Streven. Jaargang 60
(1993)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 614]
| |
Een vergeten schrijver-dandy
| |
Oh! en ah!Op twintigjarige leeftijd, in 1894 dus, publiceerde Tinan zijn eerste boek: Un document sur l'impuissance d'aimer. Het document in kwestie is het dagboek van een jongeman, genaamd Marcel, die een gevoelscrisis | |
[pagina 615]
| |
doormaakt en filosofeert over de aard van de gevoelens die hij jegens ene Fernande koestert maar waar hij niet wijs uit raakt. Marcel is uiteraard het alter-ego van Tinan die voor dit boek grote stukken uit zijn eigen dagboek letterlijk overnam. Het werk is echter te sentimenteel beschrijvend (veel oh!'s en ah!'s) en te weinig verhalend om de hedendaagse lezer nog te kunnen boeien. Het mist vooral de ironie die zijn latere werk, dat evenmin erg verhalend is, kenmerkt en boeiend maakt. Het verhaal Erythrée, gepubliceerd in 1896Ga naar eind3, baadt volgens zijn biograaf Jean-Paul Goujon in een antieke sfeer die erg doet denken aan de verhalen van Pierre Louÿs wiens Aphrodite trouwens in hetzelfde jaar verscheen. Tinans werkje telde amper 80 bladzijden en daarvan werden er dan nog 11 gevuld met noten die door de auteur als volgt worden verantwoord: ‘Je n'essayerai pas de dissimuler un seul instant à quelques-uns des curieux lecteurs que le principal but de ces notes est de donner un peu d'épaisseur à cette plaquette’. De beknoptheid van dit boek was dan ook bron van veel jolijt onder Tinans vrienden. Zo schreef Pierre Louÿs plagerig: ‘C'est colossal et Laroussien. Comment peux-tu faire de la si grosse ouvrage?’ en Willy in een bespreking van een muziekstuk: ‘Cela dure très peu, six minutes environ, le temps de lire l'Erythrée de Jean de Tinan, notes comprises’. | |
Penses-tu réussir!In 1897 verscheen dan, na veel aandringen van Pierre Louÿs, het boek dat algemeen als Tinans meesterwerk wordt beschouwd: Penses-tu réussir! (het uitroepteken hoort bij de titel), een schijnbaar erg nonchalant geschreven roman die eigenlijk een weinig verhullende autobiografie is. Tinan is erin aanwezig als commentariërend ik-verteller maar ook als Raoul de Vallonges, het hoofdpersonage. Dat de biografische persoon van de auteur en deze twee vertelinstanties grotendeels samenvallen blijkt bijvoorbeeld duidelijk uit het tweede hoofdstuk, getiteld: En façon d'épithalame pour un mariage manqué où Raoul de Vallonges raconte un de ses amours, waarin Vallonges in de eerste persoon aan het woord is maar dat weer haast volledig uit Tinans ‘echte’ dagboek komt. Dit impliceert uiteraard dat Penses-tu réussir! een sleutelroman is waarin ook de illustere vrienden van Tinan vermomd optreden, zo heet Pierre Louÿs hier Lionel Silvande en André Lebey Gérard de Kerante. Het Parijse uitgangsleven (en de daarbij horende liefdesavonturen) vormt het belangrijkste onderwerp van deze roman die aldus een mooie staalkaart van het mondaine leven in Parijs tijdens | |
[pagina 616]
| |
het fin-de-siècle biedt. Maar het is een genuanceerd beeld dat Tinan ons schildert: men amuseert zich en maakt plezier, zeker, maar er is na enige tijd ook de verveling, de melancholie en de ontnuchtering die altijd volgt en soms het besef: ‘C'est une existence stupide!’Ga naar eind4. Tinan beschrijft in dit boek eigenlijk dezelfde wereld als Toulouse-Lautrec schilderde, alleen een ander aspect ervan: waar Lautrec zich vooral toelegde op de afbeelding van het spektakel (danseressen, cabaretiers en prostituées), beschreef Tinan het cliënteel van de bars en cabarets met steeds bijzondere aandacht voor zijn eigen persoon. Die egoistische neiging, waarmee Tinan zich in de traditie tussen Stendhal en Léautaud plaatst, werd hem door de kritiek niet altijd in dank afgenomen. In Aimienne, zijn postuum gepubliceerde, onafgewerkte vervolg op Penses-tu réussir!, reageerde hij bij monde van Kerante heftig op diegenen die vonden dat ‘ces jeunes gens attachent à leurs moindres actes une importance excessive’: ‘Non... mais... ces gens m'agacent... Comment! Nous sommes d'une complaisance rare!... Nous nous présentons à eux, dans nos chapitres, sans coquetterie... dans nos attitudes habituelles et avec nos mesquineries habituelles... Nous faisons “comme s'ils n'étaient pas là”... nous ne nous gênons pas avec eux... nous consentons [...] à parier et à penser devant eux à tort et à travers...’Ga naar eind5. Wat Penses-tu réussir! vooral zo genietbaar maakt is de relativerende ironie, zowel in het discours van Vallonges als in de rechtstreeks tot de lezer gerichte tussenkomsten van de verteller. Een staaltje, Tinan beschrijft ‘une soirée perdue’ en de plaats van handeling is de Folies-Bergère: ‘Les sisters Barisson chantèrent: “Qui n'a pas un chat, un petit chat...” Quelques Scheffers se disposèrent en échafaudage. On admira Liane de Pougy. Des fantoches nouèrent leurs jambes autour de leur coup et se cassèrent des guitares sur le crâne. Un équilibriste jongla avec un sopha. - Et tous ces exercices, par suite de leurs deux états d'âme, parurent à Vallonges résumer assez bien tout l'amour, et à Kerante assez bien toute la littérature...’Ga naar eind6. | |
Het wordt nooit wat!Dat de belangstelling voor het werk van Jean de Tinan in Frankrijk nooit erg groot is geweest, bewijst de drukgeschiedenis van zijn werken. De inmiddels wel uitverkochte pocketuitgave in de | |
[pagina 617]
| |
10/18-reeks van zijn volledige oeuvre (op Erythrée na dus) was de eerste in bijna zestig jaar. Pas in 1991 verscheen de voortreffelijke biografie door Jean-Paul Goujon maar ook die lijkt er niet echt in geslaagd te zijn Tinan weer in de belangstelling te brengen. In het Nederlandse taalgebied begint de magere interesse die er voor Tinan bestaat of bestaan heeft, bij E. du Perron die via Pascal Pia met Tinans werk kennis maakte. Zijn enthousiasme was echter weinig aanstekelijk. Naast Hans van Stratens korte notitie in De omgevallen boekenkast waarin hij Du Perrons vraag ‘Zou Tinan als hij langer had geleefd, een belangrijker schrijver dan Gide geworden zijn?’ ontkennend beantwoordtGa naar eind7, ken ik verder alleen Jan Siebelinks stuk ‘Jean de Tinan, de prins van nachtelijk Parijs’Ga naar eind8. Diezelfde titulatuur wordt ook gebezigd op het omslag van de recente vertaling van de Nederlandse uitgave van Penses-tu réussir!, getiteld Het wordt nooit wat!. Als inleiding werd Siebelinks voornoemde stuk over Tinan, dat al weinig meer was dan een vertaling van Hubert Juins inleidingen bij de 10/18-editie, gerecycleerd. Uit deze inleiding leren we wel dat Willem Frederik Hermans ook een Tinan-fan is, al heeft hij bij mijn weten nooit wat over hem geschreven. De vertaling zelf dan, door Hélène van Hoogstraten, laat jammer genoeg veel te wensen over. Het begint al bij de titels van de hoofdstukken: vijf van de negen hoofdstukken hebben in het origineel een ondertitel die begint met ‘où’ (zie boven) wat in vertaling dus ‘waarin’ had moeten worden en niet ‘of’ zoals Van Hoogstraten meent. Ik begrijp de vergissing: in de Franse pocketuitgave zijn deze titels in kapitalen afgedrukt waardoor het accent grave kwam te vervallen, maar met een beetje onderzoek had deze fout vermeden kunnen wordenGa naar eind9. Vertaalfouten en incongruenties bevat dit boek in overvloed, daarom slechts een kleine bloemlezing uit het eerste hoofdstuk: ‘Ah! là là!’ vertalen in ‘Hé, kijk nou, dáár!’ levert onzin op; op dezelfde p. 21 werd ‘grappig’ gebruikt waar het Frans ‘jolie’ heeft; de voor Parijs misplaatste ‘guldens’ van p. 19 worden op p. 22 weer ineens legitieme ‘francs’ en de ‘pernods’ aldaar waren in het origineel ‘menthes vertes’. Het wordt nooit wat! is op zich best een aardig boek maar door de talrijke vrijheden die de vertaalster zich veroorloofd heeft, is het veeleer een bewerking dan een vertaling van Tinans roman. Ter illustratie een laatste fragment (een cafépraatje tussen Lionel Silvande en Raoul de Vallonges) in beide versies: - J'ai la flemme, dit Vallonges. Kerante a pris l'omnibus. Qu'tu fais de beau? | |
[pagina 618]
| |
Op deze manier zal het inderdaad nooit wat worden. | |
Detournement de mineurePostuum verscheen van Tinan in 1898 L'exemple de Ninon de Lenclos amoureuse, een kleine monografie over de beruchte Franse courtisane bij wie Richelieu een blauwtje liep en aan wie Christiaan Huygens volgend kwatrijn deed geworden: ‘Elle a cinq instruments dont je suis amoureux Tinan, die we eerder als egotist leerden kennen, verlaat met dit boek weliswaar de louter autobiografische koers ofschoon hij volgens biograaf Jean-Paul Goujon het historisch personage Ninon de Lenclos gebruikt om er zijn ideaalbeeld van de vrouw in te projecteren. In Aimienne (1899) geraakt Tinans alter-ego, Raoul de Vallonges, in een lastig parket wanneer hij een dakloos meisje van straat plukt dat later de dochter blijkt te zijn van een bekend politicus. Hoewel Vallonges geen vinger naar het meisje heeft uitgestoken, vreest hij toch dat zijn ‘daad’ verkeerd geïnterpreteerd zal worden en dat hem een proces wegens ‘détournement de mineure’ boven het hoofd hangt. Ook deze roman gaat terug op een biografisch feit: het meisje in kwestie heette in werkelijkheid Irmine Boex en was de dochter van Joseph Boex, als romanschrijver bekend onder het pseudoniem Rosny Aîné. Was Penses-tu réussir! nog een erg fragmentarisch opgebouwde roman met veel uitweidingen à la Tristram Shandy (Tinans eigen vergelijking), dan kreeg Aimienne door de aanwezigheid van een plot meer de allures van een traditionele roman. De luchtige toon van zijn eerste roman bleef echter behouden. Hoewel het boek onafgewerkt bleef, bevestigt het zijn schrijverstalent en beschouw ik het als Tinans beste werk. Ik ben het dan ook eens met wat Pierre Louÿs in zijn voorwoord bij deze roman schreef: | |
[pagina 619]
| |
Jean de Tinan s'y révèle tout entier, avec son originalité intense, ses dons d'observation exacte, d'expression brève et de style scrupuleusement dépouillé. II y donne la mesure de sa force. Il y expose ses théories, en vue d'une longue série de romans qui sont à jamais perdus pour notre littérature. [...] nous voudrions qu'on lût ce livre avec admiration et avec pitiéGa naar eind13. |
|