Streven. Vlaamse editie. Jaargang 57
(1989-1990)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 837]
| |
Kameleons in het financieel-politiek landschap van Latijns-Amerika
| |
Grondige metamorfosenMidden januari 1989 schortte President Lusinchi de schuldaflossing van de hoofdsom (kapitaal) aan de banken af. Die beslissing moest volgens president-elect C.A. Perez toegeschreven worden aan de dalende olie-inkomsten en de hoge dollarrente. Krachtens een akkoord dat Venezuela in 1986 met de banken had gesloten waren de ontleningscapaciteit en de schuldbetalingen gekoppeld aan de olieprijs. Die olie-inkomsten - meer dan 80% van de totale Venezolaanse exportopbrengsten - waren fel gedaald. Die beslissing hield een radicale ommezwaai in tegenover de houding die het land steeds had ingenomen. Venezuela was zijn schuldverplichtingen altijd nauwgezet nagekomen. Sinds '82 had het van alle Latijns-Amerikaanse landen het meest schulden terugbetaald. Venezuela had vers geld nodig en was ondertussen gaan aankloppen bij het IMF. ‘Het heeft geen zin’, zo hield de nieuwe president Perez voor, ‘om met de banken van bespreking naar bespreking te blijven hollen. Er kruipt veel tijd en geld in en er komen enkel tijdelijke schema's uit, die vaak niet | |
[pagina 838]
| |
eens op korte termijn oplossingen bieden. Met de internationale instellingen praten heeft wel zin, zij huldigen een langetermijnstrategie’. Zo stelde hij eind januari '89 voor om met de financiële hulp van het IMF of de Wereldbank een deel van de schulden terug te kopen op de kapitaalmarkt en om te zetten in obligaties met lange looptijd. Deze zijn heel wat - tot 50% - minder waard dan hun nominale waarde. Zodoende zullen de nieuwe schulden een stuk lager liggen dan de bestaande. De interestlasten vallen dan meteen ook lager uit. Op 16 februari 1989 joeg Perez de publieke opinie tegen zich in het harnas door een reeks harde bezuinigingsmaatregelen af te kondigen. De prijscontrole op verbruiksgoederen als voeding, elektriciteit... werd losgelaten. Het nijpend tekort evenwel aan brood, koffie, zout en andere basisprodukten dreef de prijs van die produkten de hoogte in. Voorgaande regeringen losten zulke problemen op door er een massa geld tegenaan te gooien, maar de ingekrompen olie-inkomsten gaan nu naar de aflossing van de buitenlandse schuld, de invoer en de uitgebreide bureaucratie. Twee weken later ondertekende Caracas een intentieverklaring met het Fonds over een lening van 4,5 miljard $. In die verklaring zet de Venezolaanse regering haar strategie uiteen om de likwiditeitscrisis te bestrijden. Tevens moet het begrotingstekort van 6% van het BNP in '88 tot 3% dit jaar worden teruggedrongen door hogere binnenlandse olieprijzen en nieuwe belastingen. Met het fors optrekken van de benzine- en busprijzen barstte de bom. De regering verwachtte voor dit jaar een inflatie van 40%, wat al een record zou zijn voor het land, maar onafhankelijke waarnemers schatten dat de inflatie tot 100% zou oplopen. De lonen volgden deze trend niet en de enorme prijsstijgingen van de benzine met 90% en van het openbaar vervoer met 100% waren de druppel die de emmer deden overlopen. Na 4 dagen van zware onlusten, waarbij 297 mensen omkwamen en 1.800 gewonden vielen, werd de noodtoestand voor 10 dagen afgekondigd en deelde president Perez mede dat de overheid de afbetalingen (hoofdsom en interesten) opschortte. Volgens Perez vonden de rellen hun bron bij de minstbedeelden, die steeds de grootste offers moeten dragen. Valt de sociale onrust, die Perez op het eerste gezicht in nauwe schoentjes dreef, wel zo angstaanjagend uit voor de toekomst van het land? Vanuit politieke hoek bekeken was het afkondigen van de noodtoestand in een sinds 1958 stabiele democratie een heiligschennis. Maar anderzijds speelde de onrust hem de argumenten in handen om zijn schuldeisers te doen inbinden en derhalve niet het onderste uit de kan te eisen. Perez beschuldigde de buitenlandse schuldeisers en het IMF ervan met hun harde voorwaarden te hebben bijgedragen aan de uitbarsting van het ge- | |
[pagina 839]
| |
weld. De president verwijt het IMF geen rekening te houden met de economische realiteit van het land. Van zijn kant beklemtoonde Candessus, voorzitter van het Fonds, dat het IMF de prijsverhogingen voor openbaar vervoer en benzine niet heeft opgelegd aan de Venezolaanse regering. Het IMF legt echter nooit maatregelen op aan een soevereine staat, het geeft enkel advies en bezuinigingsprogramma's. Sommigen menen dat de zware onlusten en het moratorium op de schuldenaflossing zullen leiden tot een grootscheepse financiële reddingsoperatie door het buitenland, anderen vrezen dat de schuldenkwestie verder zal afglijden in het politiek moeras en een oplossing bemoeilijken. | |
Peru: van dissident naar volgelingIn de jaren 1982-'84 kende Peru onder president Belaunde Terry een sterke recessie, waardoor een groeiend aantal mensen onder de armoedegrens werden geduwd. De reële lonen daalden met 20% en de uitvoeropbrengsten verminderden spectaculair door slinkende prijzen op de wereldmarkt voor het koper. Daarenboven werd Lima bedolven onder een loodzware buitenlandse schuld en bedreigd door een brutale maar succesvolle maoïstische guerilla ‘Sendero Luminoso’ (‘Lichtend Pad’). Het land werd geteisterd door talrijke fabriekssluitingen en tijdelijke werkonderbrekingen. Elke oproep tot schuldaflossing van het IMF en de commerciële banken werd systematisch genegeerd. De achterstallen stapelden zich opGa naar voetnoot1. In juli 1985 werd de 36-jarige sociaal-democraat A. Garcia Perez tot nieuwe president verkozen. In een fel opgemerkte inaugurale rede ontpopte hij zich tot een ware dissident door onmiddellijk radicaal afstand te nemen van de buitenlandse schuldeisers. Eenzijdig kondigde hij af dat zijn land de eerstkomende 12 maanden slechts 10% van zijn exportinkomsten zou besteden aan de aflossing van zijn buitenlandse overheidsschuld (11,25 miljard $)Ga naar voetnoot2. De beslissing niet meer te betalen joeg de internationale bankwereld de stuipen op het lijf. Het kernprobleem was uiteraard dat niemand de last wilde dragen van een eventuele oplossing. De banken waren niet erg geneigd een deel van de schulden af te schrijven en het verlies te aanvaarden, terwijl Peru weinig zin had zijn economische groei te fnuiken. ‘Ik wil de buitenlandse schuld niet terugbetalen ten koste van recessie, werkloosheid of honger’, aldus Garcia, m.a.w. door de invoering van een autoritair opgelegd en asociaal austeriteitsprogramma. Alva Castro, eerste minister en | |
[pagina 840]
| |
minister van economische zaken en financiën, taxeerde de hervormingen, door het IMF voorgestaan, als compleet onaangepast en gebaseerd op een theoretisch model dat totaal voorbijging aan de realiteit van het land. Sinds zijn ambtaanvaarding werd strikt de hand gehouden aan de 10%. Garcia was niet van plan te buigen voor het IMF. In februari 1986 eiste het Fonds het gehele bedrag op met de waarschuwing dat Peru anders niet langer voor nieuwe leningen in aanmerking zou komen. Bleef Lima met haar interestbetalingen aan de privé-sector bij, dan liep de achterstand bij de openbare instellingen verder op. Half augustus 1986 was het zover: Peru werd uitgesloten van enige IMF-kredieten omdat het tegen die datum slechts 35 miljoen $ van de verschuldigde 180 miljoen $ interesten had betaald. Peru zal het wellicht in de toekomst erg moeilijk hebben om nog internationale kredieten los te krijgenGa naar voetnoot3. Door de terugbetaling van buitenlandse schulden tot 10% van de exportopbrengsten te beperken - in augustus 1986 besliste Garcia ook het aflossen van de particuliere buitenlandse schulden aan banden te leggenGa naar voetnoot4 - probeerde hij voldoende geldelijke middelen bijeen te krijgen om grote investeringsprojecten in de binnenlandse industrie te financieren en de basislonen op te trekken. De stimulering van de binnenlandse vraag, die daaruit voortvloeidde, werd ondersteund door een geblokkeerde wisselkoers, invoerheffingen en prijsblokkeringen. Op die manier hoopte hij niet enkel de importvervangende industrie te helpen, maar ook de inflatie onder controle te krijgen. De eerste resultaten waren bemoedigend: de recessie (van de laatste jaren) werd omgebogen in een economische groei van 8,5%Ga naar voetnoot5 en de inflatie werd teruggedrongen van 300% naar 70%. De keerzijde was dat i.p.v. 2 miljard $ kredieten terug te betalen er slechts 350 miljoen $ effectief werden vereffend. Als gevolg van de dalende prijs van het koper - het belangrijkste exportprodukt - en van de olieprodukten zullen de exportprestaties tegenvallen. Bovendien nam het begrotingstekort snel toe: tegen eind 1986 11% van het BNP. Tenslotte verwachtte men dat de Peruviaanse regering het beleid van vaste wisselkoersen moeilijk erg lang zou kunnen volhouden en dat vroeg of laat de binnenlandse vraag terug aan banden zou moeten gelegd worden om een mogelijke opflakkering van de inflatiekoorts in te tomen. Teneinde de inflatie te beteugelen kondigde Garcia begin maart 1988 nieuwe bezuinigingen op overheidsuitgaven aan. Echter tevergeefs. Reeds het | |
[pagina 841]
| |
jaar voordien was L. Figueroa, gouverneur van de centrale bank, afgetreden omdat hij de speculatie tegen de inti, de nationale munt, niet kon tegenhouden waardoor het anti-inflatieplan, opgezet door Garcia bij zijn ambtsaanvaarding om het structureel begrotingstekort te helpen delgen, een roemloze dood was gestorven. Peru leek op een stuurloos schip. De snel slinkende deviezenvoorraad - volgens ingewijden geschat op slechts 100 à 200 miljoen $ - was de achillespees van het Peruviaans economisch beleid. De mededeling van de minister van economische zaken C. Robles Freyre dat de kapitaalvluchtGa naar voetnoot6 in 1987 alleen reeds 2 miljard $ bedroeg, was in politieke kringen als een bom ingeslagen. Twee miljard $ was 10% van het BNP! De regering zag zich genoodzaakt uit pure nood stiekem goud in Zwitserland te verkopen. De nieuwe minister van economische zaken Salinas ontvouwde in september 1988 nog maar eens een pakket anti-inflatiemaatregelen dat o.m. een prijsverdubbeling voor het basisvoedsel, een devaluatie van de inti met 47,5% voor de meeste exportprodukten en een prijsverhoging met 400% van de benzine omvatte. Het minimumloon zou fors worden opgetrokken. Deze maatregelen moesten de inflatie stoppen, die op jaarbasis in augustus reeds opgelopen was tot 356%! Dit bezuinigingspakket betekende een totale ommezwaai na een periode van 3 jaar waarin de overheid een sterk nationalistisch beleid had proberen te voeren. Deze politiek had een groot aantal bedrijven en banken tegen haar in het harnas gejaagd. In regeringskringen hoopte men nu stilletjes dat de ‘bevriende’ rijken als de VS en Canada overbruggingskredieten zouden toestaan om de betalingsachterstand te voldoen aan de Wereldbank. Het herstel van de relatie met het IMF lag evenwel heel wat delicater. Onder druk van de economische recessie zag president Garcia zich gedwongen te praten met het IMF. Terzelfdertijd moest hij het hoofd bieden aan de onrust op de arbeidsmarkt, aan het nijpend voedselgebrek en de tekorten aan harde valuta die de industrie nieuw leven moest inblazen. Tengevolge van de aanhoudende sterke inflatie stegen de consumptieprijzen in 1988 met 1.722%! In december alleen reeds vlogen de prijzen de pan uit met 41%. In acht maanden tijd devalueerde de inti viermaalGa naar voetnoot7. Enkel de weg van harde orthodoxe bezuinigingsmaatregelen lag open. Minister van financiën, C. Rivao Davila, wilde daarom de prijzen van vele produkten, | |
[pagina 842]
| |
na forse verhogingen, blokkeren om de inflatie in te tomen. Het begrotingstekort moest teruggebracht worden van 6,4% naar 2%. Westerse diplomaten te Lima lieten verstaan dat deze maatregelen een gunstig klimaat creëerden voor de op stapel staande besprekingen tussen het IMF, de Wereldbank en Peru. | |
BesluitDe populaire linkse democraat A. Garcia erfde in 1985 een belabberde economische situatie in een land onderhevig aan een zware communistische guerrilladruk (‘Lichtend Pad’). Om rendabel te zijn had de overheid ‘petrodollars’ moeten investeren in winstgevende projecten. Mettertijd zouden zij dan voor een voldoende stroom aan deviezen hebben gezorgd om de schulden af te lossen. Een slecht intern beleid, waarbij het geld gebruikt werd voor import van consumptiegoederen - wat gelijk staat met het over de balk gooien van dit geld - en tegenvallende externe omstandigheden door de daling van de grondstoffenprijzen (koper, olie...) op de wereldmarkt, doorkruiste deze politiek. Eens dreigde Peru met een schuldenkartelGa naar voetnoot8. Zo'n vaart liep het niet. Argentinië, Brazilië, Mexico, Peru en Venezuela ondergaan nog steeds moeizaam het juk van de economische aanpassing volgens de voorschriften van het IMF en de grote commerciële banken, hoewel Garcia gepoogd heeft zich daar aan te onttrekken. Opvallend is dat voornamelijk de democratisch verkozen presidenten (Garcia in Peru, Alfonsin in Argentinië) opkwamen voor de doorsnee, dus arme, Latino waardoor zij voor belangrijk weerwerk zorgden tegen het IMF en de financiële wereld. Garcia speelde hoog, maar verloor. De financiële koord rond de Peruviaanse hals werd strakker aangespannen, zodanig zelfs dat het land geen voldoende financiële zuurstof meer bezat om te overleven. Een extreem-éénzijdige oplossing, zoals door Peru gewild, werd in de kiem gesmoord. Overleg drong zich op. Dit zal alvast moeten uitmonden in een (gedeeltelijke) kwijtschelding van de schulden, vermits de eis tot algehele terugbetaling de sociaal-economische situatie van Peru geheel zou ontwrichten. Die kwijtschelding mag anderzijds geenszins de solvabiliteit van de commerciële banken aantasten. Het aanleggen van voldoende provisies lijkt hier het aangewezen middel. Tenslotte zullen nieuwe kredieten noodzakelijk blijven om de economische groei van Peru te blijven garanderen. |
|