| |
| |
| |
Negen jaar Russische oorlog in Afghanistan
L.L.S. Bartalits
Door de ministers van buitenlandse zaken van Afghanistan en Pakistan werd op 14 april 1988 te Genève een overeenkomst ondertekend over de trapsgewijze terugtrekking van de Sovjettroepen uit Afghanistan. Het akkoord kwam tot stand door bemiddeling van de Verenigde Naties. Pakistan en Afghanistan verbonden zich ertoe om af te zien van gewapende interventie, subversieve activiteiten en de opleiding van huurlingen op hun grondgebied. Voor de VS en de Sovjetunie ondertekenden Shultz en Sjevarnadze een bilateraal akkoord, waarin ze hun steun uitspraken van de politieke regeling die tussen Pakistan en Afghanistan getroffen was, en verklaarden zich te zullen onthouden van elke inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van beide staten. Het aanhangsel van het akkoord voorzag in de benoeming van een hoge militaire functionaris in het betroffen gebied, die aan het hoofd staat van twee afzonderlijke VN-eenheden: een in de Afghaanse hoofdstad Kaboel, de andere in de Pakistaanse hoofdstad Islamabad.
De hele regeling ging blijkbaar uit van de veronderstelling dat het Afghanistanprobleem pas ontstond mét de inval van de Russen op 26 december 1979 en dat hún vertrek de oplossing van alle daarmee verbonden problemen met zich zou meebrengen. Die illusie is inmiddels verzwonden.
De handtekeningen onder de verdragen sloten een zes jaar durende periode van moeizame onderhandelingen af. Van 16 tot 25 juni 1982 vonden te Genève de eerste indirecte onderhandelingen plaats. Vier punten werden er besproken: de terugtrekking van de buitenlandse troepen, geen inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van de betrokken staten, een internationale regeling van de non-interventie en de terugkeer van de Afghaanse vluchtelingen uit Iran en Pakistan. Nieuwe besprekingen van 11 tot 22 april 1983 golden vooral de vrijwillige terugkeer van een aantal Afghaanse vluchtelingen: de onderhandelaars werkten een plan uit waarbij ook de grote mogendheden zouden betrokken worden. In aug. 1985 kwamen er nogmaals drie documenten op tafel over de regeling van het vluchtelingenprobleem: over de terugtrekking van de Sovjettroepen werden de onderhandelaars het nog steeds niet eens. Datzelfde jaar beschuldigde een VN-rapport Moskou
| |
| |
en Kaboel van ernstige schendingen van de mensenrechten in Afghanistan. In mei 1986 was de positie van president en partijleider Babrak Kamal door interne partijtegenstellingen onhoudbaar geworden en werd hij als partijleider vervangen door Najibullah. Na een ontmoeting met Michael Gorbatsjov lanceerde Najibullah de idee van een ‘nationale verzoening’ die door de mujahedin prompt afgewezen werd. De VN ontvingen nu wel voor het eerst een Afghaans voorstel omtrent de terugtrekking van alle Sovjettroepen.
| |
Mislukte nationale verzoening
De politiek van nationale verzoening behelsde geen werkelijke verdeling van de macht: de oppositie werd uitgenodigd om zich aan te sluiten bij een regering waarvan de Afghaanse Democratische Volkspartij (DVPA) - volgens Sjevarnadze's verklaring te Koeboel in januari 1987 - ‘de ruggegraat’ moest vormen. De oppositie kon alle regeringsposten krijgen... afgezien van de ministeries van defensie, binnenlandse zaken met inbegrip van politie-aangelegenheden, financiën, buitenlandse zaken én de beruchte geheime dienst, die de DVPA zich voorbehield. Deze politiek werd gepresenteerd als een uitdrukking van het nieuwe denken van het Gorbatsjov-tijdperk. Vergeleken met de Brezjnev-periode was het inderdaad een tactische wijziging, die echter geenszins betekende dat men het doel van het communisme opgaf. Reculer pour mieux sauter of zoals Najibullah zei: ‘we moeten ons terugtrekken om vervolgens de pieken van de Hindoe Koesh - het Afghaanse hooggebergte - te kunnen bereiken’. Het streven naar een coalitieregering in Kaboel herinnert sterk aan Stalins politiek in Oost-Europa na de Tweede Wereldoorlog.
De vervanging van Karmal door Najibullah, die de door Gorbatsjov gewenste koerswijziging in Afghanistan moest inluiden, heeft niet alleen geen einde gemaakt aan de tribale partijconflicten maar heeft ook binnen de DVPA de strijd tussen de fracties nog aangewakkerd. Op 4 mei 1987 verdween Karmal in feitelijke ballingschap naar de Sovjetunie: zijn aanhangers werden weggezuiverd op de vergaderingen van het politburo (juni 1987) en het centraal comité van de DVPA (oktober 1987). De Karmal-fractie, die zich tegen de politiek van nationale verzoening keerde, ging dan in de ondergrond met activiteiten die veel weg hadden van een terreurcampagne. Eind november 1987 werd Najibullah ook tot president gekozen. Dat de keuze uitgerekend op de partijleider viel was nogal verbijsterend: de keuze van de voormalige leider van de beruchte geheime dienst ondermijnde de geloofwaardigheid van de nationale verzoeningspolitiek. Voordien waren
| |
| |
wel enkele niet-partijleden benoemd tot plaatsvervangend staatshoofd (na het aftreden van Babrak Karmal was de post van staatshoofd vacant), tot hoofd van het Nationaal Front en in enkele andere, ceremoniële functies. Nu bleek men zich niet eens meer de luxe van een onbeduidende meeloper als staatshoofd te kunnen veroorloven. De uitbreiding van de macht van de partijleider was geen teken van sterkte maar van zwakte van het regime. in Kaboel.
Een belangrijk oogmerk van de zogenaamde verzoeningspolitiek was het terughalen naar Afghanistan van een aanzienlijk deel van de ruim vijf miljoen vluchtelingen die zich in Pakistan en Iran bevinden. De intensieve Russische bombardementen van de Afghaanse dorpen in de eerste jaren van de bezetting hadden die mensen op de vlucht gejaagd. Voor de Sovjetunie en de Afghaanse regering leverde die tactiek op korte termijn militair voordeel op, doordat ze het verzet beroofde van de steun van de bevolking. Maar op langere termijn had ze een averechts effect, omdat ze de verzetsorganisaties een onuitputtelijke bron van recrutering bezorgde. Uiteraard wist men in Kaboel dat de vluchtelingen na zeven jaar oorlogsmoe waren en dat zij in hun gastlanden steeds minder geliefd werden als concurrenten op de arbeidsmarkt. Na de afkondiging van de nationale verzoeningspolitiek keerden evenwel relatief weinig vluchtelingen terug. De door Kaboel meegedeelde cijfers zijn tegenstrijdig en niet hard te maken. De meeste regeringsberichten hebben het over ruim 80.000 mensen, nog geen twee procent van het totaal! Alles behalve een succes dus, vooral als men bedenkt dat nog in 1987 zo'n 50.000 mensen Afghanistan ontvluchtten.
Op de intensieve besprekingen van februari-maart 1987 raakten de onderhandelaars het eens over het tijdschema van de terugtrekking van de Sovjettroepen: het werd van 45 op 11 maanden gebracht. In de tweede helft van dat jaar ondernam de Sovjetunie een diplomatieke campagne om een eind te maken aan de jaarlijkse veroordeling van haar aanwezigheid in Afghanistan op de Algemene Vergadering van de VN. Vertegenwoordigers van de Afghaanse regering bezochten niet minder dan 66 Derde Wereldlanden om ze ertoe over te halen de door Pakistan ingediende resolutie niet langer te steunen. Daarop hebben Pakistan, de Chinese Volksrepubliek, de EG-landen en de VS vooral in Afrika de nodige moeite gedaan om de steun voor de Afghanistanresolutie niet te laten afbrokkelen. Op 10 november 1987 steunde een record aantal van 123 landen de eis van een onvoorwaardelijke terugtrekking van de buitenlandse troepen. Op internationaal vlak was het pleit zo goed als beslecht.
Intussen werd in de Sovjetmedia alsmaar openhartiger over Afghanistan bericht. Naast de stereotiepe berichtgeving over de successen van de natio- | |
| |
nale verzoening doken drie andere thema's op. Vooreerst was er uitgebreide aandacht voor (de ervaringen van) de oorlogsveteranen. Vervolgens werd erkend dat er nogal wat misliep met de nationale verzoening: het Russische publiek vernam dat de ‘contrarevolutie zeer sterk was’ en dat meer dan 100.000 ‘bandieten’ rond de steden legerden en zich onder de lokale bevolking schuilhielden. Tenslotte werden zonder omwegen vraagtekens geplaatst bij de Sovjet-aanwezigheid in Afghanistan: hoe lang moest die nog moeten voortduren? Op de moeilijkste vraag kreeg het publiek geen antwoord, de wijze nl. waarop de terugtrekking zou moeten plaats vinden. De Kremlinleiders hielden lange tijd vol dat de strijdkrachten pas teruggetrokken zouden worden ná de vorming van een regering van ‘nationale eenheid’ te Kaboel. Zoals bekend hebben zij inmiddels ook die zienswijze opgegeven. In de wandelgangen van het ministerie van buitenlandse zaken te Moskou werd het Afghaanse avontuur becommentarieerd als een ‘ramp’. Vóór de communistische machtgreep in 1978 die tot de Sovjet-inval leidde, hadden de Russen behoorlijk veel invloed in Afghanistan. Die ironie van de situatie was dat de moeilijkheden voor de Sovjetunie pas begonnen nadat de communisten in Afghanistan aan de macht waren gekomen: het onvermogen van de DVPA om haar eigen revolutie te dragen leidde tot de Russische bezetting in december 1979.
Op 8 februari 1988 kondigden Gorbatsjov en Najibullah aan dat de Sovjettroepen binnen het jaar zouden worden teruggetrokken. Op 2 maart 1988 begonnen de besprekingen in Genève in de verwachting dat spoedig een overeenstemming zou worden bereikt: Afghanistan accepteerde een tijdschema volgens hetwelk de eerste drie maanden de helft van de Sovjettroepen zouden teruggetrokken worden en uiterlijk na negen maand alle Sovjetmilitairen het land moesten verlaten hebben. Nog op 4 april legde Sjevarnadze de regering in Kaboel verschillende scenario's voor ten behoeve van een eventuele uitbreiding van de politieke basis van het Najibullah-regime. Na een gesprek in Tasjkent (7 april) met Najibullah verklaarde Gorbatsjov dat de laatste hinderpalen voor de ondertekening van de akkoorden opgeruimd waren. Op 12 april tenslotte kondigden de Sovjetunie en de VS aan dat hun ministers van buitenlandse zaken op 14 april de Akkoorden in Genève zouden ondertekenen.
| |
‘Het best haalbare resultaat’ (Córdovez)
Nog voor de Akkoorden van Genève goed en wel van kracht waren, werden ze al omstreden. Door in te stemmen met de terugtrekking van haar strijdkrachten had de Sovjetunie weliswaar een belangrijke struikelsteen wegge- | |
| |
nomen voor de verbetering van haar verhoudingen met de VS en de Westeuropese landen. Maar het uitblijven van enig duidelijk vooruitzicht op duurzame vrede in Afghanistan werd als hét zwakke punt in de gesloten overeenkomsten gezien. VN-bemiddelaar Diego Córdovez bleef er echter bij dat de akkoorden ‘het best haalbare resultaat’ waren geweest: hij was dan toch maar in zijn opdracht geslaagd om een regeling te treffen voor de terugtrekking van de buitenlandse troepen uit Afghanistan. Tegelijk gaf hij toe dat de akkoorden een viertal zwakke plekken vertoonden: ze voorzagen niet in een staakt-het-vuren tussen de strijdende partijen en waren tot stand gekomen zonder deelneming van de mujahedin; de wapenleveringen aan de strijdende partijen zouden onverminderd (kunnen) doorgaan en de politieke toekomst van het land was vooralsnog in het ongewisse gelaten.
Na de inwerkingtreding van de akkoorden merkte Córdovez nog op dat het de VS en Pakistan waren geweest die tijdens de onderhandelingen het Russische standpunt verworpen hadden: dat er eerst een overeenstemming moest worden bereikt over een breed verruimde regering in Kaboel. Moskou legde zich uiteindelijk neer bij de zienswijze van zijn tegenstanders dat ‘alles wel op zijn pootjes zou terechtkomen’ van zodra er een tijdschema voor de terugtrekking van de Sovjettroepen was vastgesteld. Córdovez suggereerde derhalve dat de VS eigenlijk alleen maar geïnteresseerd waren geweest in het vertrek van de Russen uit Afghanistan.
In meer dan een opzicht zijn de Akkoorden van Genève nogal curieus. Zo erkent Pakistan nog altijd niet ‘officieel’ het door de communisten gedomineerde ‘volksdemocratische’ bewind in Kaboel, waarmee het nochtans de overeenkomsten afsloot. De mujahedin - de eigenlijke tegenstanders van de regering en van haar machtige Russische bondgenoot - zijn nooit rechtstreeks betrokken geweest bij de onderhandelingen in Genève: om die redenen kon er in de akkoorden geen bepaling omtrent een wapenstilstand opgenomen worden. Het is bekend dat zowel Pakistan als de VS het door hen gesteunde verzet slechts in geringe mate controleren.
De strategische verhoudingen in alle buurstaten van Afghanistan zijn allerminst bevorderlijk voor een stabilisering van de relaties. De Sovjetunie is niet gebaat bij een sterk, niet door de communisten gedomineerd Afghaans regime. Pakistan vreesde en vreest gemangeld te worden tussen de Sovjetunie en zijn aartsvijand (en Sovjetbondgenoot) India: na de overwinning van India op Pakistan in 1971 is het land, ondanks de militaire en politieke steun van de VS en de Chinese Volksrepubliek, in militair opzicht nog zeer de mindere van zijn Indiase buur. Pakistan streeft naar rugdekking door redelijk goede betrekkingen met de Sovjetunie te onderhouden: in
| |
| |
Islamabad is men al tevreden zolang er maar geen pro-Russische Afghaanse stammen de ruimte tussen Pakistan en de Sovjetunie bevolken. Iran tenslotte, dat zijn invloed op de ruim vijftien procent sji'ietische minderheid in Afghanistan wenst te behouden, zit evenmin te wachten op een sterk regime in Kaboel. Alle buurstaten zijn dus voorlopig min of meer gebaat bij ‘Libanese toestanden’ in het arme, geteisterde land.
| |
De prijs voor een beperkt gezichtsverlies
Na negen jaar oorlog is er een einde gekomen aan de militaire aanwezigheid van de Sovjetunie in Afghanistan. Naar schatting werden 1,3 van de 16 miljoen Afghanen gedood, telde het Sovjetleger 15.000 gesneuvelden en ruim 37.000 invaliden, ontvluchtten 5 miljoen Afghanen hun land en zijn nog eens 1,5 tot 2 miljoen Afghanen in het eigen land op de dool. Via de Akkoorden van Genève slaagden de Kremlinleiders erin om de VS borg te laten staan bij de ordelijke uitvoering van de terugtrekking: de Sovjetsoldaten die nu alle uit Afghanistan verdwenen zijn, hebben zich kunnen terugtrekken in het kader van een internationale overeenkomst. Daarmee heeft Gorbatsjov in alle geval vermeden dat de aftocht uit Kaboel tot een zelfde smadelijke vlucht zou ontaarden als destijds het vertrek van de Amerikaanse GI's uit Saigon. Men mag dan ook aannemen dat zijn tegenstanders in de Sovjetunie hem niet zo makkelijk kunnen verwijten dat hij het ‘heilige Rusland’ tot een reus op lemen voeten heeft gedegradeerd. Bij de overgrote meerderheid van de bevolking bestond een consensus over de noodzaak om de ‘Russische oorlog’ in Afghanistan te beëindigen. De kans van een nieuwe ‘dolkstootlegende’ lijkt vooralsnog gering te zijn, wat niet in de kaart speelt van de Russische ultranationalisten die beslist niet vies zouden zijn van een rechtse back-lash na een ‘nationale vernedering’.
Maar daarmee is de kous niet af. In Moskou leven er nog vele vragen en heerst er een zekere ontreddering bij de midden-kaders van de CPSU. Die ontreddering betreft natuurlijk op de eerste plaats de vraag waarom de oorlog eigenlijk werd gevoerd. Het oorspronkelijke verhaal luidde dat de Afghaanse revolutie in gevaar verkeerde en dat de Sovjettroepen binnenvielen om de revolutie tegen agressie van buitenaf te beschermen. De Sovjetsoldaten vervulden in Afghanistan hun ‘internationale plicht’, zoals generaal Gromov, de opperbevelhebber van de strijdkrachten in Afghanistan, het nog eens herhaalde op 15 februari jl., toen hij als laatste Russische soldaat de Amurdaja-rivier overstak. Een geheel andere - de laatste tijd steeds vaker in het Kremlin gehoorde - versie zegt dat de Sovjettroepen Afghanistan
| |
| |
binnenvielen ‘om de veiligheid van onze zuidelijke grens te verzekeren’, wat ook de Pravda op dezelfde datum schreef.
Natuurlijk had de Sovjetunie in de periode 1980-1986 het Afghaanse verzet wel degelijk een beslissende klap kunnen toedienen, mits ze bereid was geweest de daarbij horende hoge prijs te betalen. Die hield in: een grotere troepenmacht en dus ook hogere verliezen van manschappen en materieel, en de permanente bezetting van heel het land, aangezien maar liefst tachtig procent van de Afghanen zich door jarenlange terreur niet lieten ontmoedigen of ‘bekeren’.
De Kremlinleiders hadden geen andere keuze dan: militaire escalatie of onderhandeling. In de uiteindelijke beslissing om niet te escaleren lijken een zestal elementen te hebben meegespeeld; de te verwachten negatieve, politieke gevolgen vooral in de Derde Wereld; de toenemende onrust in eigen land over de betrekkelijk hoge verliezen in de oorlog; de toenemende onrust onder de moslimvolken en niet het minst onder de ruim 50 miljoen mohammedanen in de Sovjetrepublieken; het jarenlange, gedwongen verblijf van de beste eenheden van het Sovjetleger in Centraal-Azië; de erkenning dat men het Afghaanse verzet als militaire factor in de jaren 1980-1984 had onderschat; en tenslotte de toegenomen militaire hulp van de VS via Pakistan.
| |
Doorslaggevende Amerikaanse wapenleveringen
Onder Gorbatsjov werd de verandering van de Amerika-politiek van de Sovjetunie een feit. Niet minder drastisch was de verandering van de Amerikaanse Afghanistanpolitiek van de afgelopen jaren. Na de invasie van december 1979 begon onder president Carter een steunprogramma voor het Afghaanse verzet in samenwerking met Egypte, Israël, Saoedi-Arabië, de Chinese Volksrepubliek en Pakistan. Het was de belangrijkste geheime operatie van de Carter-administratie, maar ze bleef tamelijk bescheiden van opzet. De mujahedin kregen geld van de Saoedi's, geweren, antitankwapens en mijnen van China, Egypte en Israël. Maar wapens tegen de oppermachtige Sovjetluchtmacht zaten niet in het pakket, evenmin als wapens om de Russische legerposten de baas te kunnen. Het toenmalige Afghanistanbeleid volgde de aanbevelingen van de Sovjetspecialist Hammond: het belangrijkste doel was niet de Russen te doen terugwijken maar hen te ontmoedigen om in de toekomst nog andere landen binnen te vallen. Onder de druk van het Amerikaanse congres veranderde dit beleid tussen 1984 en 1986 in een ‘win policy’: niet dat iemand geloofde dat het Afghaanse verzet het Sovjetleger uit het land zou kunnen drijven, maar aangezien de mujahedin het al vier jaar hadden uitgehouden, begon men in Washington te geloven dat
| |
| |
zij, met voldoende steun, in staat zouden zijn om de last of de pijn van de bezetting onaanvaardbaar hoog te doen oplopen. Het congres verdubbelde om het jaar het budget voor Afghanistan. Militaire steun aan de mujahedin werd een van de weinige onderwerpen van de buitenlandse politiek waarover in het congres vrijwel volledige eenstemmigheid heerste. Deze keer was het nu eens niet de republikeinse regering die het congres onder druk zette, maar net omgekeerd! In 1986 vond in alle departementen te Washington het Stinger-debat plaats over de levering van luchtdoelraketten, dat door de voorstanders van de levering werd gewonnen. In 1987 werd besloten ook mijnopsporingsapparatuur en 120 mm mortieren (waarmee legerposten konden aangevallen worden) aan het Afghaanse verzet te leveren. Na aanvankelijke aarzelingen hebben de VS dus steeds meer bijgedragen tot de ‘nederlaag’ van het circa 120.000 man sterke Sovjetleger. Hun interventie in Afghanistan geldt thans als het grootste en eerste, succesrijke (bedekte) ingrijpen van de CIA met het doel de Sovjetinvloed in de Derde Wereld terug te dringen. Over dit succes is men in Washington begrijpelijker wijze heel tevreden. Het is het eerste militaire succes van de ‘roll back’-strategie, zoals ze bijna 40 jaar geleden door de toenmalige minister van buitenlandse zaken, J.F. Dulles was geformuleerd. Voor het eerst, en dank zij de Amerikaanse militaire en humanitaire hulp, is aangetoond dat een communistische revolutie niet ‘onomkeerbaar’ is. In tegenstelling met wat men meer dan 40 jaar lang had aangenomen, is het dus niet waar dat de Sovjetunie, waar ze eenmaal vaste voet aan de grond heeft gekregen, zich niet meer laat wegsturen. Nu zou het erom gaan de fout van Vietnam niet over te doen door goedgelovig de achterdeur open te laten voor indringers die de Afghanen hun recht op zelfbeschikking kunnen afnemen. Daarom zouden de VS en Pakistan hun humanitaire, militaire en
politieke hulp moeten voortzetten.
De militaire hulp van de VS aan de mujahedin bedroeg in 1986 ongeveer 600 miljoen dollar, liep in 1987 op tot 725 miljoen en bedroeg in 1988 ruim 600 miljoen dollar. Daarvan kwam - ondanks diefstallen in Pakistan en Afghanistan en de interventies van het Sovjetleger - iets meer dan 70% bij het Afghaanse verzet terecht... en dat bleek genoeg te zijn. De VS leverden o.m. schoenen, slaapzakken, radio's, en zelfs computers. Maar het waren vooral de (in het ruige bergterrein per muilezel te vervoeren) 120 mm mortieren en de (van de schouder af te vuren) Stinger-luchtdoelraketten die de machtsverhoudingen grondig hebben gewijzigd. De raketten verdreven de Russische vliegtuigen en beruchte gevechtshelikopters boven grote delen van het door de mujahedin bezette gebied, wat een demoraliserende uitwerking had op de grondtroepen van het Sovjetleger, die het nu alleen met
| |
| |
onvoldoende artilleriesteun tegen de vijand moesten opnemen. Door betere training nam ook de militaire kennis en kunde onder de mujahedin toe en kwam het zelfs tot enige (lokale) samenwerking tussen de verzetsgroepen.
| |
Militaire en politieke aftocht
In 1987 was de militaire situatie voor het Sovjet- en regeringsleger zodanig verslechterd dat Najibullah medio januari 1987 een staakt-het-vuren aanbood aan het verzet. Dat werd verworpen. Het moreel van de mujahedin nam gestadig toe, niet in de laatste plaats omdat hun jarenlange smeekbeden om luchtafweergeschut eindelijk door de Amerikanen waren verhoord. Het verzet kon wat het na 1984 verloren had ten dele heroveren. De militaire activiteiten van de Russen en het regeringsleger concentreerden zich dan maar op het uitschakelen van wapenconvooien in de grensprovincies: maar de Stinger-raketten bemoeilijkten de inzet van mobiele commandotroepen. Het feit dat de meeste wapens ongehinderd de grens tussen Pakistan en Afghanistan passeerden bewijst tevens dat Najibullah er maar niet in slaagt om de Pashtoestammen van de grensstreek aan zijn kant te krijgen. Om de verliezen aan manschappen en materieel te drukken ondernamen de Russen over het algemeen geen grotere offensieven meer: zij beperkten zich tot de bescherming van de steden en de aanvoerwegen. Tachtig procent van het grondgebied lieten ze over aan het verzet.
Begin juli 1987 schreef de Sovjetpers dat het waarschijnlijk voorbarig was om over een doorbraak in de politiek-militaire situatie te spreken. Een week later erkende Gerasimov, woordvoerder van het ministerie van buitenlandse zaken te Moskou, dat het Afghaanse verzet een tijdelijk overwicht verkregen had. De Stinger-raketten hadden niet alleen grote delen van het luchtruim schoongeveegd, maar ook de kosten van de Sovjetbezetting aanzienlijk verhoogd. Volgens de meeste bronnen zou de Sovjetunie in 1987 om en bij de 300 vliegtuigen en 100 gevechtshelikopters boven Afghanistan verloren hebben. De kosten van deze vliegtuigen én van de opleiding van de bemanning worden geraamd op ruim 2 miljard dollar. Vergeleken met de 3 tot 4 miljard dollar die de oorlog voordien (naar schatting) per jaar had gekost, kwam dit neer op een verhoging van de kosten met 50% per jaar. De vervanging van de neergeschoten vliegtuigen en helikopters zou 30% tot 40% van de gevechtstoestellen van de Sovjetluchtmacht bedragen hebben. Doorgaan met de bezetting van Afghanistan betekende de grenzen van een beperkt conflict (het streefdoel van alle Kremlinleiders) voorgoed overschrijden mét de onvermijdelijke weerslag daarvan op de sterkte van heel de strategische Sovjetmacht. Die prijs was klaarblijkelijk te hoog.
| |
| |
Het vertrek van de laatste Russische soldaat uit Afghanistan markeert hoe dan ook tevens een politieke nederlaag, die haar uitwerking op de Oosteuropese volkeren en de moslims in de Sovjetunie niet zal missen. De Sovjetunie lijkt niet (meer) uit te zijn op het behoud van militaire basissen in Afghanistan: in de gesprekken met de VS werd deze kwestie niet eens opgeworpen. Zelfs tijdens de Golfcrisis, in 1987 en 1988, heeft de Sovjetunie geen gebruik gemaakt van haar basissen in Afghanistan om verkenningsvluchten boven de Golf uit te voeren. Op grond van al deze gegevens mag men allicht veronderstellen dat daarmee een punt werd gezet achter de Russische expansiezucht naar het zuiden en de Indische Oceaan, die een aanvang nam toen de tsaren in de achttiende en negentiende eeuw grote delen van Centraal-Azië annexeerden.
Het Afghaanse verzet dwingt bewondering af omdat het zich wist te handhaven tegen een enorme technische en numerieke overmacht. Als vrijheidsstrijders hadden zij een traditie te verdedigen. In 1842 dwongen zij de binnengevallen Britten tot de aftocht: in februari van dat jaar moest de Britse legermacht met heel haar tros de terugtocht over de Khyberpas aanvaarden. Slechts drie keer heeft het Sovjetleger zich, na de Tweede Wereldoorlog, uit bezet gebied teruggetrokken: in 1946 uit Noord-Iran, in 1955 uit Oostenrijk en dat zelfde jaar uit een marinebasis in Porkala (Finland). Wel was de terugtocht uit Afghanistan de eerste die onder het vuur van de vijand doorgang vond. Na de les die de Amerikanen in Vietnam leerden, was het nu de beurt aan de Sovjetunie: tegen een volksopstand is geen kruid gewassen.
De Sovjets laten een geruïneerd land achter. Zeventig procent van de landbouwgronden liggen er verwoest bij en het grootste deel van de veestapel is vernietigd: sombere toekomstperspectieven, als men bedenkt dat ongeveer tachtig procent van de bevolking van de landbouw leeft. In Afghanistan hebben de Russen dubbel zoveel dorpen met de grond gelijk gemaakt als de Amerikanen destijds in Vietnam. De VN, die het op zich hebben genomen om het Afghaanse volk bij de wederopbouw te helpen, staan voor een uiterst moeilijke taak. De complete chaos waarin de Sovjets Afghanistan achterlaten is ten volle te wijten aan hun inmenging in dat land. Toen zij in 1979 het land binnenvielen stond het communistische bewind in Kaboel al op instorten; zonder hun tussenkomst zou er zich een islamitische staat gevestigd hebben, wat tal van verzetsgroepen ook thans nastreven. Het diplomatieke succes van 15 februari 1989 (de voldongen ordelijke terugtocht) verliest veel van zijn glans als men bedenkt dat de Sovjetbezetting de fundamentalistische trekken binnen de vanouds tamelijk ‘liberale’ Afghaanse samenleving ten zeerste heeft aangewakkerd. Als er straks een sterk
| |
| |
islamitische staat uit de puinhopen oprijst, hoeft Moskou niet te klagen over de fundamentalistische vonken die naar de aangrenzende islamitische Sovjetrepublieken kunnen overslaan.
| |
Afghanistan: het kind van de rekening?
Leonid Brezjnev had zich in het Afghaanse avontuur gestort op het moment dat de VS tijdens de gijzelingscrisis in Teheran een beeld van onmacht en hulpeloosheid boden. De invasie in december 1979 leek het hoogtepunt te vormen van een zorgvuldig geplande, onophoudelijke geopolitieke machtsuitbreiding van de Sovjetunie in de richting van de Perzische Golf. Brezjnevs Afghaanse expeditie had een onmiddellijke weerslag op de Oost-Westverhoudingen: de ontspanning die in de eerste helft van de jaren '70 op gang gekomen was, viel plotseling stil. Nu Gorbatsjov voor de terugtrekking van het Sovjetleger heeft gezorgd, kan de draad van de ontspanning weer opgenomen worden waar hij destijds verbroken werd.
Het is allicht nog iets te vroeg om de Sovjetunie te gaan zien als een grootmacht die voortaan op een status quo aanstuurt. Maar de Sovjets hebben wel ervaren waar de grenzen liggen voor supermachten die in Derde Wereldlanden ingrijpen. In Afghanistan leverden de Kremlinleiders het bewijs dat zij in staat zijn om posities die in velerlei opzicht te ‘duur’ worden op te geven. Mede daardoor kunnen zij nu ten aanzien van het Westen zelfs de teugels vieren, zoals blijkt uit een aantal van hun voorstellen inzake wapenbeheersing.
Voor de wereldpolitiek is het einde van de Russische interventie in Afghanistan een teken van hoop.
Voor de Afghanen zelf zijn de vooruitzichten somber. Niemand kan of durft te voorspellen hoe de strijdende partijen het eens zullen worden. Hun wapenvoorraad, kortelings nog fors aangevuld, is groot genoeg om de burgeroorlog nog vele maanden te rekken. Hoe kunnen de ruim 5 miljoen vluchtelingen in die omstandigheden de terugkeer naar hun land wagen? Het communistische partijapparaat groeide van 8.000 leden in 1978 tot meer dan 75.000 thans. Toewijding en patriottische ijver kenmerken velen onder hen: zij beklemtonen dat zij het waren die het land gemoderniseerd hebben. Zullen de verzetsgroepen het inzicht en de kracht opbrengen om één lijn te trekken, zelfs als het bewind van Najibullah ineenstort? Een voortdurende burgeroorlog tussen moslimfundamentalisten, ‘volksdemocraten’ en traditionele stamhoofden als belangrijkste tegenstanders, is verre van denkbeeldig.
En er is meer: de VS lopen het gevaar op zeer directe wijze betrokken te raken bij deze burgeroorlog. Het leeuwenaandeel van de Amerikaanse wa- | |
| |
penhulp is immers de afgelopen jaren naar het fundamentalistische verzet gegaan. In het verleden vormden de fundamentalisten (die het Afghaans stammenstelsel willen vernietigen en een gecentraliseerde islamitische staat hopen te vestigen) een verwaarloosbaar klein deel van de Afghaanse samenleving. Dank zij de voorkeurbehandeling die zij tijdens de oorlog van buitenaf ontvingen, zijn ze een belangrijke rol gaan spelen. Wat de regeringen van Reagan en Bush ertoe bewogen heeft om op hun beurt aan de fundamentalisten de voorkeur te geven (en hun oren te sluiten voor de anti-Amerikaanse retoriek van deze bewegingen) is niet helemaal duidelijk. Dat de Amerikaanse hulp voornamelijk via Pakistan werd verstrekt, is daar ongetwijfeld niet vreemd aan. Vier van de zeven verzetsgroepen die vanuit Pakistan opereren zijn nl. van fundamentalistische signatuur.
Wat er ook van zij, een duurzame verbintenis van de VS met fundamentalistische en anti-westerse groepen in Afghanistan zou absurd zijn. Washington heeft de betrokken verzetsgroepen laten weten dat het de legitimiteit van het Najibullah-bewind in Kaboel niet accepteert en heeft hen aangemoedigd om een voorlopige regering te vormen: die zou door de VS erkend kunnen worden als blijkt dat zij het grootste deel van het land domineert.
In het Westen heeft men nog altijd geen eensluidend antwoord op de vraag: waarom eigenlijk Brezjnev en de zijnen tot de inval in Afghanistan besloten? President Carter meende dat zij het deden om dichter bij de olievelden in het Midden-Oosten te komen: die hypothese werd inmiddels verlaten. Velen menen nu dat zij het deden uit angst voor de Chinese Volksrepubliek en ook wel voor het moslimfanatisme in een buurstaat. De inwoners van de zes islamitische Sovjetrepublieken worden door Khomeiny geregeld opgeroepen om tegen Moskou in het verzet te gaan. Tijdens de anti-Armeense onlusten in de Sovjetrepubliek Azerbeidzjan sjouwden de betogers niet alleen de groene vlag van de profeet maar ook grote portretten van ayatollah Khomeiny met zich mee.
De Russische oorlog in Afghanistan wordt nu afgelost door een burgeroorlog: eerst tegen het communistisch regime in Kaboel, daarna tussen de verzetsorganisaties onderling. Mét Amerikaanse hulp zullen de fundamentalisten het waarschijnlijk halen: maar of de overgrote meerderheid van de Afghanen daar zo gelukkig mee moet zijn blijft de vraag. Het vertrek van de Russen uit Afghanistan blijft al met al een historische gebeurtenis in de geschiedenis van de Koude Oorlog, waar een van de belangrijkste impasses doorbroken werd. Maar het brengt geen vrede in het gebied tussen Kaboel en de Khyberpas.
|
|