Streven. Jaargang 62
(1995)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 515]
| |
Yves Nalet
| |
De markt van de dagbladenHet Economisch Dagblad rapporteerde in 1994 dat er nu 2.100 dagbladen te koop zijn en dat de kwaliteit verbeterd is. De kranten geven nu nieuws, meer dan ideologische beschouwingen. Hun totale oplage is het dubbele van 1979. Ook technisch gingen zij vooruit: ze werken met elektronisch fotozetwerk, soms in kleuren. Hun inkomsten uit advertenties zijn in vier jaar vervijfvoudigd tot 3,37 miljard yuanGa naar eind[1]. Maar niet alle bladen staan zo sterk en voor een aantal van hen is de oude bekommernis om de ideologie nog altijd een hinderpaal. Opmerkelijke voorbeelden van de groei zijn: [1] de Volkskrant, een partijblad, heeft nu streekedities; [2] het partijblad Wetenschap en Technologie heeft dagelijks drie pagina's monografieën over techniek, ecologie, computers, communicatie, enz., plus een zondagseditie over cultuur ‘vanuit wetenschappelijk oogpunt’; [3] er zijn nu 128 avond- | |
[pagina 516]
| |
bladen, tegen vier in 1950, 90% van hun abonnees zijn privé-personen; [4] één van de oorspronkelijke vier avondbladen, Xinmin Avondnieuws, heeft een bijhuis opgericht in Los Angeles voor zijn distributie in de Verenigde Staten. | |
Niet alles wat blinkt...Geleidelijk heeft de overheid nu wel reglementeringen ingevoerd om de vloed publikaties in te dijken: huisorganen mogen geen advertenties opnemen en niet verkocht of uitgedeeld worden buiten het bedrijf of de vereniging. Reclamebladen mogen zich niet als kranten voordoen en hun medewerkers niet het statuut van journalist geven. De overheid doet pogingen om een eigen definitie te ontwerpen: ‘alleen wie nieuws brengt behoort bij de pers’; zij verzet zich tegen de vloedgolf van de publiciteit. Achter dit streven steekt de bezorgdheid voor de partijpers. Partijbladen die zich tot nog toe niet te bekommeren hadden over hun verkoop, zijn nu van alle kanten bedreigd. De grootste onder hen zagen hun oplage met 20% teruglopen. Mogen de commerciële nieuwkomers, inclusief degene die ‘hun profijt zoeken in moordverhalen en pornografie’, de ernstige bladen uit de markt duwen? De partij heeft nu aangekondigd dat zij in 1995 ‘de markt opgaat’ met haar bladen. Maar zij heeft wel bezwaar tegen te opzichtige ‘weekendpagina's’ en wil niet dat men de markt laat beslissen over het lot van de partijbladen. De verspreiding van de Volkskrant is toch ‘een zaak van nationaal belang’ en ‘een ernstige politieke taak’ waar het Departement Propaganda en Organisatie van het Centrale Comité en het Ministerie van Post en Telecommunicatie voor instaan. In september 1994 is door het provinciebestuur van Jilin een lijst van elf voorkeurtitels opgesteld, waarvan er vier absolute voorrang moeten krijgen: de Volkskrant, het Dagblad van Jilin, en de twee tijdschriften Zoeken naar waarheid en de Nieuwe lange mars. Die elf ‘vertolken het beste de politieke lijn, de beslissingen en de propaganda van de partij’. De besturen van de gemeenten en de districten moeten onverwijld quota opleggen aan alle besturen, departementen en groepen, die immers ‘hun abonnementen betalen met staatsgeld’. Ten tweede eist de partij de volle inzet van de postdiensten als ‘bijzonderste distributieorgaan’ van de partijbladen. Ten derde zal de partij optreden tegen al de concurrenten die ‘het distributiesysteem dwarsbomen’ ten koste van haar bladen. Tenslotte heeft het Centrale Comité in januari 1994 een verbod op nieuwe kranten uitgevaardigd. Daarna is aan een aantal bestaande kranten de verlenging van hun licentie geweigerd, soms omdat hun inhoud te licht geacht werd. | |
[pagina 517]
| |
De ideologische strategieIn dezelfde maand januari 1994 heeft secretaris-generaal Jiang Zemin op een nationale conferentie van de propagandaleiders vier taken voorgehouden. De belangrijkste: ‘aan alle partijleden Deng Xiaopings theorie over de opbouw van het socialisme van het Chinese type bezorgen’ en een ‘grondige studie van Dengs verzamelde werken’ stimuleren. Tegen het einde van het jaar waren al ‘enkele duizenden studies’ geschreven over Dengs theorie, die intussen een ‘wetenschappelijk systeem’ was geworden. In januari 1995 meldde de pers dat het machtigste drukwerk van 1994 de herziene uitgave was van Deng Xiaopings verzamelde Werken I en II. De andere drie taken waren: [1] de partijstandpunten propageren via de media (‘leiding geven aan de media’); [2] politieke en morele opvoeding (liefde voor het vaderland, collectivisme, enz.); [3] het stimuleren en belonen van artistieke creaties met de juiste ideologische waarde. | |
Leiding geven aan de mediaDe media ‘bereiken nu dag in dag uit de massa’, niemand ontsnapt aan hun invloed. De partij draagt dus de cruciale verantwoordelijkheid om de boodschap van de media te ‘sturen’ en dat levert een stel gedragsregels op: [1] geen alarmerende berichten over overstromingen en droogte en hun negatieve weerslag op de produktie; [2] verslagen over de strijd tegen de corruptie beperken tot wat het Centrale Comité erover meedeelt; [3] geen sensatiezucht in verhalen over landarbeiders en wilde migratie, wel wijzen op de positieve kanten van die feiten; [4] over prostitutie en verdovende middelen berichten in de lijn van de politiek terzake en de toestand niet zwart afschilderen; [5] ‘zeer omzichtig’ rapporteren over de hervorming van bedrijven, vooral over falingen, want die hervorming is van het hoogste belang voor het land; [6] positief berichten over de beurs en geen ongevallen melden (aandeelhouders die alles verloren hebben en zelfmoord plegen). In dezelfde zin moet het buitenlands nieuws vooral melden wat gunstig is voor China, de stabiliteit en de vrede in de wereld. In november 1994 is beslist dat journalisten uit de Chinese Volksrepubliek niet mogen schrijven voor buitenlandse bladen; in januari 1995 heeft het hof van beroep op grond van die beslissing de veroordeling tot zes jaar opsluiting bevestigd voor Gao Yu, voormalig uitgever van Beijings Economisch Weekblad, die gepubliceerd had in Hong Kong. Er is verder nog beslist dat journalisten van nationale bladen niet mogen schrijven in lokale bladen, opdat zij niet langs die weg | |
[pagina 518]
| |
zouden bekend maken wat niet in de nationale bladen mag verschijnen. Nog in november 1994 herinnerde de minister van radio, film en televisie, Sun Jiazheng, eraan dat de TV ‘de ideologische en politieke lijn van het Centrale Comité moet volgen’, Dengs ‘socialisme van het Chinese type’ moet steunen en op een voorbeeldige en positieve wijze het standpunt van de partij bekend maken. En hij zette meteen de puntjes op de i: [1] nooit enigermate in twijfel trekken dat Dengs theorie de basisdoctrine van de partij is; [2] nooit enige aarzeling laten merken omtrent ‘het centraal sturen van de economische opbouw’, duidelijk de hervorming steunen, met name de macro-controle, financiën en belastingen, buitenlandse handel, hervorming van de staatsbedrijven en de sociale zekerheid. Ook volop aandacht geven aan de problemen van de landbouw en de dorpen en laten horen dat de boeren wel wat beters te doen hebben dan naar de stad te verhuizen; [3] nadrukkelijk de hogere vormen van kunst, die ‘de laatste tijd verwaarloosd zijn’, steunen, maar toch ook liedjes uit Hong Kong en Taiwan uitzenden; [4] bijzonder aandacht geven aan het sociale leven en de morele waarden: wat is het effect van de markteconomie op de relaties tussen personen? Op de jeugd? Waar leven wij voor, en wat laten wij bij onze dood na aan onze nazaten? Dit zijn geen ‘lege vragen’; er moeten debatten over zijn en positieve antwoorden in de media. Het is uitermate belangrijk geen ‘sprookjesbeeld van het leven’ voor te houden en te voorkomen dat de markteconomie ‘het wederzijdse vertrouwen vernietigt’. | |
De opbouw van de partijAchter deze gedragsregels steekt het ongeduldige streven van het Vierde Plenum naar een sterkere partij, meer democratisch centralisme en een grotere macht voor het Centraal Comité. De oude linkse garde spaart haar kritiek niet op de revisionistische opvattingen van Deng Xiaoping; zijn theorie moet nog ‘de test van de praktijk’ doorstaan, stelde Deng Liqun en de partij zal reddeloos ten onder gaan als ze niet terugkeert naar het ‘socialisme van de marxistische school’. Ook Wang Renzhi beschuldigde de partij ‘het marxisme volledig verloochend te hebben’. Een vicepresident van de Centrale Partijschool, Gong Yuzhi, wees van zijn kant in november op vier alarmerende symptomen: [1] de partij is de culturele revolutie nog niet helemaal te boven gekomen; [2] de hervorming en de openheid vereisen ‘nieuwe vormen en methodes’ en we zitten nog met het acute probleem van de corruptie binnen de partij; [3] de teloorgang van het communisme in Rusland | |
[pagina 519]
| |
en Oost-Europa is een ernstige handicap; dodelijk is die volgens Deng Xiaoping echter niet: voor de partij kunnen de onderlinge twisten tussen de landen nieuwe kansen bieden; de partij moet ook zorgen voor ‘economische vooruitgang en verbetering van de levensomstandigheden’; dat alles vergt natuurlijk discipline en idealisme bij de leden van de partij, van hoog tot laag; [4] van de 54 miljoen partijleden zijn er twee procent op rust gestelde veteranen van de revolutionaire oorlogen; een vierde is lid geworden tussen 1949 en 1966 en zij moeten zich nu bekwamen in de nieuwe taak en de vereiste nieuwe vaardigheden; de overige drie kwart moet nog zowat alles leren van de (oude en nieuwe) communistische organisatie en idealen. Maar hoe kan het heldhaftige ethos van vroeger tot bloei komen in een organisatie die teert op corruptie? De opbouw van de partij is dus wel een ‘groots nieuw project’, zoniet een onmogelijke opdracht. Het is niet duidelijk of er op dit ogenblik al eensgezindheid bestaat over dit gezondheidsbulletin van de partij. Heeft links gelijk als het beweert dat de partij niet meer dan 50.000 overtuigde leden telt? Of moet je de officiële uitspraak geloven dat de corruptie ‘beperkt blijft tot een kleine minderheid’? Maar waarom heet dit dan ‘het hoofdprobleem in de ogen van het volk’? Is het waar dat de economische successen van China het bewijs zijn dat de partij gezond is en het vertrouwen geniet van de bevolking? Of hebben de strategen van het Centrale Comité gelijk die op het einde van 1994 voorspelden dat de partij een zware tijd zal doormaken in het begin van de volgende eeuw. | |
De wetenschappelijke theorie van Deng XiaopingHet ministerie van propaganda zweert steeds meer bij Dengs ‘wetenschappelijke theorie over de socialistische opbouw van het Chinese type’: alleen die kan de partij redden; zij is de ‘nieuwe theoretische richting’, ja het ‘basisobjectief’ voor de opbouw van de partij. In 1995 moeten alle leden van de partij de drie boekdelen van Dengs Geselecteerde werken lezen, en niet zo maar ‘met de natte vinger’ of met alleen maar aandacht voor de ‘letterlijke’ betekenis. Wat is dan deze theorie? In januari heeft de Volkskrant hierop geantwoord dat het werk een waaier van onderwerpen bestrijkt, waarvan de bijzonderste twee op dit ogenblik zijn: [1] de stelling dat de vrije markt niet hetzelfde is als het kapitalisme; [2] de bevordering van ‘democratie en legaliteit’, een sterk gezag van het Centrale Comité en de sociale en politieke stabiliteit (‘stabiliteit gaat vóór alles’). ‘Democratie’ is hier gelijk aan ‘democratisch centralisme’. Alles bij elkaar is het een programma om het Centrale Comité de macht over de | |
[pagina 520]
| |
markteconomie toe te spelen. Omdat er uit de linkse hoek kritiek is op Deng Xiaopings ‘marxisme’, sparen de propagandisten geen inkt om Deng voor te stellen als het hedendaagse ‘boegbeeld van het marxisme’. In december schreef de Krant van Guangming dat Dengs ‘wetenschappelijke kijk’ op de basisprincipes van het marxisme bestaat uit een dialectisch en een historisch materialisme. Het eerste is ‘de waarheid zoeken in de feiten’, het tweede ‘de produktieve krachten ontwikkelen’. Die twee vormen ook voor de partij de ‘basisrichting die in geen honderd jaar zal veranderen’. | |
Nieuwe thema'sDe propagandadiensten beklemtonen ook voortdurend dat het Vierde Plenum en zijn directieven voor de opbouw van de partij niets afdoen van de hoofdlijnen die Jiang Zemin in het begin van 1994 opstelde. Zij werden samengebald in een slogan van twintig schrifttekens: ‘Grijp kansen, verdiep hervorming, verbreed openheid, stimuleer ontwikkeling, handhaaf stabiliteit’. Deze formule is ook in 1995 nog de hoeksteen, maar ‘grijp de kansen’ (Dengs idee dat China de buitenlandse mogendheden tegen elkaar kan uitspelen) is wat op de achtergrond geraakt. Nu staat stabiliteit voorop, met de klemtoon op de ‘eenheid van (politieke) leer’, het gezag van het Centrale Comité en de ‘algemene situatie’, d.i. de plicht van de leidende kaders van hoog tot laag rekening te houden met de realiteit van de partij ‘als geheel’. Ook is de oude spreuk ‘het hele land is als één schaakbord’ weer boven gekomen; met name de voorstanders van een planeconomie gebruiken ze graag. Zo is dan voor 1995 de juiste boodschap, in 16 schrifttekens: ‘één (politieke) leer, het geheel overzien, stevige samenwerking, ernstig werken’. ‘Het geheel overzien’ is bijzonder nodig in vier domeinen: buitenlandse handel, hervorming van de staatsbedrijven, macro-controle en opbouw van de partij. Er worden toespelingen gemaakt op kaders die menen dat de methode van ‘het éne schaakbord’ niet langer geldt, nu de planeconomie tot het verleden behoort. ‘Ernstig werken’ slaat op de hervorming van de partij en haar manier van werken, die beschreven wordt als oppervlakkig, wereldvreemd (zij raadpleegt de bevolking niet), leugenachtig en TV-kijkend (geen boeken lezend). Corruptie wordt hier niet genoemd, maar de ‘leugens’ van de partijkaders, een grote klacht van het publiek, krijgen de volle aandacht: vervalste cijfers, eenzijdige rapporten, fraude, pretentie en overdrijving. | |
[pagina 521]
| |
Op 18 januari 1995 stonden op de voorpagina van de Volkskrant twee foto's van Jiang Zemin, op dezelfde dag gemaakt. Op de ene was hij naar socialistisch gebruik gekleed om de veteranen van het Rode Leger te groeten op de zestigste verjaardag van de Conferentie van Zunyi; op de tweede was hij in pak en das voor de schouwing van een detachement van het Volksbevrijdingsleger, naast zijn gast, de president van Witrusland. Twee foto's die goed de gespletenheid illustreren van de partij en haar leiding. De propagandadiensten gebruikten de herdenking van Zunyi om eraan te herinneren dat de partij toen het ‘linkse avontuur’ van Wang Ming afwees en resoluut koos voor het realisme van Mao Zedong. Die beslissing had de eenheid van het Centrale Comité rond de kernfiguur van Mao verstevigd en de partij gered die van alle zijden bedreigd was. M.a.w. de vergadering in de bergen van Guizhou in januari 1935 ‘toont ons duidelijk’ dat de partij de basisprincipes van het marxisme moet afstemmen op de Chinese situatie; ‘een sterk centraal leidend collectief moet hebben, één met zijn kern’; moet ijveren voor ideologische eenheid, politieke standvastigheid en organisatorische samenhang, zoals het ‘de voorhoede van het proletariaat past’. Tegen het historische fresco van Zunyi ziet men natuurlijk nog duidelijker de vele verschillen tussen de partij (en haar ‘kern’) van toen en die van nu. De boodschap is hoe dan ook heel duidelijk: op dit ogenblik is er geen ruimte voor meer persvrijheid. Dit artikel verscheen eerder in het Chinese jezuïetentijdschrift China News Analysis (15/3/95, nr. 1531) onder de titel The Press and its Market. After the Fourth Plenum. Vertaling: Geert Boeve. |