Streven. Vlaamse editie. Jaargang 57
(1989-1990)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
[Oktober 1989]Kerken samen in de frontlijn
| |
Achtergronden en voorbereidingSedert zijn oprichting in 1948 kent de Wereldraad van Kerken (WRK) een constante traditie van maatschappelijke inzet: zorg om een ‘verantwoordelijke maatschappij’ in de jaren 60, bekommernis voor een ‘rechtvaardige, deelnemende en leefbare maatschappij’ in de jaren 70 en een ‘conciliair proces’, een proces voor gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping (JPIC), in de jaren 80. Dit laatste thema werd op de assembly van de WRK te Vancouver in 1983 aan de orde gesteld en goedgekeurd. Toen westerse afgevaardigden aldaar opkwamen om de destijds groeiende vredesbewegingen te steunen, wezen de jonge kerken, en niet het minst de Afrikaanse erop dat de gerechtigheidsvragen veel dringender waren. Beide eisen werden in Vancouver met het behoud van de schepping verbonden, waar ook de oosters-orthodoxe theologie een bijzondere belangstelling voor koesterde. De hele zaak kwam pas goed op gang toen Carl Friedrich von Weizsäcker op de Kirchentag van Düsseldorf, in juni 1985, een oproep deed om zonder verwijl een ‘oecumenisch vredesconcilie’ te houden omdat ‘De tijd dringt’ (cfr. de titel van C.F. von Weizsäckers boek). | |
[pagina 4]
| |
In juli 1985 had het Centraal Comité van de WRK beslist om aan het thema JPIC een wereldconvocatie te wijden (intussen voorzien in Seoel in maart 1990). Ofschoon de katholieke kerk in november 1987 geweigerd had medeverantwoordelijk te zijn bij het organiseren van de wereldconvocatie, heeft zij toch een actief aandeel in de voorbereiding van Seoel op zich genomen en zal ze er waarschijnlijk door een aantal waarnemers worden vertegenwoordigd. Op het Europese vlak namen de zaken een meer positieve wending toen de Raad van de Europese Bisschoppenconferenties (CCEE), voorgezeten door kardinaal Martini van Milaan, de uitnodiging aanvaardde om samen met de Konferentie van Europese Kerken (KEK) een Europese oecumenische bijeenkomst JPIC bijeen te roepen. Deze bondige schets van de voorgeschiedenis geeft een algemeen beeld van de nieuwe oecumenische configuratie die nu tot stand is gekomen. Men dient echter te bedenken wat C.F. von Weizsäcker zei: het doel van het conciliair proces is niet de oecumene maar het aanpakken van de grote levensvragen die de mensheid nu bezighouden. Het conciliair proces mag niet als een middel voor de hereniging van de christenen worden aangewend. Als dit een ‘bijprodukt’ van dit proces kan zijn, des te beter. | |
Vier concentrische kringenOm het programma van Basel in zijn veelzijdigheid samen te vatten, kan men de werkzaamheden best in vier concentrische kringen beschrijven: aan de periferie de zgn. Zukunft Werkstatt Europa - een enorme handelsbeurs met 120 ‘winkels’ van vredesbewegingen, milieu-activisten, solidariteitsgroepen - vervolgens een waaier van een 40-tal hearings, een reeks van 20 werkcommissies die aan de inhoud van de thematiek waren gewijd en tenslotte, in het middelpunt van het gebeuren, de plenaire zittingen met de 600 afgevaardigden die samen baden, luisterden, overlegden, amendeerden en stemden... | |
Basel luistertHet is uiteraard uitgesloten om de hele reeks referaten die te Basel in plenaire vergadering werden voorgebracht, hier de rij te laten passeren. In hun grote verscheidenheid vertoonden deze toespraken één gemeenschappelijke trek: de bezorgdheid om vanuit een christelijke bewogenheid de actuele bedreigingen die op rechtvaardigheid, vrede en leefmilieu wegen, aan de orde te stellen. | |
[pagina 5]
| |
David Steel, een Schots politicus, lid van de sociaal-democratische SLD-partij in Groot-Brittannië, Maria Lourdes de Pintasilgo, gewezen eerste minister van Portugal en thans lid van de socialistische groep in het Europese parlement, en Mario Pavan, minister voor het leefmilieu in Italië en expert in ecologie behoorden tot de wereld van de politiek. Zij behandelden respectievelijk de verzoening binnen het Europese continent, de hoofdtrekken van een Europese houding inzake gerechtigheid en een wereldstrategie om te overleven. Met Aruna Gnanaduson, verantwoordelijke voor de integratie van de vrouwen in het leven der kerken in India, en met Domina Annemarie Schönherr uit de DDR, werd de stem gehoord van kerkelijke geëngageerde vrouwen en brak het uur aan van de harde waarheden. Twee jonge vrouwen spraken in naam van de jeugd: Sylvia Raulo (Finland), lid van de lutherse kerk en lid van de World Student Christian Federation, en Isabelle Nespoli (Italië), vertegenwoordigster van de Mouvement International des Etudiants Catholiques. Vier sprekers verdienen een bijzondere aandacht: twee kerkleiders en twee geëngageerde vrouwen. De Russisch-orthodoxe kerkleider Kyrill, aartsbisschop van Smolensk, opende de rij sprekers in plenaire vergadering. Zijn referaat was ongetwijfeld de belangrijkste en origineelste inbreng van de hele conferentie. Hij voerde het woord met een geestdrift en met toekomstverwachtingen die in oecumenische kring van de zijde van orthodoxe sprekers niet gebruikelijk zijnGa naar voetnoot1. Met een grote openheid bracht de nog jonge aartsbisschop Kyrill alle brandende vraagstukken te berde. Het streven naar gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping was volgens hem geen doel op zich maar een voorwaarde tot het bereiken van het Rijk Gods en de transfiguratie van het heelal. De opoffering van het leefmilieu aan het bevorderen van de economische groei, de ongelijke verdeling van weelde en macht en de verwoesting van de culturele tradities behoren tot de zonden van heel Europa, het Europa dat van de Atlantische Oceaan tot de Oeral reikt. Het zijn fouten die door ons naar de andere werelddelen werden uitgevoerd. De zgn. ‘zegepraal van het proletariaat’ heeft in Oost-Europa tot de totale veronachtzaming van het leefmilieu en van het innerlijk leven geleid. Kwantiteit kreeg overal voorrang op kwaliteit. Door de huidigeperestroika in de | |
[pagina 6]
| |
Sovjetunie bestaat er een mogelijkheid om de band tussen morele waarden en sociale ontwikkeling te herstellen. Het heeft weinig zin om wetenschap en technologie te verwerpen: zij moeten echter aan de ethische grondslagen van de maatschappij worden onderworpen. Er bestaat immers een diepe en beslissende band tussen de ethiek en onze overlevingskansen. Om op dit punt een algemene consensus te bereiken is de dialoog tussen christenen en niet-christenen een eerste vereiste. Globaal genomen vertoonde deze toespraak drie opvallende aspecten: 1. de orthodoxe theologie van de schepping berust op een christelijke kosmologie die in de traditie van de patristiek is ingeworteld; 2. de economische modellen van Oost-Europa en van West-Europa worden hier over dezelfde kam geschoren en gelijkelijk veroordeeld; 3. deze stellingnamen berusten ook op een milieubeweging die in de Sovjetunie veel omvangrijker is en veel dieper ingrijpt dan wij het Westen hebben vermoed. Niet als tegenvoeter maar als medespreker wist ook kardinaal R. Etchegaray de plenaire sessie van Basel te boeien. Door de voorzitter van de pauselijke commissie Justitia et Pax (te Rome) werd eveneens naar een Griekse scheppingstheologie verwezen, waarin kosmologie en heilsgeschiedenis niet te scheiden zijn. Dat de aarde een gemeenschappelijk erfgoed uitmaakt werd hier door de maatschappelijke stellingnamen van de katholieke kerk onderbouwd: de universele bestemming van de goederen (Gaudium et Spes, nr. 69) en de sociale hypotheek die daardoor het eigendomsrecht belast (Populorum Progressio, nr. 22 en Sollicitudo Rei Socialis, nr. 42). Evenals de Russische spreker voor hem, wees ook de Franse kardinaal op de verplichting en de noodzaak om de vrede en de gerechtigheid in nauwe samenwerking met alle mensen van goede wil te dienen en op te bouwen. Aan Maria Lourdes de Pintasilgo was opgedragen het referaat over gerechtigheid te houden. Na te hebben gewezen op de globaliteit en de planetaire verbondenheid van de grote noden van het ogenblik: de schuldenlast met gedeelde verantwoordelijkheid, de technologische distanciëring en het dreigende broeikasteffect, kwam de spreekster tot de verplichting om de begrensdheid van het overheersende economisch model te erkennen. Nu onze maatschappij door de ideologie der industrialisering op de rand van de zelfvernietiging wordt gebracht, zijn wij wel gedwongen het bestaande ontwikkelingsmodel op te geven; het model dat Europa steeds heeft gevolgd en naar andere werelddelen heeft uitgevoerd. Absolute prioriteit moet nu aan het verkennen van nieuwe modellen worden verleend. Dit betekent meteen dat wij moeten zoeken naar nieuwe werkmethodes, nieuwe instrumenten en een nieuwe sociale ethiek. | |
[pagina 7]
| |
Niet minder betekenisvol voor het verloop van Basel was de uiteenzetting over de vredesproblematiek in pleno gehouden door de vrouwelijke pastor Annemie Schönherr, die in de DDR vice-president is van de Kirchentag en op Europees vlak coördinator van het Oecumenisch Forum van Europese christelijke vrouwen. Uitgaande van de (veelal stilzwijgende) medeplichtigheid van de Europese Kerken, die zich al te vaak als bondgenoten van de machthebbers hebben gedragen, meende Annemie Schönherr dat thans van christelijke zijde een schuldbekentenis vereist is. Toch verklaarde de spreekster ook een aantal lichtpunten te onderkennen: de ontwikkeling van basisgroepen die zich ook politiek voor de vrede inzetten, de belijdenis van de Protestantse Synode in de DDR die de afschrikkingsmethode heeft afgezworen, de ‘invasie’ van de vrouwen die zich in stijgende mate in alle domeinen van de maatschappij inzetten. In haar besluit wees A. Schönherr op de dringende opdracht om inzake overlevingskansen de inzichten van de gelovigen over te zetten in de taal van de seculiere redelijkheid (der niet-gelovigen). De taak ná Basel zal erin bestaan om op alle gebieden van het leven vanuit het besef van de noden over te gaan naar een gemeenschappelijke inzet, een taak die allereerst de leken, de vrouwen en de jongeren toekomt. | |
Basel overlegtOm de polsslag van Basel aan te voelen is het nodig iets af te weten van het commissiewerk in de working groups. De meer dan achthonderd afgevaardigden en genodigden werden, zoveel mogelijk naar eigen voorkeur, in de twintig thematische werkgroepen ingedeeld. De betekenis van hun besprekingen werd nog in de verf gezet door de inzet van figuren die bijzonder vertrouwd waren met de behandelde thema's: H. de Lange, Probst H. Falcke, J.P. Ribaut, Joseph Selling (KU Leuven), René Coste (Justitia et Pax), Konrad Raiser. Een algemene trek van Basel, de sfeer namelijk van bijbellezing en van gebed, heeft ook de bijeenkomsten van de werkgroepen getekend. Thematisch werden de werkcommissies in vier rubrieken ingedeeld: 1. gerechtigheid, 2. vrede, 3. schepping, 4. theologie. Deze indeling stond echter mogelijke dwarsverbanden niet in de weg. Zo vindt men aanzetten tot een vernieuwde scheppingstheologie niet alleen onder de rubriek ‘schepping’ maar eveneens onder ‘gerechtigheid’ en ‘vrede’. Wanneer we het geheel van de 20 werkgroepen in vogelvlucht in beschouwing nemen, valt het op dat de grote gedachtenlijnen door de verschillende rubrieken heen lopen. Gemeenschappelijke inspiratiebronnen en gelijkge- | |
[pagina 8]
| |
richte strevingen hebben aan de working groups een merkwaardige homogeniteit gegeven. De 20 working groups werden als volgt naar hun thematiek ingedeeld. Zes groepen onder de rubriek gerechtigheid: bijbels begrip (J1), theologie en ethiek (J2), industrie en economie (J3), mensenrechten, participatie en democratisering (J4), discriminatie en dialoog (J5), cultureel en religieus pluralisme (J6). Vijf groepen onder de rubriek vrede: bijbelse opvatting (P1), op wereldschaal (P2), ontspanning in Europa (P3), vorming tot vrede (P4) en geweldloosheid (P5). Vijf groepen onder de rubriek schepping: bijbelse opvatting (C1), bescherming van het leven (C2), heelheid en gebrokenheid (C3), milieubedreigingen (C4) en ecologische wereldorde (C5). Vier groepen onder de rubriek theologie. Deze laatste reeks had als opdracht de doctrinele verbanden uit te werken die tussen de drie hoofdthema's konden worden gelegd. | |
Eigentijdse asceseAan de deelnemers van Basel was duidelijk en herhaaldelijk gevraagd om zich op de eerste plaats tot concrete verplichtingen voor de toekomst te verbinden. Indien men van de werkgroepen over ‘gerechtigheid’ de grootste gemene deler zou zoeken, dan komt men terecht bij ‘bekering’, nl. het engagement om de huidige consumptie radicaal te beperken, een wijziging dus van onze levensstijl (zie vooral J2, J3, P1 en C4). Het gaat hierbij om het voornemen om tot behoud van het leefmilieu een eigentijdse ascese te beleven en te bevorderen. Aan de grondslag hiervan ligt de opvatting dat zijn belangrijker is dan hebbenGa naar voetnoot2. Als axioma van een ecologische levenspraktijk werd ook gesteld dat wij van ‘haben und gebrauchen’ naar ‘mitsein und entdecken’ moeten overgaan (zie C5). Onder de rubriek ‘gerechtigheid’ toonden verschillende werkgroepen zich bezorgd over de huidige problematiek van de internationale schuldenlast: om te voorkomen dat arme landen daaraan tenondergaan is de enige uitweg dat de rijke landen (van christelijke traditie) aanvaarden hun eigen welvaart te beperken. De schuldenlast van vele landen is meer dan een zuiver financiële kwestie; zij is een morele uitdaging aan de zogenaamde christelijke landen (zie J4 en C4). Naar aanleiding van de crisis in de staal- en auto-industrie heeft het Europese netwerk van werklozen (FENU), samen met andere organisaties, een hearing gewijd en een verklaring afgelegd over ‘industriële verandering en economische rechtvaardigheid’. Een werkgroep heeft zich deze verklaring | |
[pagina 9]
| |
toegeëigend en zich voorgenomen ernstig te onderzoeken en openbaar te verklaren of wij bereid zijn voor deze economische rechtvaardigheid de vereiste prijs te betalen (zie J3). | |
De plicht tot dialoogTen gevolge van de immigratie is Europa een multicultureel en multireligieus continent geworden: op grond hiervan is het nodig onder de wereldgodsdiensten ontmoetingen en gesprekken te organiseren. Daarbij is het vereist om etnische en religeuze minderheidsgroepen aan beslissingsinstanties te laten deelnemen (zie J4, J6 en T3). Om de gerechtigheid te bevorderen en de heelheid van de schepping te vrijwaren moeten de christenen en de kerken nog in andere richtingen dialogeren. Door de werkgroepen van Basel worden zij aangespoord in gesprek te treden met de sociaal-economische verantwoordelijken en met leiders van het politieke bestel: theologie en ethiek moeten immers in politieke en sociale consequenties uitmonden. In dit verband moeten ook internationale en Europese instellingen gecontacteerd worden (zie J2, J5, P3, C4 en T4)Ga naar voetnoot3. De andere dialogen die vereist zijn betreffen de samenspraak van de ethiek met de natuurwetenschappen (o.m. de biologen), met de technologie en met de economische wetenschappen (zie J4, C4 en C5). | |
Vredesorde in EuropaHet zoeken naar een vredesorde in Europa heeft talrijke dimensies. Op politiek vlak werd op de Baselse bijeenkomst het vredesproces van de Conference on Security and Cooperation in Europe (CSCE) - van Helsinki 1975 tot Wenen 1989 - centraal gesteld om de overgang van afschrikking tot gemeenschappelijke veiligheid te verwezenlijken. De kerken werden aangespoord om dit CSCE-proces te steunen. Een Europese vredesorde is ondenkbaar zonder de economische dimensie: de solidariteit met de zwakkere partners in de Tweede en in de Derde Wereld is een opdracht van steeds dringender, aard. Op het ogenblik waarop de groeiende integratie van West-Europa een economisch bolwerk dreigt te maken staan de socialistische staten voor zware economische problemen en | |
[pagina 10]
| |
voor de betovering van een consumptiemaatschappij naar westers model. De kerken moeten de economische verantwoordelijkheid van West-Europa ten aanzien van Midden- en Oost-Europa onderstrepen (zie J2, P2 en P3). De opbouw van de vrede in Europa heeft ook een culturele dimensie. Centraal Europa met zijn specifieke historische ontwikkeling en zijn verscheidenheid van nationaliteiten is geconfronteerd met problemen van minderheden die sedert de Tweede Wereldoorlog geen aandacht kregen. Deze uitdagingen van de vrede, de gerechtigheid en het behoud van de schepping zouden de kerken van Europa samen moeten beantwoorden. Oecumenische samenwerking om nationale, regionale en internationale verzoeningen te bevorderen behoort tot de opdrachten van deze kerken. De oecumenische gezindheid van Basel heeft immers maar weinig waarde indien zij niet in de eigen steden en eigen streken en in lokale kerken uitmondt (zie P2 en P5). | |
Onze verantwoordelijkheid als rentmeestersVan de verschillende reeksen werkgroepen, heeft de reeks rond de heelheid van de schepping waarschijnlijk de vruchtbaarste resultaten opgeleverd. Zowel in de landen met vrije markteconomie als in de landen onder socialistisch regime wordt het dringend vereist om economische en technologische beslissingen op lange termijn te beoordelen. De kerken moeten de christenen oproepen om in deze beslissingen die ons overleven betreffen, een actiever aandeel te hebben. Ofschoon de wereld ons werd toevertrouwd, behoort hij ons niet toe en hebben wij geen enkel recht om hem uit te buiten. Integendeel, wij moeten hem als een ‘huisvader’ beheren. Die verantwoordelijkheid als ‘rentmeesters’ van de hulpbronnen van de natuur werd maar al te vaak verwaarloosd. De tekortkomingen op dit punt gaan van het niet-eerbiedigen van de wetten van Mozes (Lev. 25,3-20; Deut. 30,1-10) tot de ecologische rampen in onze tijd. De Schrift verduidelijkt niet de grenzen van deze verantwoordelijkheid. Wij moeten vandaag de waarde van Gods schepping erkennen voor ons en voor de samenleving, voor de komende geslachten en voor de natuur zelf. De beslissingen op lange termijn moeten steeds voorrang krijgen op die op korte termijn, welke de prijs daartoe ook moge zijn. De mens mag zich niet laten verleiden tot het misbruiken van de natuurlijke rijkdommen die hem omringen: hij moet zich door morele beginselen laten leiden. De christen is ten gronde een mens die, ofschoon bewust van zijn zwakheden, vertrouwen heeft in God: hij weet dat hij nooit zal worden verlaten. De schepping is onverstoorbaar op weg naar haar voleinding, zelfs indien | |
[pagina 11]
| |
op deze weg hinderpalen en ongevallen voorkomen. De mens moet zich bewust worden van zijn waardigheid en het vertrouwen terugvinden dat God in hem heeft gesteld. (Tot hier de samenvatting van een deel van C1). | |
Op weg naar een ecologische wereldordeDe vijfde van de working groups, die aan de schepping waren gewijd, heeft de bijzondere verdienste gehad om de ecologische wereldorde als nieuwe uitdaging tot de kerken systematisch uit te werken. Het gaat om een internationaal handvest tot het behoud van de schepping, dat internationaal bindend zou moeten zijn zoals bijvoorbeeld de Verklaring van de Rechten van de Mens. Tot de doeleinden van zulke wereldorde behoort op de eerste plaats de groei van het bewustzijn, de beïnvloeding van de beslissingsinstanties en het opnemen van beslissingen in een grotere samenhang. Als uitgangspunt is een grondwet of ‘keure’ vereist die bindende kracht moet hebben: het gaat om een recht van de schepping. Daartoe moeten bestaande instellingen geconsolideerd worden: Brundtland-rapport, protocol van Montréal, verklaring van Den Haag, tot en met de oprichting van een internationale ‘scheppingscommissie’. De gebieden waarop de wereldorde betrekking heeft zijn onder meer klimaatsverandering, energieverbruik, grenzen van de draagbare groei, bevolkingsaanwas, vervuiling van lucht, water, bodem, enz. Een nieuwe cultuur moet worden nagestreefd om alle krachten in te zetten ten einde het evenwicht in de schepping na te streven. In een van de werkgroepen werd in dit verband herhaaldelijk het belang van een open en democratische informatie onderstreept. Welke zijn de vooronderstellingen tot de oprichting van zulke ecologische wereldorde? Een nieuwe houding ten aanzien van de schepping, gesteund op een christelijke scheppingsinterpretatie, moet leiden naar een actuele vertaling van deze bezorgdheid in een houding van dialoog, in een ecologische kritiek, in een ecologische levenspraktijk. | |
Basel spreektToen de conferentie van Basel een ontwerp van tekst voorgelegd kreeg had deze tekst reeds een lange geschiedenis achter de rug. Tijdens de eerste redactiefase (september 1988-februari 1989) heeft het comité niet minder dan een 500-tal bladzijden aan reacties en suggesties ontvangen en verwerkt. In de tweede fase (februari-mei 1989) werden eerst door de delegaties en nadien door de werkcommissies nog bijkomende voorstellen tot verbetering van de second draft ingezonden. | |
[pagina 12]
| |
De eindfase in de nacht van 17 op 18 mei is dan in een Final Document (proposed) uitgemond waarin de laatste reeks voorstellen waren verwerkt. Over deze eindversie werd op de voorlaatste dag van de conferentie gestemd nadat nog een veertigtal bijkomende amendementen in plenaire vergadering onderzocht en meestal verworpen werden. De grondigheid van deze democratische procedure heeft aan de deelnemers een bijzonder besef van medeverantwoordelijkheid gegeven en de relatief vlotte afhandeling van de eindredactie mogelijk gemaakt. De vraag die de besprekingen van Basel onuitgesproken heeft beheerst is hoever de kerken zich kunnen wagen wanneer zij zich op politiek gebied begeven en op het terrein van de partijen dreigen te komen. Brandende kwesties zoals het veroordelen van de nucleaire afschrikking, het verlichten van de schuldenlast en het besparen van de energie hebben uiteraard politieke en technische aspecten waar een oecumenische bijeenkomst als Basel niet noodzakelijk een bijzondere bevoegdheid voor bezit. Maar de bedoeling van deze conferentie lag duidelijk elders. Te Basel ging het erom een groot aantal vredesgroepen, sociale militanten, milieubewegingen en ook kerkelijke instanties op basis van een gemeenschappelijke christelijke inspiratie tot grotere bewogenheid te brengen omdat ‘de tijd dringt’. Het ging er om christenen en kerken in Europa samen tot grotere inzet te bewegen. Indien uit dit engagement ook politieke en economische consequenties voortkomen is dit, als het ware, een secundair verschijnsel, ofschoon sommige werkcommissies er expliciet naar hebben verwezen. Het einddocument van Basel biedt dus geen ‘oplossingen’ maar evangelisch geïnspireerde ‘aanbevelingen’. De meer behoudsgezinde strekkingen zijn daar vaak van geschrokken terwijl links gerichte groepen er duidelijk door ontgoocheld werden. De stellingname i.v.m. de nucleaire afschrikking is hiervan een sprekend voorbeeld. In de eindversie van het document (Doc. 86 C)Ga naar voetnoot4 wordt gevraagd dat ‘het systeem van nucleaire afschrikking zou worden voorbijgestreefd en vervangen door een ander, minder gevaarlijk veiligheidssysteem’. Zowel Westduit- | |
[pagina 13]
| |
se als Franse minder vooruitstrevende katholieken, trouwens gesteund door evangelische protestanten, maakten front tegen deze ‘veroordeling’ die zij te verreikend vonden. Anderzijds waren meer oecumenisch en meer politiek geëngageerde christenen, met name uit de DDR, ontgoocheld door deze milde veroordeling. Een poging hunnerzijds om ‘elke soort van afschrikking’ te laten veroordelen werd in pleno afgewezen. Toen het document te Basel werd voorgelegd en, op enkele ultieme amendementen na, door de algemene vergadering werd goedgekeurd, was de structuur van de eindversie dezelfde gebleven als die van de second draft. De inhoud van de tekst was intussen echter aanzienlijk verrijkt. In het meer doctrinele derde hoofdstuk wordt nu plaats ingeruimd voor een scheppingstheologie die, na een inbreng van orthodoxe zijde, steunt op de traditie van de Griekse kerkvaders: de grondslag van de heelheid van de schepping is de recapitulatie van tijd en ruimte in Christus, als incarnatie van het Woord Gods, en in de ‘vergoddelijking’ van de mensheid: de oude mens wordt door Christus vernieuwd. Deze passus spoort ons aan ten aanzien van de schepping, van een ‘antropocentrische’ naar een ‘biocentrische’ visie over te gaan. Van de zes hoofdstukken is het bondige vierde hoofdstuk dat aan een Europese ‘schuldbelijdenis’ is gewijd van bijzonder belang. Waar sommigen vreesden dat Europa te Basel het risico liep in een zekere zelfvoldaanheid te vervallen, is de oecumenische conferentie een uiting van deemoed geworden. Zoals te verwachten was, is hfst. 6 met zijn meer concrete aanbevelingen over gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping het voorwerp van de meeste amendementen (70-tal) geworden. In deze vloed heeft het redactiecomité voor duidelijke prioriteiten gekozen: a. ten aanzien van de gerechtigheid moet de economische ontwikkeling onderworpen blijven aan criteria van draagbaarheid (sustainability) op maatschappelijk, internationaal en ecologisch vlak; b. wat de vrede betreft wordt alle nadruk gelegd op een positieve ethiek van de vrede en van het christelijke engagement op dit punt; c. ten aanzien van de heelheid van de schepping en aansluitend op de reeds genoemde criteria van draagbaarheid, wordt een volledige revisie gevraagd van het begrip economische groei en een andere visie op het aanwenden van de natuur gewenst (Doc. 87 A/B/C/D/E). Indien de christenen en de kerken van Europa zich in de komende jaren door de richtlijnen van Basel laten leiden, dan zou dit op zich reeds een maatschappelijke omwenteling tot gevolg hebben. Het document van Basel is immers slechts één fase in het op gang gebrachte ‘conciliair proces’. | |
[pagina 14]
| |
Zal Basel handelen?De resultaten van de conferentie van Basel zullen verschillend beoordeeld worden al naargelang de gestelde verwachtingen. Zo hebben sommigen van tevoren al betreurd dat er in het voorbereidend document van Basel niet verwezen werd naar de realisaties van talloze actiegroepen die zich al jaren verdienstelijk maken. Anderen hebben opgeworpen dat vele kerken t.a.v. JPIC al heel wat gepresteerd hadden: moeten wij ons zozeer verheugen dat de kerken nu voor het eerst samen zeggen wat vele onder hen reeds afzonderlijk deden? Indien Basel aan de pioniers gemeten wordt dan is het resultaat weinig opwindend. Wij geloven echter dat de dynamiek van de oecumenische bijeenkomst van mei 1989 elders ligt: zij is op de allereerste plaats een aansporing voor de achterhoede om de pas te versnellen en voor de voorhoede om de achterblijvers mee te trekken. Maatschappelijk geëngageerde mannen en vrouwen hebben elkaar over confessionele grenzen heen ontmoet. De oecumenische dimensie van hun streven is nu pas tenvolle tot hen doorgedrongen. Allen samen hebben zij hun kerkelijke ‘structuren’ aangesproken en tot inzet opgevorderd. Voor het eerst in de geschiedenis hebben christenen en kerken uit geheel Europa de grootste levensvragen van de huidige tijd als een gemeenschappelijke christelijke uitdaging ervaren en onder woorden gebracht. Natuurlijk stootte men in Basel ook op bepaalde grenzen. Die moeten nu onder ogen worden genomen om te voorkomen dat zij de voortzetting van het conciliair proces zouden afremmen. De graad van representativiteit van vele delegaties dient bijvoorbeeld onderzocht te worden. Het grote aantal ‘kerkelijke ambtenaren’ en de soms toevallige en administratieve wijze waarop bisschoppen (van katholieke zijde) werden afgevaardigd, hebben het profetisch elan van de delegaties niet bevorderd. Ook de graad van voorbereiding van heel wat delegaties liet te wensen over. Het is niet goed met het oog op de toekomstige ontwikkeling van het conciliair proces zich daar illusies over te maken. Ook zou het nuttig zijn na te gaan in hoeveel delegaties de katholieke en niet-katholieke vleugel hebben samengewerkt om vooraf een gemeenschappelijke commentaar in te sturen. Tijdens de eindstemmingen over het document is het duidelijk gebleken dat de algemene vergadering zich uiterst gematigd heeft opgesteld en telkens zeer volgzaam de adviezen of eenvoudige wenken van het drafting committee heeft gevolgd. Die volgzaamheid wijst ook op de beperkte oecumenische | |
[pagina 15]
| |
bevoegdheid van de doorsnee-afgevaardigde, die op het ogenblik van de beslissingen de wenken van de redactiecommissie nodig had. Een andere begrensdheid van Basel betreft het oduidelijk statuut van het einddocument van de conferentie. In de tekst zelf wordt voorzien dat het document zich hoofdzakelijk richt tot de kerken, tot hun leden, tot groepen en individuele personen; via de kerken richt men zich tot regeringen en tot de samenleving (Doc. 5). Hoofdzaak hierbij was dat leidende instanties van de kerken zelf geen verantwoordelijkheid wilden dragen voor het document van Basel. Zijn gewicht en zijn gezag zijn rechtstreeks afhankelijk van de ‘receptie’, van de wijze waarop het al of niet ingang zal vinden in de brede lagen van christelijke bewegingen aan de basis en van de christelijke opinie ‘at large’. Een laatste hypotheek die op de follow-up zou kunnen wegen is afkomstig van de structurele zwakheid van de initiatiefnemers van de conferentie van Basel. De CCEE en de KEK behoren eerder tot de pluimgewichten van de oecumenische wereld. De raad van de Europese bisschoppenconferenties heeft nooit over de invloed noch over de werkinstrumenten beschikt die de werkzaamheden van de CELAM (in Latijns-Amerika) of van de FABC (in Azië) kenmerken. Van niet-katholieke zijde heeft de KEK eveneens hoogteen laagtepunten doorgemaakt zonder ooit een eersterangsrol te vervullen in het oecumenisch samenspel. Toch zijn het allicht juist deze omstandigheden die van Basel een succes hebben gemaakt. Zij hebben - zoals kardinaal Martini het uitdrukte - aan het oecumenisme van de basis een stem gegeven en dit in tegenstelling tot de officiële dialogen gevoerd door instellingen met zwaarder gezag. Sommige katholieke bisschoppen zijn nu zelf geschrokken van de buitengewone bijval van Basel. Om de follow-up van de JPIC-conferentie te verzekeren zullen er echter structuren moeten worden uitgebouwd. De raad met zijn 25 afgevaardigden die eens per jaar samenkomen, is beslist niet meer bij machte om deze taak af te handelen. Ook deze begrenzing van Basel moet worden doorbroken. Samenvattend zouden wij willen pleiten: 1. voor een beter contact tussen de basisbewegingen en de afvaardigingen om de receptie van Basel te bevorderen; 2. voor een grotere oecumenische deskundigheid van allen die zich voor het conciliair proces JPIC inzetten (ook inzake de theologie van de orthodoxie); 3. voor een verdieping van de contacten met de christenen en de opiniestromingen in Oost-Europa; 4. voor een toepassing van par. 98 van het document van Basel waarin de initiatiefnemers van Basel worden aangespoord te voorzien in de oprichting | |
[pagina 16]
| |
van een werkgroep ‘om de verdere ontwikkeling van het proces aan te moedigen en te evalueren’ en waarin ook gevraagd wordt te onderzoeken hoe men over vijf jaar een nieuwe grote Europese bijeenkomst zou kunnen samenroepen ten einde aan elkaar rekenschap af te leggen. | |
Waar de sterken mislukten, hebben de zwakkeren nu hun kracht getoondNaarmate het officiële oecumenisme steeds meer de zaak van kerkelijke hiërarchen en van deskundigen werd, ging het ook steeds verder afstaan van de lokale kerken. Intussen is in talloze landen aan de basis van de christelijke kerken een waar netwerk van initiatieven en kleine groepen ontstaan die rechtstreeks aansluiten op de grote maatschappelijke bewegingen van het ogenblik (pacifisme, milieubescherming, vrouwenbeweging, rechten van de mens, geweldloosheid) en aldus de hedendaagse vormgeving worden van een nieuwe christelijke en oecumenische inzet. In ruwe trekken geschetst zou men zelfs kunnen zeggen dat daar waar het officiële oecumenisme in de laatste twintig jaar geen enkel concreet resultaat opleverde, het oecumenisch netwerk aan de basis te Basel wonderen heeft verricht. Waar de sterken mislukten, hebben de zwakkeren nu hun kracht getoond. Het wonder van Basel is vooreerst daarin gelegen dat officiële instanties van de Europese kerken aanvaard hebben om het appél van Vancouver voor gerechtigheid, vrede en behoud van de schepping te beantwoorden. Het wonder van Basel is ook de machtige en onverwachte wind van vrijheid en democratisering die vanuit Oost-Europa heeft gewaaid en die aan zovele gemuilbande kerken het woord teruggeeft. Het wonder van Basel is tenslotte het voornemen om samen verder te werken en om de dringende noden van deze moeilijke tijd in een gemeenschappelijk streven en volgens de eisen van het evangelie aan te pakken. |
|