Streven. Jaargang 59
(1991-1992)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 289]
| |
Streven
| |
[pagina 291]
| |
Kan het Westen wel bekeerd worden?
| |
[pagina 292]
| |
Lesslie NewbiginNewbigin, geboren in 1909, studeerde in Cambridge economie en geografie met de bedoeling zijn vader, een reder, op te volgen. Hij stapte echter over naar een theologie-studie en vertrok met zijn vrouw in 1936 als zendeling naar India. Hij had een belangrijke inbreng op de eerste bijeenkomsten van de Wereldraad van Kerken, in Amsterdam en Evanston, werd bisschop van Madras, kon als emeritus teruggekeerd in Engeland niet stilzitten, nam daarom eerst een hoogleraarschap op zich en werd later pastor in Birmingham. Twee publikaties van Newbigin in 1985 en 1986 trokken sterk de aandacht: The Other Side of 1984Ga naar eindnoot1, en Foolishness to the Greeks. The Gospel and Western CultureGa naar eindnoot2. The Other Side of 1984 werd geschreven op verzoek van de Britse Raad van Kerken naar aanleiding van de vraag of Orwell gelijk had gekregen. Wat was er met de westerse cultuur gebeurd? Newbigin voelde zich na zijn jarenlange verblijf in India een vreemdeling in Europa. De westerse cultuur, die eeuwenlang zo invloedrijk was en die het nodig vond elders in de wereld te missioneren, lijkt als geen andere resistent tegen het Evangelie. Newbigin citeert wat hij Simatupang - eerst opperbevelhebber van de Indonesische strijdkrachten, later voorzitter van de Raad van Kerken in zijn land - op een conferentie in Bangkok hoorde zeggen: ‘Vraag nummer één is: kan het Westen wel bekeerd worden?’ | |
De vraag naar zinDe westerse cultuur, aldus Newbigin, moet weer leren de vraag naar de zin van het leven te stellen. Als erfgenaam van de Verlichting denkt de westerse mens in termen van maakbaarheid, meetbaarheid, beheersbaarheid. Het juk van dogma en theologie werd afgeschud, daardoor moest het mogelijk worden de Utopie van de ideale staat te verwezenlijken. De instrumenten daarbij zouden de wetenschap en de politiek moeten zijn. In die cultuur is volgens Newbigin weinig overgebleven van het evangelische elan, hooguit een angstig soort syncretisme. In The Gospel in a Pluralist SocietyGa naar eindnoot3 kijkt hij, als iemand die eerst vreemdeling was in het Oosten, en na dertig jaar India weer vreemdeling in het Westen, kritisch tegen die cultuur aan waar hij zelf een kind van is. De westerse cultuur, aldus Newbigin, gaat te ver in het doorvoeren van de scheiding tussen de wereld van de feiten en de wereld van de waarden. Over waarden discussieert men niet, die behoren tot het privé-domein. Feiten verdragen geen pluriformiteit in visie, waarden wel. Een instituut als de kerk wordt in de westerse samenleving wel als nuttig beschouwd wanneer het gaat over het doorgeven van waarden. Maar wanneer het over feiten gaat, heeft de kerk geen gezag. De tweedeling van deze sferen, een produkt van de Verlichting, is niet vanzelfsprekend. De tweedeling feiten-waarden be- | |
[pagina 293]
| |
hoort bij de thans heersende ‘plausibility structures’. ‘Plausibility structures’, ‘geloofwaardigheidsstructuren’, zijn datgene waaraan een maatschappij haar samenhang ontleent: opvattingen en gedragspatronen die aanvaard zijn. Maar daarmee is nog niet het laatste woord gezegd over de status van een feit en over de geloofwaardigheidsstructuur die ‘feiten’ en ‘waarden’ onderscheidt. Feiten bestaan alleen als feit dank zij een onderliggende bedding van ‘meer-dan-feiten’, een verhaal dat men ‘bewoont’ (Newbigin ontleent de term ‘to indwell a story’ aan Polanyi)Ga naar eindnoot4. Dat verhaal, die bedding, is nooit meer (en ook niet minder) dan een geloof. Een woord functioneert alleen in een taal, een zin in een systeem van vooronderstellingen, een feit binnen een systeem van meer-dan-feiten. Ook wanneer je twijfelt, kun je dat alleen maar vanuit een basis waaraan je niet twijfelt. In onze heersende westerse geloofwaardigheidsstructuur staat het goed om te zeggen dat ‘twijfel eerlijker is dan geloof’. In feite is dat een irrationele uitspraak. Je twijfelt niet aan alles tegelijk. Dat is nog nooit iemand gelukt. Geloof behoort tot de sfeer van de waarden en daarover discussieert men niet in de westerse wereld. In West-Europa zijn de gelovigen nu een minderheid en daar schijnen ze zich bij neer te leggen. Veel gelovigen leven in twee werelden tegelijk: als moderne westerling in de feiten-samenleving, als christen, staande in de bijbelse traditie, in een soort getto. De noodzakelijke dialoog tussen die twee werelden wordt alleen binnen het hoofd van de gelovige gevoerd. Het getto is niet meer een wijk in de stad, het zit in de mens zelf. Alleen de gelovige die binnen zichzelf de discussie tussen de twee domeinen is aangegaan, is in staat om de discussie ook hardop te voeren. | |
Zending zonder boodschapDiezelfde westerlingen die het vroeger nodig vonden hun geloof overal ter wereld uit te dragen schijnen nu tevreden te zijn met hun getto-situatie. Vergissen zij zich? Hebben vroegere generaties gelovigen zich vergist? Wat houdt geloven eigenlijk in, en wat is zending eigenlijk? Wanneer ik echt iets geloof, ben ik bereid dat te delen met anderen, er publiek over te spreken, ervoor uit te komen. De westerse mens die in de bijbelse gelovige traditie stond, had een verhaal dat voor hem fungeerde als ‘plausibility structure’. De grotere geheimen van het leven, het bestaan van het heelal, het leven zelf en het eigen verhaal pasten daarin en gaven een identiteit. Een kind leert een taal, een aantal gewoonten, een cultuur, en dat alles samen als een ‘common story’, niet iets waar het kind tegenaan kijkt maar iets waarmee, waardoor het naar de dingen kijkt. Als je zo'n ‘common story’ hebt, zo'n traditie, dan kun je nieuwe situaties te lijf. Heb je dat niet, dan is zoiets erg moeilijk. Het christelijke, bijbelse verhaal was iets heel bijzonders: het was een totaal nieuwe ‘plausibility structure’. De werkelijkheid die eerst statisch | |
[pagina 294]
| |
of cyclisch werd opgevat, werd nu omschreven als een proces, een geschiedenis. Het vooruitgangsgeloof van de Verlichting en van het Marxisme is schatplichtig aan het lineaire historische denken van de bijbelse en christelijke traditie. Heeft de geschiedenis geen zin, dan is ook het verhaal van de individuele mens zonder zin. Wat blijft er dan over? Wanneer Newbigin om zich heen kijkt, ziet hij wanhoop, cynisme, berusting, een mentaliteit die problemen afwentelt op de toekomst, ‘spend now and someone else will pay later’. Het christendom lijkt in het Westen geen boodschap van vreugde meer te kunnen slijten. Die boodschap zit immers in het getto in het hoofd en het is ‘not done’ om wat niet tot de feiten-sfeer behoort te berde te brengen. Vroegere zendelingen vergisten zich wanneer ze dachten dat ze zoveel mogelijk ongelovige zielen moesten redden. Zielen redden omdat men vindt dat ze verloren dreigen te gaan is buitengewoon aanmatigend. Waar het in zending om gaat, is het overlopen van vreugde. Een bewijs van echt geloof is dat men er zó vol van is, dat het gedeeld moet worden met anderen, van welke cultuur, van welk ras dan ook. Zending is geen last maar een vreugde, zending is vertellen dat het verhaal van de mens een zin heeft en dat als bewijs daarvoor een waarborg, een onderpand gegeven is. | |
Het evangelie en de vele religiesNewbigin heeft een belangrijke rol gespeeld binnen de christelijke oecumene, maar hij ziet niets in een oecumene van de wereldgodsdiensten. Hij weet wat respect voor andere religies betekent, maar hij levert niets in van de kern van het christendom. Hij beseft dat hij hiermee ingaat tegen een andere opvatting die zo breed steun geniet dat ze bijna tot de heersende orthodoxie behoort. Alle argumenten voor een religieus pluralisme worden door Newbigin gewogen en vervolgens te licht bevonden. Het argument dat de goddelijke genade binnen alle godsdiensten even genereus aan het werk is. Het argument dat de gevaren die de mensheid bedreigen thans zo groot zijn dat als nooit tevoren eenheid van alle mensen nodig is om ze het hoofd te bieden, en dat geen enkele afzonderlijke godsdienstige traditie kan dienen als convergentiepunt voor die eenheid. Bevestiging van de blijvende waarde van de niet-christelijke godsdiensten zou een element zijn in de strijd om te ontkomen aan spirituele en culturele vernedering. Ons collectieve menselijke zoeken naar zin en heiligheid zou de juiste manier zijn om het ‘universum der credo's’ te verstaan. Het mysterie van God zou te groot zijn om het binnen één religie te vatten. Het zou dwaas zijn te geloven dat er slechts één incarnatie van de godheid geweest kan zijn. Het moderne historische bewustzijn zou ons in staat moeten stellen de mentale wereld van andere godsdiensten binnen te treden zonder de bijgedachte dat we onze christelijke normen kunnen opleggen. Alle godsdiensten zouden variaties zijn op één centrale | |
[pagina 295]
| |
menselijke ervaring die door de grote mystici het meest indringend zijn onderzocht. Newbigin vindt dat, wanneer dit relativisme gegrond is, er helemaal geen sprake kan zijn van verlossing. De kerk beweert niet dat ze de absolute waarheid bezit. Ze beweert alleen maar dat ze kan aanwijzen waardoor het gemeenschappelijke zoeken naar waarheid zich moet laten leiden (zowel in denken als in handelen). Dat er geen absolute waarheid kan zijn, is een dogma dat niet hoeft te worden aanvaard. Newbigin voelt niets voor een religieus pluralisme dat er uitziet als een supermarkt waarin het autonome individu zijn favoriete merken kiest. In een dergelijk pluralisme wordt alles betrekkelijk. Christocentrisch denken zou te exclusief zijn omdat er ook heil is buiten Christus om. Zelfs theocentrisch denken zou te exclusief zijn omdat er ook religies bestaan die heil aanbieden buiten God om. Uiteindelijk blijft er dan alleen soteriologisch denken over: het zoeken naar heil zou het wezenlijke zijn, niet God of Christus. Het is waar, aldus Newbigin, dat niemand de hele waarheid kan vatten. Maar daaruit volgt nog niet dat je niet mag geloven dat de waarheid over God in Jezus geopenbaard is. Het lijkt bescheiden wanneer je zegt dat de waarheid te groot is om door wie dan ook van ons te kunnen worden gevat, maar als daarmee bedoeld wordt dat je alle waarheidsaanspraken ongeldig wilt verklaren, dan is het een arrogante claim op een hoger soort waarheid die feilbare wezens helemaal niet ter beschikking staat. | |
Machten en heerschappijenDe huidige individualistische westerse cultuur schijnt allerlei ethische keuzes terug te brengen tot een voorafgaande vraag: ‘Van wat voor een soort gemeenschap wil ik deel uitmaken?’ De keuze van het individu komt eerst. Ook christenen vinden dikwijls dat het Evangelie vooral een boodschap voor het individu is: het verandert mensen, het richt zich tot het individuele geweten, niet tot de maatschappij of tot instellingen. Newbigin is het daar niet mee eens. Als je goed leest, gaat het in het Nieuwe Testament wel degelijk over instituties. Ze heten ‘machten’, ‘heerschappijen’ en ‘tronen’, en die zijn weliswaar als anonieme en onzichtbare krachten aan het werk, maar ze zijn er wel. Voorbeelden daarvan zijn de ‘wet’, het getal, toeval, ras en geld. Als deze krachten liggen op de loer, de christen moet stelling nemen. Hij mag zich niet in alle opzichten schikken naar de heersende ‘plausibility structure’. | |
De mythe van een seculiere maatschappijNewbigin gelooft niet in een seculiere maatschappij. De ‘seculiere maatschappij’ is in verschillende opzichten een mythe. Dat de moderne maat- | |
[pagina 296]
| |
schappij onomkeerbaar op weg is naar steeds meer secularisatie, en dat dit een toe te juichen proces is omdat het verdraagzaamheid en vrede brengt, onderschrijft hij absoluut niet. Het is niet waar dat religieuze overtuigingen bezig zijn te verdwijnen. Het blijkt ook niet te kloppen dat een hogere graad van ontwikkeling een grotere mate van ongodsdienstigheid met zich meebrengt. Het is wel waar dat ongodsdienstigheid meer voorkomt onder sociale wetenschappers dan onder natuurkundigen, biologen en chemici. Ongodsdienstigheid is echter geen resultaat van studie, eerder een factor die een rol speelt bij een keuze van een studie. Ook is er veel pseudo-religiositeit. Blijkbaar valt er moeilijk te leven met ongodsdienstigheid, de leegte wordt gevuld met iets anders. En dan is er geen sprake van een seculiere maatschappij maar van een heidense maatschappij. De plaats van de voorzienigheid wordt ingenomen door astrologie of het lot. De maatschappij aanbidt dan goden die geen God zijn. Goed beschouwd heeft de secularisatie een hele oogst aan nieuwe religies binnengehaald. | |
Kenmerken van een gelovige gemeenschapElke maatschappij wordt geleid door een aantal onbetwiste uitgangspunten. Een echt ideologisch vacuüm bestaat niet. Men is het altijd wel eens over een aantal dingen waarvan men vindt dat ze waar zijn, belangrijk en de moeite waard. De invloed van het christendom als samenbindende kracht is in Europa klein geworden. Maar de seculiere liberale maatschappijvisie die er voor in de plaats kwam, heeft weinig zegeningen gebracht. Newbigin ziet toenemend geweld en vandalisme, desintegratie van het gezinsleven, ongebreidelde propaganda voor alsmaar meer consumptie, en verlies van elk zicht op een zinvolle toekomst. Een dergelijke maatschappij, die van binnenuit verzwakt is, vormt een gemakkelijke prooi voor religieus fanatisme en voor religieuze leiders die geen dienaar willen zijn, maar die een kerk willen als een commerciële firma, gebruik makend van succesvolle promotietechnieken om vooral veel leden en veel macht te verwerven. Een gemeenschap die zich laat inspireren door het Evangelie moet zes kenmerken vertonen, aldus Newbigin: - Het moet een gemeenschap zijn van lofprijzing; niet van scepsis en achterdocht. Een gemeenschap die dankbaar is en die kan geven. - Het is gemeenschap van waarheid die zich niet laat bedriegen door allerlei slogans, denkbeelden, propaganda en reclame waarmee de samenleving bestookt wordt. - Het is een gemeenschap die niet voor zichzelf leeft maar werkelijk geeft om haar naasten. - Het is een gemeenschap waarin mannen en vrouwen worden vrijgesteld voor priesterschap. Daarmee is dit niet een taak voor een uitverkoren groep. Het blijft een taak van de gemeenschap die er sommigen voor vrijstelt. | |
[pagina 297]
| |
- Het is een gemeenschap van wederzijdse verantwoordelijkheid. - Het is een gemeenschap van hoop. Het 19e eeuwse vooruitgangsgeloof is verdwenen. De westerse cultuur is overwegend pessimistisch. Niet-westerlingen lezen dat in de westerse literatuur. Overal zien ze naast de geweldige technologische vooruitgang wanhoop en nihilisme. De christelijke gemeenschap hoort een gemeenschap van hoop te zijn en van geloof in het ongelooflijke. | |
Uit het gettoWil het Evangelie niet verloren gaan in de ongedifferentieerde oceaan van informatie, als één opinie te midden van vele, dan moet de christelijke gemeenschap weer worden wat ze in wezen is: geen onderdeel van de gevestigde orde, geen timide groepering die zich graag schikt naar de heersende ‘plausibility structure’, geen angstige groep die zich afsluit, maar een gemeenschap die misschien wel een minderheid vormt maar toch vreugde uitdraagt en hoop. Waarom slaat deze boodschap van Newbigin zo aan? Wat hij zegt, is heel eenvoudig, en het wordt ook door anderen gezegd. Het bijzondere is natuurlijk wel dat het gezegd wordt door een tachtigjarige, met een geweldige staat van dienst, die nog volop in het werk staat en volledig in gesprek is met de hedendaagse wereld. Maar het komt misschien ook omdat velen vermoeden dat hij een wortel blootlegt: een steeds groter wordende dichotomie tussen het subjectieve en het objectieve, de privésfeer van de waarden en de openbare wereld van de feiten, de wereld van het ‘waarom’ en de wereld van het ‘hoe’. Geloof is geen surrogaat voor weten, waarvoor alleen plaats is waar kennis niet of nog niet beschikbaar is. Geloof ligt onder het weten, ook een nihilistisch geloof. Het gevaarlijke is volgens Newbigin dat dit onderliggende gebied niet meer ter sprake komt en dat het als een privé-aangelegenheid wordt ingekapseld in een getto. Wanneer christenen zich daarbij neerleggen hebben ze weinig meer uit te dragen. Want hun boodschap ging juist over het waartoe en waarom. En dan vertellen bedelaars elkaar niet meer waar brood te vinden is. |
|