Streven. Vlaamse editie. Jaargang 58
(1990-1991)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 238]
| |
Polemiek en demagogie
| |
[pagina 239]
| |
richten in de meer behoudsgezinde pers langzamerhand van toon veranderden, beten het weekblad Humo en de krant De Morgen zich vast in het dossier’. Op zichzelf is een dergelijk dispuut in een echtscheidingszaak hooguit voer voor de schandaalpers. Terecht stelt Mark Grammens in zijn voortreffelijk éénmansblad Journaal (20/9/90): ‘Hoe men voorts ook moge denken over een en ander, altijd is het fout om elementen uit een echtscheidingsproces aan de openbaarheid prijs te geven. Daar is geen enkel maatschappelijk zinvol oogmerk mee gediend’. Wel ziet hij één excuus: ‘De pers moet, wanneer daar aanleiding toe bestaat, het falen van de rechterlijke macht aanklagen, en kan dit moeilijk anders doen dan aan de hand van de feiten, die derhalve openbaar moeten worden gemaakt. (Maar) een dergelijke kritiek (moet) dan gepaard gaan met uiterste kiesheid (...) en elke sensationalisering (moet) worden vermeden. Dat is hier zéker niet gebeurd, integendeel: de publieke hetze (...) nam zulke vormen aan dat geen fatsoenlijk mens daar nog iets mee te maken wilde hebben en het een welhaast hysterische zaak werd van een beperkt groepje Antwerpse marginalen’. Dat is een correcte evaluatie. Toch zitten er aan de hele zaak een aantal aspecten vast die niet helemaal ‘marginaal’ zijn. Zo is er eerst en vooral de betwisting van de juistheid van de gerechtelijke beslissing. Naar mijn gevoel blijft er aan de wijsheid van de rechter veel twijfel bestaan. In een weerwoord op het boek van Koeck schrijft Humo: ‘(...) Twee van de belangrijkste bewijsstukken uit het dossier tegen de Notaris (zijn) met volle kracht overeind gebleven. Maar voor Koeck bestaan ze al niet meer’ (Humo, 13/9/90). Wat wordt hier geïmpliceerd? Er staat niet: ‘De rechter heeft zich vergist’. Er staat zeker niet: ‘De rechter is beïnvloed door de relaties van de notaris’. Maar er staat wel dat ‘twee van de belangrijkste bewijsstukken met volle kracht overeind’ zijn gebleven. Er staat niet dat ze voor de rechter ‘niet meer bestaan’, er staat slechts dat ze voor Paul Koeck niet meer bestaan. Ook in de allereerste reactie van de twee betrokken journalisten, Gijsels en De Haes klinkt deze twijfel mee: ‘Koeck brengt elementen aan die ook bij ons twijfel zaaien, maar als notaris X echt onschuldig is, had hij een waardiger en evenwichtiger betoog verdiend dan een nodeloos wraakzuchtig werkstuk dat serieuze journalistieke methodes en zelfs mensen opoffert aan het Grote Gelijk’ (Humo, 6/9/90Ga naar eindnoot2). Weer staat er niet: wij geloven dat de notaris schuldig is en dat het gerecht een serieuze fout heeft gemaakt. Er is slechts een implicatie. Die is evenwel zo suggestief dat ze een nadere beschouwing van de | |
[pagina 240]
| |
rechtszaak eist, of tenminste van de context waarin deze argwaan tegenover het gerecht verklaard, zij het daarom nog niet geëxcuseerd kan worden. Van enige zelfkritiek, laat staan van een eerlijk toegeven van een fout is bij deze journalisten geen sprake: aan een voorzichtig doodzwijgen van het boek van Koeck hebben ze kennelijk niet eens gedacht. Ze slaan terug zo hard als ze kunnen. Dit - en de suggestie van een rechterlijke dwaling -, wijst erop dat hier een knoedel van reacties onder zit die misschien maar bij een kleine groep bestaat (‘een groepje Antwerpse marginalen’), maar die toch enige signaalfunctie heeft. Voor een deel heeft Grammens gelijk: de aanvallen op het gerecht waren zeker niet discreet. De inzet evenwel was een iets meer zinvolle, maatschappelijke problematiek dan hij schijnt te denken. Toen in 1985 de zaak aan het rollen werd gebracht, was ‘incest’ een even heet hangijzer als ‘verkrachting’. Heel veel aandacht ging naar het feit dat de slachtoffers van incest zo mogelijk nog weerlozer zijn dan die van verkrachting, en dat daarom drempelverlagende maatregelen nodig zijn om de slachtoffers een faire kans te geven. Men kent ook de tegenargumenten: zonder bewijslast kan iedereen van incest of verkrachting beschuldigd worden; zo laag mag de drempel ook weer niet worden dat de rechten van de beschuldigde zouden worden aangetast. Al bij al een niet eenvoudige problematiek waarover je in sensationele slogans niet veel zinnigs kunt zeggen. Hebben sommigen in dít echtscheidingsproces wellicht een test-case gezien voor deze materie? Een verstandige keuze kun je dat niet noemen. Het ging om één partij uit een echtscheidingsprocedure. Verder is niet iedereen gelukkig met de manier waarop de belangen van de gescheiden vrouwen worden behartigd. In progressieve kringen zijn er ook groepen die de belangen van mannen verdedigen. Een grote eenheid achter deze meer algemene inzet en zeker achter de anti-notaris-X zaak kon men dus niet verwachten. Het was een dubieuze test-case, waarachter men maar één fractie van het toch al beperkte geïnteresseerde publiek kon verenigen. Bizar - althans op het eerste gezicht - is de hardnekkige nadruk die gelegd werd op de - al dan niet vermeende - rechtse opvattingen en contacten van de notaris. Grammens is niet de enige om verwonderd op te merken dat incest links noch rechts is. Zeker is, dat ook linkse homofielen met de zaak niets te maken wilden hebben, juist omdat op een seksuele voorkeur of geaardheid opeens een politiek etiket werd gekleefd. Naar mijn mening heeft deze bizarre versmel- | |
[pagina 241]
| |
ting van incest met politiek te maken met een bepaalde (klein-)linkse paranoia die overal rechtse samenzweringen ziet. Dat dit door het publiek geslikt werd, is niet zo verbazingwekkend. Tot op vandaag weet dit publiek niet wat de Bende van Nijvel precies voorstelde. Duidelijk was dat geen gewone criminele groep. Allerlei suggestieve draadjes verwezen naar uiterst rechtse bindingen. Het publiek ging terecht twijfelen aan de neutraliteit en zelfs de efficiëntie van het onderzoek. De man in de straat, die noch de dertig moorden van de Bende, noch de vreemde gang van het onderzoek vergeet, was gaan twijfelen aan het gerecht én kon bovendien geloven aan een samenzwering van uiterst rechts. Maar dit belet niet dat het klakkeloos toepassen van die samenzweringstheorie op een echtscheidingsproces bizar blijft. Uit deze context is dus maar één conclusie mogelijk. Verstandige verdedigers van bedreigde kinderen konden in de zaak X geen zinnige test-case vinden. Voor de samenzweringstheorie was er al evenmin een aanknopingspunt. Als men de zaak wou opentrekken naar ruimere maatschappelijke verbanden, was de hetze tegen de notaris onverstandig. Zo kom ik tot het belangrijkste punt van mijn betoog. Ook als er een duidelijk maatschappelijk probleem aan de orde was geweest en er een voldoende ruime achterban voor gevonden was, dan nog zou de hele hetze meer gehad hebben van demagogie dan van een geargumenteerde polemiek. Om dat duidelijk te maken doe ik een stapje achteruit, weg van de eigen omgeving, en probeer ik een afstandelijk beeld te scheppen aan de hand van Het vreugdevuur der ijdelheden, de wereldwijde bestseller van ‘new journalist’ Tom WolfeGa naar eindnoot3. Niet zonder feeling voor wat mensen fascineert koos Wolfe eveneens de manipulatie van een rechtszaak, met een hetze tegen de verdachte, als thema voor zijn roman. | |
Arme en goede zwarte overreden door rijke en boze blankeDe rassenconflicten in de Verenigde Staten zijn bekend, evenals de daaruit volgende krasse tegenstelling tussen enkele superdure buurten in Manhattan en de hel van armoe en misdaad in o.a. de Bronx. Verder weten we dat in de VS rechters veel minder onafhankelijk zijn van politiek en populariteit dan bij ons: hun verkiezing of herverkiezing is een politieke zaak. In die context construeert Tom Wolfe een mooi fait-divers. De rijke obligatiemakelaar Sherman McCoy haalt zijn maîtresse op | |
[pagina 242]
| |
aan de luchthaven. Verstrooid, neemt hij een verkeerde afrit en hij komt in een van de onguurste buurten van de Bronx terecht. Het onvermijdelijke gebeurt: hij stoot op een agressieve zwarte. Is het een overval? Alles blijft twijfelachtig, want de detective-kant van de story moet ook ingevuld worden. Sherman vlucht terug in zijn auto, zijn maîtresse neemt het stuur over en een andere zwarte, een hele brave jongen, raakt bij de wilde start gewond. Levensgevaarlijk. Voor hij in een - de hele roman beheersende - coma wegzakt, heeft hij nog net de tijd om te zeggen dat het om een zwarte Mercedes ging met een kenteken dat met een R begint. De maîtresse vindt dat ze over het hele gebeuren beter kan zwijgen en Sherman schrikt terug voor de consequenties tegenover zijn vrouw. Aanvankelijk heeft het gerecht - onderbetaalde ambtenaren! - geen zin om op dit fait-divers in te gaan, het zoveelste oninteressante geval. Maar er verschijnt een zwarte dominee uit de Bronx op het toneel. Die ziet wel brood in een campagne over ‘arme goede zwarte overreden door rijke boze blanke’. Die dominee is alleen op geld uit, maar dat doet er niet toe. Hij speelt de progressieve strijder tegen de klassejustitie en Sherman wordt de rijke smeerlap die aan het gerecht probeert te ontkomen. Hoewel Sherman niets gedaan heeft - zijn maîtresse zat achter het stuur, maar het is haar woord tegen het zijne - en hoewel de tegenpartij corrupt is, wordt hij de symbolische bok die de woestijn van de sociale vernietiging in wordt gestuurd. Gelukkig is Wolfe handig genoeg om Sherman ook wat kleine kantjes mee te geven, maar de idealisering van zijn held-slachtoffer stijgt niet ver boven de Dallas-clichés uit. Het eigenlijke verhaal gaat over iets heel anders dan het fait-divers. De corrupte zwarte dominee zal uit de zaak geld halen, net als de intelligente advocaat van Sherman. De openbare aanklager overspeelt zijn kansen en loopt zijn bevordering mis. De onkreukbare rechter zal niet herverkozen worden, zijn sluwe tegenkandidaat zal het halen. Deze laatste is interessant: hij blijft op de achtergrond en profiteert van de ‘fouten’ van de anderen. Demagogie wint het van elementair recht. Er is ook een journalist. Net als Hugo Gijsels in de zaak X krijgt hij tips toegespeeld, en wel vanuit de ‘kringen’ van de zwarte dominee. Nu is Wolfe genoeg journalist om van deze collega een anti-held te maken. Maar even slim is het, aan de schandaalartikelen van deze journalist ook een zekere kwaliteit mee te geven. Zo denkt het gerecht aanvankelijk dat ze de honderden, ja misschien duizenden zwarte Mercedessen met een R als eerste letter van het kenteken nooit allemaal kan controleren. Via een tip (altijd, want de man doet zelf | |
[pagina 243]
| |
niks) komt de journalist erachter dat het slechts om 124 wagens gaat. En zo komt het onderzoek dan toch nog bij Sherman terecht. Op een vergelijkbare manier - d.w.z. met zuiver sensationele roddelbedoelingen - komt via de pers aan het licht dat er ook een vrouw in die auto zat en wie die vrouw is. Ook dit soort pers heeft dus nog enig nut, al laat Wolfe geen twijfel bestaan aan zijn minachting voor roddelrubrieken die door tips en niet door echt speurwerk worden gevoed. Heeft dit boek een thesis? Niet echt. Wolfe speculeert met grote kennis van zaken en talent op de kloof in de Amerikaanse samenleving, op de artificiële belangstelling voor de gebruiken van de upper class, op de ongezonde honger naar het zoveelste staaltje van gerechtelijke ontsporingen, op het cynisme ten aanzien van weldoende dominees die hun eigen zakken vullen, en ga zo maar door. Toch demonstreert zijn boek ook het feit dat grove demagogie het kan halen op primaire rechtsregels in een systeem waarin de onafhankelijkheid van magistraten niet gegarandeerd is. Kortom, hoewel het niet om een verwarde maatschappelijke context gaat, zoals in de zaak X, toch speelt de ideologische en commerciële manipulatie van de rechtsbedeling de hoofdrol. Wanneer een individu niet meer als individu behandeld wordt, maar als symbool (wat beter lukt met Sherman dan met de Antwerpse notaris), dan is de rechtvaardigheid in de gerechtelijke procedure ver zoek. | |
Het boek van KoeckUitgerekend zij die verantwoordelijk zijn voor de perscampagne tegen notaris X stellen de meest pertinente vraag aan Koeck, die ze ook zichzelf hadden moeten stellen: ‘De vraag bij dit alles blijft: waarom werd dit boek geschreven? De kinderen van notaris X worden niet geholpen met dit pamflet; na vier jaar stilte worden de wonden alleen maar opnieuw opengereten. De Notaris zelf is zelf nooit veroordeeld; hij heeft zelfs het hoederecht over zijn kinderen gekregen. Op welke manier helpt dit zijn zaak? Steeds meer gaat het erop lijken dat hij het boek als een boemerang in zijn gezicht zal krijgen’ (Guy Mortier, Leo De Haes en Hugo Gijsels). Wat zouden de heren denken van de volgende parafrase? ‘De vraag bij dit alles blijft: waarom werd die perscampagne gevoerd? De kinderen van notaris X werden er niet door geholpen. Tijdens de toch al pijnlijke echtscheidingsprocedure worden de wonden pas goed en publiek opengereten. De Notaris zelf is nooit veroordeeld; hij heeft zelfs het hoederecht over zijn kinderen | |
[pagina 244]
| |
gekregen. Op welke manier hielp de perscampagne zijn zaak? Steeds meer gaat het erop lijken dat de betrokken journalisten hun eigen demagogie als een boemerang in hun gezicht zullen krijgen’. Toch is hun vraag terecht. Koeck heeft namelijk van de hele kwestie geen zakelijk, kil verslag gemaakt. Hij kiest partij; hij kiest vormelijk voor het pleidooi. Zo'n keuze is eerbaar, want eerherstel is geen loos woord, en ze is het goed recht van de auteur. Maar is ze ook verstandig? Zou een objectief uitgangspunt de overtuigingskracht niet versterkt hebben en veel van de kritiek (van Gijsels en De Haes) bij voorbaat ontkracht? Wie al te heftig betoogt, riskeert de indruk te wekken dat de feiten zelf misschien wat heftigheid nodig hadden, dat ze op zichzelf niet overtuigend genoeg zijn. Zo had Koeck in een koele weergave heel wat uitlatingen van bepaalde dokters rustig kunnen evalueren en zelfs accepteren, waar hij ze nu nogal globaal bestrijdt. Hij had heel wat denkwerk aan zijn lezers kunnen overlaten. Nogmaals, het is een keuze van de auteur geweest die acceptabel is en die op de onbevooroordeelde lezer ook overtuigend overkomt. Dat de journalisten blijven zwaaien met die twee ‘bewijsstukken’, is waarschijnlijk niet meer dan normaal. Het is hun laatste houvast, al wordt het niet als zodanig geaccepteerd door de rechtbank. Dat ze randbemerkingen hebben over details in een zo ingewikkeld boek van 348 pagina's verzwakt de indruk van de lezer nauwelijks. Terug naar de vraag. Welk maatschappelijk belang wordt door het boek gediend? De kwestie was uit de openbaarheid weggeëbd. Kon ze niet beter in de schaduw blijven en vergeten raken? Volgens de betrokken journalisten wel, volgens de betrokken notaris niet. Die trad voor het eerst naar buiten in Panorama/De Post van 7/9/1990. De keuze voor dit blad zal wel niet toevallig zijn. In hetzelfde nummer vertelt hoofdredacteur Karel Anthierens waarom (en met welke twijfels) hij destijds de door Hugo Gijsels aangeboden dossierstukken niet wou publiceren. Naast het privé-belang van de notaris - dat evenwel ook een maatschappelijke dimensie heeft: het is niet goed dat twijfelachtige roddels zonder weerwoord blijven - wordt hier misschien toch ook wel een dienst bewezen aan de journalistieke deontologie en aan de geloofwaardigheid van de pers. Zoals L.M. in het nummer van Panorama stelt: | |
[pagina 245]
| |
‘De beide heren (Gijsels en De Haes) hebben met onvoldoende bewijs een man beschuldigd van incest. Als ik hen was, zou ik voorlopig wat voorzichtiger zijn met het hanteren van begrippen als deontologie en Het Grote Gelijk’. De heftige reacties in Humo hebben waarschijnlijk meer te maken met het besef dat hun geloofwaardigheid op het spel staat dan met wat anders. Dat Koecks boek ‘als een boemerang’ op de notaris zou terugslaan (grammaticaal slaat de boemerang niet op Koeck), zoals Humo beweert, is niet veel meer dan een on-vrome wens. (Een parenthesis). Veel lezers van Humo en De Morgen menen dat Koeck met zijn boek de geloofwaardigheid van hun bladen aantast. Is dat niet de omgekeerde wereld?Ga naar eindnoot4 Wordt door het boek van Koeck de kwestie ‘incest’ gediend? Daar zou alles om moeten draaien. Zeker doet Koeck veel moeite om het denken over ‘incest en gerecht’, ‘incest en publieke opinie’ toe te lichten. Hij gebruikt vooral de kwestie Oude Pekela, het bekende geval van massa-hysterie rond incest in Nederland, om de mechanismen van die hysterie bloot te leggen en toe te passen op de hetze tegen de notaris. Dat is het interessantste stuk van zijn boek. Maar in een pleidooi hangen die boeiende stukken er zo maar een beetje bij, vormen ze niet de hoofdzaak. Dat is jammer. Daarnaast krijgen de motieven en gedragingen van de tegenpartij weinig aandacht. Slechts op twee plaatsen komt de mogelijkheid ter sprake dat ook door de aanklaagster, de vrouw, interessante aspecten kunnen worden aangedragen of dat - op zijn minst - ook haar optreden begrijpelijk kan worden gemaakt. Met één citaat van een begripvolle arts en één emotionele slotzin wordt geen recht gedaan aan die voor de rest ‘alleen maar boze’ mevrouw. De laatste zin van het boek slaat duidelijk op mevrouw X en is allicht bedoeld als boemerang voor de betrokken journalisten: ‘De échte schuldige voor de hellevaart van notaris X zit niet hier voor mij’. Jammer genoeg volgt die conclusie niet logisch uit de inhoud van het pleidooi tegen de aanklaagster. Tot slot: de geloofwaardigheid van het gerecht is in ons land op dit moment een belangrijk maatschappelijk thema. Wat dit betreft, heeft Koeck ongetwijfeld een grote verdienste. Na lezing van zijn verslag komt men tot de overtuiging dat in dit proces de rechtbank de zaak objectief heeft bekeken en daarna een verantwoorde beslissing heeft genomen. Dat is heel belangrijk, nu door het dubieuze optreden tegen de Bende van Nijvel de publieke opinie verontrust is. Dat Koeck de moed heeft opgebracht dit boek te schrijven tegen zijn vrienden | |
[pagina 246]
| |
van Humo en De Morgen, is dus niet zonder verdienste. En voor de auteur niet vrijblijvend: het wordt hem niet in dank afgenomen. Juist daarom is het zo jammer dat hij niet met een grotere intellectuele superioriteit de zaak heeft doorgelicht. Koeck is nu eenmaal auteur van ‘faction’, een romancier met emotionaliteit en gevoel voor concrete individuen. |
|