Streven. Jaargang 62
(1995)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 306]
| |
Tom Sauer
| |
[pagina 307]
| |
ceerd, immers hebben bij een onbeperkte verlenging als op die manier hun enig drukkingsmiddel om de doelstellingen van het NPV te realiseren, verloren gaat? Art. X is er gekomen op vraag van de NNWS uit het Noorden en meer bepaald van Italië, Duitsland en Japan, terwijl het nu vooral de staten uit het Zuiden zijn die ageren tegen een onbeperkte verlenging. Landen zoals Egypte, Indonesië, Mexico, Nigeria en Venezuela nemen hier het voortouw. In dit artikel wil ik nagaan in hoeverre de doelstellingen van het NPV zijn bereikt en welke stappen men in de toekomst dient te zetten om het non-proliferatie regime te versterken. De drie voornaamste objectieven van het NPV zijn: [1] het tegengaan van de verspreiding van nucleaire wapens; [2] het stimuleren van het vredevol gebruik van nucleaire energie; en [3] nucleaire ontwapening. | |
Non-proliferatie van nucleaire wapens (art. I-III)Het NPV verbiedt de Nucleaire Wapens Staten (NWS) nucleaire wapens of andere nucleaire explosieven te leveren aan om het even welk land (art. I) en verbiedt de NNWS die het NPV hebben ondertekend om nucleaire wapens of andere nucleaire explosieven te ontvangen of te produceren (art. II). Controles uitgevoerd door het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA) hebben enkel betrekking op splijtbaar materiaal (art. III). De situatie bij de ondertekening van het NPV in 1968 was de volgende: naast de VS, de USSR en het VK (die allen reeds tijdens de Tweede Wereldoorlog in een ver gevorderd onderzoeks-stadium verkeerden) waren er slechts twee staten in geslaagd om nucleaire wapens te produceren: Frankrijk (1960) en China (1964). Beiden werden pas in 1992 lid van het NPV. Het NPV institutionaliseerde het bestaan van deze vijf NWS - toevallig (of niet?) ook de permanente leden van de Veiligheidsraad - door NWS te definiëren als staten die vóór 1 januari 1967 een nucleair wapen of explosief hadden geproduceerd en getest (art. IX). Het discriminerend aspect zit hem niet in deze definitie ‘in se’, maar in het feit dat het NPV de NWS andere verplichtingen oplegt dan de NNWS. Het meest frappante onderscheid is dat NNWS controles door het IAEA moeten toelaten wat hun niet-militair nucleair programma betreft, terwijl dit niet het geval is voor de NWS. Dit is dan ook het hoofdmotief voor India om het NPV niet te ondertekenen. Maar ook westerse NNWS als Zwitserland en België ijveren voor meer gelijke plichten wat de IAEA controles betreft. Cruciaal bij het inschatten van de verdienste van het NPV op het vlak van de niet-verspreiding van nucleaire wapens - de zoge- | |
[pagina 308]
| |
naamde horizontale proliferatie - zijn de verwachtingen die hieromtrent bestonden. Indien men er, zoals President Kennedy indertijd, van uitgaat dat de wereld na een kwart eeuw 30 of 40 staten met nucleaire wapens zou tellen, dan kan het NPV zonder twijfel een succes worden genoemd. Momenteel zijn een 40-tal landen immers in staat nucleaire wapens te produceren. Blijkbaar achten zij het (nog) niet van vitaal belang om veel tijd, energie en financiële middelen aan de produktie van nucleaire wapens te besteden. Niet één van de NNWS heeft echter openlijk zijn verplichtingen i.v.m. het NPV opgezegd, al heeft Noord-Korea er wel mee gedreigd. En het is een feit dat het merendeel van de staten geen nucleaire wapens bezitten of zelfs belangstelling in die richting tonen. Dit is echter nog geen reden om te gaan jubelen. Indien men er van uitgaat dat de verspreiding van nucleaire wapens een gevaar inhoudt voor de internationale vrede en veiligheidGa naar eind[1] - zoals ondermeer in januari 1992 door de staats- en regeringsleiders in de Veiligheidsraad werd bepaald - dan betekent in principe zelfs het bestaan van één niet-NWS met nucleaire wapens, een mislukking van het vooropgestelde doel: de niet-verspreiding van nucleaire wapens. Welke staten - behoudens de vijf NWS - zien momenteel heil in het bezit van nucleaire wapens? Eerst en vooral zijn er de drie ‘de facto’ NWS - ook wel eens ‘threshold states’ genoemd - Israël, India en Pakistan. Van Israël wordt aangenomen dat het meer dan 100 nucleaire wapens bezit. India en Pakistan zouden in staat zijn om op korte termijn nucleaire wapens aan te maken. Geen van hen heeft het NPV ondertekend en het ziet er ook niet naar uit dat dit in de nabije toekomst zal gebeuren. Daarnaast - en dit is een uiterst gevaarlijk fenomeen - zien we de laatste tijd ook NNWS (die dus het NPV hebben geratificeerd) naar nucleaire wapens lonken. Irak was duidelijk in overtreding met het NPV en de moeilijkheden die Noord-Korea heeft gemaakt, bewijzen dat ook zij blijkbaar iets te verbergen hadden (hebben). Mocht deze evolutie niet zijn tegengehouden - en men kan discussiëren over de manier waarop - dan kon dit een nieuwe of versnelde nucleaire wapenwedloop hebben betekend respectievelijk in het Midden Oosten en het Verre Oosten, regio's die nu reeds bekend staan voor hun niet al te grote politieke stabiliteit. Daarnaast staan ook Iran, Saoedi-Arabië en Algerije als mogelijke proliferatoren bekend. Het feit dat zij het NPV hebben ondertekend en in de onmiddellijke toekomst geen nucleaire bedreiging kunnen vormen, ontkracht niet de mogelijke gevaren op langere termijn. Nochtans kan ook niet ontkend worden dat men in de jaren '90 een positieve evolutie waarneemt wat de horizontale proliferatie | |
[pagina 309]
| |
betreft, zij het dat dit weinig met het NPV als dusdanig te maken heeft. Zuid-Afrika, een ‘de facto’ NWS, ontmantelde zijn nucleaire wapens en ondertekende het NPV in 1991. Argentinië en Brazilië - die beide aardig op weg leken om ‘de facto’ NWS te worden - ontpopten zich sinds 1991, mede dankzij het democratiseringsproces aldaar, als tegenstanders van nucleaire wapens. Een trilateraal akkoord werd ondertekend met het IAEA en beiden ratificeerden het regionale Tlatelolco Verdrag (waardoor Latijns-Amerika nucleair-vrij wordt). Argentinië ratificeerde het NPV in februari 1995. De ex-Sovjetrepublieken Wit-Rusland, Kazachstan en Oekraïne zullen tegen 1997 alle nucleaire wapens die zich nog op hun grondgebied bevinden, naar Rusland hebben getransporteerd. Tenslotte is er ook de beduidende toename van het aantal lidstaten van het NPV: van 142 in 1990 naar 171 in 1995. Men kan stellen dat het NPV ongetwijfeld een remmende factor geweest is - naast andere instrumenten zoals de bestaande export-controle regimes, de zogenaamde veiligheidsgaranties van de NWS, enz. - m.b.t. de verspreiding van nucleaire wapens. Desalniettemin is het NPV duidelijk geen afdoende instrument. Staten die over voldoende tijd, geld en energie beschikken om aan nucleaire wapens te geraken, zullen hoe dan ook slagen in hun opzet, zij het op middellange of lange termijn. Het is nog maar de vraag of de eerste doelstelling, de niet-verspreiding van nucleaire wapens, veel gewicht in de schaal zal leggen wat de beslissing aangaande de verlenging betreft. Uiteindelijk zijn voor de verspreiding van nucleaire wapens niet de NWS, maar in de eerste plaats de staten die nucleaire wapens trachten aan te schaffen verantwoordelijk. Om het in economische termen uit te drukken: de vraag gaat aan het aanbod vooraf. Het meest gevoelig is ongetwijfeld de regio van het Midden-Oosten en de veiligheidssituatie van Israël. Egypte dreigt er momenteel mee zich terug te trekken uit het NPV indien Israël blijft weigeren het verdrag te ondertekenen. | |
Hulp bij uitbouw van kernenergie (art. IV)Iran heeft tijdens de voorbereidende vergaderingen voor de Herzienings- en Verlengingsconferentie (de zogenaamde Prepcoms) de NWS verweten een loopje te nemen met de voorziene hulp bij de uitbouw van kernenergie. Men verwijst naar de export-controle regimes - zoals de Nuclear Suppliers Group (NSG), die het eerder moeilijk dan makkelijk maken bepaalde technologieën in te voeren. Moet men niet van een zekere discrepantie spreken als men de | |
[pagina 310]
| |
oplossing uitgedokterd voor de crisis in Noord-Korea (de gift van twee lichtwaterreactoren aan Noord-Korea door de VSA, Japan en Zuid-Korea) vergelijkt met de strenge behandeling door het Westen en voornamelijk de VSA met betrekking tot de export van technologie voor de aanbouw van identieke reactoren naar Iran (waar de IAEA in tegenstelling met Noord-Korea nog niet op ‘speciale inspecties’ heeft moeten aandringen)? Cruciaal om weten is dat zowel kernenergie als kernwapens dezelfde splijtstoffen - uranium of plutonium - gebruiken en dezelfde technologie toepassen. Met dit verschil dat uranium tot een veel hoger percentage moet worden verrijkt om gebruikt te kunnen worden in nucleaire wapens. Dit verrijkingsprocédé is technisch niet makkelijk. Nucleaire wapens kunnen bovendien ook worden verkregen op basis van plutonium (i.p.v. uranium). Plutonium is geen natuurlijk element, maar blijft als reststof achter na splitsing van uranium-atomen, m.a.w. bij het produceren van kernenergie. Plutonium is niet enkel radio-actief (met een halfwaarde-tijd van 24.000 jaar), maar ook uitermate giftig en dit reeds in miniscule hoeveelheden. Eens gescheiden of ‘opgewerkt’ heeft plutonium het ‘voordeel’ dat het niet meer het moeilijke verrijkingsproces moet doorstaan, maar direct bruikbaar is bij de aanmaak van nucleaire wapens. Het voorstel tot het stopzetten van de produktie van plutonium en hoogverrijkt uranium - de zogenaamde ‘cut-off production’ - is een oude eis van de niet-gebonden landen. Er is sprake dat in 1996 onderhandelingen zouden worden opgestart. Voorlopig moet de internationale gemeenschap het echter stellen met een unilateraal ‘de facto’ stopzetten van de produktie van hoogverrijkt uranium door de VS sinds 1964 en van plutonium sinds 1988 en, wat het hoogverrijkt uranium betreft, ook door Rusland sinds 1989. Rusland beloofde tevens om de produktie van dit ‘militair’ plutonium stop te zetten in het jaar 2000. Als men weet dat 5 kg plutonium volstaat voor één kernkop, dan hoeft weinig uitleg bij de hoeveelheid plutonium die momenteel reeds is opgewerkt voor civiel gebruik, met name 120.000 kg, en bij de 400.000 kg nog op te werken plutonium tegen 2010. Voeg daar nog de 150 ton plutonium (naast de 800 ton hoogverrijkt uranium) bij die zal vrijkomen door de ontmanteling van nucleaire wapens naar aanleiding van de Strategic Arms Reduction Talks (START) verdragen, en men heeft een vrij goed beeld van de verhoogde mogelijkheid tot proliferatie in de toekomst. In de civiele programma's wordt plutonium gebruikt als brandstof in snelle kweekreactoren die de proliferatie-bestendigende eigenschap bezitten om meer plutonium te produceren dan te con- | |
[pagina 311]
| |
sumeren. De prijs van uranium (brandstof) is echter zo laag dat het gebruik van plutonium als brandstof momenteel economisch onrendabel is. Veel kweekreactoren hebben dan ook hun deuren gesloten (als ze ooit al zijn open geweest...), ook vanwege negatieve reacties in de publieke opinie. Plutonium wordt daarnaast - en meer en meer - gebruikt in de zogenaamde MOX-reactoren. Deze draaien op een mengsel van uranium en plutonium. Zonder nucleaire energie als dusdanig in vraag te willen stellen, moet omwille van het risico tot proliferatie toch het belang van hoogverrijkt uranium en vooral plutonium in de civiele programma's opnieuw bekeken wordenGa naar eind[2]. Het probleem stelt zich in feite voornamelijk voor plutonium, aangezien hoogverrijkt uranium niet van fundamenteel belang is in de civiele programma's en bovendien op relatief eenvoudige wijze omgezet kan worden in laagverrijkt uranium. Daarnaast zou meer openheid en controle op de flow van civiel hoogverrijkt uranium en plutonium in de NWS en in de staten die geen lid zijn van het NPV (bedoeld zijn voornamelijk India, Pakistan en Israël) een positieve stap betekenen voor het nucleaire non-proliferatie regime. Op lange termijn moet men streven naar een opslagplaats voor plutonium en hoogverrijkt uranium onder directe internationale controle, zoals reeds voorgesteld door Eisenhower's ‘Atoms for Peace’ in 1953. | |
Nucleaire ontwapening (art. VI)Indien de NNWS weigeren in te stemmen met een onbepaalde verlenging tijdens de komende NPT Conferentie zullen zij ongetwijfeld - en met rede - verwijzen naar de povere resultaten op het vlak van nucleaire ontwapening. Voor alle duidelijkheid, artikel VI van het NPV vraagt niet de algehele en onmiddellijke nucleaire ontwapening. Het stelt wel dat er ‘onderhandelingen dienen gevoerd te worden en dit “in good faith” [1] over effectieve maatregelen [a] aangaande het stopzetten van de nucleaire wapenwedloop en dit zo snel mogelijk en [b] aangaande nucleaire ontwapening; en [2] over een verdrag voor algemene en complete ontwapening en dit met bijhorende verificatiemaatregelen’. Bilaterale onderhandelingen over het stopzetten en het terugdringen van de wapenwedloop zijn pas serieus op gang gekomen tijdens de tweede helft van de jaren '80 en hebben in 1987 geleid tot het Intermediate Range Nuclear Forces (INF) verdrag. Hierbij moet worden opgemerkt dat [1] het hier ‘slechts’ ging over 3% van de | |
[pagina 312]
| |
arsenalen en [2] dat de kernkoppen zelf niet vernietigd dienden te worden. Dat laatste geldt ook voor de START-verdragen. START I (1991), waarvan de uitvoering pas van start kon gaan in december 1994, zal uiteindelijk leiden tot een 50% reductie. Maar zelfs na de uitvoering van de START II-verdragen - die nog steeds geratificeerd moeten worden en waarbij nog eens 30% zal worden geschrapt tegen het jaar 2003 - blijven er zo'n 8.000 strategische nucleaire wapens over (waarvan 3.500 ontplooid) en dit zowel in de VS als in Rusland. Momenteel ligt het aantal strategische nucleaire wapens nog beduidend hoger dan in 1970, het jaar van het in werking treden van het NPV. Bovendien gaat men in alle NWS nog steeds door met de (kwalitatieve) modernisering van nucleaire wapens. Ook gaan de NWS (uitgezonderd China) nog steeds niet akkoord met een zogenaamde ‘no first use’, het verbod als eerste nucleaire wapens in te zetten. Ook Rusland heeft zich na het CFE-akkoord (conventionele ontwapening) bekeerd tot deze strategie. Tevens sluiten de NAVO lidstaten het gebruik van nucleaire wapens als ‘weapons of last resort’ - dus ook tegen een conventionele aanval - niet uit. Van de uitvoering van het tweede gedeelte van art. VI - de onderhandelingen over een verdrag dat streeft naar algemene en volledige ontwapening - is zelfs helemaal geen sprake. Men kan dus bezwaarlijk van fundamentele nucleaire ontwapening spreken. Tenslotte bestaat er nog steeds geen algemeen testverbod (CTBT) zoals gevraagd in de Preambule van het NPV. Dit zou een effectieve stop zetten op de kwalitatieve wapenwedloop. Nochtans was ook dit één van de eisen van de Niet-Gebonden Landen in 1968. Toch moet ook de relevantie van een CTBT worden gerelativeerd: [1] NWS hebben enkel behoefte aan testen om de kwaliteit van hun bestaande arsenalen te verbeteren en [2] staten zoals Israël hebben reeds bewezen dat men geen grootschalige testen nodig heeft om een uitgebreid en geloofwaardig arsenaal uit te bouwen. De onderhandelingen voor een CTBT zijn weliswaar opnieuw opgestart in januari 1994 in het kader van de Ontwapeningsconferentie in Genève, maar het ziet er niet naar uit dat de onderhandelingen resultaat zullen opleveren voor april 1995. Wel bestaat er een unilateraal test-moratorium ingesteld door de NWS (zonder China). Dit alles wijst erop dat, ondanks de fundamentele politieke omwenteling in het internationale systeem, de (subjectieve) angst en het Koude Oorlogsdenken bepalend blijven. De NNWS hebben dan ook redenen te over het gebrek aan politieke wil aan de zijde van de NWS aan te klagen. Meer nog, de te voorzichtige aanpak van de NWS stimuleert de aan de gang zijnde proliferatie. Zolang de NWS | |
[pagina 313]
| |
nucleaire wapens als een legitiem veiligheidsinstrument beschouwen en noodzakelijk voor het verdedigen van hun vitale nationale belangen, zullen de NNWS, die zich over het algemeen in politiek onstabielere regio's bevinden, zich aangetrokken voelen tot het verwerven van nucleaire wapens. Aangezien proliferatie op haar beurt het veiligheidsgevoel van de omringende staten vermindert, is dit tevens het recept bij uitstek voor een nieuwe nucleaire wapenwedloop, zowel horizontaal als verticaal. Dit veiligheidsdilemma draait ironisch genoeg de redenering om: proliferatie in het Zuiden vormt een gevaar voor het Noorden - wat bovendien nog overeenkomt met de werkelijkheid - en daarom moeten de NWS niet alleen hun nucleaire wapens behouden, maar tevens nieuwe defensieve en offensieve systemen ontwikkelen - de zogenaamde ‘counter-proliferation’, zoals door President Clinton in september 1994 aangenomen. | |
Een Nucleaire Wapen-Vrije WereldDe internationale gemeenschap, en meer bepaald de NWS, moet zich bewust zijn van het feit dat het zich momenteel in een unieke situatie bevindt om tot een Nucleaire Wapen-Vrije Wereld te komen. Hoe meer prolifererende staten, hoe groter het risico dat nucleaire wapens ooit effectief gebruikt worden en hoe moeilijker de controle achteraf. Los van het feit of het NPV algemene en volledige nucleaire ontwapening zonder bijkomende condities omvat, zijn meer en meer experten het er over eens dat dit proliferatie-proces enkel tot staan kan worden gebracht in een (internationale) context waarin het bezit van nucleaire wapens wordt gedelegitimeerd - m.a.w. in een Nucleaire Wapen-Vrije WereldGa naar eind[3]. Het is aan de voorstanders van het behoud van nucleaire wapens om aan te tonen dat de zogenaamde voordelen van nucleaire wapens opwegen tegen het risico dat gepaard gaat met nucleaire proliferatie. Met andere woorden, wat is het belang van nucleaire afschrikking in het post-Koude Oorlog tijdperk? De VS en Rusland, nucleaire tegenspelers en ‘strategic partners’ tegelijkertijd? Wat zijn de potentiële doelwitten van de Franse en Britse nucleaire wapens? En welk direct extern gevaar bedreigt China? Of dient het nucleaire arsenaal 's lands prestige? Einstein heeft ooit gezegd: ‘De splitsing van het atoom heeft alles veranderd, behalve onze manier van denken’. Het feit dat nucleaire wapens niet opnieuw uitgevonden kunnen worden spreekt voor zich, maar als argument tegen een Nucleaire Wapen-Vrije Wereld is het intellectuele nonsense. De mensheid is in staat zich te ontdoen van ‘instellingen’ - zoals slavernij of kannibalisme - indien ze dit echt verlangt. | |
[pagina 314]
| |
Het is evident dat een Nucleaire Wapen-Vrije Wereld niet van de ene dag op de andere kan worden gerealiseerd. Voorwaarden voor een Nucleaire Wapen-Vrije Wereld zijn: [1] dat alle staten - zonder uitzondering - deelnemen; en [2] dat er verregaande verificatie-maatregelen worden voorzien (zoals in de Chemisch Wapenconventie van januari 1993). Zonder nu meteen een vaste time-table uit te werken, moet dit vooralsnog utopische proces echter wel van start gaan. Vijfentwintig jaar NPV en vijftig jaar VN en Hiroshima kunnen de geschikte aanleiding vormen voor het opstellen van een verklaring dat een Nucleaire Wapen-Vrije Wereld ondubbelzinnig als doelstelling stelt. Alle staten hebben er belang bij om die verklaring te onderschrijven. Uitstel betekent het voortzetten van het proliferatie-proces en bijgevolg een gevaar voor de vrede en veiligheid in de wereld. De voorstellen om de controles van het IAEA efficiënter te laten verlopen (meer financiële middelen, eigen informatiedienst, nieuw sanctioneringssysteem) zullen opnieuw een bijkomende rem betekenen, maar ze blijven uiteindelijk pleisters op een houten been. Hetzelfde geldt voor de versterking van de export-controle regimes en de zogenaamde veiligheidsgaranties van de NWS voor de NNWS. De positieve veiligheidsgaranties bepalen dat de NWS hulp bieden wanneer NNWS worden aangevallen of dreigen aangevallen te worden met nucleaire wapens. In 1968 hebben de vijf NWS beloofd om dit in die gevallen in de Veiligheidsraad van de VN aanhangig te maken, wat echter ongeloofwaardig overkomt als men weet dat diezelfde staten een veto-recht bezitten in die Veiligheidsraad. De negatieve veiligheidsgaranties daarentegen beogen dat de NWS de NNWS nooit zullen aanvallen. Alleen China stelt dit onvoorwaardelijk. Het belang van deze maatregelen neemt natuurlijk opnieuw toe indien het niet mogelijk zou zijn om tot een verklaring voor een algemene en volledige nucleaire ontwapening te komen. Dat geldt nog meer voor een algemeen testverbod (CTBT), een ‘cut-off’ verdrag, nieuwe Nucleaire Wapen-Vrije Zones (b.v. het Afrikaans continent), en zeker voor de beslissing over de verlenging van het NPV. Maar het uiteindelijke doel moet niet de onbeperkte verlenging van het NPV zijn, maar een wereld waarin de kans dat nucleaire wapens ooit worden gebruikt tot een uiterst minimum wordt herleid. | |
AlternatievenVoor de verlenging van onbepaalde duur dienen zich twee alternatieven aan. Ze zijn voorzien in het verdrag. Een eerste alternatief | |
[pagina 315]
| |
zijn de éénmalige verlengingen van 5, 10 of 25 jaar. De voorstanders hiervan stellen dat dit het enige middel is om de NWS te dwingen zich resoluut achter de idee van een Nucleaire Wapen-Vrije Wereld te scharen. Door het NPV daaraan te koppelen is de kans echter reëel dat men uiteindelijk niets meer in handen heeft en dat de hele non-proliferatie oefening sinds 1968 een maat voor niets is geweest. Een niet-legale keuze zou zijn de beslissing gewoon 25 jaar uit te stellen (de Venezuela-optie). Het meest naar voren geschoven alternatief is een verlenging van het NPV met automatisch verlengbare periodes van - tenzij een meerderheid er anders over beslist - 5, 10 of 25 jaar. Zelfs binnen de westerse wereld zijn er meer en meer voorstanders van deze optieGa naar eind[4]. Critici wijzen op de onzekerheid dat dit met zich meebrengt: om de X aantal jaren hangt de toekomst van het non-proliferatie regime aan een zijden draadje. Maar zoals de onzekerheid van een Nucleaire Wapen-Vrije Wereld veruit te verkiezen is boven de zekerheid van een wereld met meer ‘de facto’ NWS, zo is ook deze onzekerheid te verkiezen boven een onbeperkte verlenging - aangenomen met een nipte meerderheid van de lidstaten - waarbij de NWS, zoals in de voorbije 25 jaar, vrij spel hebben om zich al dan niet te houden aan de doelstellingen van het NPV. |
|