| |
| |
| |
Streven Oktober 1992
| |
| |
| |
Altera Pars
Een orthodoxe kijk op Europa
Anastasios Kallis
De lidstaten van de Europese gemeenschap spannen zich al een tijd in om volkeren met een verschillende cultuur, traditie en mentaliteit dichter bij elkaar te brengen. Je zou verwachten dat de forse omwentelingen in de vroegere socialistische staten een nieuwe dimensie geven aan dit streven en dat de politiek een andere koers gaat varen. Maar het Westen is oppermachtig of het acht zich althans superieur omdat het een economisch overwicht heeft. Dat maakt dat er geen geest van samenwerking onder gelijken kan ontstaan; de sterkste dringt zijn kijk op en drijft zijn wil door. Er zijn in het éénwordingsproces van Duitsland, niet alleen op maatschappelijk en politiek maar ook op kerkelijk vlak, voldoende bedroevende voorbeelden te vinden van gebrek aan eerbied voor de identiteit van de andere, die in zijn existentiële nood wel moet zwichten.
Een echt duurzame gemeenschap kan men echter niet opbouwen met beslissingen die vanuit een machtspositie worden opgedrongen. Het is bovendien zeer de vraag of politiek-economische prestaties en belangen wel volstaan als fundamenten voor het gemeenschappelijke Europese huis. Een Europese politiek die de mens recht doet, moet politiek-economische factoren verbinden met geestelijke waarden. Dan pas is een hechte gemeenschap gewaarborgd, die opgewassen is tegen crisissen.
Zoeken naar de geestelijke wortels van Europa en naar de hoekstenen waarop het rust, leidt onvermijdelijk tot de vraag welke geestelijke basis de vele Europese volkeren gemeen hebben. Wat verbindt eigenlijk Oost- en West- Europa? Waarin verschillen zij? Wat kunnen de kerken bijdragen aan de vorming van een pluriforme Europese gemeenschap?
| |
Europa's wortels in het Middellandse Zeegebied
Europa's geestelijke wortels liggen niet alleen op het Europese continent, maar ook in het gebied van de Middellandse Zee, waar de drie werelddelen Afrika, Europa en Azië elkaar raken. Een hele groep volkeren, naties en staten
| |
| |
ontmoeten hier elkaar, met hun verschillende sociaal-politieke systemen, hun religieuze opvattingen en filosofische levensbeschouwingen. Zij wisselen niet alleen handelswaren uit, maar ook waardepatronen en levenswijzen. Zij sluiten verdragen en groeien weer uiteen. Op een bepaald ogenblik zet de Griekse cultuur zich af tegen het Oosten en schept de klassieke patronen die de maatstaf worden voor geheel Europa. Na een multinationale en multiculturele ontmoeting wordt uiteindelijk in het Griekse gebied de geestelijke toekomst van Europa bepaald. Het Griekse denken, met name de ideeën over de staat, verspreidt zich over een ruimer gebied, over kolonies en via de vreemde, cultureel zwakkere bezetters van het land.
Een literaire uitdrukking van dit veelzijdige ontwikkelingsproces van de Griekse cultuur is al in de 8e eeuw voor Christus te vinden in Homeros, Europa's oudste eposdichter. Zijn oeuvre weerspiegelt de ervaring van een zeevarende natie en, in het samenspel van mythe en wetenschap, het eigen Griekse denken, zoeken, onderzoeken en filosoferen. Met zijn Ilias en zijn Odyssea is hij de grondlegger van de Europese literatuur en geldt hij als het voorbeeld van alle Europese theologen en filosofen, die het ongrijpbare en onkenbare goddelijke met verwondering vereren en zijn afspiegeling in de wereld erkennen en in begrippen trachten te vertolken.
In deze regio werd Europa als geestelijke entiteit geconcipieerd, hoewel er toen nog geen Europees bewustzijn ontstond. Romeinse troepen zijn wellicht de eersten die zich ‘Europeanen’ voelen tegenover de Oosterlingen, die zij Syriërs noemen. De beslissende, bewuste ervaring tot Europa te behoren komt pas later door de oppositie tegen de islam. Het bewustzijn van deze tegenstelling blijft voortleven door alle culturele en politieke ontwikkelingen heen en is nu opnieuw heel belangrijk voor het besef van de geestelijke identiteit van Europa.
| |
Het hellenistisch-christelijke Europa
De beslissende factor in de vorming van een eigen Europese entiteit was het samengaan van de Griekse cultuurtraditie met het christendom. De nieuwe religie verbreidde zich vlug over een wereld waarin de Griekse cultuur toonaangevend was. Dat was een nieuw hoofdstuk in de Europese geschiedenis.
Het Griekse cultuurgoed en de christelijke wereldbeschouwing adopteren elkaar na een periode van strijd waarin geen van beide de andere kon overwinnen. Het wat uitgebluste hellenisme vindt een nieuw elan en het christendom ontwikkelt zich uit een afgescheurde joodse beweging tot een wereldgodsdienst. Het samengaan van deze twee factoren is beslissend voor de Europese cultuur en wel tot ver over de grenzen van het continent. Zonder dit huwelijk was er nooit een Europese identiteit ontstaan. In de loop der tijden zijn pogingen ondernomen om ze te scheiden, maar die faalden. Christendom
| |
| |
zonder hellenisme of cultuur zonder christendom, zijn in een of ander periode als ideaal voorgesteld, of zijn het programma geweest van geestelijke of sociale bewegingen, maar ze deden afbreuk aan de menselijke waardigheid en ze hebben de ontwikkeling van Europa geremd.
De grote culturele omwenteling die in het Oosten van Europa begon en door het Westen werd overgenomen is, ondanks grondige studie, vaak verkeerd begrepen. De vooraanstaande protestantse kerkhistoricus Adolf von Harnack heeft in zijn Geschichte der altchristlichen Literatur en Lehrbuch der Dogmengeschichte gewezen op het belang van de Griekse cultuur voor de ontwikkeling van de christelijke godsdienst en zijn historische uitbouw. Daarmee opende hij het debat over de christianisering van de Griekse filosofie en de hellenisering van het christelijk geloof. Vandaag nog beïnvloedt zijn werk deze discussie. Telkens opnieuw herhaalt men het verwijt dat de Griekse cultuur het christendom van zichzelf vervreemdde. Juist Harnack, die terecht op het proces van de ‘hellenisering van het christendom’ had gewezen, verstond het verkeerd: hij zag er een vervalsing in van de christelijke openbaring, waarvan de zuivere verwoording bewaard is in het Nieuwe Testament. De Hamburgse filosoof Klaus Oehler meent: ‘Een uitspraak van Harnack als “De Griekse kerk is geen christelijke schepping met Griekse inslag, maar een Griekse schepping met christelijke inslag” is ongenuanceerd, ondoordacht, een schoolvoorbeeld van verkeerd begrepen geschiedenis’.
Maar wat men ook mag denken over het al of niet zuiver bewaren van het christelijke geloof in deze relatie, voor een juiste inschatting van de Europese identiteit mag men niet vergeten dat de Griekse cultuur, zoals ze vorm kreeg in het christelijke Byzantium, nog altijd de geestelijk-culturele basis is van de orthodoxe landen in Oost-Europa. Op dit punt is er een wezenlijk verschil met het Westen waar de Latijnse cultuurtraditie door het rooms-katholicisme getekend werd.
Daarop ontwikkelden zich langzaam twee rivaliserende Europese werelden, verschillend in hun manier van denken en ervaren. Ze onderhielden vruchtbare contacten, maar vochten ook bittere twisten uit. Zij bouwden een multinationaal en multicultureel Europa op dat in zijn geestelijke grondslagen fundamenteel één bleef. Dat was al zo vóór Europa een politiek en cultureel begrip werd. Voor de Byzantijnen, die zich fier Romeinen noemden, was Europa in de 10e eeuw niet meer dan een geografisch, bestuurlijk gebied; het Westen beschouwde in de 6e eeuw Gallië als Europa. Wat we nu het éne Europa noemen is in cultureel opzicht het beste aan te duiden met het begrip ‘christelijke oecumene’. Die zag er wel anders uit in het Oosten dan in het Westen, maar er bleef altijd een culturele uitwisseling tussen beide bestaan en de grenzen waren niet scherp afgelijnd. Niet van het noorden naar het zuiden liep de culturele grens maar van het oosten naar het westen, en lange tijd bleef ze vlottend. De bonte groep volkeren in Zuidoost-Europa vormde een soort bufferzone waarop zowel het Griekse Byzantium als het Latijns-Germaanse
| |
| |
avondland invloed uitoefenden. De christelijke oecumene had zwaar te lijden onder de ineenstorting van het Westromeinse rijk in 476, de opkomst van het Frankische rijk, de ontwikkeling tot een politieke macht van het patriarchaat van het Westen in Rome en het schisma tussen de oosterse en de westerse kerk. Door het optreden van de Germanen en het opdringen van de Arabieren werd de culturele eenheid van de antieke wereld verbroken.
| |
Het germaans-christelijke Europa
Het christendom bleef nog wel een band tussen de volkeren maar het slaagde er niet in uit de versmelting van de politieke erfenis van de Romeinen en het Griekse cultuurgoed het éne Europa te smeden. De politieke breuk was niet meer te vermijden; niet alleen gingen Oost en West uiteen, onder de druk van de opkomende politieke machten van de Germaanse en de Slavische volkeren zou ieder deel op zijn beurt verbrokkelen.
Theologische en maatschappelijke factoren waren zozeer met de politieke machtsstrijd verweven dat zij mee het verloop van de geschiedenis bepaalden. Hoe men ook moge denken over de Byzantijnse beeldenstrijd in de 8e en de 9e eeuw, men kan niet ontkennen dat de kerkelijke en de politieke nevenverschijnselen ervan zwaar doorgewogen hebben op de vorming van Europa. Het ging niet meer om vragen over het geloof toen paus Gregorius II (715-731) de loze dreiging van de Byzantijnse keizer Leo III (715-741) dat hij hem zou gevangen nemen, pareerde met de tegendreiging: ‘Wilt u het wagen? Denk erom dat alle volkeren in het Westen bereid zijn op u het onrecht te wreken dat u zo de volkeren van het Oosten zoudt aandoen’. De keizer nam uiteindelijk wraak op de arrogante paus, toen hij in 732 Illyrië, Calabrië en Sicilië, die kerkelijk bij het Romeinse patriarchaat hoorden, onder de jurisdictie van het patriarchaat van Constantinopel stelde. Zo vielen de religieuze en de politieke grenzen samen en dit was mee oorzaak van de splitsing van Europa. Die werd twintig jaar later een feit, in november 753, toen paus Stefanus II over de Alpen trok om er bescherming te zoeken aan het hof van de Frankische koning Pepijn de Jongere. Het dieptepunt kwam op Kerstmis 800: Paus Leo III kroonde de zoon van Pepijn, Karel de Grote, tot keizer en pleegde hiermee verraad aan het Rijk.
Nu was de politieke scheiding niet meer om te keren. Door het trekken van een grens ontstonden twee geïsoleerde delen die in taal, cultuur, politiek en cultus verschilden. In de 6e eeuw waren al veel bruggen tussen beide afgebroken door de invallen van de Awaren in Illyrië; nu gingen de laatste verloren. Oost- en West-Europa groeiden verder uit elkaar: Byzantium werd meer en meer Grieks-Oosters, het Westen kwam meer en meer onder de invloed van de Germanen. De tegenstelling tussen het Oosten en het Westen ligt van nu af niet zozeer in het verschil tussen de Byzantijnse en de Latijnse cultuur, maar veeleer tussen de Griekse en de Germaanse denk- en leefwereld. In die zin is
| |
| |
ook het schisma tussen de oosterse en de westerse kerk niet het gevolg van dogmatische verschillen, maar van de confrontatie tussen twee wereldbeschouwingen die concreet in de Griekse orthodoxie en in het rooms-katholicisme hun eigen vertolking vonden.
| |
West-Europa blijft katholiek
Ondanks de Reformatie blijft ook het moderne West-Europa rooms-katholiek. Het is namelijk het produkt van de middeleeuwse cultuur die in de scholastiek het hoogtepunt bereikte van haar rationalistische en juridische eigen aard. Naar de geest is West-Europa in principe trouw gebleven aan de middeleeuwen. Na de Renaissance en vooral na de Verlichting zijn het rationalisme en het juridisme nog steeds de hoekstenen van de Westeuropese geestelijke structuren. Zij zijn in die mate aan de middeleeuwen ontgroeid dat het rationalisme een eigen weg gegaan is en dat de wet geen metafysische dimensie heeft maar de geldende structuren beveiligt. Deze houding overheerst zo sterk dat zij een gevaar vormt voor de mens als persoon en voor de schepping als werk van God.
De Oosteuropese volkeren, die zich momenteel bezinnen op hun eigen cultureel erfgoed, staan kritisch tegenover de Westeuropese cultuur. De macht was binnen Europa op zo'n manier verdeeld dat het Westen het Oosteuropese element verdrong: Rusland raakte vervreemd van zijn culturele identiteit, net als de Europese staten die in de 19e eeuw opgericht werden op het grondgebied van het vroegere Ottomaanse rijk.
| |
Katholieke oecumene
Uit de jammerlijke gebeurtenissen in Joegoslavië, Roemenië en de Oekraïne en uit de kortzichtige pro-katholieke stellingname van het Westen - dat denkt het enige Europa te zijn - blijkt een kritiekloos verabsoluteren van het eigen goed. Men geeft ook blijk van een selectief geheugen wanneer men nog wel eraan herinnert dat ‘de katholieke kerk van Byzantijnse ritus’ in 1946 in de Oekraïne en in 1948 in Roemenië met geweld door de communistische machthebbers afgeschaft werd, maar zwijgt over de daaraan voorafgaande dwang die de katholiek gezinde politici uitoefenden op de orthodoxe kerk om tot het katholicisme over te gaan. Wie de Duitse pers doorneemt ervaart hoe weinig zin zij heeft voor geschiedenis en is niet verbaasd dat in orthodoxe landen gesproken wordt over een ‘hetze tegen de orthodoxie’. Helemaal absurd wordt de huichelarij wanneer in Rusland nieuwe kerkelijke structuren worden opgezet, parallel aan de orthodoxe, niet alleen ten behoeve van de katholieken maar ook van de orthodoxen die, omwille van de compromissen tussen de orthodoxe kerk en het atheïstische Sovjetregime, tot de katholieke kerk zijn overgegaan. Volstaan dan de ervaring van de kerk in Duitsland in de tijd van
| |
| |
het Derde Rijk en de nog niet geheelde wonden van het Stasi-optreden niet om zich wat meer bescheiden op te stellen tegenover anderen?
Terwijl in Europa om verschillende redenen een gemeenschap wordt gevormd (ofschoon in het vroegere socialistische kamp nu wel het nationalisme het communisme heeft afgelost) blijkt uit de houding van de kerk dat het christendom, dat toch pretendeert alle verschillen te overbruggen, vaak meer ‘verstrooit dan verzamelt’ De reden is dat van de confessionele identiteit een factor van macht wordt gemaakt die het vormen van een gemeenschap verhindert.
De paus vraagt wel aandacht voor de oostelijke dimensie van Europa. Maar de manier waarop hij zijn ambt, de dienst aan de eenheid, opvat en het optreden van het Vatikaan, dat niet nalaat de paus als de grote bevrijder van het Oosteuropese communisme voor te stellen, doen denken dat de ‘Nieuwe evangelisatie van Europa’ bedoeld is om Europa ‘weer katholiek te maken’. Dat paus Johannes-Paulus II de Thessalonische broeders Cyrillus en Methodius, apostels en leraren van de Slaven, tot beschermheiligen van Europa uitroept naast de heilige Benedictus van Nursia, is zeker een verantwoorde verwijzing naar het dubbele (oosterse en westerse) karakter van Europa. Maar, dat hij dit op eigen houtje deed, zonder ruggespraak met de kerk bij wie zij missioneerden, geeft zijn handelswijze een niet-oecumenische bijsmaak, die typisch is voor deze paus, die zelfs beweert dat het christendom naar de Roesj van Kiev gebracht werd vanuit Rome, via Constantinopel.
| |
De overwinnaars zijn niet betrouwbaar
Omwille van de geloofwaardigheid van het christendom en omwille van een waarachtige dialoog moeten we de ‘mentaliteit van overwinnaars’ uitbannen. Verovering van gebied heeft in het verleden niet bijgedragen tot de gemeenschap onder de volkeren en heeft Europa meer verbrokkeld dan verenigd.
In deze tijd van snelle veranderingen, nu de volkeren opstaan, uit hun sociale, ideologische en economische afzondering treden en hun vijandige allianties trachten af te bouwen, lijken de geïnstitutionaliseerde oecumenische acties van de kerken een slome bedoening van gevestigde instellingen, die door hun zelfgenoegzaamheid meer en meer hun geloofwaardigheid verliezen in een wereld die noch hun taal noch hun mentaliteit begrijpt. De toekomst van de kerken na de eeuwwisseling en hun relevantie hangen in wezen af van hun bekwaamheid de onverkorte boodschap van het evangelie in zijn jeugdige frisheid en dynamiek in nieuwe vormen te gieten en in een meerstemmige harmonie te verkondigen, en niet langer in de gebruikelijke dissonantie. Pas dan zal ook de ‘nieuwe evangelisatie van Europa’ een reële kans maken.
|
|