| |
| |
| |
Streven Juni 1992
| |
| |
| |
Het andere gezicht van Paulus
Joop Smit
Het Nieuwe Testament omvat naast vier evangeliën, die het optreden van Jezus vertellen, en de Handelingen van de Apostelen, die het wel en wee van de eerste christelijke verkondigers verhalen, een uitgebreide collectie brieven. Daarin onderrichten, vermanen en bemoedigen de leiders van het eerste uur de geloofsgemeenschappen die zij vaak zelf in het leven hebben geroepen. Veruit de meeste van deze brieven zijn door Paulus geschreven. Traditioneel worden er veertien aan hem toegeschreven. Nu zijn deze niet allemaal werkelijk van hem afkomstig. Zo is zijn auteurschap van de brief aan de Hebreeën van het begin af aan in twijfel getrokken. Niet voor niets heeft deze brief in de verzameling brieven de laatste plaats gekregen. Ook de stijl en inhoud van de twee brieven aan Timoteüs en van de brief aan Titus, de zogenaamde ‘pastorale brieven’, wijzen naar een andere hand en doen vermoeden dat deze niet door Paulus zelf geschreven zijn. De meeste van de veertien brieven dragen echter onmiskenbaar Paulus' eigen stempel. Paulus is de belangrijkste briefschrijver van het Nieuwe Testament. Hij heeft aan dit boek een heel eigen bijdrage geleverd.
Over de vraag waaruit de eigen bijdrage van Paulus precies bestaat, lopen de meningen van de deskundigen momenteel ver uiteen. Binnen de bijbelwetenschap ondergaat de interpretatie van Paulus' brieven de laatste jaren een diepgaande wijziging. De oorzaak daarvan ligt niet bij de brieven als zodanig. De oorspronkelijke, Griekse tekst ervan is over het algemeen zeer betrouwbaar overgeleverd. Er zijn geen nieuwe, gewichtige handschriften ontdekt of belangrijke, onbekende historische feiten aan het licht gekomen. De betekenis van een tekst wordt echter niet alleen door de tekst zelf, maar ook door de lezers van die tekst bepaald. De betekenis ontstaat in een dialoog waarin beide, tekst en lezers, hun aandeel leveren. Veranderingen bij de lezers brengen de huidige verschuivingen in de interpretatie van Paulus' brieven teweeg. Omdat de lezers andere vragen stellen, geeft Paulus andere antwoorden. Omdat zij zelf met andere ogen naar Paulus kijken, ontdekken zij een ander gezicht.
| |
| |
| |
Het gangbare beeld
Tot voor kort heerste er rond de persoon en de boodschap van Paulus betrekkelijke rust en eensgezindheid. Zowel voor de gewone lezers als voor de beroepslezers was Paulus vooral een schrijver en een theoloog. De manier waarop het Nieuwe Testament Paulus presenteert, werkt deze voorstelling duidelijk in de hand. Het is de eerste indruk die wij van Paulus opdoen en ook de onderzoekers zagen blijkbaar geen reden om die eerste indruk te herzien.
De brieven van Paulus zijn gebundeld en, beginnend met de uitvoerige brief aan de Romeinen tot en met het kleine briefje aan Filemon, op lengte geordend. Wij treffen de afzonderlijke brieven altijd als onderdelen van deze verzameling aan. Onwillekeurig roept dit het beeld op dat Paulus zijn brieven als hoofdstukken van één boek heeft bedoeld. Ook het feit dat Paulus' verzamelde werk een onderdeel vormt van het Nieuwe Testament draagt aan dit beeld bij. Door hun opname in de canon zijn de brieven immers losgemaakt van hun oorspronkelijke adres. Zij zijn als het ware vereeuwigd. Voortaan richt Paulus zich als gezagvol schrijver tot een universeel publiek.
De bundeling van de brieven werkt tevens de gedachte in de hand dat Paulus bouwt aan een systematische theologie. Volgens de gangbare opvatting vormt de leer over de rechtvaardiging van de zondaar, die Paulus vooral in zijn brieven aan de Romeinen en de Galaten uiteenzet, het hart van deze theologie. Paulus tekent God als een rechter die genade laat gelden voor recht en die de mens om niet aanvaardt, en de mens als een zondaar die zich vol vertrouwen aan Gods oordeel en genade moet overgeven. Vanuit deze kern ontwikkelt Paulus dan een samenhangende visie waarin alle belangrijke onderwerpen van de systematische theologie aan de orde komen. Binnen het Nieuwe Testament geldt Paulus bij uitstek als de theoloog die de christelijke verkondiging systematisch doordenkt en uitwerkt.
In de bijbelwetenschap heeft dit beeld van Paulus de laatste jaren zijn vanzelfsprekendheid verloren. Zowel ten aanzien van Paulus als schrijver als ten aanzien van Paulus als theoloog zijn er ingrijpende wijzigingsvoorstellen gedaan. Het gaat daarbij om twee stromingen binnen het onderzoek, die elkaar nog niet echt hebben gevonden. Daarom zullen zij los van elkaar worden gepresenteerd.
| |
Gesproken brieven
De Duitse geleerde Johannes Weiss publiceerde in 1897 een artikel onder de titel Beiträge zur Paulinischen Rhetorik, dat met de volgende mededeling begint: ‘Dat Paulus in zijn brieven, die zoals bekend gedicteerd zijn en bestemd om in het openbaar te worden voorgelezen, zich een uitstekend redenaar betoont, is niets nieuws’. Daarom, zo vervolgt Weiss, dient iedere lezer zich voortdurend bewust te zijn dat de tekst ten gehore werd gebracht
| |
| |
en voor het oor bestemd was. De tekst dient, om zo te zeggen, ‘met het oor te worden gelezen’. Aandacht voor Paulus als redenaar bestond er al veel eerder bij Chrysostomus, Augustinus, Melanchton. Het duurde na Weiss tot ongeveer 1975 voor de draad weer werd opgenomen. Toen kwam de retorische analyse tot ontwikkeling. Daarbij wordt Paulus met behulp van de klassieke welsprekendheid gelezen.
In de Grieks-Romeinse wereld was welsprekendheid van het grootste belang. Een succesvolle maatschappelijke loopbaan was alleen weggelegd voor iemand die de kunst beheerste in het openbaar een publiek doeltreffend toe te spreken. Retorica vormde dan ook de hoofdschotel van het hoger onderwijs, dat studenten als geschoolde redenaars afleverde. Wij zijn over deze klassieke welsprekendheid goed geïnformeerd. Dat komt doordat naast feitelijke redevoeringen ook een aantal handleidingen van o.a. Aristoteles, Cicero, Quintilianus bewaard zijn gebleven, waarin de regels van de kunst systematisch worden beschreven. Deze handboeken bevatten aanwijzingen voor het vinden van de juiste argumenten, het maken van een doeltreffende opzet, het kiezen van effectieve stijlfiguren, het memoriseren van de speech en het ondersteunen van de woorden met stem, gezichtsuitdrukking en gebaar. Doeltreffendheid staat bij dit alles voorop. Een goede, werkzame redevoering maakt op het publiek een logische indruk, neemt het emotioneel mee in de gewenste richting en doet de spreker oprecht en deskundig overkomen.
Paulus maakt deel uit van deze retorische cultuur. Of hij ook formeel in de welsprekendheid geschoold is, valt niet meer te achterhalen. Duidelijk is wel dat zijn brieven een uitgesproken retorisch karakter vertonen. Elke brief is een overredingsproces, waarbij Paulus zich zorgvuldig op de geadresseerden instelt en de gepaste retorische middelen aanwendt om te komen tot het gewenste resultaat. In het licht van de retorica gezien, ontpopt Paulus zich als een vakkundig spreker die weet dat niet gelijk hebben, maar gelijk krijgen de kunst is. De brief die hij aan de Galaten schrijft is daarvan een goed voorbeeld.
De geloofsgemeenschappen in Galatië, een landstreek in het centrum van het huidige Turkije, zijn door Paulus zelf gesticht. Paulus heeft deze nietjoodse heidenen verkondigd dat God één is en dat Jezus de Messias is, maar hij heeft hen niet gevraagd zich volledig bij het jodendom aan te sluiten. Enkele joodse mede-christenen hebben de Galaten inmiddels op het hart gedrukt dat Paulus nalatig is geweest en dat zij tweederangs-christenen blijven zolang zij niet tot het jodendom overgaan. In deze situatie schrijft Paulus zijn brief. Met alle retorische middelen die hem ten dienste staan, probeert hij de Galaten op de door hem aangegeven koers te houden. Hij betoogt dat deze hun eer en voordeel brengt, terwijl de koers van de tegenstanders hun slechts schande en schade berokkent. Hij spant zich tot het uiterste in om het publiek emotioneel voor zich te winnen door het ene moment te doen
| |
| |
alsof hij ten einde raad is en het volgende ogenblik weer het volste vertrouwen in hen uit te spreken; ook voor de wending dat ‘moeder niet boos is, maar bedroefd’ geneert hij zich niet. Tegelijk gaat hij zeer ver om de Galaten van zijn tegenstanders te vervreemden door dezen op een bedenkelijke manier zwart te maken. Opruiers en onruststokers zijn het; hun bedoelingen deugen niet; vervloekt zijn zij en het zou beter zijn als die ijveraars voor de besnijdenis zichzelf castreerden. Deze tegenstelling bereikt een climax aan het slot van de brief, waar Paulus de Galaten voor de keuze stelt tussen zijn opponenten, die alleen op eigen eer en voordeel uit zijn, en hem zelf, een toonbeeld van zelfverloochening en onbaatzuchtigheid. ‘Laat voortaan niemand het mij lastig maken, want ik draag de merktekens van Jezus in mijn lichaam’. Helemaal aan het eind van zijn brief maakt Paulus gebruik van een beroemd middel om de weerstand van het publiek te breken. Hij roept het beeld op van de redenaar die zijn tuniek opentrekt en het publiek met de littekens op zijn lichaam demonstreert hoeveel hij voor de gemeenschappelijke zaak heeft over gehad.
Binnen de bijbelwetenschap is de retorische benadering van de verschillende brieven van Paulus in volle gang. De teksten laten onder die belichting een ander gezicht zien. Het gelegenheidskarakter van de brieven komt sterk naar voren. Zij zijn allereerst op de concrete omstandigheden van een duidelijk bepaald publiek gericht. Dit betekent dat wij andermans post lezen als wij ons in Paulus' brieven verdiepen. Bovendien doen wij er goed aan elke brief als een zelfstandig geheel te lezen.
Ook Paulus zelf verandert door de retorische benadering. Hij wordt levendiger en kwetsbaarder dan wij gewend zijn. Hij is niet langer de man die alles weet en altijd waarheid spreekt. Ook Paulus moet zich inspannen om zijn geloofsovertuigingen aannemelijk te maken door middel van argumenten die nu eens zwak en dan weer sterk zijn, maar die nooit zijn opvattingen dwingend kunnen bewijzen. Ook het bespelen van persoonlijke gevoelens en relaties levert een belangrijke bijdrage aan zijn overredingskracht. Paulus stelt niet in dogmatische uitspraken de eeuwige waarheid vast. Hij is een spreker die doelgericht te werk gaat om met behulp van de welsprekendheid de geadresseerden voor zijn overtuiging te winnen. Hij heeft niet op voorhand in alles gelijk. De retorische analyse laat zien dat Paulus' opvattingen discutabel zijn.
| |
Joden en heidenen
In 1961 hield de Zweedse nieuw-testamenticus Krister Stendahl, op dat moment hoogleraar aan Harvard University, een toespraak op de jaarlijkse bijeenkomst van de American Psychological Association. Daarin hield hij zijn luisteraars voor dat Paulus niet worstelde met een zwaar schuldbesef en met een persoonlijk onvermogen om de hele Wet te onderhouden, maar dat hij
| |
| |
iemand was met een ‘robuust geweten’. Bovendien vond Stendahl het onjuist om van de bekering van Paulus te spreken. In feite immers werd de jood Paulus geroepen om als apostel onder de heidenen te werken. Stendahl nam deze lezing op in zijn boek Paul among Jews and Gentiles, waarin hij de centrale stelling van zijn betoog nogmaals helder uit de doeken deed. Volgens Stendahl, zelf lutheraan en na zijn emeritaat bisschop van Stockholm, lezen wij Paulus door de bril die ons door Luther is opgezet en is het noodzakelijk die bril af te zetten om de werkelijke Paulus te ontdekken. Luther was een door angst gekweld man, die in Paulus' idee over de rechtvaardiging door het geloof een antwoord vond voor zijn persoonlijke gewetensnood. Luthers wanhopige vraag ‘Waar vind ik een genadige God?’, heeft de westerse kerk tot uitgangspunt van haar lezing van Paulus gemaakt. Daardoor is echter het contact met Paulus als brug tussen joden en heidenen verloren gegaan. ‘Terwijl Paulus zich bezighoudt met de relatie van de joden tot de heidenen, zijn wij geneigd hem te lezen alsof zijn vraag was: Op welke gronden, op welke voorwaarden worden wij gered?’. Deze verschuiving maakt, volgens Stendahl, de oorspronkelijke gedachten en bedoelingen van Paulus ontoegankelijk en vertekent het beeld van zijn zending en persoon. ‘De kwestie komt feitelijk hier op neer: als wij Paulus' antwoord op de vraag hoe heidenen erfgenamen worden van Gods beloften aan Israël lezen alsof hij antwoord gaf op Luthers gewetenskwellingen, dan is het evident dat wij Paulus' antwoord weghalen uit zijn oorspronkelijke contekst’. Het heeft even geduurd voordat Stendahl met deze these gehoor vond onder zijn vakgenoten. Met name in het Engelse taalgebied is in de jaren zeventig een beweging op gang gekomen om Paulus te de-lutheraniseren.
Achteraf gezien ligt de stelling dat bij Paulus niet de relatie van de individuele gelovige tot God, maar de relatie van de joden tot de heidenen centraal staat erg voor de hand. Dat was immers voor de eerste christenen het meest klemmende probleem. In de laatste eeuwen voor onze jaartelling heeft het joodse volk, door schade en schande wijs geworden, zich steeds meer afgezonderd van de niet-joodse omgeving. Tegen de soms gedwongen assimilatie in benadrukte het jodendom zijn eigen identiteit door precies die kenmerken te cultiveren die het van de volken onderscheiden. Het onderhouden van de sabbat, de besnijdenis en het observeren van een aantal spijsvoorschriften zijn daarvan de voornaamste. Bij dit markeren van de eigen identiteit stond het voortbestaan op het spel. De eerste christenen zijn allen joodse mensen die belijden dat Jezus de Messias is. De snelle toestroom van heidenen die zich bij de messiaanse beweging aansluiten, stelt hen voor een fundamenteel probleem: is geloven dat Jezus de Messias is voor deze nieuwkomers genoeg of moeten zij ook volledig tot het jodendom overgaan? De meningen hierover zijn zeer verdeeld. De meeste joodse christenen van het eerste uur zijn er heilig van overtuigd dat niet-joodse gelovigen door besnijdenis en wetsonderhouding volledig moeten worden opgenomen in het
| |
| |
verbond dat God met Israël sloot om zo te delen in de beloofde erfenis. Een minderheid is van oordeel dat niet-joden die geloven dat Jezus de Messias is zonder meer moeten worden toegelaten en dat zij niet volledig tot het jodendom moeten overgaan.
Paulus behoort tot deze laatste groep. Vooral in de brieven aan de Romeinen en de Galaten ontpopt hij zich als een fervent ‘apostel van de heidenen’. Hij probeert de andere joodse gelovigen ervan te overtuigen dat zij niet het recht hebben om geloofsgenoten met een heidense achtergrond te verplichten tot besnijdenis en wetsonderhouding, maar dat zij hen zonder die voorwaarden als volwaardige leden van de ene geloofsgemeenschap dienen te aanvaarden. Israël is vanouds door God bestemd om licht voor de volken te zijn. Christus betekent voor Paulus dat hij zelf en heel zijn volk geroepen is om de heidenen nu ook daadwerkelijk in dat licht te laten delen. Zo komt de ene gemeenschap tot stand die joden en heidenen omvat en krijgt Israël de gestalte die God vanaf het begin heeft bedoeld.
De bril van Luther blijkt belangrijke vertekeningen in Paulus' brieven te veroorzaken. De-lutheranisering maakt deze soms op verrassende wijze ongedaan. Een aantal voorbeelden. Zeker binnen de reformatie vormen de eerste drie hoofdstukken van de brief aan de Romeinen veruit het belangrijkste deel van de brief en zelfs van heel de bijbel. Daar zet Paulus immers de centrale leer van de rechtvaardiging door het geloof uiteen. De vraag is echter of de nadruk op deze hoofdstukken zelf gerechtvaardigd is. Paulus werkt in deze brief naar een climax toe. Hij bereikt die in Rom. 9-11, waar hij met veel bijbelteksten zijn gedachten over de relatie tussen het joodse volk en de christelijke kerk ten beste geeft. Tot slot vat hij zijn overwegingen samen in een beeld dat het retorische hoogtepunt vormt: Israël is de tamme olijfboom waarop de heidenen als wilde takken worden geënt, zodat zij voortaan deelhebben aan het sap van die oude wortel. Deze ‘centrality of Jews and Gentiles’ (Stendahl) betekent ook dat het gebruik van ‘wij’ en ‘ons’ in Paulus' brieven bijzondere oplettendheid vraagt. Vaak immers bedoelt Paulus met ‘wij’ niet de geadresseerde gemeente en zeker niet een universeel gehoor van christenen, maar zichzelf en de andere joden die van ‘jullie’, de niet-joden onderscheiden zijn. Bij het begrip ‘roemen’ doet zich iets dergelijks voor. Als Paulus over ‘roemen’ spreekt, heeft hij gewoonlijk niet de mens op het oog die zich tegenover God op zijn talrijke prestaties beroemt. Meestal hekelt hij de roem op Verbond, Besnijdenis en Wet die Israël zich tegenover de onbesneden en goddeloze heidenen veroorlooft. Ook Paulus' uitspraken over de Wet blijken heel genuanceerd te moeten worden gelezen. Voor Paulus is de Wet niet een legalistisch systeem dat hij radicaal verwerpt. De Wet is voor hem de joodse Torah, die van God komt en rechtvaardig is, heilig en
goed. Hij tekent alleen fel protest aan als de Wet door joodse mede-gelovigen tot een blijvende scheidsmuur wordt gemaakt, die de ene gemeenschap van joden en heidenen in de weg staat. In feite keert Paulus zich niet
| |
| |
tegen de Wet op zich, maar tegen de typisch joodse onderscheidingstekens van besnijdenis en voedselvoorschriften, die niet van alle gelovigen zonder onderscheid mogen worden gevraagd. De heidenchristenen mogen volgens Paulus onder geen beding verplicht worden als joden te leven.
Uit deze voorbeelden blijkt dat de-lutheranisering een negatieve aanduiding is voor een proces dat positief ‘re-judaïsering’ kan worden genoemd. Nadat in naam van Paulus jodendom en christendom eeuwen lang als Wet en Evangelie tegen elkaar zijn uitgespeeld, keert Paulus terug naar zijn joodse bakermat. Paulus was een geboren jood en is naar zijn eigen overtuiging altijd jood gebleven. Geroepen om apostel van de heidenen te zijn bracht hij de zegen van Abraham naar de volken. Daarbij werd het tragische lot van zoveel doorbraak-figuren zijn deel. Voor de andere joden ging hij in zijn toenadering tot de volken veel te ver en dus ging de synagoge haar eigen weg. Voor zijn niet-joodse geloofsgenoten van latere tijden ging hij niet ver genoeg, en dus werd hij door de kerk tot haar anti-joodse woordvoerder gemaakt. Toen de kloof tussen joden en christenen steeds breder werd, verloor Paulus zijn functie als brug tussen beide groepen en werd er van zijn diensten een oneigenlijk gebruik gemaakt.
| |
Vragen
Het onderzoek naar ‘het andere gezicht van Paulus’ maakt op het moment een stormachtige ontwikkeling door. Tussen de opklaringen in doemen nieuwe vragen op. Om de rooskleurige voorstelling die tot nu toe geschilderd werd enigszins te nuanceren, volgen hier twee van de meest lastige problemen waarvoor Paulus zijn huidige lezers stelt.
Toen Luther in zijn wanhoop las wat Paulus over de rechtvaardiging van de zondaar schreef, viel de tijd weg en onderging hij een schok van herkenning. Het was voor Luther zonneklaar dat Paulus zich rechtstreeks tot hem persoonlijk richtte in de tegenwoordige tijd. Wanneer wij Paulus nu terugplaatsen tussen de joden en de heidenen in zijn eigen verleden tijd, wordt ook de grote historische afstand die ons van hem scheidt, duidelijk zichtbaar. Als Paulus ‘wij’ zegt, is er niet direct contact. Paulus' brieven worden weer onmiskenbaar historische documenten die spelen in een tijd die niet de onze is. Maar wat betekent dan de canonisering, die inhoudt dat deze brieven rechtstreeks voor de huidige christelijke kerken zijn bestemd? Is dat niet vragen om gevaarlijke misverstanden en soms rampzalige kortsluitingen? Hoe is het mogelijk dat tijdgebonden gelegenheidsgeschriften, zoals Paulus' brieven zijn, de tijd trotseren en deze zelfs overstijgen? Dat is de kwestie.
Verder toont Paulus zich in zijn brieven een vakkundig redenaar. Hij brengt geen algemeenheden te berde, maar richt zich op het publiek dat hij voor zich heeft en gaat in op hun vragen en omstandigheden. De retorische analyse laat helder zien dat elke brief een gelegenheidskarakter heeft en voor
| |
| |
een bepaalde gemeente werd geschreven. Paulus past zijn boodschap aan bij de verschillende gemeenten tot wie hij zich richt. Hij gaat daarin zo ver, dat hij zich soms lijkt schuldig te maken aan opportunisme. Zo brengt hij tegenover de Korintiërs standpunten naar voren die lijnrecht ingaan tegen de eisen die hij aan de Galaten stelt. Waait Paulus met alle winden mee of zijn deze wisselingen eigen aan het incidentele karakter van zijn brieven? In elk geval maakt de retorische analyse de samenhang van Paulus' denken tot een brandend probleem. De meeste brieven van Paulus vormen op zich genomen een coherent en weldoordacht geheel. De verschillen tussen de brieven onderling zijn echter zo groot, dat een systematisch overzicht van Paulus' theologie momenteel verder weg lijkt dan ooit.
| |
Literatuur
Joop Smit, Brief aan de Galaten (serie: Belichting van het Bijbelboek), KBS, Boxtel / Tabor, Brugge / VBS, Leuven, 1989. |
Krister Stendahl, Paul among Jews and Gentiles and other essays, SCM Press, Londen, 1977. |
Cicero, Drie gesprekken over redenaarskunst, vertaald en toegelicht door Hedwig W.A. van Rooyen-Dijkman en Anton D. Leeman, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 1989. |
A.D. Leeman & A.C. Braet, Klassieke retorica. Haar functie, inhoud en betekenis, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1987. |
|
|