Streven. Jaargang 60
(1993)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 326]
| |
Een anatomie van het bewustzijn
| |
Een happeningBij Rosenfield draait alles rond het bewustzijn. Zo lang we daarop geen goed zicht hebben, zullen we het brein niet doorgronden. Zijn werkhypothese komt hierop neer. Het brein ontvangt stimuli uit het lichaam en de buitenwereld. Die worden door bepaalde hersenmechanismen met elkaar verbonden. De aldus ontstane structuur - categorieën, | |
[pagina 327]
| |
kwaliteiten, begrip, kennis - maakt coherente responsen en zinvolle interactie met de omgeving mogelijk. Maar terwijl de responsen nog in de maak zijn, stromen onophoudelijk nieuwe prikkels binnen. De responsen moeten dus voortdurend aangepast en gewijzigd worden. Dit voortdurend aanpassings- en veranderingsproces noemen we bewustzijn. Het bewustzijnsgevoel is een afgeleide van de aanhoudende stroom waarnemingen en de ruimtelijke en tijdelijke relaties tussen die waarnemingen. Die relaties worden georganiseerd vanuit een uniek, individueel en dynamisch perspectief, dat van de waarnemer. De primaire relatie die het brein legt is die tussen subject en object (ik en de rest). Alle volgende relaties geschieden onvermijdelijk vanuit of via het zelf. Het bewustzijn is gebaseerd op zelf-referentiële mechanismen van het brein. Het is dus fundamenteel dynamisch, veranderlijk en subjectief. Rosenfield noemt het ergens een ‘happening’. Het absolute referentiekader van het brein is het lichaam, of beter, het lichaamsbeeld van het subject, de relatie tussen iemands lichaam als object en zijn zelf. Het lichaam, het zelf, én hun verleden (vroegere stimuli, responsen en ervaringen) zijn wezenlijke bestanddelen van het bewustzijn. Als het lichaam, het zelf of het brein veranderen, moet het bewustzijn, de relatie met de buitenwereld, aangepast worden. Gebeurt dat niet, dan wordt men wereldvreemd. | |
MemoryHerinnering of geheugen - Rosenfield maakt nooit duidelijk wat hij precies bedoelt met ‘memory’ - is een wezenlijk en actief onderdeel van het bewustzijn. Herinneringen zijn geen in de hersenen opgeslagen beelden, geen onbewuste dingen die tot bewustzijn kunnen worden gebracht. Herinneren gebeurt door het leggen van verbanden in termen van het zelf tussen: voorbije ervaringen, coherente responsen die het brein heeft opgebouwd (gewoontes, kennis...) en de actuele werkelijkheid. Die responsen worden gereorganiseerd tot een nieuwe bewustzijnsstructuur. Rosenfield vergelijkt herinneren met de wijze waarop we beweging waarnemen: we relateren opeenvolgende statische beelden met elkaar. Herinneringen zijn geen foto's, maar een soort film. Herinneren is een activiteit waardoor verbanden ontstaan tussen actuele stimuli, voorbije ervaringen en het zelf. Zoals het bewustzijn waaraan ze deel hebben, zijn herinneringen dynamisch, veranderlijk en subjectief (zelf-referentieel). Herinneringen refereren niet alleen aan de herinnerde gebeurtenis, persoon of object, maar ook aan de persoon of instantie die zich herinnert. Herinneren is geen mechanische reproduk- | |
[pagina 328]
| |
tie, het is een essentieel subjectieve activiteit. Bewustzijn, herinneren en geheugen bestaan slechts bij de gratie van een persoonsgebonden gezichtshoek of referentiekader. Dit neurologisch relativisme sluit nauw aan bij bepaalde conclusies uit de moderne wetenschapsfilosofie. | |
NeurologieRosenfield adstrueert zijn betoog met boeiende voorbeelden uit de neurologische praktijk. Zijn theorie levert enkele plausibele verklaringen op voor verscheidene stoornissen. Wanneer iemands capaciteiten ingrijpend veranderen - iemand wordt bijvoorbeeld blind - verandert ook de relatie tot en de interactiemogelijkheid met de omgeving. In het beste geval wordt het bewustzijn geherstructureerd. De (belevings)wereld wordt aangepast aan de nieuwe vermogens. Rosenfield illustreert dit onder meer aan de hand van De dagen worden wel kouder maar niet korterGa naar eind2, het dagboek dat John Hull bijhield nadat hij op zijn vijfenveertigste blind was geworden en waarin hij op scherpzinnige wijze beschrijft hoe zijn bewustzijn, herinneringen, lichaamsbeeld en zijn relaties tot de wereld veranderenGa naar eind3. Verlies of aantasting van bepaalde hersenfuncties door fysieke of psychische trauma's leidt tot een nieuw bewustzijn, met aangepaste herinneringen en kennis. Hoe ingrijpender de aantasting, hoe groter de reorganisatie van het bewustzijn. Dit alles geldt overigens ook voor ingrijpende wijzigingen in iemands omgeving, bijvoorbeeld als een geliefd persoon wegvalt. Rosenfield verklaart bepaalde vormen van neurotisch gedrag als gevolgen van een niet geslaagde reorganisatie van bewustzijn en zelf. Een Korsakow-patiënt bijvoorbeeldGa naar eind4, kan geen dynamische relatie met de actualiteit meer opbouwen. Zijn vermogen tot abstraheren is sterk aangetast of verdwenen. Hij verliest zijn zelf. Abstracties die de patiënt leerde maken vóór zijn hersenletsel kunnen behouden blijven. Herinneringen en handelingen worden niet meer met de actuele werkelijkheid verbonden. Het korte termijn geheugen schijnt defect te zijn, terwijl het lange termijn geheugen normaal lijkt te functioneren. Maar volgens Rosenfield is er geen sprake van twee soorten geheugen, het gaat om twee verschillende wijzen waarop het brein kennis structureert, al dan niet in relatie tot de actualiteit. Geheugenverlies ten gevolge van een breinletsel is niet te wijten aan het verlies van specifieke ‘beelden’ of ‘geheugensporen’ die in de hersenen opgeslagen zouden zitten. Als we iets niet herkennen of ons niet herinneren, is dat geen tekortkoming van ons geheugen maar een tekortkoming van ons bewustzijn, veroorzaakt door een in gebreke blijvende bewustzijnsstructuur. | |
[pagina 329]
| |
Mensen met een ‘meervoudige persoonlijkheid’ zijn het besef kwijt een persoon te zijn (persoonsbewustzijn, zelfbewustzijn). De verschillende ‘persoonlijkheden’ waarin het brein zich normaliter organiseert (de rolpatronen, zo men wil), de wijze waarop het zich aan verschillende situaties aanpast, worden ten gevolge van een trauma niet meer geintegreerd. Ze komen los van elkaar te staan, verwerven autonomie, een zelfstandig bestaan. Het zelfgevoel van deze mensen is gestoord. Hun ‘meervoudige persoonlijkheid’ houdt in feite in dat ze een persoon, dat ze persoonlijkheid, een overkoepelend zelf te kort komen. | |
Dromen en bewustzijnThe Strange, Familiar and Forgotten bevat verder leerrijke beschouwingen over tijdsgevoel en taal, over hun relatie tot ontstaan en werking van het bewustzijn. Het is een inspirerend en goed geargumenteerd wetenschappelijk pamflet. Het lijkt wel wat snel geschreven en veel essentiële begrippen - zelf, lichaamsbeeld, bewustzijn - worden niet duidelijk gedefinieerd. De lezer moet de definities zelf construeren. Wat het bewustzijn betreft is dat niet te wijten aan slordigheid of vergetelheid maar aan het feit dat Rosenfield een nieuwe zienswijze uitwerkt die tentatief tot een nieuwe invulling van het bewustzijnsbegrip moet leiden. Ik zei het al: Rosenfield maakt ook niet duidelijk wat hij precies onder geheugen verstaat. Met ‘memory’ schijnt hij doorgaans herinnering te bedoelen. Het onderscheid tussen geheugen en herinnering is nochtans niet van belang ontbloot. Dat blijkt uit het volgende. Rosenfield gaat ervan uit dat in de hersenen geen beelden of sporen opgeslagen liggen. Herinneren is voor hem het verbinden van voorbije ervaringen aan actuele stimuli in termen van het zelf. Maar dit houdt in dat sommige voorbije ervaringen op een of andere manier, statisch of als proces, toch in het brein bestáán. Hoe kan ik mij dat anders voorstellen dan dat bepaalde gegevens dus toch in de hersenen opgeslagen zijn, maar dat deze ‘geheugensporen’ pas betekenis verwerven wanneer ze ingekaderd worden in coherente responsen op actuele stimuli (waarbij men waarschijnlijk niet uit het oog mag verliezen dat ze die respons mee organiseren en mogelijk maken). Ervaringen van enkele postencefalitische patiënten (slaapziekte-patiënten) die Oliver Sacks door middel van L-Dopa tijdelijk uit hun decennialange lethargie haaldeGa naar eind5, lijken deze visie te staven. De herinneringen van sommige slaapziekte-patienten waren verbijsterend intact gebleven. Ze stonden evenwel in geen enkel verband met de wereld waarin zij meer dan veertig jaar later wakker of bewust gemaakt werden. Zij waren wereldvreemd gewor- | |
[pagina 330]
| |
den. De gebeurtenissen die zich tijdens hun lethargie aan hen hadden gepresenteerd, hadden zij slechts als toeschouwer geregistreerd. Ze bestonden wel in ‘hun herinnering’ en zij konden ze reproduceren, maar ze hadden geen betekenis. Zij hadden ze, zou Rosenfield waarschijnlijk zeggen, niet in verband kunnen brengen met het zelf, hadden ze niet betekend, ze niet met betekenis bekleed. Een bijkomend voordeel van deze interpretatie van geheugen en herinnering is mijns inziens dat ze een uitweg biedt uit het soms wat drastische relativisme van Rosenfield. Nog steeds is men er evenwel niet in geslaagd een herinnering te lokaliseren in het brein. Moeten we dan denken aan ervaringsgebonden maar qua betekenis ongedifferentieerde sporen of patronen (fysiologische, chemische, elektrische) in het brein, die pas betekenis, bestaan en differentie verwerven wanneer ze worden geactualiseerd? Aan het eind van het interview in Een schitterend ongeluk zei Oliver Sacks: ‘Als we wakker zijn, wordt de autonome hersenactiviteit ingeperkt door onze waarnemingen, de realiteit en sociale factoren. Als we slapen is dat niet het geval en staat het ons vrij te dromen. Je zou dus met enig recht kunnen zeggen dat we voortdurend dromen, maar dat als we wakker zijn de realiteit de dromen inpalmt’. | |
GeschiedenisRosenfields theorie over bewustzijn, geheugen en herinnering kan onze opvattingen over neurologie, psychologie, filosofie en taal grondig wijzigen, zei ik in het begin. Maar ze reikt ook interessante inzichten aan met betrekking tot herdenking en geschiedschrijving, de collectieve herinnering. Breidt men zijn hypothese tot dit domein uit, dan blijkt geschiedenis, collectieve ervaring, niets anders te zijn dan een eindeloos voortgaande structurering van gebeurtenissen, een voortdurend evoluerende aanpassing en veralgemening in het kader van de actualiteit en in termen van een zelfbeeld. Feiten en bronnen uit het verleden worden voortdurend geselecteerd, herschikt en gereïnterpreteerd. Herinneringen en verleden bestaan slechts als deel van een bewustzijnsstructuur. Ze zijn een onderdeel van het zelf-gevoel. Het gevoel van verleden, van geschiedenis, van geheugen is voor een stuk de schepping van het zelf. Naar analogie met het onderscheid dat ik gemaakt heb tussen geheugen en herinnering zou men het geheel van de gekende feiten en bronnen kunnen zien als het potentiële of globale geheugen. De verhalen die over het verleden (over de feiten) verteld worden (het wetenschappelijk vertoog inbegrepen), de betekenissen die aan feiten en bronnen | |
[pagina 331]
| |
worden gegeven, en de herdenking kunnen we collectieve herinnering noemen. De door de collectieve herinnering geselecteerde feiten en bronnen noemen we dan collectief geheugen. Collectieve herinnering en collectief geheugen, geschiedenis en geschiedschrijving, zijn dynamisch, veranderlijk en subjectief. Naar analogie met wat hierboven gezegd werd over individueel geheugen en herinnering, kan gesteld worden dat de collectieve herinnering en het collectief geheugen, geschiedenis en geschiedschrijving dus, betekenis en bestaan ontlenen aan de relatie tussen haar ‘gebruikers’ (de leden van de beschouwde collectiviteit) en hun actuele werkelijkheid, dat wat die collectiviteit hier en nu ervaart, nastreeft en beweegt. De herinnering transformeert en actualiseert het verleden. Het globale geheugen, de collectieve herinnering en het collectieve geheugen kunnen worden bestuurd, maar de methodes en de regels die daarbij worden gevolgd moeten per onderzoeksgebied op bruikbaarheid worden beoordeeld. Tot daar, in een notedop, enkele belangwekkende gevolgtrekkingen voor de historiografie. Verdere uitwerking is, gezien het nog hypothetisch karakter van Rosenfields stelling, wat voorbarig. Het woord is nu aan andere neurofysiologen. Maar Rosenfields bewustzijnstheorie is dermate stimulerend, biedt een mogelijke verklaring van vele tot op heden onverklaarbare neurologische afwijkingen en sluit zo nauw aan bij recente wetenschapsfilosofische inzichten en bij de historiografie, dat men er goed aan doet er nu al rekening mee te houden. |
|