdculturele leerproces zich voltrekt. Ook broedende kuikens mag men niet storen. Marcel Pagnol noemde de adolescentie in zijn mémoires ‘le temps des secrets’. Wie de jeugd haar geheimen ontneemt, ontluistert haar. De leraar Engels die vanuit bekommernis de teksten van Nirvana in de klas gaat behandelen, maakt een historische fout. Hij spiekt, hij is een voyeur. De jeugd probeert te ontsnappen door haar protest in duister taalgebruik en onverstaanbare teksten onder te brengen. Zij zoekt beslotenheid. Zelden is dat fraaier geïllustreerd dan | |
[pagina 542]
| |
in hedendaagse computerspelletjes waar volwassenen de vingervlugheid voor missen. De homo nintendo is temidden van zijn familie afwezig en ongrijpbaar. In de Franse psychologie wordt gesproken van een ‘autarcie technologique’Ga naar eind[18]. Betekent dat dan dat jeugdcultuur altijd positief is, dat de volwassenen slechts lijdelijk mogen toezien? Er zijn varianten van rockmuziek die ongeacht hun psychologische functie, verwerpelijk zijn. Ik denk met name aan de rechtsextreme hardrock die de laatste jaren in Engeland en Duitsland te horen is. Al in de namen van de rockgroepen wordt hun sympathie duidelijk: ‘Störkraft’, ‘Sturmtruppen’, ‘Endsieg’, ‘Volkszorn’Ga naar eind[19]. Men mag met Flip Vuijsje hopen dat het allemaal slechte muziek isGa naar eind[20]. Maar wat te doen, als dat nu eens niet zo is? Jongeren, zo wist Erasmus al, gaan soms te ver, maar het is erger, zo zei hij vervolgens, wanneer ouderen dat stilzwijgend goedkeuren. De afstand die ouderen dienen te bewaren, geeft hun tegelijkertijd recht op een eigen mening. Die moet dan wel goed onderbouwd zijn en kan niet slechts afgaan op interpretaties die bepaalde gedragingen en teksten bij eerste lezing oproepen. | |
Das UngefährJeugdcultuur is noch zonder meer negatief, noch zonder meer positief voor degenen die erin op gaan. Men kan niet per definitie bepalen of zij agressie bevordert of agressie kanaliseert. Jeugdcultuur en dan met name rockmuziek is vóór alles een communicatiemiddel: het maakt de agressie die er al is en waar onze maatschappij mee vol zit, bespreekbaar. De hopeloze, cynische, melancholische, apocalyptische en soms agressieve teksten zijn een symbolische echo in duistere taal van een maatschappelijke toestand. Ook existentiële, morele en religieuze vragen en problemen maken daar deel van uit. Jeugdcultuur zie ik vervolgens als een mogelijkheid voor jongeren om al doende een moraal op te doen. Volker Schlöndorf heeft dit in zijn verfilming van de jonge Törless (het boek is van Musil, uit 1911) fraai weergegeven. Törless legt aan het einde van de film uit waarom hij lijdelijk bleef toezien hoe een klasgenoot mishandeld werd. Hij zegt: ‘Ik wilde weten hoe het mogelijk is, wat gebeurt wanneer een mens zich vernedert en hij plotseling wreedaardig handelt. Vroeger dacht ik dat dan de wereld in moest storten. Nu weet ik dat dat niet gebeurt. Wat zo verschrikkelijk uitziet en van veraf zo onvoorstelbaar, gebeurt gewoon, heel rustig en vanzelfsprekend. En daarom moet men er zich voor hoeden. Dat heb ik geleerd’. Wie het zelfregulerend vermogen van jeugdculturen ontkent, heeft het pleit al verloren. Opvoeden dient te geschieden van een afstand, | |
[pagina 543]
| |
bij benadering en altijd met het voordeel van de twijfel. Zoals Lichtenberg het in zijn kladboeken zegt: niets is heilzamer in de opvoeding dan ‘das Ungefähr’. Zonder het minimale vertrouwen dat de jeugd deugt en het leven eigenlijk zelf wel aankan, gaat het niet. Men moet interesseren en stimuleren, maar ook afwachten en met Hooft hopen dat ze op een dag eigener beweging komen vragen. |
|