Hans Willemse
Poëzie om naar te kijken
De ‘koele abstracties’ van Mark Insingel
Van de Vlaamse dichter Mark Insingel (o1935) verscheen eind 1994 de negende dichtbundel, De druiven die te hoog hangen. Wie vertrouwd is met de taalgerichte poëzie van Insingel, zal niet voor vormelijke of inhoudelijke verrassingen komen te staan: de gedichten bestaan veelal uit herhalingen, tegenstellingen en cirkelredeneringen. Vaak wordt niet meer dan één gedachtengang weergegeven, waarvan de conclusie opnieuw aansluit bij het uitgangspunt of een boutade die door haar dubbelzinnigheid nieuwe inzichten biedt: ‘de tegenspraak als samenspraak’ (blz. 29) of ‘ik ben bereid, zegt ze, maar ze is voorbereid’ (blz. 8).
Inhoudelijk beschrijft Insingel dezelfde claustrofobische, introverte thema's die ook in zijn proza aan bod komen: psychische mechanismen, duale opvattingen en bekrompen gedragingen die, geconfronteerd met de menselijke verlangens en driften, uitdraaien op cerebrale drama's en dilemma's. Hoe koel ook gepresenteerd, onderhuids gloeit de emotie. Het titelgedicht beschrijft de afgunst die opduikt bij mensen (rivalen) die elkaar het licht in de ogen niet gunnen. ‘De druiven waarvan hij beweert dat ze zuur zijn / hij ziet met lede ogen aan hoe ze rijpen. / Hij staat me te honen als ik er wil grijpen. / Hij wilde ze missen als ik maar mislukte’.
Verder worden in de bundel uiterlijke schijn, misverstanden, angsten en verlangens meedogenloos blootgelegd d.m.v. subtiele wijzigingen in de taal, zoals spiegelingen, verschuivingen en tegenstellingen. Een voorbeeld op blz. 19: