Streven. Jaargang 60
(1993)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 577]
| |
Streven
| |
[pagina 579]
| |
Expedities en pelgrimages
| |
[pagina 580]
| |
Die weg heeft een zekere lengte nodig. Een heel klein stukje is onvoldoende om het een ‘quest’ te noemen. Wanneer de grote godsdiensten over ‘de Weg’ spreken, dan wordt de lange en moeizame tocht door het leven, en vaak de nog veel langere tocht door een bijna eindeloze cyclus van wedergeboorten bedoeld. De echte weg is niet kort en gemakkelijk. En het doel is niet los verkrijgbaar. Pelgrims die naar Santiago de Compostela reizen, krijgen daar van Don Jaime een certificaat, een ‘Credencial del Peregrino’. In de middeleeuwen kregen ze ook een dergelijk certificaat, van een middeleeuwse Don Jaime. Maar je hoefde er niet perse voor naar Santiago. Wie geen zin had in nog eens maandenlang lopen, kon langs de route in Frankrijk een vals certificaat kopen. Je bleef dan rustig wat rondhangen, en keerde dan toch voorzien van een getuigschrift terug naar de Lage Landen of andere noordelijke gebieden. Zulke oplichters bedrogen natuurlijk vooral zichzelf. Want het werkelijke doel van de lange tocht was niet het certificaat. Het gaan van de weg is het belangrijkste. Een vals certificaat is even dwaas als een applaus zonder concert. | |
De lusten zonder lastenDe middeleeuwse, klantgerichte certificaat-verschaffing vindt nog wel veel navolging. De lusten zonder lasten, het doel zonder de weg daar naartoe te hoeven afleggen: dat is wat velen aanspreekt. Slank worden zonder er iets voor te laten staan. Geld verdienen zonder ervoor te werken. Het geluk uit een pilletje. Een voortreffelijke gezondheid uit een heel klein potje. Ziekte zonder pijn. Leren zonder inspanning. Lang leven zonder oud te worden. Resultaten zonder ‘tijdverlies’. Wel de kick, niet de calorieën. Dieren worden in recordtijd vetgemest. Planten moeten dankzij kunst en vliegwerk sneller groeien. Atleten slikken een hoestdrank van de veearts, omdat ze er enorme spieren door krijgen. Voor weidse perspectieven hoef je niet eerst een berg te beklimmen. Je kunt eenvoudig de kortere weg van de geestverruimende middelen kiezen. ‘Alles heeft zijn uur, alle dingen onder de hemel hebben hun tijd’; dat zegt het boek Prediker. Maar de mens die alles naar zijn hand probeert te zetten, vooral wanneer hij denkt dat er winst in zit, probeert ook de tijd te slim af te zijn. | |
Verdwaald in eigen huisTerwijl er allerlei kortere wegen naar verhoopte doelen worden uitgevonden, en de wereld steeds verder wordt voorzien van wegwijzers, | |
[pagina 581]
| |
zijn er erg veel mensen ‘de weg kwijt’. Misschien komt dat juist omdat vele doelen alleen via een lange weg bereikbaar zijn, en niet via de slimme wegafsnijding. Er is een hele lijst van uitdrukkingen die allemaal neerkomen op ‘verdwaald-zijn’. Mensen zijn ontspoord, ontheemd, zoekende, gedesoriënteerd of vastgelopen. Mensen zitten gevangen in een labyrint. Ze ervaren hun bestaan als een doolhof. Andere mensen zijn juist ‘thuis bij zichzelf’, tot zichzelf gekomen en ‘hebben het gevonden’. Of ze voelen dat ze ‘op de goede weg zijn’. Maar ook dan vragen we nog ‘van welke richting’ iemand is. Want wij gaan blijkbaar niet allemaal dezelfde weg. ‘Ik ben verdwaald’, constateert iemand die thuis zit, die heel goed weet hoe het wegennet in elkaar zit, en die al vijftig jaar op dezelfde plaats woont. Hij is verdwaald omdat zijn omgeving veranderd is of hij is verdwaald op de weg naar binnen. Hij zoekt naar zingeving, naar wegwijzers. ‘Ik voel me thuis’, zegt een buitenlandse student in een vreemd land. Hij voelt zich thuis omdat hij bij vrienden dezelfde waarden en hetzelfde zoeken naar zin heeft ontdekt. Ze ‘bewonen’ samen dezelfde wereld van idealen en waarden. Dat is niet plaatsgebonden. Dat is iets wat je overal mee naartoe kunt nemen, maar dat je ook in je eigen omgeving kunt missen. Zoals dezelfde student zou ervaren toen hij na zijn studie weer thuis kwam en zich juist daar een vreemdeling voelde. | |
Succesvolle dwaaltochtenTerwijl vele mensen zoekende zijn, verdwaald of ontspoord, is er de troostrijke gedachte dat de situatie er heel anders uit kan zien wanneer je een stuk van de weg hebt afgelegd. ‘Het leven wordt van voor naar achter geleefd, maar alleen van achteren naar voor begrepen’, leerde Kierkegaard. Er zijn prachtige verhalen die deze stelling illustreren. Verhalen over mislukte dwaaltochten, die achteraf een succes bleken. Zo bestaat er een Russische legende over een vierde koning die nooit in Bethlehem aankwam. Coredan heette hij. Zoals Caspar, Balthasar en Melchior goud, wierook en mirre als geschenken bij zich hadden voor de pasgeborene, zo had Coredan edelstenen gekocht. Zijn reis verliep echter helemaal niet voorspoedig. Zijn paard werd kreupel en hij miste de andere koningen op de afgesproken plaats bij een palmboom. De edelstenen gebruikte hij voor een vondeling die verzorging nodig had, voor een arme weduwe en haar kinderen, en voor het vrijkopen van slaven. De ster die hem zou leiden was intussen van de hemel verdwenen. De tocht leek een jammerlijke mislukking. Maar aan het eind van zijn leven zag hij in dat hij alles goed had gedaan. | |
[pagina 582]
| |
Een Japans verhaal bevat een soortgelijke boodschap. Een vrome geleerde, Tetsugen, zamelde geld in voor de eerste Japanse uitgave van heilige Chinese teksten. Tien jaar lang ging hij rond om te bedelen. Toen hij eindelijk voldoende geld bij elkaar had, trad de Uji-rivier buiten haar oevers. De talrijke slachtoffers hadden hulp nodig. En Tetsugen gebruikte al het geld dat hij voor het drukken van de Soetras had verzameld, om hen te helpen. Het duurde tien jaar voordat hij opnieuw voldoende geld bijeen had. Toen brak er een epidemie uit. Het geld werd opnieuw gebruikt voor de slachtoffers. Tetsugen begon voor de derde maal. Na nog eens twintig jaar had hij geld genoeg. De Soetras werden gedrukt. Ze waren prachtig en ze liggen nog steeds in een klooster in Kyoto. Ouders die hier op bezoek komen met hun kinderen zeggen tegen hen: eigenlijk waren er drie vertalingen van de Soetras. De eerste twee waren onzichtbaar. Maar die waren oneindig veel mooier dan deze derde. Een chassidisch verhaal vertelt over een man die een schat zocht. Na eindeloze omzwervingen verneemt hij dat de schat in zijn eigen huis ligt. Wanneer hij gaat graven vindt hij niets, maar beseft hij ineens hoe dankbaar hij moet zijn voor wat hij heeft. | |
De wegOosterse religies bieden zichzelf aan als ‘wegen’ naar een doel dat ‘verlossing’ heet, ‘verlichting’, ‘bevrijding’, het ‘paradijs’ of de ‘hemel’. Het hindoeïsme biedt drie wegen aan, drie ‘marga's’ naar de bevrijding: de weg van het goede handelen, de weg van het inzicht en de weg van de devotie. Het boeddhisme leert het ‘achtvoudige pad’ als de weg naar het bevrijdende inzicht. Het is een lange weg: alomvattend geloof, alomvattend denken, alomvattend spreken en handelen, alomvattend leven en streven, alomvattend bewustzijn en alomvattende concentratie. Dit is zo'n lange weg, dat er net zoals voor de wegen die het hindoeïsme aanbiedt, meestal vele levens voor nodig zijn. Er zijn uitzonderingen: een enkeling bereikt de verlichting in één klap. En er zijn ook mensen die hun eigen bevrijding uitstellen, hoewel ze het doel bereikt hebben. Alleen maar om anderen te helpen. Maar de meesten hebben nog heel lang te gaan. Het taoïsme en shintoïsme bieden ook een ‘weg’ aan. Het Chinese beginsel ‘Tao’, dat door westerlingen soms door ‘logos’ is weergegeven, is helemaal niet te vertalen. Het is onbegrijpelijk, en als het begrepen wordt dan is het niet het ‘Tao’. Maar in de alledaagse taal betekent ‘tao’ ‘de weg’. En ‘Shin-tao’ betekent ‘de ware weg’. | |
[pagina 583]
| |
Pelgrimages en expeditiesTot voor kort gingen islamitische pelgrims uit Maleisië en Indonesië, meestal na jarenlang sparen, uitsluitend per boot naar Mekka. Tegenwoordig gebeurt dat nog maar zelden, omdat het per vliegtuig veel goedkoper en efficiënter kan. De meeste moslims vinden dit maar niets, want het is niet ‘echt’. De ‘hadj’ naar Mekka moet een lange tocht zijn. Het gaat niet alleen om het bereiken van het doel. De manier waarop is minstens zo belangrijk. Hetzelfde geldt voor avontuurlijke tochten. Je kunt met de trein vlak bij de top van de Jungfrau komen, en toch doen sommigen het op eigen kracht, met veel inspanning en een dure uitrusting. Sommigen willen zelfs langs de noordwand van de Eiger. Mensen gaan per vlot over de oceaan en te voet dwars over Antarctica. Het kan veel gemakkelijker, maar daar gaat het niet om. Het gaat erom dat het doel wordt bereikt via een moeilijke weg. Misschien was het bij de beroemde speurtochten uit de middeleeuwen ook hierom te doen. De Graal werd gezocht, en andere kostbare relieken. Dat ze niet gevonden werden deed er blijkbaar niet zo toe. Ook vandaag zoeken er nog mensen naar Atlantis en naar de Ark van Noë. Het zoeken is een doel op zichzelf. Bij dit soort tochten hoeft het helemaal niet snel te gaan. ‘Expedities’ en ‘pelgrimages’ zijn allebei tochten. Maar lange tochten die er uitzien als mislukte expedities, kunnen geslaagde pelgrimages zijn. Bij expedities moet men snel uit de voeten kunnen. Langzame expeditiebedrijven gaan failliet. Expedities zijn immers ook veldtochten, ondernemingen tegen de vijand, slagvaardig en efficiënt. Expedities gaan dus bij voorkeur over gebaande wegen. Pelgrims zijn ‘per-agrinus’, vreemde zwervers die ‘per-ager’, ‘over de akker’ komen. Dat schiet niet op, maar ze worden gastvrij ontvangen omdat ze ongevaarlijk zijn en onderweg met nobele bedoelingen. Deze indeling van lange tochten in ‘expedities’, waarbij het zo efficiënt mogelijk bereiken van het doel het belangrijkste is, en ‘pelgrimages’, waarbij de manier waarop de weg wordt afgelegd minstens zo belangrijk is, loopt parallel aan twee opstellingen in de ethiek: de teleologische en de deontologische. Het handelen wordt bepaald door het doel dat we willen bereiken, of door de manier waarop we dat willen bereiken. Beide soorten stelsels hebben aanhangers gevonden. Het menselijk handelen is goed, zeggen teleologische theorieën, wanneer de gevolgen ervan goed zijn. Of, wanneer het niet mogelijk is uitsluitend goede effecten te realiseren, er tenminste een overwicht is van goede effecten. Het goede dat het gevolg is van het handelen, is op verschillende | |
[pagina 584]
| |
manieren ingevuld: het is het geluk, het genot, het maximale nuttige effect voor zoveel mogelijk mensen. Of in elk geval het zo ver mogelijk doorslaan van de balans van goed en kwaad naar de zijde van dit - op verschillende manieren - in te vullen goede. Deontologische theorieën zijn het hiermee volstrekt oneens. De uitgangspunten moeten goed zijn: liegen mag niet omdat liegen slecht is. Ook wanneer er een goed doel mee bereikt wordt, dan is het nog steeds verkeerd. Beide soorten theorieën hebben hun sterke en zwakke kanten. Bij teleologische benaderingen bestaat al gauw het gevaar dat ‘het doel de middelen heiligt’. Bij deontologische theorieën zijn er al heel gauw uitzonderingen op de prachtige principes nodig. In de ethiek mondt het debat tussen teleologische en deontologische posities uit in de erkenning dat er minstens twee grondbeginselen tegelijk nodig zijn: ik moet in de afweging van goede en kwade gevolgen van mijn handelen, de balans maximaal naar het goede laten doorslaan, maar tegelijk uitgaan van het principe van rechtvaardigheid. Ik moet ieder het zijne geven, en daarbij alleen letten op verschillen in behoefte en verschillen in draagkracht. De weg naar het goede hoeft daarom niet de meest efficiënte te zijn. Omwegen kunnen beter zijn. En succesvolle expedities kunnen slecht uitpakken. In een Afrikaans verhaal zijn twee broers op zoek naar de steen van het geluk. Hun oude vader weet waar de stenen van het geluk te vinden zijn en vertelt hun de weg. Hij vraagt hen om niet te lang weg te blijven, want hij is oud en eenzaam, en hij wil graag dat ze hem gezelschap houden. De ene zoon gaat op weg, vindt de plaats waar de stenen liggen, neemt er zoveel mee als hij kan dragen en brengt ze naar zijn huis. Daarna gaat hij opnieuw naar de plek en neemt weer zoveel mogelijk stenen mee. Hij houdt niet op. Wanneer zijn hele huis gevuld is met stenen, legt hij ze op zijn erf. Grote stapels stenen van het geluk. Zijn huis wordt een vesting. Eromheen rijst een hoge wal van stenen. Zoveel, dat hij er niet meer overheen kan kijken en niet meer ziet wat er in de wereld gebeurt. De andere zoon haalt één steen en gaat dan naar zijn vader terug. Terwijl hij hem gezelschap houdt, poetst hij de steen op. Dag in, dag uit. De steen wordt steeds gladder en mooier. Het wordt een blinkende, kleurige spiegel, waarin alles er prachtig uitziet. |