Streven. Vlaamse editie. Jaargang 56
(1988-1989)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 845]
| |
ForumImmigranten of emigranten?In uw aprilnummer publiceert u het eerste van een reeks gesprekken over gastarbeiders. De titel van de serie: Over immigranten gesprokenGa naar voetnoot1. Over de inhoud van dit eerste gesprek niets dan goed. Maar bij de titel wil ik een kanttekening maken. Vermoedelijk spreekt u opzettelijk van immigranten. Bij wijze van programmaverklaring. U zou graag zien dat alle buitenlandse werknemers die zich hier komen vestigen, zich als ‘immigranten’ zouden beschouwen en als zodanig ook behandeld zouden worden. Maar dit lijkt nog verre toekomst. Ik werk al twaalf jaar als pastoor van de Portugese parochie in Antwerpen. Ik heb nog geen enkele Portugees ontmoet die zich immigrant noemt. Zij zijn emigrantes en voelen zich ook zo. Emigrante is voor hen een gevoelsgeladen begrip. Daaraan ontlenen ze hun identiteit. De Portugese arbeiders in ons land beschouwen zich niet alleen als nazaten van de ‘ontdekkingsreizigers van de 16e eeuw’ maar weten zich ook verbonden met de drie miljoen Portugese emigranten over de hele wereld. Jaarlijks, op 13 augustus, komen duizenden emigranten bij elkaar in Fatima. In preken en gebeden wordt belicht wat ‘emigrant’ wil zeggen. De Portugese overheid herinnert de emigrantes steeds weer aan hun plichten. Een emigrant spreekt thuis Portugees, een emigrant belegt zijn geld in het moederland en bewijst door zijn noeste arbeid in den vreemde het vaderland een dienst. De ontberingen die de emigrant lijdt, krijgen daardoor zin en betekenis. Aan de status van emigrant zijn in het moederland veel voordelen verbonden. Zolang hij emigrant is hoeft hij b.v. geen legerdienst te doen. Een emigrant blijft de droom voeden ooit eens naar huis terug te keren en moet zich helemaal niet bekommeren over insertie of ‘integratie’ in onze samenleving. Het zou inderdaad een grote stap vooruit zijn indien buitenlandse arbeiders echt als immigranten werden beschouwd en meer nog als zij zelf het gevoel zouden krijgen en zich ervan bewust zouden worden dat ze hier immigranten zijn. Heel wat dubbelzinnigheden zouden daardoor weggewerkt worden. Maar die strategie staat haaks op het zelfbeeld en de droom van de Portugese arbeiders. Eén van de factoren die de Portugese werknemer steunt om emigrant te blijven is zijn fiscale en financiële situatie. Een Portugese werknemer betaalt hier belastingen en sociale bijdragen zoals elke andere werknemer. Daar zit het verschil niet. Maar zijn spaarcenten kan hij onbeperkt naar het moederland uitvoeren. Hij krijgt in Portugese banken heel hoge interesten. Hij kan bovendien - omdat hij emigrant is - voordelig geld lenen. Duurzame verbruiksgoederen zoals was- en vaatmachines, auto's | |
[pagina 846]
| |
enz. kan hij gemakkelijk invoeren. Zijn koopkracht is niet alleen veel groter in het moederland maar van officiële zijde wordt de emigrant aangemoedigd om zijn geld in Portugal te beleggen. Psychologisch is hij het ook verplicht, hij voelt zich schuldig als hij het niet zou doen. Alleen in zijn moederland kan hij laten zien hoe ver hij het geschopt heeft. Op sociaal niveau zijn de gevolgen desastreus. De doorsnee emigrant gedraagt zich in het moederland als nouveau riche en in Vlaanderen bekommert hij zich nauwelijks over een mogelijke insertie. Ik ben geen boekhouder noch econoom. Ik weet niets over het volume van deze geldtransacties. Ik weet niet wie er voordeel bij heeft - de banken of de kleine spaarder. Welke effecten sorteren deze geldtransacties op korte en lange termijn? Het zijn allemaal vragen. Een duidelijk antwoord hierop zou allicht meer inzicht geven in de rol en de betekenis van de buitenlandse werknemer voor Vlaanderen en voor zijn moederland. Ik heb het vermoeden dat het fiscale en financiële element voor een buitenlandse werknemer een belangrijke factor is die de reële insertie in onze maatschappij eerder afremt dan bevordert. Bij mijn weten is daar nog nooit aandacht aan besteed in een gedetailleerde studie. Misschien doet u het eens in één van uw volgende afleveringen?
Frans Chanterie. | |
Opstand van AlsteinIn de historische roman OpstandGa naar voetnoot2 verhaalt Alstein, als in een zeventienstrofige ballade, de hoogtepunten uit het proces van volwassenwording van een fictieve jongeman, Cero uit Joppe, tussen zijn vijftiende en achtentwintigste jaar. Temidden van de rijkgekleurde voorchristelijke culturen in het oostelijke Middellandsezeegebied ontworstelt hij zich aan het vrome jodendom van zijn bescheiden familie en bekrompen geboorteland, komt op zijn omzwervingen in contact met (de boeken van) Griekse denkers en bereisde wereldburgers, raakt van de helleense gedachten doordrongen en leert in Tyrus het hellenisme in zijn verwerpelijkste gedaante kennen: als een vorm zonder inhoud, als een politiek wapen in de hand van machthebbers. Zo ontwikkelt hij zich van filosoof in de enge zin tot denkend strijder voor gelijkheid en vrijheid, wars van geweld en kuiperij. Maar op doorreis naar Alexandrië wordt hij in het helleniserende Jeruzalem door de tempelraad ingeschakeld voor de hellenisering en maakt zo, terwijl hij zich als denkend mens niet wil laten manipuleren, eerst als voorbijganger, dan als toeschouwer en tenslotte als betrokkene, tegen wil en dank, de coup in de raad mee en is getuige van de bloedige revolte waarbij hellenistische vrienden én joden, priesters en burgers, gedood worden. De democratische polis Jeruzalem waarin allen - vreemdelingen en joden - in vrede kunnen samenleven is het ideaal waarvoor hij, enkele uren voor zijn vertrek uit Jeruzalem, vermoord wordt. Cero, die al jong geleerd had dat kennis macht geeft, ondervindt tot zijn verbijstering dat macht geen kennis verdraagt. Want kennis en inzicht maken vrij. Alstein situeert zijn verhaal tussen 190 en 170 voor Christus, toen in het rijk dat | |
[pagina 847]
| |
de grote Macedoniër Alexander had nagelaten, twee dynastieën - noordelijk de Seleukiden in Antiochië en zuidelijk de Ptolemeeën in Alexandrië - elkaar de macht betwistten. De Seleukidenkoning Antiochus IV Epifanes beschouwde zichzelf als de ware opvolger en zag het als zijn opdracht het hellenisme te verspreiden. Ook in Jeruzalem, dat sedert 198 in zijn macht was. Door middel van vervolging van de joden en uitroeiing van de monotheïstische orthodoxie. De roman geeft een knap gedocumenteerd en facettenrijk beeld van die merkwaardige periode, die het eerste deel uitmaakt van de Boeken der Maccabeeërs van het Oude Testament. Maar het is Alstein om meer te doen. Opstand is namelijk de herwerkte versie van De Opstand, die Alstein (geboren 1947) als zijn tweede prozawerk uitbracht (De Clauwaert, 1975). Geen zin uit dit ‘jeugdwerk’ - met alle onvolmaaktheden en storende stilistische zwakheden vandien - is hetzelfde gebleven. Dus naast honderden taalkundige en stilistische correcties, schrappingen en vervolledigingen van verhaalbeelden bracht hij ook een scherpere profilering van de nevenfiguren aan en vooral een sterkere ritmische doorgolving (met de zo typische figuren als opsomming, climax en vooral zelfcorrectie). Het grote verschil ligt echter in de doorwerking van het historisch verhaal op het hogere niveau van de gedachte. De historische opstand van de joden tegen de hellenisten (170 voor Christus) is verruimd tot opstand als intellectuele daad. Opstand als eerste stap tot zelfwording van het individu in de puberteit, opstand om zich te emanciperen uit het al te enge en principiële milieu zonder perspectief, opstand als voortdurende wakkerheid in de vele omstandigheden waarbij denken consequenties heeft in daden; en dit op zijn scherpst als het om politiek denken en maatschappelijk handelen gaat. Die verruiming bereikt Alstein niet door inlassing maar door een moedige doorwerking. Reflectie maakt een integrerend deel uit van zijn boek, dat nu terecht de naam van roman draagt. Opstand situeert zich tussen zijn andere werken over de grote bewegingen in de humane en mondiale ontwikkeling. De roman geeft vanuit het verre verleden een blik op vraagstukken van nu: dus een zicht op o.a. actieve verdraagzaamheid, onverzoenbaarheid van integriteit en opportunisme, het gevaar van extremismen. Elk mens die zoekt naar inzicht in zichzelf en uitzicht op de wereld, wordt door dat zoeken op een onvervreemdbare manier zichzelf. Alstein is aldus op zijn manier een humanist die, ook als Cero, er bang voor is alleen ‘woorden na (te) laten en niet een betere, een meer democratische samenleving’ (140) en voorzichtig te zijn op het verkeerde moment. Het is niet denkbeeldig dat het voor-christelijke begrip ‘opstand’ daarvoor plaats moet maken voor de christelijke impuls van de ‘opstanding’. Historisch te lokaliseren in Jeruzalem. (Hoe kon het monotheïstische jodendom ooit het pantheïstisch hellenisme opgenomen hebben?) Dat is een religieuze dimensie die in het humanistisch werk van Alstein niet ter sprake komt. Opstand laat veel aan het oordeelsvermogen van de lezer. Het kan zelfs, dacht ik soms - en dat is helemaal niet denigrerend bedoeld, integendeel - als een leerrijk jeugdboek voor scholieren laatste jaar middelbaar worden gelezen. Het is - en dat is niet zijn geringste verdienste - een der zeldzame serieuze romans waarin een brok geschiedenis van de joodse bevolking in Antwerpen wordt behandeld.
Rika Heymans | |
[pagina 848]
| |
Het jodendom
| |
[pagina 849]
| |
katholieke kerk zoveel vervolging kunnen tolereren? Waarom was er zo weinig kritiek te horen geweest vanuit het Vaticaan, toen in de jaren 1933-1945 joden systematisch werden uitgeroeid? Welke veranderingen, welke nieuwe koers heeft die vernietiging, de Shoah, tot gevolg gehad voor de verhouding tussen kerk en synagoge na Auschwitz? Op zijn rondgang langs de officiële uitspraken en documenten raakte Van Andel vooral geïntrigeerd door de koerswijzigingen van de kerk in de sociale leer: hoe gedroeg een eeuw geleden de samenleving zich tegenover de joodse existentie? De auteur beschrijft wat er in de grote sociale encyclieken (Rerum Novarum, 1891; Quadragesimo Anno, 1931; Divini Redemptoris, 1937) merkbaar is van de rooms-katholieke houding tot het jodendom. Vervolgens komt de volstrekt ándere houding van de kerk, zowel mondiaal als regionaal, ten opzichte van het jodendom ter sprake in de periode na Auschwitz. Juist het Tweede Vaticaans Concilie brengt een belangrijke ontwikkeling op het gebied van de sociale leer in beeld. Maar betekent dit ook dat de basisstructuur van het rooms-katholieke denken veranderd is? Van een ‘levende herinnering’ aan de Shoah is in het dagelijks leven van de kerk immers niet veel te bespeuren. Zo is dit boek een protestantse uitdaging geworden aan de kerk van Rome. Al snel wordt het de lezer duidelijk, dat het echt niet gaat om wat meer begrip en wat meer gevoel voor de joden en de staat Israël (die door het Vaticaan overigens nog steeds niet is erkend). Deze publikatie legt de vinger op de zere plek binnen het paradigma van de katholieke sociale leer na Auschwitz. Het boek bevat een dringende oproep te komen tot een radicale transformatie van de basisstructuur in die sociale leer. Dat is in ieder geval de mening van Dr. Theo Salemink, die als rooms-katholiek kerkhistoricus een kort, maar krachtig nawoord aan dit boek heeft toegevoegd. Het basispatroon van de katholieke sociale leer bestaat er immers in dat men de geschiedenis, de mens en de maatschappij fundeert in een eeuwig geschapen orde, in een natuurwet. De joodse traditie van denken is echter wezenlijk in strijd met zo'n metafysische methode van denken, met een scheppingstheologie die vanuit een natuurlijke orde vertrekt. De God van Israël immers is eerder de levende God van de geschiedenis dan die van de eeuwige orde. Hier worden we geconfronteerd met een problematiek die niet alleen actueel maar fundamenteel genoemd moet worden. | |
Een speciaal tijschriftWanneer wij het hebben over de polemiek tegen het jodendom, gaan we er als vanzelf van uit, dat dit iets exclusief voor christenen zal zijn (geweest). Niets is echter minder waar; ook in de islam blijkt een uitgebreide controverse met het jodendom te zijn gevoerd. Een van de belangrijkste themata daaruit is de beschuldiging van Schriftvervalsing. Een bijzonder lezenswaard artikel over dit onderwerp verscheen onlangs in het septembernummer van het tijdschrift Ter HerkenningGa naar voetnoot5. In hetzelfde katern vinden we ook uitvoerige en kritische bijdragen over het veertigjarig bestaan van de staat Israël. In het december-nummer zijn belangrijke opstellen afgedrukt over de moderne joodse denkers Frans Rozenzweig, Emmanuel Levinas en Samson Raphael Hirsch. Zeer welkom is ook het achtergrondartikel over Elie Wiesel, die in 1986 de Nobelprijs voor de Vrede ontving en wiens boeken ook voordien al een grote verspreiding genotenGa naar voetnoot6. Wie op de hoogte wil blijven | |
[pagina 850]
| |
van recente ontwikkelingen, mag deze periodiek niet uit het oog verliezen. In de ‘Bibliografie Jodendom’ die halfjaarlijks in dit tijdschrift verschijnt, vindt men - per rubriek geordend - een nagenoeg volledige lijst van alle in ons taalgebied nieuw verschenen titels, die op een of andere wijze met het jodendom te maken hebbenGa naar voetnoot7. | |
AchtergrondinformatieZowel in joodse kring zelf als onder christenen blijkt in toenemende mate behoefte te bestaan aan bondige informatie over zaken en begrippen die in de wereld van het joodse geloof een grote rol spelen. Om in die behoefte te voorzien is onder de eindredactie van Lize Stilman een lijst samengesteld van meer dan 750 trefwoorden op dit gebiedGa naar voetnoot8. Het boek heeft niet de pretentie een theologisch woordenboek te zijn of een encyclopedie. Het wil op eenvoudige wijze een toch tamelijk grote hoeveelheid termen toelichten. Daarin is men helaas slechts ten dele geslaagd. Enerzijds is dat te wijten aan de formule die men gehanteerd heeft; er is namelijk geput uit meer dan een dozijn titels van allerlei soort en karakter. Daardoor ontbeert dit werkje een zekere mate van coherentie. Aan de andere kant is de inhoud van verscheidene trefwoorden onduidelijk, onvolledig of gewoon onjuist. Zo worden bijvoorbeeld onder het lemma ‘apocriefen’ alle daartoe behorende bijbelboeken genoemd, met uitzondering echter van Jezus Sirach. Dit blijkt dan een eigen ingang te zijn (met een overigens volstrekt onjuiste datering van dit boek), waarbij aan het slot wordt verwezen naar... apocrief en! Bij het onderwerp ‘leviraatshuwelijk’ (p. 62) worden helaas niet de bijbelteksten opgesomd waarin deze gewoonte van het zwagerhuwelijk wordt beschreven (Gen. 38; Deut. 25; Ruth). Waarom wordt van de drie beroemde joods-Griekse bijbelvertalingen wel die van Symmachus opgenomen (p. 102), maar met geen woord gerept over de waarschijnlijk veel belangrijkere uitgaven van Theodotion en Aquila? Als laatste voorbeeld van een duidelijk gemiste kans is de ingang ‘targoem’ (p. 106) te noemen. Dat dit een Arameese vertaling van het Oude Testament betreft, die ontstaan is ten behoeve van liturgisch gebruik in de synagoge, horen we niet. Daar komt nog bij dat de opgenomen verwijzing naar ‘metoergeman’ niet te vinden is (tussen ‘messiasverwachting’ en ‘mezoeza’), omdat hij twee bladzijden eerder abusievelijk als ‘matoergeman’ terecht is gekomen tussen ‘masoreten’ en ‘matse’. Vele van dergelijke kinderziektes zouden in de volgende druk echter tamelijk gemakkelijk weggewerkt kunnen worden. Waar christenen nog tamelijk vaak de belangrijke personen uit de bijbel binnen een uitermate historisch kader benaderen - een vak als bijbelse geschiedenis spreekt boekdelen -, vindt er in joodse kring veelal een heel andere typering en presentatie van bijbelse helden plaats. Wie daarvan een mooi voorbeeld zou willen weten, kan terecht in een onlangs verschenen boekje over MozesGa naar voetnoot9. In het Rabbijnse jodendom wordt Mozes nauwelijks genoemd en aangesproken op zijn historische persoon. Deze man Gods is voor het latere jodendom normatief geworden als leraar. Bijna consequent wordt hij geïdentificeerd met de Torah die hij uit de handen van God ontvangen heeft en aan het volk Israël heeft onderwezen. Van- | |
[pagina 851]
| |
uit vele joodse bronnen heeft Van Bekkum, die docent na-bijbels Hebreeuws is aan de Rijksuniversiteit te Groningen, dit allesoverheersende Mozesbeeld nader toegelicht en uitgewerkt. Veel aandacht wordt besteed aan de bijzondere positie die door deze bronnen wordt toegekend aan Mozes waar het de grote feesten van Pesach en Sjavoe'ot (Wekenfeest) betreft. Daarbij is hij overigens ook de plaats van Mozes binnen de christelijke traditie niet vergeten. Er is m.i. één facet dat niet wordt belicht, terwijl dit een duidelijke brugfunctie had kunnen vervullen: de manier waarop Mozes in het boek Kronieken juist ter sprake wordt gebracht als degene die onlosmakelijk met de Torah is verbonden. | |
Regionale studiesIn dit tijdschrift is al enige malen aandacht besteed aan facetten van joods leven in BelgiëGa naar voetnoot10. Onlangs zagen twee publikaties het licht die zich speciaal bezighouden met de situatie in Nederland. Binnen de huidige joodse gemeenschap in Nederland neemt het liberale jodendom een belangrijke plaats in. Want terwijl de meeste traditionele joodse gemeenten die na de Tweede Wereldoorlog nog bestonden niet meer tot wezenlijke groei en bloei zijn gekomen, kan de liberaal-joodse beweging daarentegen wijzen op uitbreiding en de stichting van enkele nieuwe gemeenten. Daarom is het des te opvallender, dat er tot nu toe - behoudens enkele korte artikeltjes - geen aandacht is geschonken aan de geschiedenis van deze beweging in Nederland. Met een bijzonder interessant tijdsdocument heeft Dan Michman, geboren in Nederland maar thans docent aan de Bar-Ilan Universiteit in Tel Aviv, een poging gewaagd om de ontstaansgeschiedenis van het liberale jodendom in de jaren twintig en dertig te beschrijven, en aldus een opvallend hiaat in de geschiedschrijving op te vullenGa naar voetnoot11. Hij weet heel helder te schetsen hoe het toch kwam dat deze liberale beweging, die elders reeds decennia daarvoor voet aan de grond had gekregen, juist in Nederland niet van de grond kwam. Toen dit in de jaren dertig eenmaal schoorvoetend van start ging, bleek de tegenwerking van de orthodoxie onverwacht fel. Families raakten zelfs in vijandelijke groepen verdeeld. Zo ontstaat een boeiend relaas van dit tijdperk, waarin ook nog het opkomend antisemitisme en het zionisme keer op keer dwongen tot plaatsbepaling en keuzes. De komst van joodse vluchtelingen uit Duitsland - het onderwerp waarop de auteur in 1978 in Jeruzalem is gepromoveerd - was weer een nieuwe factor die het ‘Nederlandse’ karakter van de beweging bedreigde. Hoewel slechts enkele liberale joden, waaronder geen enkele rabbijn, de oorlog overleefden, zou deze beweging getalsmatig zelfs uitgroeien tot de hoofdstroming binnen het Nederlandse jodendom. Aan het boek zijn negen bijlagen toegevoegd die zeer interessante documenten bevatten, o.a. een uitgebreid bezwaarschrift van orthodoxe zijde aan de hoofdcommissaris van politie te Amsterdam tegen een eventuele erkenning van de liberale gemeente als officieel kerkgenootschap. Een uiterst leesbaar boek dat een tot nu toe nagenoeg vergeten groep terechte aandacht geeft. In ongeveer honderd dorpen en steden van Nederland vindt men nog synago- | |
[pagina 852]
| |
gen. De meeste ervan worden helaas niet meer gebruikt voor het oorspronkelijk doel: plaats van samenkomst voor studie en gebed van de joodse gemeenschap. De verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog hebben ook hier hun moorddadig spoor getrokken. Juist omdat bepaalde synagogen in een erbarmelijke staat verkeren of met de sloop worden bedreigd, is door twee personen het initiatief genomen tot een inventarisatie van al deze gebouwen in NederlandGa naar voetnoot12. Het boek - dat in 1984 onder een andere titel en bij een andere uitgever verscheenGa naar voetnoot13 - is zeer systematisch opgezet. Eerst worden oorsprong en functie van de synagoge in het algemeen beschreven. Een hoofdstuk over de architectonische ontwikkeling van de Nederlandse synagoge besteedt zowel aandacht aan bestaande, als ook aan markante, thans verdwenen exemplaren. In de daarop volgende lijst (pp. 39-105) staan alle nog aanwezige synagogen op plaatsnaam geordend en worden ze beknopt beschreven. Door de vele begeleidende foto's krijgt men een goed beeld van de verscheidenheid aan bouwstijlen, ligging, omvang e.d. Het sympathieke boek wordt afgesloten met een verklaring van alle joodse en technischbouwkundige termen die gebruikt zijn. De literatuurlijst biedt een goede handreiking voor verdere studie.
Panc Beentjes |
|