actief betrokken zijn. Bij opdringerige verkopers zijn programmaboekjes verkrijgbaar, waarin staat aangegeven hoe laat en vanuit welke kerk welke broederschap vertrekt, en waar men het beste zicht heeft op de stoeten. De televisie zal dagelijks rechtstreekse reportages verzorgen vanaf het middaguur tot ver na middernacht. Om half twee in de middag vertrekt als eerste de broederschap van ‘La Paz’, die 1300 nazarenos telt (mannen met hoge Ku-Klux-Klan-puntmutsen die slechts de ogen vrijlaten; zij lopen vaak blootsvoets en torsen een of meer houten kruisen, of dragen kaarsen) en 84 costaleros (mannen die de loodzware beeldengroepen op hun nek torsen, verscholen onder fluwelen dekkleden; de functie van costalero is overigens slechts tegen betaling te verwerven). De eerste paso toont telkens een scène uit het lijdensverhaal van Jezus; de tweede een wenende Madonna, rijk gekleed in kant en behangen met zilveren sieraden. Talloze in de wind druipende kaarsen, gevat in gouden en zilveren houders, zetten de beelden in een goudgele gloed, en een overdaad aan bloemen, meestal witte of rode anjers en paarse irissen, staan in zilveren vazen of bedekken als een tapijt de bodem van de paso. Aan de stoet gaat de bacalao (letterlijk ‘kabeljauw’) vooraf, een vaandel dat vanonder is samengebonden en aldus de vorm aanneemt van een stokvis; in het Sevillaans dialect betekent het woord tevens ‘mooie jongen’. Het is fascinerend te zien hoe de paso voorbijtrekt, met de gratie van een olifant heen en weer schommelend, af en toe schutterig schuddend. Soms gooien de dragers het plateau enkele decimeters omhoog, en vangen het weer op met hun schouders, alsof op die manier hun zware last lichter wordt. Om de 25 meter wordt er gerust om zich het zweet van het lijf te vegen en water te drinken.
‘Agua?’, vraagt bij elke stop een man met een emmer, en naar believen reikt hij bekers rond.
Waar de stoet voorbijgaat, staan de mensen schouder aan schouder samengeperst. Volksvroomheid en kermissfeer gaan hand in hand. Er wordt gerookt en gebeden. Enigszins aangeschoten pubers banen zich luidruchtig een weg tussen vrome vrouwen en mannen op leeftijd. Af en toe maakt iemand zich los uit het publiek en stormt naar het midden van de straat, keert zich naar de Madonna, en loopt steeds sneller achteruit, het oog op haar gefixeerd, totdat de paso hem of haar bijna ‘overrijdt’. Het is een manier om de intense betrokkenheid bij het gebeuren van de Goede Week tot uitdrukking te brengen, zo legt mijn gastheer en gids Alberto uit.
Keer op keer, in telkens wisselende taferelen, op steeds andere plaatsen in de stad, tekent het lijdensverhaal zich af. Het is een overdonderende indruk en een fysiek doodvermoeiende aangelegenheid voor wie niet vertrouwd is met deze vormen van devotie. Ver na middernacht besluiten we naar huis te gaan. We hebben vijf van de acht