Streven. Vlaamse editie. Jaargang 58
(1990-1991)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 978]
| |
De roep om identiteit en het verlangen naar gemeenschap
| |
[pagina 979]
| |
om nog maar te zwijgen van de oorlogen, de min of meer vergeten conflicten en de geheime volkerenmoorden in alle continenten: de Karen van Birma, de Senegalezen van Casamenee, de inwoners van Timor, de zwarte animisten van Zuid-Soedan, de Papoea's van Irian Jaya, de Yanomamö van het Amazone-gebied... De eindeloze burgeroorlog in Libanon staat in die context voor het Westen allicht model. Terzelfdertijd worden de oude staten geconfronteerd met steeds hernieuwde, soms reeds duizend jaar oude (Koerden en Armeniërs) of honderd jaar oude (Québec) ‘nationale’ eisen en met het opkomen van regionalismen (Basken verzetten zich tegen de Spaanse staat, Corsicanen tegen de Franse, enz.). Sinds 1988 kennen de USSR en de landen van Oost-Europa op hun beurt een herhaling van de ‘balkanisering’. Met het verval van het Sovjetische imperialisme gaat een nationale emancipatie gepaard. De Baltische staten emanciperen zich en eisen onafhankelijkheid. De Centraalaziatische republieken zijn volop in beroering. Overal komen de ‘minoriteits’-problemen voor het eerst of opnieuw aan de orde van de dag: de Hongaren in Roemenië, de Kirgiezen in Oezbekistan, Russische ‘kolonisten’ in de vazalstaten... Overal zijn centrifugale krachten aan het werk: Slovaakse autonomisten, Albanezen van Kossovo, Slovenen en Kroaten, enz. De hele wereldorde begint barsten en scheuren te vertonen. Hoe verschillend die gebeurtenissen ook mogen zijn, alle gaan ze terug op etnische, culturele, raciale, religieuze identiteitsaanspraken en alle gaan ze uit van ‘gemeenschappen’ die zich benadeeld voelen in de nieuwe of oude nationale staten. De wederopleving van de gemeenschapsverzuchtingen is een ingewikkeld en paradoxaal fenomeen. Zij is het gevolg van een hele reeks oorzaken die men overal kan herkennen maar die zich, al naar gelang de omstandigheden, op zeer verschillende wijzen manifesteren. | |
De oorzaken van de algemene verwarringDe nationale staat, waarvan men de verdwijning in het begin van de eeuw had aangekondigd en waarvan men dacht dat hij op het slagveld van de Marne gesneuveld was, kende na de Tweede Wereldoorlog een verrassende heropleving. Hij dankt zijn nieuwe jeugd niet zozeer aan een heropleving van patriottische en democratische idealen, als wel aan de unieke groei van de nationale economieën. Het staatsburgerschap krijgt een economische inhoud. Hetzelfde geldt voor de nieuwe onafhankelijke naties die streven naar ontwikkeling. De Nieuwe | |
[pagina 980]
| |
Internationale Orde wordt door de Verenigde Naties officieel ‘economisch’ genoemd. De materiële vooruitgang van elke staat wordt beschouwd als het cement van de wereldpolitiek. De evidente mislukking van die economische aspiraties zal zwaar doorwegen in het falen van dit project. De affirmatie van een eigen identiteit, die de roep om een Nieuwe Internationale Economische Orde hol doet klinken, heeft drie oorzaken: de paradox van het nationaliteitenprincipe, de mislukking van de ontwikkeling, het ‘transnationale’ karakter van de economie. De moderne staat en het systeem van nationale staten zijn kunstmatig tot stand gekomen; ze zijn niet gegroeid op hun natuurlijke voedingsbodem, de Europese geschiedenis. Het zelfbestemmingsrecht waarop de Verenigde Naties gebaseerd zijn, leidt tot de vernietiging zelf van die vereniging wegens de vaagheid van het begrip volk. Een volk kan zichzelf inderdaad niet bepalen tenzij op grond van het subjectieve gevoel van saamhorigheid. Elke groep van mensen die een eenheid vormen op grond van hun taal, godsdienst, grondgebied, gewoonten... kan aanspraak maken op de benaming ‘volk’ en eisen dat zij als een staat erkend wordt, wat de voorwaarde is om als rechtssubject in de internationale gemeenschap erkend te worden. Onvermijdelijk loopt dit uit op nationalistische excessen, op tribale twisten, of op de twee samen. Particularistische eisen doen zich gelden als nationale eisen en leiden naar schijnstaten, waarin de burgers niet tot een gemeenschap hebben kunnen samengroeien. Vanuit dit standpunt is er een duidelijk onderscheid tussen oude naties, die ooit eens een staat zijn geweest, zoals de Baltische staten, en minderheden die naar onafhankelijkheid streven. Maar dit onderscheid is gering m.b.t. het ontbindingsproces van de nationaal staatkundige orde en de gevolgen ervan. Het individualisme dat de hedendaagse maatschappij aantast en de mundialisering van de economie doen de historisch samengegroeide gemeenschappen uiteenbrokkelen tot steeds kleinere splintergroepen. Die onafwendbare tendens kan alleen ingedijkt worden door de gesanctioneerde unie van de reeds erkende staten die met alle middelen probeert te beletten dat nog andere leden opgenomen worden in het gesloten clubje van de Verenigde Naties. Elke stam, clan of kliek kan zich op zijn eigenheid beroepen als enige legitimatie van zijn sociale identiteit. Het eiland Nauru in de Grote Oceaan met zijn 7.000 inwoners is een staat, ofschoon de internationale luchthaven de helft van zijn oppervlakte inneemt. | |
[pagina 981]
| |
Het legalisme van de internationale instellingen kan de ontketening van de centrifugale krachten niet beletten. Alleen de economische ontwikkeling kan het bestaan van deze historische identiteiten binnen de grenzen van de op het Westen geörienteerde imitatiestaten doen vergeten. Nationale entiteiten die bestaan uit heterogene elementen barsten uiteen bij gebrek aan een gemeenschappelijk project dat de geesten mobiliseert. Het geloof in de universele welvaart is het sprookje geweest van de moderne tijd. De ongehoorde groei in de ‘dertig glorieuze jaren’ (1945-1975) in het Westen leek het bewijs te leveren dat ontwikkeling voor iedereen is weggelegd. De jonge naties werden op die mythe opgericht. Na de eerste twee ontwikkelingsdecennia (1960-1980), zoals de UNO ze heeft genoemd, veroorzaakte de duidelijke mislukking van de meeste industriële projecten een devaluatie van de ‘moderne’ waarden (individualisme, economisme). Geconfronteerd met deze falliete westerse droom, koesteren de volkeren die veroordeeld zijn om tweederangs wereldburgers te worden, heimwee naar hun verloren zelfbewustzijn. De volkeren van de Derde Wereld hadden immers geen statuut omdat ze een nationale staat waren, maar omdat ze deel uitmaakten van een ‘gemeenschap’, geïntegreerd in complexe gehelen met verschillende culturen. Het Ottomaanse Rijk is het duidelijkste en bekendste voorbeeld van deze ‘patrimoniale staten’, zoals Max Weber ze noemde. De loyaliteit aan de prins en zijn dynastie bood een zekere lokale autonomie. De zware, corrupte centrale administratie bleef beperkt tot bepaalde domeinen (belastingen, recrutering van troepen, buitenlandse politiek), terwijl elke gemeenschap zijn eigen belangen behartigde en elkeen geoordeeld werd volgens eigen recht. Een dergelijk systeem trof men aan in Perzië, China, Indië en zelfs in Afrikaanse koninkrijken. De mislukte modernisering van de Derde Wereld gaat gepaard met een verwerping van het Westen en een terugkeer naar de verloren culturele wortels. Eenzelfde mislukking, dit keer een geleide en socialistische ontwikkeling die gepaard ging met Sovjetische onderdrukking, leidt in Oost-Europa op paradoxale wijze tot de terugvordering van een ‘westerse’ culturele identiteit en van een moderne markteconomie. Zowel het liberale als het socialistische Westen zijn er niet in geslaagd een cultuur van de wetenschap, van de techniek en van de industrialisatie voort te brengen, die de volkeren nieuw leven gaf, vrijheid, gelijk verdeelde welvaart en rechten. Diegenen die zich bedrogen voelen door het socialisme eisen de beloofde rijkdom op en me- | |
[pagina 982]
| |
nen die te zullen krijgen binnen de wereldeconomie dank zij hun nationale vrijheid, anderen eisen hun verloren gegane saamhorigheid op en hopen ze terug te vinden in het herstel van een gemeenschap die onafhankelijk is van de rest van de wereld of er zelfs in oppositie mee staat. De transnationale economie, die het natuurlijke gevolg is van de wereldmarkt, breidde zich sterk uit in de jaren '70. Ze zette de naties die nog de ambitie koesterden een solidaire economie op te bouwen, schaakmat. Ten tijde van het Fordisme en de daarmee samengaande crisis, konden de lokale en regionale economieën zich nog handhaven en zich zelfs nog verder ontplooien in het multinationale netwerk van de om zich heengrijpende technopolis. De ‘niet-wasps’ (White, Anglo-Saxon Protestant) slaan nu terug. De onbetwiste economische superioriteit van de ‘puriteinen’ in de 19e eeuw, om redenen die door Max Weber meesterlijk ontleed werden, wordt tegenwoordig aangetast. Zelfs in de VS boeken de Spaanse katholieke minderheden vooruitgang ten nadele van de ‘wasps’. In de huidige mundiale context kan men niet meer als geïsoleerde groep winsten maken. Soldariteit en verstandhouding zijn in een holistische cultuur onmisbare troeven om te kunnen concurreren. Wegens de nieuwe technologieën, de koppeling van de markten en de snelle communicatiemiddelen zijn de doorsnee nationale dimensies niet meer aangepast. Ze zijn te klein en tevens te groot: te klein om de grote continentale en wereldproblemen van economie, pollutie, informatie en verdediging op te lossen; te groot om te zorgen voor de noden van elke dag. Als de lokale behoeften beperkt zijn of samenvallen met de nationale kan de mundialisering een nationalistische opflakkering te weeg brengen. De economische mundialisering verbreekt bepaalde evenwichten, verstoort verworvenheden, bedreigt bestaande winsten en inkomsten. Door op zichzelf terug te plooien probeert de natie zich dan te beschermen. Overigens wordt deze nationalistische reflex door dezelfde factoren teweeggebracht als de ‘anti-nationale’ identiteitseisen van diverse groepen. Beide bewegingen zijn een reactie tegen de wereldomvattende standardisatie en tegen de invasie van een vervreemdende uniforme cultuur. De mundialisering is niet alleen economisch; via de media en de wereldomvattende technologie beroert ze alle aspecten van het leven. Het is dus een geheel van complementaire en gemakkelijk identificeerbare oorzaken met uiteenlopende gevolgen die zich enten op het disparate netwerk van gemeenschappen in deze wereld. | |
[pagina 983]
| |
De terugkeer van gemeenschapsvormenDe defensieve reacties op de mislukking van de ontwikkeling, de affirmatie van de eigen identiteit, de weerstand tegen de algemene homogenisatie nemen allerlei vormen aan: min of meer agressieve of min of meer creatieve en originele. Het politieke spel, dat het Westen met wisselend succes in de wereld ingevoerd heeft, is er door vertroebeld. De communautaire eisen komen nu eens van ‘rechts’, dan weer van ‘links’. In de oude democratieën staat de ‘nationale’ identiteit zelf op het spel. Nieuwe ‘rechtse’ of nieuwe ‘linkse’ democratieën dragen ze in hun vaandel. Intriganten brengen de oude verlangens weer naar voren in duidelijk neofascistische projecten. Niets is nog zoals vroeger; alles raakte verward met de opkomst van het nieuwe, veelvormige monster dat de culturele identiteit is. In de reacties hierop kan men drie types herkennen, die in feite dikwijls met elkaar verstrengeld zijn en elkaar wederzijds beïnvloeden: het fundamentalistisch project, de nationalistische affirmatie, de nieuwe clanvorming. In de maatschappijen die door de industrialisatie en het moderne individualisme ontwricht werden wordt de verloren gegane identiteit op een agressieve wijze opnieuw geaffirmeerd. De godsdienst wordt de basis van de nieuwe opbouw van de gemeenschap. Hij heeft als taak de sociale verbondenheid te verzekeren. Toch gaat het hierbij niet om een terugkeer naar oude religieuze tradities of naar vroegere gemeenschapsvormen. Dat is zelfs niet het geval in islamitische landen waar het heimwee naar een glorierijk verleden de verbeelding van de massa's sterk aanspreekt. Het volksgeloof op het platteland is doortrokken van bijgeloof, riten en lokale praktijken die niets te maken hebben met de koran. In de islamitische landen was de traditionele gemeenschap gekenmerkt door een complexe vermenging van gemeenschapsgevoel en particularismen. De culturele identiteit werd hierdoor versnipperd. De fundamentalistische bewegingen zijn het meest actief in de steden en de sloppenwijken van de landen waar de traditie het meest te lijden had onder de industrialisatie: in het Iran van de witte revolutie en in het socialistische Algerië. De godsdienst die de frustraties bundelt van hen die uitgesloten zijn van de vernieuwingen en die zich bedrogen voelen door de moderne projecten van Nasser, Baath of het Arabisch socialisme, is een abstract, streng, universalistisch geloof. Alle islamitische fundamentalismen, | |
[pagina 984]
| |
zoals hun hindoeïstische equivalenten en enigszins ook de christelijke integristen, liggen in de lijn van een religieus neo-populisme met vage maatschappelijke voorstellingen. Ze leren de sociale gelijkheid, klagen de ‘corruptie’ van de leiders aan en wenden de godsdienst aan voor politieke doeleinden. Deze anti-westerse bewegingen passen zich meestal aan aan de technologie en de markt-economie (modernisering zonder modernisme). Het gevaar van een totalitaire ontsporing, dat van dergelijke demagogische en theocratische bewegingen uitgaat, is niet denkbeeldig. In de maatschappijen waar de regeringen die modernistische projecten invoeren, vervreemd zijn van de lokale bevolking, nemen de reacties tegenover de mislukking van de ontwikkeling en van de universele gelijkschakeling de vorm aan van meer traditionele ‘nationalistische’ eisen. Etnische, linguïstische, historische, kortom culturele particularismen liggen aan de basis van de autonomie. De eisen van de Koerden, de Tamils, de Algerijnse Berbers, de Spaanse Basken en de Balten zijn van die aard. De neergang van het Sovjetisch imperialisme gaat gepaard met een hernieuwd nationalisme dat zowel de periode 1848-1919 in herinnering brengt als de dekolonisatie. We maken een duidelijke en krachtige terugkeer mee van de nationale staat. De fascinatie van dat ideaal is nog steeds even groot, al hebben de oude nationale staten te kampen met een nationaliteitencrisis en een afkeer voor de politiek. Bij gebrek aan andere maatschappelijke organisaties blijkt de nationale staat de enige mogelijke structuur te zijn om het bestaansrecht te affirmeren tegenover de anderen en tegenover zichzelf. Een dergelijk nationalisme beperkt zich tot homogene gemeenschappen. Voorlopig groepeert het zowel de verlangens naar identiteit als naar gemeenschap. Het nationalisme als grondslag van de natie is ongetwijfeld een even bedrieglijke mythe als de godsdienst. Een identiteit die zich baseert op revendicaties heeft geen andere inhoud dan de herinnering aan haar afsterven. Er is een nawijsbaar verband tussen de conflicten met buitenlandse buren of binnenlandse niet-autochtone groepen, zoals joden, zigeuners of andere minderheden, en de groeiende ongedifferentieerdheid tussen de individuen. Volgens de analyse van René Girard bevordert de wereldomvattende uniformering de uitbarsting van mimetische crisissenGa naar eindnoot1. Tenslotte bestaat er een meer verborgen heropleving van het gemeenschapsgevoel. Het scherpst treedt ze daar naar voren waar men het meest uitgesloten is door de transnationale technisch-economi- | |
[pagina 985]
| |
sche mega-machine, waar de sociale, politieke en economische voordelen van de moderne wereld zo goed als niet aanwezig zijn. Die marginalen treft men vooral aan in zwart Afrika, maar ook in Oceanië en bepaalde delen van Latijns-Amerika. Die anonieme uitgeslotenen van de moderne wereld zijn veroordeeld om weerstand te bieden aan de pletrol van de uniformering. De massa's die zich verdringen in de buitenwijken van de steden van de Derde Wereld, hebben geen andere rijkdom dan hun solidariteit en wederzijdse ondersteuning. De versterking van de traditionele banden en de vorming van nieuwe netwerken zijn het antwoord op de mislukte economische, technologische en politieke imitatie. Zo ontstaat een nieuwe sociale structuur in de sloppenwijken. Hier probeert men niet zozeer door nostalgie zijn huidige ongelukken te compenseren als wel het leven in al zijn dimensies mogelijk te maken. Dit mirakel komt tot stand uit de synthese tussen de verloren traditie en de ongenaakbare moderniteit. De fusie gebeurt op drie niveaus: op het niveau van de verbeelding, van de gemeenschap en van de techno-economie. Op het niveau van de verbeelding komt dit tot uitdrukking in de zogenaamde syncretistische godsdiensten en de profetische bewegingen die modernistische, christelijke of islamitische elementen aan de traditionele waarden toevoegen. Die godsdiensten - kimbangisme en kitawala in het bekken van de Kongo, de voodoocultussen op de hellingen van Benin, het harrisme, een Papa Nouveau-sekte, en andere in Ivoorkust - zijn in volle uitbreiding en bereiken alle lagen van de bevolking en vooral de ontwortelden van de sloppenwijken. Dergelijke godsdiensten geven een zin aan de nieuwe conflictsituaties waarin de massa's leven en houden de psychische spanning in toom die de godsdienst van de blanken en het traditionele animisme niet meer kunnen controleren. Op het niveau van de gemeenschap werden structuren gevormd die als een nieuwe stamvorming beschouwd mogen worden. De nieuwe stedelingen organiseren zich in solidariteitsgroepen die gedeeltelijk de voorouderlijke structuren overnemen en ze aanpassen aan de nieuwe situatie. Bij de Sereze van Senegal b.v. werden de stedelijke netwerken (tontines, dahina's, sport-, toneel-, buurtgroepen, enz.) geïnspireerd door het verwantschapssysteem met zijn clanhoofden. Iedereen maakt deel uit van meerdere van deze netwerken, gemiddeld vijf tot tien. Deze zelfstandige organisaties regelen de duizendenéén problemen die dagelijks in sloppenwijken opduiken: het ophalen van | |
[pagina 986]
| |
huisvuil, het begraven van doden, het organiseren van godsdienstige en culturele manifestaties, tot het herstellen van clandestien elektriciteits- en wateraftakleidingen toe. Een dergelijke zich ontwikkelende levensgemeenschap is in niets schatplichtig aan buitenstaanders of aan deskundigen van de NGO's. Ze is de levende basis van een informele nieuwe economie. Op het niveau van de techno-economie zijn de produktie, de verdeling en het verbruik bijna volledig ingepast in de nieuwe gemeenschapsvorm. Knutselwerk en ‘plantrekkerij’ kunnen leiden tot zelfaangeleerde technische vaardigheden waarvan een ontwikkelingswerker alleen maar kan dromen. Wie geen ingenieur is kan hier ingenieus zijn, wie geen aannemer is kan ondernemend zijn en ook een niet-industrieel kan industrieel zijn. Die manier van werken, waarvan de logica, de aanpak en organisatie niet in overeenstemming gebracht kunnen worden met het traditionele kapitalisme en de technische maatschappij, slaagt er wonderwel in om modern afval te recycleren en de problemen van een marginale gemeenschap op te lossen. Zonder veel ophef te maken zijn die informele gemeenschappen aldus wellicht bezig de gemeenschap te herontdekken en zichzelf een meervoudige identiteit te geven. Zo vullen de drie bovenvermelde antwoorden elkaar aan vanuit een reactie op de moderne maatschappij en buiten de nationale staatsorde. | |
Een noodzakelijke syntheseDe identiteitsclaim is een recent fenomeen dat het politiek spel der naties en de wereldorde komt verstoren. Rechts en links, Noord en Zuid, Oost, West en Derde Wereld, al onze categorieën worden erdoor verstoord. Die sterke heropflakkering van gemeenschapsverzuchtingen verbaast alle gewoonlijk goed ingelichte milieus, maar was te voorzien. Het gaat slechts om de terugkeer van wat de moderniteit had verdrongen. Abstracte ideeën als de mensheid, de formele rechten van de mens, het marktsysteem en de concurrentie, de instellingen en de naties hebben frustraties en uitstotingen ontwikkeld in de randgebieden van het Westen en in mindere mate in het Westen zelf. De mislukking van de moderniteit heeft angstaanjagende gevolgen nog afgezien van de onrechtvaardige wereldorde naar westers model. We zijn zo zeer getekend door de mythe van de Rede, dat wij al de fenomenen die de gevestigde orde van de nationale staat bedreigen als irrationeel bestempelen en als een terugkeer naar de barbarij en naar | |
[pagina 987]
| |
een onaanvaardbare chaos. Als we evenwel aanvaarden dat die verlangens tot op zekere hoogte gerechtvaardigd zijn, is het zinloos te hopen dat ze niet vroeg of laat zullen opduiken en er verder geen rekening mee te houden. De noodzakelijke synthese van het onvermijdelijke holisme en het gewenste individualisme wordt misschien in het verborgen tot stand gebracht. De prijs die voor die synthese - waarvan het succes niet eens op voorhand verzekerd is - betaald zal moeten worden, kan groot lijken. Maar het heeft ook geen zin de oren toe te stoppen voor het lawaai en de ogen te sluiten voor wat er in de wereld aan het gisten is. Het is wijs, zo zegt men, zich neer te leggen bij wat niet vermeden kan wordenGa naar eindnoot2. Vermits de mens de dwaas is die het drama van de geschiedenis ten tonele voert, is het goed dat hij, nu er nog tijd is, op zoek gaat naar een bevredigende inhoud voor dat drama. |